Printen

Naar de ene tafel van het verbond?!

 

M. Vermeer

07-04-12

 

Het behoeft voor de lezers van een in Waarheid geen betoog, dat binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) de afgelopen jaren veel is veranderd. De onschriftuurlijke synodebesluiten, ernstige zonden in leer en leven van broeders en zusters - het zorgt voor gevoelens van verwarring, verdriet,  onmacht, zelfs eenzaamheid bij kerkleden die niets dan gereformeerd willen zijn. Sommigen gaan naar de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) of De Gereformeerde Kerken (DGK), anderen zien een meer ‘behoudende’ gemeente binnen de GKV als oplossing, weer anderen gaan naar een ‘behoudende’ Christelijke Gereformeerde Kerk (CGK) of de Hersteld Hervormde Kerk (HHK).[1]

 

Bevindelijk gereformeerde kerken

In het geval van de CGK en de HHK komt men in kerken die gerekend worden tot de zogenaamde ‘bevindelijk gereformeerde’ kerken.[2] Is dat een bezwaar? Ook leden van de GKN sturen hun kinderen naar reformatorische scholen en lezen het Reformatorisch Dagblad met instemming! Ds. R. van der Wolf, predikant binnen de GKN, geeft aan met de HHK “…het gesprek heel graag open (te) willen houden”.[3] Men vraagt zich wellicht af: is daar niet een ‘vroom leven’, zoals dat in de GKV zo node gemist wordt?[4] Heeft misschien de verbondsvisie van de GKV al vrij snel, of …misschien vanaf het begin gezorgd voor teveel vanzelfsprekendheid ‘kind van God’ te zijn? Daar komt bij: door een overgang naar de HHK, de voorzetting van de Hervormde Kerk, kan aan de belofte in de “Acte van Afscheiding of Wederkeer” worden voldaan![5] Waarom nog gescheiden avondmaalstafels? Naar de ene tafel van het verbond! Of… toch niet?

 

Naar de ene tafel van het verbond?

De schrijver van dit artikel is gedoopt en opgevoed in de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). Aangezien ‘Hervormd’ van oudsher een nogal ruim begrip is en net zo goed kan betekenen dat men ‘belijdt’ dat “God niet bestaat en Jezus zijn zoon is”, om met Klaas Hendrikse te spreken, is beter te specificeren om welke richting het zo ongeveer ging: de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Aangezien de drie laatstgenoemde woorden op 1 mei 2004 veranderden in “Protestantse Kerk in Nederland” (naar mijn mening nog altijd een onzalig besluit), werd het een CGK. Behoorde ik in de NHK tot de ‘behoudende’ richting, het is in de CGK dat ik nog meer bewust in aanraking kwam met zaken als een ‘bevindelijke prediking’ en avondmaalsmijding. Na enige jaren in de CGK hebben mijn vrouw en ik, na onze bezwaren vruchteloos kenbaar te hebben gemaakt aan de kerkenraad, een haast omgekeerde beweging gemaakt als sommige verontruste GKV-leden en ons onder opzicht en tucht gesteld van een GKN.

Deze korte persoonlijke levensschets is uitsluitend bedoeld als achtergrondinformatie. Waar het om gaat is: wat is bij de bevindelijk gereformeerden in het geding? Dat kan niet op basis van persoonlijke levensgeschiedenis worden vastgesteld, maar uitsluitend op grond van Schrift en confessie!

 

Naar de ene tafel!

Volgens de confessie is één van de kenmerken van de ware kerk “de zuivere bediening van de sacramenten (…), zoals Christus die heeft ingesteld” (NGB, art. 29). Hoe wordt bij bevindelijk gereformeerden het avondmaal gezien?

Bij bevindelijk gereformeerden is deelname aan het avondmaal niet zo vanzelfsprekend als het in de GKV is. Immers, “allen die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel”.[6] In een doorsnee HHK of ‘behoudende’ CGK kan het daarom voorkomen dat slechts 30-40% van de belijdende leden aan het avondmaal gaat, of hoogstens 60-80%. Getuigt een dergelijke terughoudendheid rond het avondmaal niet mede van ernst – en “zolang het niet goedgepraat wordt en discussiepunt is”, moeten we “geduldig zijn naar degenen die nog niet de vrijmoedigheid hebben om aan te gaan – om wat voor reden dan ook!”?[7]

De belijdende leden hebben allen voor Gods aangezicht instemming betuigd dat Christus “mij en alle gelovigen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van deze drinkbeker te drinken bevolen heeft” (H.C. zondag 28). Deelname aan het avondmaal is dus een bevel: “Doet dat tot Mijn gedachtenis!”. De afgelegde belijdenis vereist voortgezette belijdenis –naar de tafel![8]

Dat personen bij het afleggen van ‘openbare belijdenis’ wel instemming betuigen met de “Drie Formulieren van Enigheid” maar er niet naar leven als avondmaalsviering plaatsvindt, is in tegenstrijd met de openbare belijdenis zelf dat men naar deze leer zal leven.[9] Erger, dit is in tegenstrijd met het bijbelse adagium: “Laat uw ja, dat gij zegt, ja zijn” (Matth. 5:37).

Dit is ook flagrant in tegenspraak met de opvatting van Calvijn, die in de Catechismus van Genève , vraag 363 stelt:

 

“Als het iemand zou overkomen dat hij het gebruik daarvan versmaadde, waarvoor zou hij gehouden moeten worden?” Het antwoord luidt: “Dit zou een bedekte verloochening van Christus zijn. Het is zeker, dat zo iemand, daar hij zich niet verwaardigt te belijden dat hij een Christen is, niet waardig is onder de Christenen gerekend te worden.”

 

Hoe scherp is dit ook onderkend in de dagen van de Vrijmaking, door bijvoorbeeld professor B. Holwerda die sprak: “Aan het avondmaal of niet. In de kerk, of er uit!”[10]

In het avondmaal wordt ook de eenheid van de gemeente beleefd; naar de ene tafel!

In de HHK wordt de gemeente opgedeeld. En omdat in de gereformeerde leer nu eenmaal alles met alles samenhangt, komt ook de uitoefening van de tucht in gedrang. De tuchtuitoefening vindt immers plaats door leden niet tot de sacramenten toe te laten (H.C., zondag 31).

Zo blijkt dat in zo’n HHK of CGK de kenmerken van de kerk ‘onder druk komen te staan’.  Maar... zal iemand zeggen, blijft staan dat de prediking in zo’n kerk volkomen bijbels is  -je wordt er zelfs door ‘weggeblazen’, aldus de heer Driessen in zijn ‘Verantwoording’ op deze website! Heel wat diepgaander dan de preken in vrijgemaakte kring, waar de gemakzucht en vanzelfsprekendheid is toegeslagen, waar niet zo over zonde wordt gesproken en over de verlossing die een mens  moet ontvangen door het bloed van de Heere Jezus Christus! Is de avondmaalsmijding door ‘zwakke broeders’ dan misschien niet een onbedoeld gevolg wat we dan maar voor lief moeten nemen?!

 

Naar het verbond!

In sommige CGK of HHK gemeenten zal zeker besef zijn dat het “eigenlijk niet zo hoort”.[11] Een oplossing heeft men echter niet: men wil misschien de indruk wekken dat dit een ´standalone´ probleem zou zijn; men zal misschien zeggen dat ‘verbondsautomatisme’ slecht is; men zal zeggen dat er een vrij aanbod van genade is; men zal er misschien over doorspreken met elkaar; men schenkt er misschien – heel voorzichtig, heel ‘pastoraal’(!) - eens aandacht aan in de prediking, maar alles gaat verder zoals het was. Men heeft de kern van het probleem niet te pakken! Waar zit nu echt de crux? Wat gaat er mis in deze kerken?

 

Zoals gezegd, in de gereformeerde leer hangt alles met alles samen. Het andere onderdeel van een kenmerk van de kerk komt om de hoek kijken: de doop! Volgens het doopformulier zijn wij bij de doop “tot Zijn kinderen aangenomen”. Indien de ouders de bij de doop afgelegde belofte serieus nemen, zullen deze kinderen dan ook christelijk opgevoed worden, naar het verbond!

Voor gereformeerden hoeft dit toch verder geen betoog? In een gereformeerde prediking zal de doop als teken en zegel van het verbond met haar belofte en eis toch sterk naar voren komen?[12] Hoe is nu de prediking in zo’n HHK of CGK gemeente? De ‘orde van het heil’[13] zal in iedere preek in één of meer facetten gepreekt worden. De gemeente, zo wordt geleerd, bestaat uit gelovigen en ongelovigen, het lidmaatschap van de gemeente is immers geen bewijs van toegang tot het koninkrijk der hemelen, waarin men alleen door wedergeboorte (Joh. 3) kan toetreden. De vraag zal telkens zijn: “Heb je Christus leren kennen als de enige Zaligmaker en grond van het behoud?”, gepaard met de oproep tot zelfonderzoek.

Wat hierin wordt gemist, is dat het verbond de omlijsting mag, nee moet zijn, waarbinnen de prediking van het heil plaatsvindt. De verkiezing tot het heil loopt door de bedding van het verbond: het verbond waardoor de Heere een relatie met ons zoekt. De gemeente is verbondsgemeente, waarom ze ook niet aangesproken dient te worden als ‘gemeente’, zoals in de CGK of HHK vaak het geval is, maar op bijbelse wijze als ‘gemeente van onze Heere Jezus Christus’.

In de HHK en CGK begint het geestelijke leven – zo wordt expliciet of impliciet geleerd - bij een ‘wedergeboorte’. Hoezeer wordt hier gescheiden wat bijeen hoort. Wat een geestelijke ‘worstelingen’ zijn er in deze kerken, die onnodig zijn als de rijkdom van de doop daar écht verstaan en beleden werd. Om met de woorden van professor Holwerda te spreken:

 

“Maar nu ziet ge opeens, hoe eenvoudig de geloofsvragen nu worden. Voor onnoemelijk veel mensen is het hun hele leven een open vraag, of ze wel mogen geloven; of ze wel kunnen geloven. Als God het me nu eens niet geeft. Maar, geliefden dat is dwaasheid. God geeft het, heel zeker. Ge moet geloven; ge moogt geloven; ge kunt geloven. Natuurlijk, niet uit uzelf. Het is Gods gave. Maar ge kunt dan toch geloven door zijn genade. Want Hij heeft u bij Christus ingelijfd, heel zeker. Ge zijt immers lid van het lichaam van Christus; ge zijt door Hem opgenomen en ingevoegd in de kerk”.[14]

 

Zo zien we dat de avondmaalsmijding in de HHK of CGK niet op zichzelf staat, maar samenhangt met veronachtzaming  van de doop. Zo zien we ook, dat het samenhangt met dat andere kenmerk van de kerk: de zuivere prediking van het evangelie.  

 

Naar de ene tafel van het verbond!

De gemeenten binnen de HHK of CGK zijn veelal sterk door tradities bepaald. Zo kan het gebeuren dat dames, al  naar gelang de ‘ligging’ van de gemeente, een hoed op moeten tijdens de eredienst, of in ieder geval bij avondmaal en doop, zoals bij de heer Driessen uit zijn ‘Verantwoording’ blijkt. De gereformeerde leer omtrent het avondmaal is blijkbaar minder van belang dan een dameshoed! Argumentatie op basis van de Schrift, bijvoorbeeld met een gereformeerd commentaar op 1 Korintiërs 11 van ds. R.D. Anderson erbij, blijkt vaak niet mogelijk, zo leert de ervaring. De ‘vrijheid van een christen’ wordt opgerekt tot het avondmaal toe, maar als het om de kleding gaat klapt deze vrijheid ineen.[15]

Professor A. van de Beek heeft terecht scherp op de problemen in ‘bevindelijk gereformeerde kringen’ gewezen in een lezing voor het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte.[16] Hij schrijft:

 

“In de gereformeerde gezindte houdt men aan het Geneefse gebruik vast – en naar mijn oordeel om dezelfde reden. Het zou toch gebeuren dat elke zondag een avondmaalszondag was en elke week een voorbereidingsweek! De last zou te zwaar worden. Men sluit het avondmaal op in een gouden kooi, om eenmaal in het kwartaal voor een select gezelschap eruit gehaald te worden. Dan Calvijn: wie driemaal niet aan het avondmaal komt, wordt niet alleen uit de kerk gezet maar ook nog eens uit de stad verbannen. Er zouden veel huizen vrijkomen in Barneveld. (…) Als men in reformatorische kring ziet dat secularisatie de kerk bedreigt, dan gaat men des te meer op de handel en wandel van de gemeenteleden letten. Men begint bij de buitenkant – bij het gewaad en bij de draad, maar ondertussen wordt het centrum steeds leger. En men ziet niet dat zo het oordeel Gods over het kerkvolk gaat. Men heeft een blinde vlek voor de eigen bevangenheid met de mens. Balke, Speelman en ik kunnen nog zo hard roepen dat Calvijn een andere weg wees. Maar dan geven de stoere calvinisten ineens niet thuis; niet fel tegen, maar het kan gewoon niet meer doordringen wat er gezegd wordt”.

 

Gereformeerden, waarheen? Is de tijd aangebroken voor afscheid van de GKV? Is de GKN of de DGK de ‘ware kerk’? Is er een ‘ware kerk’? Moeilijke vragen en vaak geldt ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. In ieder geval blijft overeind staan:

 

“Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen” (Openb. 2:24).

Juist daarom: naar de ene tafel van het verbond!   



[1] Zo bijvoorbeeld de heer S.J. Driessen, “Verantwoording van een kerkkeuze”, op deze website.

[2] De bevindelijk gereformeerde stroming is breder dan deze kerken, de Gereformeerde Gemeenten (GG) vormt het grootste kerkverband hierin. Qua  prediking en geloofspraktijk is er niet altijd een onderscheid met de CGK en HHK , maar grofweg geldt dat in het grootste deel van de CGK-‘Bewaar het Pand’ en grote delen van de HHK een ‘ruim aanbod van genade’ is, in tegenstelling tot in de GG.

[3] Interview “OPROEP TOT REFORMATIE - Een uitgebreid interview met ds. R. van der Wolf te Urk/deel 2” op de website www.eeninwaarheid.nl.

[4] In “Digiblad Pietas” door ds. R. van der Wolf wordt bijvoorbeeld ingestemd met puritanisme en de Nadere Reformatie waar het gaat om een ‘vroom leven’.

[5] Zo wordt bijvoorbeeld betoogd door dr. M.J. Arntzen, “Nu horen wij allen bij de Hersteld Hervormden” , in “Nederlands Dagblad 29 augustus 2005”.

[6] Avondmaalsformulier, klassieke versie.

[7] Zo de heer S.J. Driessen, a.w..

[8] Ook W. à Brakel, een onder bevindelijk gereformeerden gewaardeerd theoloog uit de ‘Nadere Reformatie’, ziet het avondmaal als een voortgezette belijdenis. In: “De Redelijke Godsdienst”, hoofdstuk 41, VIII. 4.

[9] Eén van de belijdenisvragen van Voetius luidt: “Belooft gij dat gij door de genade Gods, in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?”. Een andere vraag die soms binnen de HHK wordt gebruikt luidt: “Gelooft u Gods verbondsbelofte, u in uw doop betekend en verzegeld, en belijdt u, thans de toegang tot het Heilig Avondmaal vragende (…)”.

[10] Prof. B. Holwerda, “De dingen die ons van God geschonken zijn”, deel 4, zondag 28.

[11] Toen mijn vrouw en ik in de CGK met de kerkenraad bespraken dat een aantal diakenen structureel niet het avondmaal vieren, was er zeker besef “dat het eigenlijk niet zo hoort”. Om het scherp te stellen: dan is het eigenlijk bewuste zonde! Afhankelijk van de ‘ligging’ van een gemeente zal dit in de HHK ook zo zijn. Sommigen erkennen dat belijdenis en avondmaal sterk samenhangen, zie bijvoorbeeld R. van Kooten , “Aan Zijn Voeten – Onderwijs en verdieping in de geloofsleer”, hoofdstuk 28 over “Belijdenis van het geloof – Belijdenisdoen en het Heilig Avondmaal”. Gebruikelijk is echter ook bij voorbaat te zeggen “dat belijdenis afleggen wel een kerkelijk recht geeft, maar geen Goddelijk recht”, zo heb ik dit in de CGK bijvoorbeeld meegemaakt.

[12] In de “Drie Formulieren van Enigheid” komt het verbond niet expliciet naar voren, maar is wel onderliggend aanwezig. De kinderdoop kan niet begrepen worden zonder een bijbelse verbondsbeschouwing. Zie voor een voorbeeld van de problemen waarop men stuit als men het verbond niet wil erkennen als achtergrond van de kinderdoop de artikelen van dr. M.S. Heiser over “The Biblical Teaching on Baptism”, op www.michaelsheiser.com/TheNakedBible/. Zijn conclusie over de Heidelbergse Catechismus luidt: “What a confusing mess” (wat een verwarrend zooitje)! Onbegrijpelijk is daarom dat bijvoorbeeld ds. J.M.D. de Heer van de GG, die de gereformeerde belijdenis wel onderschrijft, ontkent dat de doop ‘pleitgrond’ zou zijn (in “Reformatorisch Dagblad 6 juni 2011”).

[13] Namelijk roeping –wedergeboorte (in engere zin) –geloof – bekering - rechtvaardigmaking – heiligmaking. Dit is de gebruikelijke volgorde in de HHK/CGK. De gereformeerde volgorde is: roeping – geloof – rechtvaardiging – bekering (heiliging), onlosmakelijk met elkaar verbonden.

[14] Prof. B. Holwerda, a.w., deel 1, zondag 7.

[15] Ik merk overigens op dat deze tradities als zodanig voor mijn vrouw en mij geen reden zijn geweest om ons te onttrekken aan de CGK. Het gaat mij om aan te duiden wat zwaar weegt in deze kerken.

[16] In “Reformatorisch Dablad 13 mei 2011”.