Printen

Eeuwig verbond (1)

 

N. van Dijk

02-12-17

 

In een aantal artikelen in het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) schrijft dr. P. de Vries over ‘de ware kerk’. Hij laat zich daarin op zeker moment kritisch uit over het gedachtegoed van de GKv. En ook in andere (wat meer bevindelijke kringen) is nogal eens de term ‘verbondsautomatisme’ te horen als het gaat over de GKv.

In zijn artikelen zegt dr. De Vries zijn catechisanten altijd te hebben voorgehouden dat de Hervormde Kerk 'Gods planting in Nederland' is. Reden voor hem om niet mee te gaan in de PKN was dat de kerk niet op de gereformeerde belijdenis kan worden aangesproken. Met Guido de Brès zegt hij dat de ware kerk dáár is waar de Bijbelse prediking is. Het gaat dan om ‘de prediking van de ene Naam (Jezus Christus), de twee wegen (brede en smalle) en de drie stukken (ellende, verlossing en dankbaarheid)'.

 

De Vries heeft nooit beweerd dat de HHK het meest zuiver was of is. Als hij het woord zuiver voor een kerk gebruikt dan denkt hij aan haar belijdenis. Dan volgt er de kritische noot over de GKv.

 

“Binnen de ene kerk van de gereformeerde gezindte heb ik meer geestelijke vrienden dan in de andere. Ik moet eerlijk zeggen dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt mij nooit hebben bekoord. De kerkelijke hoogmoed aan de ene kant en de vanzelfsprekendheid waarmee men ervan uitging dat eigen leden kinderen van God waren gaven een grote vervreemding. Verdrietig vind ik dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt inmiddels helemaal op drift zijn geraakt. Positieve zaken die er gevonden werden als trouw aan het gezag van de Schrift gaan overboord. Vroeger werd alom in tweede diensten op zondag de Heidelbergse Catechismus als leidraad voor de prediking gevolgd. Dat begint nu meer uitzondering dan regel te worden”.

 

Er is nergens een kerk te vinden die zonder vlek of rimpel is (ook woorden van dr. P. de Vries). Toch lijkt het goed om wat te citeren uit ‘Een eeuwig verbond’ van J. Kamphuis.

 

In een interview van Wapenveld met Martin Ros (jrg. 45, nr.4) werd op een gegeven moment aan Ros gevraagd of uiteindelijk het hele christendom wel wat oplevert dat geschikt is voor een serie als Privé-domein. Het antwoord van Ros (“destijds fenomeen in de uitgeverswereld en de meest van ‘boeken bezetene’ die Nederland rijk was, en grondlegger van de boekenreeks Privé-domein”) luidde:

 

"Niet als je het over de theologen en predikanten hebt, nee. Hooguit denk ik aan Van Ruler, maar die heeft geen autobiografische stukken geschreven. Hoera voor het leven van Buskes is een fraai boek, maar geen literatuur. Maar wat had ik graag een autobiografie willen lezen van Klaas Schilder! Schilder, dat is jammer dat die niets geschreven heeft, dat was wat geworden. Of neem de grootste Schilderiaan van de laatste jaren, J. Kamphuis. Dat vind ik een groot man. Van Ruler had altijd grote belangstelling voor de bevindelijken, en ook Kamphuis heeft een bevindelijke achtergrond."

 

Het ‘eeuwige’ karakter van het Verbond was de inzet bij het schrijven van ‘Een eeuwig verbond’ (1984)  toen “de strijd moest worden gestreden om de doop – teken en zegel van dit Verbond – en om zijn èchtheid, ook voor de kinderen”.

In zijn publicatie behandelt Kamphuis ook het religieus subjectivisme van de 19e eeuw. Steeds weer hebben de Gereformeerde Kerken de confrontatie met het religieus subjectivisme moeten aangaan. Het rechtzinnig Nederland had in de vroege 19e eeuw het brongebied in het piëtisme en de mystiek. Kamphuis citeert ‘begenadigde’, één van Schortinghuis’ personen in de samenspraken (rond 1740), hoe hij

 

"die dierbare ontdekkinge der vijf Nieten by eygene bevinding enigsinds (leerde) kennen. Ik wil niet. ik kan niet. ik weet niet. ik heb niet en ik deuge niet".

 

In zijn boek Van Dordt tot ’34 laat A. Janse zien hoe

 

"tegenover het steeds killer wordende rationalisme in de ‘Grote kerk’ de gelovigen die ‘de oude waarheid’ bleven zoeken, hoe langer hoe meer in deze lijdelijkheid werden gestuurd door de ‘oude schrijvers’ en vooral door wie die lijnen nog doortrokken in het vrome gezelschap, waarin men onderlinge stichting zocht en een warmte vond die in de officiële kerk (ook als er orthodox werd gepreekt!) allang verdwenen was omdat het levende Woord in die prediking geen macht meer was. Maar de warmte die men zocht, werd hoe langer hoe sterker de gloed van de bevindelijkheid. Het verhaal van Gods grote daden in Jezus Christus werd tot het verhaal van de wedergeboren ziel. De zekerheid van het geloof moest in vele gezelschappen de wijk nemen voor de zekerheid van de bevinding, een zekerheid die de mens dan zou moeten verkrijgen in de weg van het zelfonderzoek".

 

De zekerheid van het geloof, gegrond in ‘de waarachtigheid van het Verbond’, zoals gepreekt door mannen als D. van Dijk, A. Janse en K. Schilder werd wantrouwend bekeken.

In zijn toespraak De toekomst van onze kerken (1943) waarschuwde J. H. Bavinck:

 

"er gaat iets verloren van de innigheid en van de vroomheid, die onze vaderen eigen was".

 

Kamphuis was ervan overtuigd dat

 

"reformatie en het subjectivisme in de grond van de zaak vreemd zijn aan elkaar en dat deze twee wel in botsing moeten komen. En zoals altijd verdenkt het ‘vrome’ subjectivisme de reformatie, die zich op het Woord, dat van buiten tot ons komt, richt, van religieuze oppervlakkigheid"…..

 

Wordt vervolgd