Signalen 64
R. Sollie-Sleijster
31-03-18
‘Weet je dat je een prinsje bent?’
De Nieuwe Koers – januari 2018 - Via Nader Bekeken – maart 2018:
Wees geen curlingouders! Persrevue door ds. Perry L. Storm
Ouders zijn geneigd (net zoals bij curling de baan met bezems wordt geëffend) het levenspad van hun kind vrij te houden van tegenslag. De kinderen en jongvolwassenen worden gepamperd, waardoor ze niet met tegenslagen en gebrokenheid kunnen omgaan. Ze dreigen te bezwijken onder de gewekte hoge verwachtingen over zichzelf.
‘Die softe benadering van het kind heeft tot gevolg dat kinderen volledig hun gang gaan en vaak nauwelijks meer te hanteren zijn in de klas. Op de pabo en de lerarenopleiding zie ik in sterk toenemende mate stress en zelfs burn-out vanwege zeer grote gedragsproblemen in de klas.’
Dit stelt Ewald Mackay, historicus en filosoof, in een interview met De Nieuwe Koers van januari 2018. We kunnen volgens hem zelfs van infantocratie spreken. Het kind staat centraal en de ouders voegen zich naar hem. De omgekeerde wereld. Hij vervolgt:
‘Als we niet stoppen met de infantocratie gaan we de beschavingsloosheid tegemoet. Ik zou tegenover dit alles willen stellen een opvoeding van liefdevolle gestrengheid. Wijd het kind in in de grote wereld en in de echte wereld, op een robuuste maar tegelijk tedere manier.’
Ook in de kerk ontstaan struikelblokken. Mackay:
‘Struikelblokken qua leer, godsbeeld en liturgie worden steeds vaker weggenomen, zodat het geloofsleven voor jongeren er wat makkelijker en aantrekkelijker op wordt.’
Geen Jip-en-janneketaal gebruiken
‘Wij zijn geroepen hen in te wijden in de geloofswereld op een heilige, waardige en diepe manier. (-) We moeten niet alleen maar diep neerbuigen naar de kinderen, maar we moeten hen, terwijl we wat neerbuigen, omhoogheffen, de berg op. (-) De kinderen hebben behoefte aan oorspronkelijk denkende, sterke en tedere volwassenen die de kinderen inwijden in het gevecht van alle generaties.’
‘Ze zijn pareltjes, en niet alleen dat, maar ook nog eens in Gods hand, zo horen we.
Maar dit positieve godsbeeld moet er niet in ontaarden dat we onze kinderen gaan zien als pareltjes of prinsen in religieuze zin. Voor je het weet wordt je godsbeeld dan ook dat van de eindeloos permissieve vader van de huidige tijd. Onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren en in hen, net als in ons, openbaart zich al jong het kwaad. In de kerk mag dat best vaker gezegd worden. Het is goed om dat kwaad tegen te gaan, ook als het zich aandient in de vorm van brutaliteit of gebrek aan besef van heiligheid. (-) De diepe pedagogische buiging van ouders naar hun kinderen kan niet zonder gevolgen blijven voor de godsdienstige volwassenwording van de tieners vandaag. Jongeren blijven daardoor in geestelijke zin langer infantiel’.
Ook Els van Dijk, directeur van Evangelische Hogeschool Ede, is van mening dat het in de kerk wel wat meer mag schuren.
‘Je hoeft niet alles te begrijpen wat er gebeurt. (-) Zijn we als ouders zelf ook niet besmet met het virus van alles moet leuk en fijn zijn? Hoe kunnen we jongeren voorleven dat we op aarde zijn voor meer dan ons eigen gevoel en welbevinden Dat vind ik urgente vragen.’ (-)
‘Onze maatschappij zegt tegen de tieners: schrijf je eigen verhaal. Maar dat vinden ze doodeng. Want ze moeten het zelf doen. En, als dat verhaal mislukt, is hun leven mislukt. Ze raken gestrest, voelen zich eenzaam en waardeloos. Het evangelie spoort niet aan tot een succesvol leven, maar tot een vruchtbaar en waardevol leven. Daarin moeten volwassenen hen voorleven, meer dan nu gebeurt.’
Wie ben ik als ik preek?
Nader Bekeken – maart 2018
In twee vorige artikelen heeft dr. Pieter Boonstra uitgelegd wat het verschil is tussen de oude en de nieuwe hermeneutiek (eerste artikel) en hoe de nieuwe hermeneutiek naadloos op het spoor van vrijzinnigheid aansluit (tweede artikel). Er is geen tegenweer meer.
In dit nieuwe artikel bespreekt de predikant een uitloper van de nieuwe hermeneutiek aan de hand van een proefschrift door Marinus Beute aan de TUK: Wie ben ik als ik preek? (ondertitel: ‘Bronnen en herbronning van het homiletisch zelfbeeld’).
Dr. Boonstra bespreekt eerst het proefschrift, hoe de persoon van de predikant tegenwoordig als hindernis voor de verkondiging wordt gezien. En hoe daarop een reactie komt die benadrukt dat de persoon van de predikant wezenlijk is voor de verkondiging. Nog een opvatting is dat de predikant iemand is die tekst en hoorder met elkaar in gesprek laat gaan. De predikant staat naast de hoorders.
Beute wijst op Paulus, de gezondene. Hij typeert dit als een dubbele dienstbaarheid, zowel aan de Heer, als aan de hoorders om hen het evangelie te verkondigen.
De predikant vandaag participeert in de missie van Christus naar deze wereld. Hij is opgenomen in het krachtveld van de Geest en mag zichzelf zien als onderdeel van het preekproces als geheel.
De Bijbel
De gedachte dat er Iemand achter je staat die groter is dan je zelf, kan rust geven. Maar Beute verbindt dit met de zgn. dramametafoor. De Bijbel wordt als een script gezien. Het drama bestaat uit vijf aktes (N.T.Wright – zie ook artikelen in Nader Bekeken februari/maart 2017, resp. door Sipke Alserda en Dolf te Velde): schepping, zondeval, Israël, Jezus Christus, kerk. De vijfde akte (na de hemelvaart van Christus tot zijn terugkomst) is nu aan de gang.
Beute stelt dat de Bijbel verhalen en betogen aanreikt die vragen om uitwerking in het leven van een christen. Daarbij moeten alle menselijke vermogens, zoals intellectuele, verbeeldende, spirituele, zintuiglijke en praktische, ingezet worden (blz. 19-21). Beute ziet de Bijbel als een groendruk, er moet geïmproviseerd en uitgewerkt worden, onze creativiteit is vereist. Bij een blauwdruk liggen de zaken vast.
Maar hiermee verschuift de aandacht van wat de tekst zégt naar wat de tekst dóet.
De Bijbel wordt meer gezien als bron dan als norm.
De predikant
Daarmee verandert de rol van de predikant van iemand die de gemeente met gezag vanuit de Bijbel onderwijst en vermaant, naar iemand die vanuit het script de Bijbel zo goed mogelijk uitvoert. Het Woord is wat met gezag tot de hoorders komt en vraagt om ‘in waar geloof aangenomen te worden’.
Boonstra vraagt of het binnen die dramametafoor wel mogelijk is om de rol van de predikant te verbinden met het beeld dat Paulus geeft van de prediking als een participeren in de bediening van de verzoening. De dramametafoor zèlf vraagt om herbronning, zo benadrukt dr. Boonstra.
Hij hoopt dit nog eens met de promovendus te kunnen bespreken.
Samenwerkingsgemeenten CGK, GKV en NGK ervaren vaker knelpunten
RD 26/3/18
Zaterdag bleek tijdens een deputatenoverleg eenheid (DOE), dat kerkelijke verschillen op landelijk niveau de verhoudingen in samenwerkingsgemeenten van Christelijk gereformeerden, Vrijgemaakt gereformeerden en Nederlands gereformeerden onder druk zetten.
Drie problemen zien de deputaten.
Het eerste pijnpunt is het besluit van de CGK-synode om niet meer mee te werken aan de oprichting van de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU).
Het tweede pijnpunt is dat afgevaardigden uit een samenwerkingsgemeente geen stemrecht hebben op meerdere vergaderingen in het CGK kerkverband.
En het derde pijnpunt is de vrijheid van plaatselijke gemeenten om besluiten te nemen die van het landelijke beleid afwijken. Plaatselijke CGK-gemeenten moeten in het vervolg de minst verstrekkende kerkorde aanhouden. Zo wordt o.a. een blokkade tegen vrouwelijke ambtsdragers opgeworpen.
Deputaten uit de drie kerken nemen de knelpunten mee naar de respectievelijke synodes, die vervolgens moeten aangeven hoe hiermee om te gaan.
Theologenblog: Liever lokaal dan landelijk
RD 26/3/18
Ook Eric Peels, oudtestamenticus aan de TUA, schrijft een blog over de ontwikkelingen op lokaal niveau in verband met landelijke trends.
Hij ziet bij de stemming voor gemeenteraden de afgelopen week de ‘lokalen’ winnen ten opzichte van de landelijke partijen. Politiek gezien kunnen lokale besluiten schuren met de belangen van andere gemeenten en/of de landsbelangen. Hij hoopt dat een blik over de grenzen van de eigen gemeenten heen kan worden geworpen.
Peels wijst erop dat dit verschijnsel binnen de kerken al veel eerder plaatsvond. De tanende trouw aan het eigen kerkverband en een snel afnemende interesse voor landelijke toog- of schooldagen begon al zo’n 25 jaar geleden. Plaatselijk en landelijk groeien de kerken uit elkaar. Wat op generaal-synodaal niveau gebeurt is minder belangrijk geworden, als we het plaatselijk maar goed hebben.
Geen independentistisch kerkmodel
De oorzaken ziet de hoogleraar liggen in het minder belangrijk worden van grote verhalen over het ontstaan en het recht van bestaan van het eigen kerkverband. Ook in het meer samenwerken met andere kerken en doordat we als kerken een steeds kleiner wordende minderheid vormen.
Verder is er teleurstelling over de synodes: ‘Ze doen maar wat.’ En: ‘in onze gemeente willen we vrijheid om de dingen zelf te regelen’.
Wel begrijpelijk, maar niet goed! Juist om eenzijdigheden in plaatselijke gemeenten te voorkomen is in het verleden niet tot een independentistisch kerkmodel besloten, maar tot het aangaan van een kerkverband. Zo kan bij problemen hulp worden geboden. Ook zaken als het opleiden van dienaren des Woords of bijv. zendingsactiviteiten kunnen gezamenlijk worden geregeld.
Samenwerkingsgemeenten
Maar het kan gaan schuren als de lokale gemeente een nauw samenwerkingsverband met een andere kerk aangaat en de synodale besluiten van de beide kerkverbanden uiteenlopen of botsen.
De hoogleraar hoopt maar dat de synodes en de lokale gemeenten bezonnenheid opbrengen om zo goed mogelijk gestalte te geven aan het uitvoeren van synodale besluiten. En dat net als bij de landelijke trend op politiek gebied, de lokalo’s beschikken over een blik die over de grenzen van de eigen gemeente heen kan en wil kijken.