Printen

Interreligieuze relaties en de uitdaging van multiculturalisme 2

 

Prof. dr. C. van Dam

04-05-19

 

In het eerste deel van dit artikel dachten we na over de vooronderstellingen van het multiculturalisme, het belang van een natie en de principes die God aan het multiculturele Israël gaf voor het omgaan met “buitenstaanders”. Nu denken we na over hoe de Bijbelse principes in onze eigentijdse context kunnen worden toegepast. Daartoe zullen we eerst het belang van een nationale identiteit bekijken en dan proberen de belangrijkste principes toe te passen, die leidinggevend waren voor Israël bij haar multiculturele uitdagingen. Tenslotte zullen we kort overwegen hoe we, gezien de huidige moeilijkheden met interreligieuze relaties en multiculturalisme, hierin verder kunnen gaan.

 

Het toepassen van Bijbelse principes

 

Het belang van een Nationale Identiteit

 

De toevloed van grote aantallen immigranten in westerse landen en de nadruk op multiculturalisme hebben als gevolg gehad, dat de nationale identiteit van landen erodeert en minder waardevol wordt geacht. (1) Dit vormt een probleem voor de eenheid en cohesie van een natie. Omdat een natie-zijn een Bijbelse notie is, heeft de overheid de plicht het eigene en de eenheid van haar natie te beschermen en die niet te laten fragmenteren tot veel verschillende groepen, elk met eigen cultuur, identiteit, taal en aspiraties. Er moet iets zijn voor de mensen die naar hun nieuwe land komen om er deel van uit te maken. Het is eervol een nationale identiteit als natie te hebben, een identiteit die dat land dan ook graag wil verdedigen.

Een manier om dit te bereiken is het doorgeven aan elke generatie van de verhalen en aspiraties van het verleden van de natie. Zo’n educatief doel zou een belangrijk Bijbels principe volgen. Israël als natie moest haar gemeenschappelijk verleden onthouden en doorgeven aan de volgende generatie. Op deze wijze zouden ze hun identiteit als Gods verbondsvolk beschermen (bijv. Ps. 78 en Ps. 105).

 

De noodzaak je geschiedenis en erfenis, je verhaal als natie te onthouden, is van levensbelang om je nationale identiteit te behouden. De overheid moet vandaag toezien dat haar erfenis, geworteld in de westerse Christelijke beschaving, op een constructieve manier wordt onderwezen, herinnerd en beschermd. Deze nalatenschap moet aan de volgende generatie worden toevertrouwd, zodat deze de instituties en waarden van hun land begrijpt en waardeert. Dan zullen zij bereid zijn die te verdedigen. Onze huidige vrijheden en wetten, die op Joods-christelijke waarden zijn gebaseerd, kunnen niet als vanzelfsprekend worden aangenomen. Deze kostbare erfenis moet ook aan immigranten worden onderwezen. Dit is vooral belangrijk voor mensen die uit niet-westerse landen komen met regeringsvormen en tradities die botsen met historische westerse instituties en waarden. Zulke immigranten moeten instemmen met de waarden van het gastland. Anders komt de eenheid van de natie uiteindelijk in gevaar.

 

Nu zou je bezwaar kunnen maken en zeggen dat het geen overheidstaak is om waarden die met een bepaalde historische erfenis te maken hebben, in dit geval de Joods-christelijke, door te geven. Het is inderdaad waar dat de overheid of de staat geen plicht of gezag heeft om een religie op te leggen of voor te schrijven voor haar bevolking. (2)

Daarbij moeten echter drie dingen worden opgemerkt.

In de eerste plaats is het onmogelijk voor een samenleving om zonder waarden en normen te functioneren, en afhankelijk van hoe de overheid een volk leidt, zullen bepaalde waarden worden doorgegeven of aangemoedigd. Een eenvoudig voorbeeld kan deze waarheid illustreren. Een overheid die spaarzaamheid betracht, is zorgvuldig met haar financiën en maakt evenwichtige begrotingen. Zij zal door haar voorbeeld burgers stimuleren dat ook te doen.

Een tweede punt van aandacht is dat de Bijbel leert dat machthebbers dienaren van God zijn en verantwoording aan Hem moeten afleggen, of deze seculiere gezagsdragers zich dat vandaag realiseren of niet (Rom. 13:4). In de praktijk betekent dit dat de overheid moet proberen om, waar maar enigszins mogelijk, te regeren in overeenstemming met Bijbelse normen en principes. Christenen in westerse samenlevingen hebben de roeping hun respectievelijke overheden aan dit feit te herinneren.

Ten derde is in de praktijk de rijke Joods-christelijke erfenis die westerse overheden hebben geërfd, geen verhindering, maar juist een enorme zegen. Het heeft de westerse wereld buitengewoon goed gediend, zo zeer dat zelfs Chinese communistische leiders nu lijken te erkennen dat het Christendom een grote krachtbron voor het westen is. En zo heeft inderdaad een wetenschapper van de Chinese Academie van Sociale Wetenschappen het Christendom aangewezen als de reden voor de westerse pre-eminentie in de wereld. En hij is niet de enige. (3)

 

Er is daarom alle reden voor een westerse regering om te doen wat zij kan om de Joods-christelijke erfenis van haar land en de rol die deze speelde bij het bevestigen van een nationale identiteit te eren en door te geven. Helaas gebeurt dit vaak niet, maar daar zal een prijs voor moeten worden betaald.

 

De noodzaak immigranten te verwelkomen en te integreren

 

Tegelijk moeten we het goddelijk gebod om je naaste lief te hebben eren. Westerse naties dienen zo veel mogelijk een gastvrij welkom aan vluchtelingen en immigranten te bieden. De betrokkenheid van kerken en liefdadigheidsinstellingen behoort sterk te worden aangemoedigd om zo deze liefde voor de naaste te laten zien. De overheid moet echter de regels stellen voor de toelating van nieuwkomers. In dit verband moet je bedenken dat echte liefde ook eerlijk is en de staat moet integratie bij het immigratieproces krachtig aanmoedigen. Let wel, we hebben niet het oog op assimilatie, waarin cultureel onderscheid volledig verdwijnt, maar op integratie, waar bepaalde culturele verschillen kunnen worden gehandhaafd en zelfs beschermd. In het ideale geval laat een natie alleen diegenen toe die willen integreren. Tenslotte moet een natie haar eigen specifieke identiteit kunnen behouden.

 

Maar we leven niet in een ideale wereld. Welvarende westerse landen hebben een verantwoordelijkheid tegenover degenen die aan hun deur kloppen als religieuze of economische vluchtelingen. Er moet evenwel een voortdurend zoeken zijn om een gerechtvaardigde balans te vinden tussen het helpen van mensen in nood en het beschermen van eigen identiteit.

Niet-westerse immigranten moeten daarom weten dat van hen wordt verwacht dat ze integreren. Deze verwachting betekent dat immigranten de taal van hun nieuwe thuisland als hun eigen taal overnemen, zodat ze zinvol kunnen deelnemen aan haar cultuur en kunnen toewerken naar het vooral loyaal zijn aan het land dat hen heeft verwelkomd en geholpen. Aangezien veel immigranten uit landen komen waar godsdienstvrijheid en wetgeving niet aanwezig zijn of veel te wensen overlaten, moet hun integratie het aanvaarden van de nieuwe basiswaarden omvatten, zoals de wetgeving, democratische instituten en godsdienstvrijheid. Moslimimmigranten moeten bijvoorbeeld het rechtssysteem van ons land, meer dan de suprematie van de shariawetgeving erkennen en afstand nemen van Mosliminstituten, en die verwerpen als niet in overeenstemming met westerse normen en cultuur. We denken hierbij aan polygamie, eerwraak, vrouwenbesnijdenis en andere praktijken, die de positie van vrouwen ondergraven. Dit zou betekenen dat alleen liberale of nominale Moslims zich als immigranten zouden kwalificeren. Zij zouden ook minder moeite hebben om in de westerse maatschappij te integreren.

 

Aan echte vluchtelingen en andere immigranten van niet-westerse achtergronden zou bij toelating tot het land moeten worden gevraagd of zij wensen te integreren (en daarom in het geval van Moslims, afstand doen van culturele Moslimpraktijken die voor traditionele westerse cultuur weerzinwekkend zijn), óf dat zij in het gastland als vreemdelingen, die niet wensen te integreren, willen verblijven. Degenen die niet openstaan voor integratie, maar die alleen willen profiteren van het verblijf in het gastland, moeten geen rechten krijgen om burgerschap en zeggenschap in het land te verwerven. Zij horen er echt niet bij en zij moeten zich vrij voelen om te vertrekken, indien zij de instituties van het gastland niet op prijs stellen. Zo’n politiek zou in overeenstemming met Bijbelse principes zijn. Als immigranten toegelaten worden op andere gronden dan mededogen, moeten de belangen van het land vooropstaan en kan het nodig zijn toegang te ontzeggen aan degenen die niet in onze maatschappij wensen te integreren. Het mag niet zo zijn dat multiculturalisme een Trojaans paard wordt, dat uiteindelijk het historische weefsel en erfgoed van een westerse natie verwoest.

 

Die overheid, die daarvoor het meest bekwaam is, moet degenen die wensen te integreren informeren over wat hun verantwoordelijkheden zijn. En ook hun een tijdschema geven waarbinnen de taal moet worden geleerd en kennis opgedaan over instituties en waarden. Follow-up moet binnen de relevante culturele gemeenschap worden georganiseerd met hulp van diegenen die het beste in staat zijn het proces voortgang te doen vinden.

De overheid kan hulp verlenen aan degenen die op zoek zijn naar werk. Het is immers in overeenstemming met de Bijbelse principes om nieuwe en hulpbehoevende immigranten aan te moedigen voor hun dagelijks onderhoud te werken, meer dan hen afhankelijk maken van uitkeringen. De immigrant in het oude Israël had toegang tot liefdadigheid in de vorm van werken voor zijn eigen oogst door het nalezen van restanten graan, olijven en druiven (Lev. 19:9-10; 23:22; Deut. 24:19-22). De waarde van arbeid, meer dan gratis uitkeringen, geeft een verhoogd gevoel van eigenwaarde aan de immigranten. Dit is liefde voor de naaste in actie.

 

Er is op dit moment iets grondig mis, bijvoorbeeld in Denemarken zo blijkt uit rapportages. Daar krijgt de Moslim immigrantenpopulatie (5% van het totaal) tot 40% van het uitkeringsbudget. Maar liefde tot de naaste zou ertoe moeten leiden dat behoeftige immigranten aan het werk gezet worden. Het vinden van werk zou ook de noodzaak versterken om de taal van hun nieuwe thuisland te leren. De overheid dient ook degenen met een beroepsopleiding te assisteren een baan in hun vakgebied te vinden. Dit betekent dat er goed gekeken wordt of hun diploma’s goed aansluiten bij die van hun nieuwe thuisland, en of zij geholpen kunnen worden bij het upgraden van hun kwalificaties als dat nodig is.

 

Zoals aangegeven moet de overheid integratie aanmoedigen, haar nalatenschap beschermen, positief optreden om het collectieve geheugen van de natie te bewaren. Dat kan met name door educatie waardoor de band met de nieuwkomers verstevigd en aangemoedigd wordt.

Naast de plicht om de nalatenschap en identiteit van de natie te beschermen, heeft de overheid ook de plicht individuele rechten te beschermen van immigranten, afkomstig van verschillende culturele en religieuze achtergronden. Waar het maar mogelijk is moet culturele integratie worden bevorderd. De staat is verplicht zich te verzetten tegen oneerlijke behandeling van immigranten en om de individuele vrijheden te beschermen van degenen die zij tot het land heeft toegelaten. Ook de vrijheid van religie. Maar als eisen van een buitenlandse religie in strijd zijn met de normen van de westerse, door het Christendom beïnvloede maatschappij, moeten grenzen helder aangegeven worden. Dit raakt vooral de radicale Islam waardoor er spanningen zijn. Aan de ene kant moeten immigranten integreren waarbij zij hun eigen cultuur zo veel mogelijk kunnen beleven, anderzijds moet het gastland haar historische identiteit als natie beschermen en behouden.

 

Kortom, immigranten die willen integreren, moeten zo veel mogelijk behandeld worden als de eigen burgers. Maar buitenlanders die niet geneigd zijn een band op te bouwen of die niet van plan zijn zich blijvend te vestigen noch zich aan hun gastland willen aanpassen, kan toegang worden geweigerd, of, indien zij al zijn toegelaten, kunnen zij te maken krijgen met beperkingen.

Met dit als uitgangspunt zou de tegenwerping kunnen luiden: het klinkt allemaal nogal idealistisch. Want de situatie heeft zich al veel verder ontwikkeld. Er wonen al miljoenen Moslimaanhangers als burgers met volle rechten in westerse staten. En oplossingen vinden om vreedzaam naast elkaar te leven is niet gemakkelijk.

 

Interreligieuze relaties en wederzijds begrip

 

De brede steun voor multiculturalisme lijkt bezig te verdwijnen door de moeilijkheden met integratie.  Multiculturalisme als een paradigma voor de samenleving en als raamwerk voor immigratie mislukt, als je de verklaringen van politieke leiders zoals de Duitse bondskanselier, Angela Merkel, en de (voormalige) Britse premier, David Cameron mag geloven. Daarom is er met de huidige aanzienlijke tegenstand tegen multiculturalisme een dringende noodzaak om een eerlijke interreligieuze dialoog aan te gaan.

 

We moeten in de eerste plaats publiek erkennen dat culturen soms doelen hebben die haaks staan op die van de gastnatie. Dit blijkt vooral het geval bij Moslim nieuwkomers. We noemen twee voorbeelden.

Het westen geniet van godsdienstvrijheid. Dit is een zwaarbevochten vrijheid en is consistent met de Bijbelse leer van het Christendom (vgl. Matt. 13:24-30, 36-42). Christenen hebben de opdracht het evangelie tot aan de einden van de aarde te brengen en zij dienen te trachten mensen van de redding in Christus te overtuigen, en alléén zo (Matt. 28:19-20). Maar Christenen mogen daarvoor geen geweld gebruiken. Het zwaard van de Geest is het Woord van God (Ef. 6:17). Als Christenen ooit hebben geprobeerd om anderen met geweld aan het Christelijk geloof op te dringen, handelden zij niet in overeenstemming met de leer van Christus (vgl. Joh. 18:36).

Vrijheid van godsdienst betekent daarom dat Moslims bijvoorbeeld vrij zijn moskeeën te bouwen en hun geloof in westerse naties te praktiseren.

 

Het traditionele Islamitische gedachtegoed heeft echter geen belang bij zo’n vrijheid, behalve als zij een minderheid vormen en westerse vrijheden voor hun eigen belang kunnen benutten. De trend is wereldwijd dat waar ook maar Moslims de meerderheid van de bevolking vormen, zij blokkades plaatsen voor de verspreiding van het Christendom en zo mogelijk de Islam opdringen. Islam is een religieus-politiek systeem. “Kerk en staat” zijn bij wijze van spreken één. Christenen worden in veel Moslimlanden vervolgd en er zijn maar heel weinig Islamitische landen die ook andere godsdiensten niet onderdrukken. Zo’n vervolging is kennelijk in lijn met de Koran. (4)

Het is daarom begrijpelijk dat immigranten die trouw aan de grondslagen van de Islam zijn, in hun nieuwe thuisland de shariawetten bevorderd en bevestigd willen zien. Zij naderen dat doel in het geseculariseerde westen. Dat voelt vanwege politieke correctheid vaak weerstand of is onwillig om Moslims te confronteren met de wetten van het land. Zulke aarzeling en besluiteloosheid kan tot sociale onrust leiden en vormt daarmee een tweede reden voor de noodzaak tot een interreligieuze dialoog. De maatschappij moet een manier van leven vinden, zodat de verschillende culturen zonder onnodige strijd naast elkaar kunnen bestaan.

 

Bij de dialoog die plaats moet vinden, dienen we verscheidene dingen in gedachten te houden.

In de eerste plaats is er veel wat westerse en andere culturen gemeen hebben. Omdat God de mens naar zijn beeld heeft geschapen, heeft het hele menselijk ras bepaalde historisch gewaardeerde morele principes die hun geweten aanspreken. Je kunt denken aan het belang van het huwelijk, de heiligheid van het leven, een rustdag en het beschermen van de omgeving. We zouden inderdaad kunnen verdedigen dat de ethische principes die in Genesis 1-9 worden verkondigd, op het hele menselijk geslacht van toepassing zijn. Dit houdt bijvoorbeeld in dat ook Moslimimmigranten zich moeten houden aan monogame huwelijken en dus afstand nemen van polygamie. Maar het verplicht het westen ook om flexibel te zijn bij het toestaan van hun dag van gebed op vrijdag. Zo moeten we bouwen op wat we gemeenschappelijk hebben in de interreligieuze dialoog en elkaar, waar mogelijk, tegemoet komen.

 

Verbonden met het eerste is het tweede punt namelijk dat we vast moeten houden aan 'een cultureel minimum'. Daar zullen degenen uit andere culturen die momenteel in het westen verblijven en naar westerse naties toekomen, akkoord moeten gaan. In deze context is een dialoog met gematigde aanhangers van de Islam noodzakelijk. Moslims zélf moeten het probleem van extremisten oplossen en bijvoorbeeld eerwraak en subversieve acties tegengaan. Westerse overheden kunnen spanningen tussen gematigde en extremistische moslims binnen de Islam niet oplossen. Dat is hun taak niet. Maar alle inwoners van een land moeten de wetten ervan respecteren, òf de consequenties aanvaarden.

Een heel groot probleem bij het bestrijden van extremisme is dat zodra een niet-moslim een element van het Moslimgeloof bekritiseert, de kans groot is van Islamfobie te worden beschuldigd. Maar we moeten de vrijheid van meningsuiting voor iedereen beschermen, en uitstijgen boven de verstikkende politieke correctheid. En zo de problemen die er zijn eerlijk onder ogen zien. Dat omvat ook het aanmoedigen van gematigde Moslimleiders om deze zaken met hun medegelovigen en de leidinggevenden van hun gastland te bespreken.

 

In de derde plaats dient shariawetgeving niet officieel te worden erkend want het zou de natie uiteindelijk fragmenteren. Wettelijke erkenning van shariawetgeving zou een dubbele wettelijke standaard introduceren terwijl daarin een land één moet zijn. Een dubbele standaard zou ook de ontwikkeling van een Moslim “natie” met haar eigen wettelijke en misschien zelfs haar eigen politieke aspiraties binnen een seculiere natie aanmoedigen. De principes die ten grondslag liggen aan de shariawetgeving staan lijnrecht tegenover het westerse begrip van mensenrechten zoals uitkomt in het wetgevingsproces en het gebruik van de doodstraf. Westerse wetgeving is aanzienlijk beïnvloed door haar Joods-christelijke erfenis en je moet kiezen tussen het ene (shariawetgeving) of het andere (westerse wetgeving). Hoewel de westerse samenleving misschien seculier is, kun je de religieuze basisinvloeden die zo’n maatschappij hebben bezield, niet uitwissen. Tegelijkertijd kunnen en moeten religieuze verschillen die binnen het frame van de seculiere westerse maatschappij met haar Christelijke erfenis getolereerd kunnen worden, ook door wetgeving worden geaccommodeerd. Het is duidelijk uit het bovenstaande dat het er op neerkomt dat alleen liberale en nominale Moslims bereid zullen zijn te leven en te wonen binnen de bestaande westerse cultuur. Er is echt geen ruimte in een westerse natie voor de fundamentalistische Islam. En het burgerschap moet aan mensen die deze aanhangen worden onthouden.

 

In de vierde plaats moeten de rechten van alle immigranten, ongeacht hun achtergrond, beveiligd, erkend en beschermd worden. Alle burgers ook van minderheden dienen dezelfde rechten te hebben. Dat geldt m.n. ook vrouwen uit culturen die hun opleiding en ontwikkeling tot gelijkwaardige burgers als hun echtgenoten, ontmoedigen. Ook moet het bijvoorbeeld illegaal zijn om vrouwen te dwingen een gearrangeerd huwelijk aan te gaan. Bovendien moeten burgers het recht hebben van religie te veranderen zonder dat zij voor hun leven moeten vrezen.

 

In de vijfde plaats moeten nieuwkomers uit andere religies, zoals de Islam, naast seculiere burgers, Christenen en andere gelovigen, worden aangemoedigd om deel te nemen aan het publieke domein en bij te dragen aan het welzijn van de natie met haar perspectieven en plannen. Publieke discussie en debat kunnen een democratie vooruit helpen en te funderen. Zo kunnen praktische oplossingen voor de multiculturele hedendaagse werkelijkheid in de westerse wereld worden uitgewerkt. Door deelname aan zaken op nationaal niveau kunnen immigranten van minderheidsreligies een gevoel beginnen te krijgen er echt bij te horen en zich steeds meer verbonden gaan voelen met hun gastland, waar zij nu betrokken burgers zijn. Daarmee gaan zij over de grenzen van hun eigen geloofsgemeenschap heen kijken en het gemeenschappelijke goed voor allen zoeken (vgl. Jer. 29:7). Op deze wijze kunnen cultureel begrip en tolerantie zich baan breken.

 

Conclusies

 

Westerse naties dienen hun identiteit, historie en culturele erfenis te verdedigen. Het Bijbelse gebod om compassie en liefde voor de naaste te hebben betekent echter dat de deuren open moeten staan voor vluchtelingen en anderen die zich in hun land willen vestigen.

Er is geen Bijbels gebod dat naties etnisch homogeen zullen zijn. Maar de principes van Oudtestamentische wetgeving die over inwonende vreemdelingen en echte vreemdelingen in het oude Israël gaan, wijzen erop dat integratie van buitenstaanders in de gastnatie zeer wenselijk is en bevorderd moet worden.

Historische religieuze invloeden hebben een groot deel van onze westerse wetgeving en cultuur doordrongen. Daarom moet een interreligieuze dialoog plaats vinden ten behoeve van degenen met een niet-westerse achtergrond die al in het land zijn. Op deze wijze kan een cultureel minimum als gezamenlijke basis gaan gelden en wordt interculturele strijd tegengegaan of voorkomen.

Wat toekomstige immigranten betreft, hun moet gevraagd naar hun verwachtingen. En in welke mate zij wensen te integreren. Hun antwoorden zullen bepalen of het wenselijk is hen toe te laten, en indien zij worden toegelaten, welke privileges zij hebben en in welke mate de staat hun hulp zal bieden voor hun integratie.

 

NOTEN

  1. Deze trend is voor Amerika gedocumenteerd in Samuel P. Huntington: Who Are We? The Challenges to Amerca’s National Identity (New York: Simon & Schuster, 2005)
  2. Voor een discussie over dit onderwerp, zie bijv. Cornelis Van Dam: God and Government: Biblical Principles for Today ( Eugene, OR: Wipf & Stock, 2011), 47-77.
  3. Zie verder Niall Ferguson, Civilization: The West and the Rest (New York: Penguin, 2011), 286-288. Zie ook bijv. Rodney Stark: The Victory of Reason: How Christianity Led to Freedom, Capitalism, and Western Success (New York: Random House, 2005)
  4. Voor een rechtvaardiging vanuit de Koran om Christenen te vervolgen, zie Surah 9:29, 73: ‘Strijd met degenen die niet in Allah noch de Jongste Dag geloven, noch zich houden aan dat wat door Allah en Zijn Boodschapper is verboden, noch de ware religie erkennen te midden van de Mensen van het Boek, totdat zij zich gewillig aan de Jizyah onderwerpen en zichzelf onderworpen voelen… O Profeet! Strijd hard tegen de ongelovigen en de hypocrieten en wees onwrikbaar tegen hen. Hun verblijf is de hel - werkelijk een kwaad toevluchtsoord.’ Alle aanhalingen uit de Koran zijn genomen uit ‘Abdullah Yusuf ‘Ali, The Meaning of the Holy Qur’an, rev. translation, commentary and newly compiled comprehensive index, 11th ed. (Beltsville, Maryland: Amana, 2006). Voor een overzicht, zie Mark Durie: The Third Choice: Islam, Dhimmitude and Freedom, voorwoord door Bat Ye’or (N.p.: Deror, 2010).

 

Dr. Cornelis van Dam is emeritus professor Oude Testament aan het Canadian Reformed Theological Seminary in Hamilton, Ontario, Canada.

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster