Printen

Het kerkverband: een zegen en een kwetsbare gave

 

Prof. dr. C. Van Dam

04-05-19

 

We leven in een tijd van veel veranderingen. Verandering is overal. Technologie en maatschappij ondergaan transformaties die ons voor uitdagingen op veel niveaus plaatsen. Verandering lijkt moeilijk te vermijden. Het zit ook kerkelijk gezien in de lucht, ook in de Canadese Gereformeerde Kerken. Liturgieën zijn de afgelopen jaren veranderd en die trend zet zich door. Er lijkt ook een groeiend verlangen te bestaan om een grotere selectie liederen te zingen naast wat in het Book of Praise is opgenomen. Er is ook verandering in de voortdurend toenemende prioriteit die evangelisatie krijgt vergeleken met de eerste immigrantenjaren van het kerkverband.

Er is meer gezamenlijke actie om in de ons omringende gemeenschap ingang te vinden. Soms wordt de term missionair gebruikt om dit verlangen te onderstrepen.

 

De binnen onze eigen gemeenschappen groeiende belangstelling en passie voor evangelisatie onder hen die verloren gaan, laat zien dat verandering in de kerk heel mooi kan zijn en vernieuwd enthousiasme voor het evangelie kan oproepen. Maar hoe zit het met veranderingen en de praktische uitwerking ervan, als die ons voor problemen plaatsen en hoe dan ook discussie uitlokken? Hoe gaan we op zo’n manier met zulke voorbeelden om, dat Gods volk opgebouwd wordt en de zaak van het evangelie het beste gediend is?

 

Eén van de gaven die de Heere ons heeft gegeven om met zulke vragen om te gaan, is de gave van het kerkverband. Laten we hier stil bij staan en deze zegen overwegen.

 

De zegen van een kerkverband

 

Het is een geweldige zegen om deel van een kerkverband uit te maken. Om die zegen ook echt op waarde te schatten is het nodig helder te zijn over wat een kerkverband nu precies is. Anders en meer toegespitst geformuleerd: wat is de “lijm”, om het maar zo te zeggen, die de Canadese Gereformeerde Kerken samenbindt in een kerkverband?

Kort gezegd: het is ons gemeenschappelijke geloof in en toewijding aan onze opgestane Heer en Heiland, Jezus Christus. Een paar aanwijzingen naar deze eenheid kunnen we vinden in Openbaring 2 en 3. De zeven kerken, die door de zeven kandelaren worden weergegeven, vinden hun eenheid in de Heere Jezus, die in hun midden is. Hij is het Hoofd van de kerk (Kol. 1:18). Opvallend is dat de brief die Hij aan de ene kerk stuurt, ook bestemd is om door alle andere kerken te worden gelezen (Op. 2:7, 11, 17 enz.). Dit laat zien dat er een erkende eenheid onder al deze verschillende kerken ligt. Het is deze eenheid die ook tot uitdrukking komt in een verband van kerken. Wij erkennen dat we bij elkaar horen in ons gemeenschappelijk geloof in Christus.

 

En zo is de eenheid die we als verschillende kerken ervaren, zichtbaar in de federatie, het verband, waarin de verschillende kerken zich vrijwillig  hebben verbonden. De lidkerken houden echter elk hun eigen identiteit en zelfstandigheid. De kerken gaan niet op in een grotere “kerk” als een nationaal lichaam met een nationaal bestuur. Dat is ook de reden dat de naam van het kerkverband in het meervoud staat: Canadese Gereformeerde Kerken, een federatie van zelfstandige plaatselijke kerken die elkaar in organisatorisch opzicht hebben gezocht in de eenheid van het geloof. Dit samenzijn in een verband is een enorme zegen.

 

Het is een geweldige gave van God, waardoor wij, als gemeenten die over het hele continent verspreid zijn, toch niet als geïsoleerde eenheden bestaan, maar deel uitmaken van een groter geheel.  Een belangrijk aspect van deze gave is dat we als federatie in wezen een verbond met elkaar zijn aangegaan om elkaar te helpen. Dit bijstaan van elkaar kan verschillende vormen aannemen. Het apostolische bevel “draagt elkaars lasten” (Gal. 6:2) geldt ook voor de kerken. Elkaar bijstaan kan betekenen dat we kerken helpen die financieel niet in staat zijn zelfstandig een predikant te beroepen, maar wel een beroep kunnen uitbrengen met behulp van de classiskerken. Deel uitmaken van een verband geeft de lidkerken een stabiliteit die er eenvoudig niet zou zijn als zij volledig op zichzelf als onafhankelijke gemeenten zouden bestaan. Een nadeel bijvoorbeeld van een niet-denominatieve evangelische kerk zonder officiële banden met een grotere gemeenschap van kerken is, dat zij haar stabiliteit, en tot op zekere hoogte haar identiteit, krijgt van een welbekende herder die hen hoedt. Maar wanneer de herder gaat, kan zelfs het voortbestaan van zo’n kerk in gevaar komen.

 

De hulp die kerken elkaar kunnen geven, bevat ook het heel belangrijke element van elkaar helpen trouw te blijven aan het Schriftuurlijke geloof als basis van de eenheid. Dat is één van de redenen waarom de kerken een Kerkorde hebben aangenomen. De kerken in het verband hebben zich vrijwillig gebonden om zich aan de artikelen van deze Kerkorde te houden. Die functioneert als samenvatting van elkaar gedane beloften, waardoor we elkaar verantwoording schuldig zijn en op ordelijke wijze kunnen helpen. Per slot van rekening haat God verwarring en wanorde en daarom wil Hij dat ook ons kerkelijk samenleven “op gepaste wijze en in goede orde gebeurt” (1 Cor. 14:33, 40).

 

Een kwetsbare gave

 

Er zit een zekere kwetsbaarheid in een kerkverband. Onze eenheid is de eenheid van geloof in een gemeenschappelijke Heiland en wij hebben vertrouwen in elkaar dat we ons houden aan de gedane beloften. Tegelijk is er ook een zekere spanning, omdat de gemeenten die de federatie vormen, dat doen als zelfstandige kerken. Christus gaf ambten aan de kerk, die plaatselijk zijn in functie en gezag. De Heere heeft de kerk nooit aardse hoofdkwartieren met ambtsdragers gegeven om een kerkverband te besturen. Hiërarchie kan niet worden getolereerd. Geen kerk mag daarom heersen over een andere kerk.

 

Tegelijkertijd hebben kerken elkaar nodig. Geen kerk heeft alle benodigde wijsheid en inzicht. De Schrift leert dat “er verlossing komt door een veelheid van raadgevers” en “bij wie zich raad laten geven is wijsheid” (Spreuken 13:10). Daarom komen de kerken regelmatig bijeen in een classis of synode om te discussiëren en besluiten te nemen over de kwesties die wettig op deze vergaderingen zijn ingebracht. De kerken van het verband hebben beloofd zich aan de besluiten van de meerdere vergaderingen te houden, tenzij deze ingaan tegen Gods Woord (KO Art. 31). Een kerk moet daarom de Kerkorde niet met een minimalistische insteek benaderen en dan bij het invoeren van verandering kijken of zij er nog mee weg kunnen komen zonder ervan beschuldigd te worden zich niet aan de in de kerkorde aangegeven beloften te houden.

 

Het behouden van onderling vertrouwen is van levensbelang voor een effectieve werking van het kerkverband. Daarom is het nodig dat kerken die eerder overeengekomen zaken willen veranderen (zoals het exclusieve gebruik van het Book of Praise in de erediensten), hun wensen en/of zorgen aan de meerdere vergaderingen voorleggen. Zo blijkt bijvoorbeeld de zaak van wàt we in onze erediensten zingen op de agenda van de komende generale synode Edmonton te staan om daar te overwegen of dit waardevol is of niet. Dat is de juiste weg voor veranderingen.

 

Er kunnen onderwerpen zijn die niet naar de meerdere vergaderingen behoeven te worden gebracht, en terecht kunnen worden gezien als puur behorend tot het domein van de plaatselijke kerkenraad. Dit leidt onvermijdelijk wel tot spanningen in het functioneren van een federatie van zelfstandige plaatselijke kerken. De Kerkorde is kort, zet principes neer maar is niet bedoeld om alle mogelijke scenario’s te behandelen. Soms zijn er dus situaties die bespreking behoeven. Dan moeten mogelijke misverstanden, of zelfs verdachtmakingen van ontrouw aan Schrift en confessie, worden voorkomen. Daarom zullen zulke zaken naar de eerstvolgende meerdere vergadering van de kerken worden gebracht om daar raad en advies te zoeken. Bijvoorbeeld bij het uitnodigen van een predikant op de kansel die niet tot ons kerkverband behoort of een kerkverband waarmee wij geen officiële zusterkerkrelatie hebben. Er kan naar het oordeel van een kerkenraad een dwingende redenen zijn om zo’n predikant toegang tot de kansel te geven. Maar dan moet niet op eigen oordeel worden afgegaan maar de afspraak in de kerkorde gehonoreerd om het advies van de classis te vragen. Zo wordt de band die ons samenbindt als kerkverband geëerd.

En dat bevordert het vertrouwen en de vrede in het kerkverband. (1)

 

Voorwaarts

 

We leven in spannende tijden. Verandering zit in de lucht, maar wat constant blijft is Gods Woord, het levende Woord van onze hemelse Vader en onze Heiland. Dit geeft ons goede hoop voor de toekomst, als we uitdagingen onder ogen zien om kerken te zijn die het evangelie aan Gods volk willen overbrengen. En ook het licht van het evangelie willen laten schijnen voor degenen die buiten zijn, zodat zij overtuigd mogen worden en zien op de enige Zaligmaker die er is.

 

Hoewel we een klein kerkverband zijn, willen we bidden of onze Heiland er vreugde in mag vinden om ons als getuigen van de waarheid te gebruiken en om een baken van hoop in deze wereld te zijn. De Heere geve dat we de geweldige, maar kwetsbare gave van het kerkverband gebruiken tot Gods eer en glorie en voor de opbouw van de kerk. Binnen de federatie zijn er die speciale gaven voor de missionaire roeping van de kerk hebben; we moeten bereid zijn van hen te leren. Het is hartverwarmend om een groeiende zorg voor de verlorenen te zien.

 

Als een gemeente behoefte voelt om te vernieuwen, maar zich afvraagt of hun manier de beste weg vooruit is, laat zo’n kerk niet aarzelen de gave van het kerkverband waarvan zij deel uitmaakt, en de meerdere vergaderingen te gebruiken, opdat zij profijt mag hebben van de raad van anderen. Het is van centraal belang dat wij als federatie in deze tijd van nepnieuws en mediamanipulatie eerlijke, open communicatielijnen met elkaar als kerken hebben en zo veel mogelijk aan consensus werken en niet op onverstandige wijze met de status quo omgaan. “Je ding doen” zonder oog voor het kerkverband te hebben, kan leiden tot het zaaien van verdachtmaking en wantrouwen. Dat verzwakt de federale structuur en verbinding. Dan zijn er alleen maar verliezers. Laten we voorwaarts gaan om de vragen van onze tijd samen onder ogen te zien; laten we de verschillende gaven die God ons heeft gegeven gebruiken, in onderwerping aan zijn Woord en biddend smeken om zijn zegen.

 


 

Dr. Cornelis Van Dam is emeritus professor Oude Testament aan het Canadian Reformed Theological Seminary in Hamilton, Ontario, Canada.
Bovenstaand artikel mocht met zijn welwillende toestemming worden geplaatst.

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster