Nieuwe vormen van kerkisme?
Dr. M.J. Arntzen, Bilthoven
25-02-11
Er zijn m.i. zorgelijke ontwikkelingen in ons kerkelijk leven, waardoor zeer waardevolle elementen van ons christen-zijn als het christelijke gezinsleven en het gereformeerd onderwijs te weinig aandacht krijgen en alles op het bord van de 'kerk als instituut' geschoven wordt. Op dr. A. Kuypers verbondsopvatting is kritiek te oefenen, maar van zijn opkomen voor gereformeerd onderwijs, gereformeerd politiek, gereformeerde vakbonden is m.i. onder ons teveel verloren gegaan. Wat betekent de trias - kerk, school en gezin - nog voor ons?
Kinderen en kerkdienst
In het Ned. Dagblad van 9 februari jl. stond een lezenswaardig artikel van Maurice Hoogendoorn, waarin betoogd werd dat de kinderen in onze erediensten, om het maar kort te zeggen, veel te kort komen. Verwezen wordt naar een inmiddels gehouden conferentie over deze materie. Maar verder is deze bijdrage een doorlopende klacht over het ontbreken van de aandacht voor kinderen. Martin Geeve zegt dat acht van de tien jongeren die nu nog naar de kerk gaan. de kerk straks verlaten. En dat zou komen, doordat er geen aandacht aan hen geschonken zou zijn, toen ze nog kind waren. Ze horen er gewoon niet bij. De diensten zouden zijn voor de volwassenen.
Je leest nog veel meer in deze bijdrage. Je zou ook diensten kunnen houden, lezen we, waarin alle generaties afzonderlijk aandacht krijgen. Maar dat lijkt me toch geen goede optie. Dan zou je ook diensten kunnen bepleiten voor armen en rijken, voor hoog en minder ontwikkelden, en ga zo maar door. Een eredienst is toch voor allemaal? We moeten horen, of we nu kind zijn, jong volwassen, volwassen of senior, dat we verloren zijn in zonde en schuld, dat we een Verlosser nodig hebben, om voor eeuwig gered te worden. En is dát niet een crisis in de prediking, dat we minder horen van zonde en genade. Ik heb de eeuwige dood verdiend en erf een eeuwig leven, door de zoendood van onze Heiland als we dit gelovig aannemen. Dat kan ook een kind begrijpen.
Kinderen en gezin
We laten verder veel in dit artikel onbesproken en maar wijzen nog op een ander gebrek in het geestelijk, christelijk en kerkelijk leven van onze dagen. En daarbij willen we erop wijzen, dat er niet alleen is een kerk als instituut, maar ook, om met dr. A. Kuyper te spreken, een kerk als organisme.
We bedoelen het volgende: Waar hoort een kleuter het eerst van de Here Jezus als Redder van zondaren? Juist, in de huiselijke kring, van een gelovige vader en ook moeder die bij de doop van hun kind plechtig beloofd hebben, ze op te voeden in de vrees van de Here. Dus het belangrijkste is niet, of ze knap zijn op school, veel vriendjes en vriendinnetjes hebben, of ze slagen in het leven, maar of ze de Here leren liefhebben. Wat is het ontroerend mooi als zo een jongetje in de klas spontaan reageert op de onderwijzer die "Wie heeft lust de Heer te vrezen" citeert uit de psalm, met: "Ik, meester".
Het is van belang, dat er goede erediensten zijn. Maar ook vooral, dat er gelovige ouders zijn, die het niet in de eerste plaats om carrière, of status te doen is. Ouders die graag kinderen krijgen en deze de Here leren kennen en dienen. Zoals Jozua zei: "Ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen"[1].
Kinderen en scholen
Laten we in dit verband ook niet het belang van gereformeerde, in elk geval positief christelijke scholen vergeten. Er is in het verleden een schoolstrijd geweest. Daarbij hebben christelijke politieke partijen in het parlement vele jaren zich ervoor ingezet, dat gelovige ouders hun kinderen naar scholen konden sturen, waarin ze hoorden, dat ze net als hun ouders, aan God, de Vader van onze Here en Verlosser, gehoorzaam moesten zijn. En dat het mooi is deze Here te dienen. Dat je zo alleen eeuwig gelukkig kunt zijn.
Prof. De Bruijne zei onlangs, dat het christelijke partijen alleen om macht te doen was. Nu is natuurlijk de christelijke politiek ook wel eens ongelukkig geweest. Maar De Bruijne miskende zo dat het onze voorouders en de tegenwoordige nog verzuilde generatie erom te doen was, de Here te dienen op alle terrein van het leven. De Bruijne drijft dat terug naar de kerk als instituut en dat betekent een verarming van ons geestelijk en christelijk leven.
Het is nog niet zo lang geleden, dat er in vrijgemaakt gereformeerde kring echt offers gebracht werden om de kinderen goed gereformeerd onderwijs te geven. Echt je iets daarvoor ontzeggen, bijvoorbeeld minder duur met vakantie gaan of helemaal niet. Is dat tegenwoordig nog zo?
Waar leerden we onze Heiland goed kennen? Toch vooral bij de meester of de juf die zo goed en bezield bijbelse geschiedenis kon vertellen en de vaderlandse geschiedenis uit de zestiende eeuw?
Kerkisme
Door al dat onderwijs begreep je als kind de preken ook vaak beter. Natuurlijk moet een predikant zich er voor inspannen, dat ook de kinderen in de dienst wat meekrijgen. Dat je duidelijke en begrijpelijke taal spreekt. Maar als je alles op het bordje van de kerk als instituut plaatst, krijg je een nieuwe vorm van kerkisme. Niet in de zin van 'er is maar één enkel kerkverband dat waar is en al het andere is valse of scheurkerk'. Maar een kerkisme waar we steeds minder aandacht schenken aan de triangelgedachte waarin gezin, school en kerk samenhangen en op onderscheiden wijze de verantwoordelijkheid m.b.t. de geloofsopvoeding waarmaken. Een hedendaags kerkisme dat hierin alles van de kerk verwacht en het ook grotendeels aan haar wil overlaten.
Waakzaam
Alles overwegende lijkt het ons ook van groot belang, dat de gezinnen, de gelovige ouders waakzaam zijn naar onze scholen toe, dat ze erop letten, dat er leerkrachten worden benoemd, die achter het schriftuurlijk belijden staan. Bij het basis onderwijs, maar zeker ook bij het voortgezet onderwijs en aan de hogescholen en universiteiten. Anders verslapt en verwatert het onderricht, onder invloed van de tijdgeest, die ook bij ons slachtoffers maakt. En dat men er niet voor terugdeinst, docenten die afwijken in leer of leven, na ernstige waarschuwingen te ontslaan, als het echt niet anders kan.
Wijsbegeerte der wetsidee
We moeten in dit verband ook niet vergeten de arbeid van de calvinistische wijsbegeerte, vooral in het beginstadium. We kunnen daarvoor de studies van Prof. H. Dooyeweerd en D.H.Th Vollenhoven lezen. Het gaat me daarbij om die wijsbegeerte in haar begintijd, niet in de latere ontwikkelingen, met schriftkritische tendenzen.
Dooyeweerd onderscheidde wetskringen, kringen die elk hun eigen wetten hebben. De hoogste was de geloofskring. Dan was er een kring voor het ethische, de levenshouding. En ook een kring voor het sociale en economische. Dat alles had een centrum in het hart. Het hart dat op God gericht is. Zo had je een venster op de eeuwigheid en kon je de Here dienen op alle terreinen van het leven. Dat laatste, op alle terreinen van het leven, was echt een Kuyperiaanse leus. Dat is in de calvinistische wijsbegeerte, ook wel de wijsbegeerte der wetsidee genoemd, uitgewerkt.
Zo kreeg je wel goede onderscheidingen. De kerk, in haar prediking, gaat zich dan niet met allerlei concrete sociale kwesties bemoeien, bijvoorbeeld of een bepaalde staking geoorloofd is of niet. De kerk geeft wel als geloofsinstituut de richtlijnen aan. Zo zal een kerk als instituut, in de prediking niet kiezen voor monarchie of republiek, voor een bepaalde loonsverhoging of bezuiniging of niet. Daarvoor zijn er christelijke vakbonden.
Zien we het goed, dan is er, onder invloed van de tegenwoordige leiding, ook in de GKv kerken, minder hart voor het beleven van het christelijk geloof op alle levensterreinen en het versmallen tot de strijd op strikt kerkelijk terrein. En dan blijven allerlei pogingen die men voorstelt, lapwerk, als bijvoorbeeld trainingsavonden voor de ouders.
Alles hangt ook samen met een meer ingezonken geestelijk leven, een ontluisteren van de erediensten, waarin veel kabaal wordt gemaakt, waar allerlei mensen zo nodig moeten vertellen van hun ervaringen, en waar diepe eerbied voor de God van alle genade zoek is. Waar over zonde en genade niet of nauwelijks meer gesproken wordt.
Ontwaakt, gij die slaapt en sta op uit de dood, en Christus zal over U lichten. (Efeze 5:14)