Printen

Eeuwig verbond (2)

 

N. van Dijk

23-12-17

 

Vooral in bevindelijke kringen was er vaak te horen dat er in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt sprake was van verbondsautomatisme, er zou een valse geruststelling gekweekt worden. Prof. J. Kamphuis heeft in zijn boekje Een Eeuwig Verbond duidelijk gemaakt dat het ook bij de Vrijmaking in 1944 ging om de strijd over het Verbond. Een strijd om te blijven vasthouden aan het geloof op de belofte van het Woord van God.

In onze tijd, waar gevoel en ervaring erg centraal staan, is ook het (s)preken over het verbond afgezwakt, en wordt er weer meer de nadruk op gelegd dat er met de mens toch echt het één en ander moet gebeuren. Waar deze accenten te sterk worden kunnen er ook weer eenzijdigheden ontstaan.

 

Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat een leerling van Luther één van zijn felste critici werd. In ‘Protestants Nederland’ (oktober jl.) schrijft dr. K. van der Zwaag over Thomas Münzer, een oud-leerling van Luther. Aanvankelijk behoorde hij tot de kring van reformatorisch gezinden rond Maarten Luther, maar hij ontwikkelde zich tot één van de hoofdfiguren van de zogenaamde radicale reformatie. Münzer oriënteerde zich steeds meer aan een traditie van mystieke vroomheid.

 

“De oorzaak van het verval van de christenheid ziet hij in het ‘ingebeelde’ geloof. Dat is een geloof dat van buiten komt, en niet in de afgrond van de ziel wordt geboren. Het is volgens Münzer niet genoeg om het geloof op de belofte van het Woord van God te gronden, maar de ware weg is die van de navolging van Christus door lijden en aanvechting. De Schrift is zonder de ervaring van de eigen onmacht en de Godsverlating een “dood ding”, een letter die doodt. Münzer oordeelde dat Luther het ervaringsaccent steeds meer afzwakte en de mening heeft aangehangen dat alle mensen gerechtvaardigd zijn. Luther is de valse profeet die als theoloog niet begrijpt wat het ware geloof is. Hij sloeg door in hoogmoedige veroordeling van hen die niet zo ‘diep geleid’ waren als hij. Zijn kritiek op Luther en de zogeheten schriftgeleerden droeg het karakter van een onbijbels spiritualisme dat helaas in elke eeuw weer zijn kop opsteekt”.
 

***

In hetzelfde tijdschrift, Protestants Nederland’, is een artikel te lezen over prof. dr. A. van de Beek ‘Protestantisme verdampt vanzelf’. We lezen zijn gedachten over Rome en Reformatie. Het liefst zou Van de Beek Rooms-Katholiek worden, maar dan wel met z’n allen. Ook al zijn er nog wel wat geschilpuntjes met Rome, maar

 

“Ze zijn weinig cruciaal vergeleken met de zorgen die hij heeft met betrekking tot de protestantse traditie. Die betreffen allereerst de nadruk op de persoonlijke betrokkenheid bij het geloof ten koste van de gemeenschap. Als bij Luther en Calvijn persoonlijke noties doorklinken heeft dat alles te maken met het gegeven dat het geloof volgens hen niet afhangt van de priester die absolutie verleent. Het heeft niets te maken met wat we subjectief ervaren of voelen. Bij de Reformatoren gaat het om heilsbemiddeling voor de gemeente.

Ten tijde van de Nadere Reformatie veranderde dat. De zogenaamde oude schrijvers van de Nadere Reformatie gingen een kloof creëren tussen het heil en het delen in/ervaren van het heil door de gelovige. Bij de Reformatoren zelf speelde de toe-eigening van het heil geen rol. De vraag van Luther: hoe krijg ik een genadige God, was een principieel andere dan: hoe kan ik delen in het heil. Het subjectivisme in het protestantisme noemt Van de Beek een groot gevaar: ‘Als het van de gelovige af moet hangen wordt het niets’”.

 

***

In het Nederlands Dagblad van 31 oktober schrijft ds. Piet Houtman een artikel Wat minder wroeten in onszelf. Bij de herdenking van vijfhonderd jaar Reformatie gaat het om de rechtvaardiging van de goddeloze.

 

“Vanaf Augustinus hebben we naar onszelf gekeken en gepeild naar de diepte van onze zondige aard. Dat zelfonderzoek en die concentratie op onze zondigheid waren altijd weer nodig. Telkens kwam er weer zelfvoldaanheid, gearriveerdheid, of een enthousiasme waarin men geloofde in principe boven de zonde uit gekomen te zijn. Het afdalen in het zondige zelf, hoe legitiem en bijbels ook, was toch vaak een reactiebeweging.

En vandaag, nu de kerk weer een minderheid is, doen die schaduwkanten van die eenzijdige benadering zich op nieuwe manieren voelen”.

 

Het viel de predikant, die werkzaam was in verschillende kerken in de Derde Wereld, op dat broeders en zusters daar lang niet zo tobben over zichzelf.

 

“De spits van het evangelie is dat Jezus Christus zonde en dood overwon en regeert in hemel en op aarde. De genade regeert. God komt om te oordelen, maar er is redding van dat oordeel. Verlossing vinden we niet in het afdalen in onszelf, maar in een nieuwe gerichtheid op Hem: Hij doet het – dat gaan we dan zien, dat gaat voor ons leven. Dat is de grote ontdekking van Luther."

 

***

In Een Eeuwig Verbond schrijft Kamphuis over het ‘sola fide’ van de reformatie.

 

“Toen Luther de wekroep liet horen om te leven uit het geloof in Gods genadige belofte alléén, richtte voortdurend de spits van de bestrijding zich tegen dit ‘alleen’. Het ‘sola fide’, ‘sola gratia’, ‘solus Christus’, heeft verzet opgeroepen. Het heeft de beschuldiging losgemaakt van eenzijdigheid, van verabsolutering. Want men zag geen plaats meer ingeruimd voor de mens en zijn vroomheid, zijn vrome prestatie. En uit welke hoek het verzet ook komt, het keert zich altijd tegen het ‘alleen’ van de reformatie. Bij de roep om zelfonderzoek (zoals gehoord werd tegen de reformatorische beweging in de Gereformeerde Kerken) óf men wel een gelovige is en óf men wel bij het Verbond van God behoort, werd de mens evenzeer op zichzelf teruggeworpen als in de roomse leer van de verdienstelijkheid van de goede werken of ook in de ‘bevindelijkheid’ van de doperse geestesstroming.

 

Wie de worggreep van dit subjectivisme aan den lijve heeft ondervonden als hij zondags in de kerk ná alle prediking van het ‘objectieve’ heil naar zichzelf werd terugverwezen om in eigen ziel de laatste vastheid te vinden én wie dan, vaak, in hetzelfde kerkgebouw in een volgende kerkdienst het Evangelie van Gods waarachtige belofte-woord hoorde verkondigen (zoals mij is vergaan en vele van mijn leeftijdgenoten), die wist dat hier een keus moest worden gemaakt (nog helemaal afgedacht van de kerkelijke keus van de Vrijmaking), en dat ter wille van het leven. We kwamen daar in de kleine dorpskerk onder deze verkondiging oog in oog te staan met de levende God in de trouw van zijn Verbond, in de waarachtigheid van zijn spreken in belofte en in roeping. Ook toen al klonk de verdachtmaking dat hier de bevinding de vernieling inging. Maar het gelóóf ook in jonge aangevochten harten ervoer de grote bevrijding. Wij zijn in de vrijheid van Christus gesteld, niet door één of andere kerkelijke actie, maar door déze prediking, die concreter dan we ooit hoorden de werkelijke zonden aanwees, maar die tegelijk met de oproep van ‘geloof alléén’ onvoorwaardelijk de vrijspraak voor zondaren verkondigde”.