Printen

Baptisten theologie versus gereformeerde theologie

Ds. J.G.R. Kroeze

05-10-19

 

We zien vrij vaak dat baptistentheologie invloed heeft op gereformeerde gelovigen, met name doordat veel zuidelijke baptisten in de VS tegenwoordig erg invloedrijk zijn. Velen van hen zijn wel calvinistisch in hun theologie, maar ze blijven desondanks toch baptist. Mensen als R. Albert Mohler Jr., John Piper, Wayne Grudem en Mark Driscoll worden breed gelezen. Dit maakt een beter begrip van de verschillen tussen gereformeerde theologie en baptisten theologie nodig. Dan kunnen we ook hun invloed onder ons beter onderkennen en zo voorkomen dat wij van de gereformeerde theologie wegglijden. De gereformeerde theologie is schriftuurlijk terwijl de baptisten theologie de weg kwijt is waar het gaat om verschillende belangrijke Bijbelse grondprincipes.

 

Baptisme is een breed begrip, je hebt het in vele vormen. Sommigen hangen de leer van de uitverkiezing naar de gereformeerde leer aan, anderen zijn Algemene baptisten of Arminiaanse baptisten. Van de laatste zijn weer velen aanhanger van het dispensationalisme - de leer dat God de bijbelse geschiedenis in dispensaties, tijdperken indeelde met ieder zijn specifieke regering, red.), en het pre-millennialisme/chiliasme, dat is geloven in het duizendjarige vrederijk. Sommigen behoren zelfs tot een pinkstergemeente.

Maar wat zij allemaal gemeen hebben is de geloofsdoop, bijzondere opvattingen over de sacramenten en de kerk. Ze zijn een gevolg van hun basistheologie, en komen alle tot uiting in hun ecclesiologie, hun kerkleer. Dit geeft meteen aan waar de grootste, structurele scheiding in de leer ligt tussen hen en ons. De wortel van het probleem ligt namelijk in de manier waarop zij de Bijbel lezen. Baptisten pasten de basis van de tijdperken-onderscheiding tussen Israël en de kerk al toe, lang voordat dispensationalisme bestond. Zij zien een veel grotere discontinuïteit tussen Israël en de kerk, tussen het OT en het NT, dan wij. Daarom is de baptisten-theologie vooral vanuit het Nieuwe Testament opgebouwd, wat weer een groot verschil in ecclesiologie heeft veroorzaakt.

 

De kerkleer van de baptisten ziet de Kerk als lichaam van gerechtvaardigde gelovigen, die geloven in de Heere Jezus Christus als hun Heiland, wedergeboren, uit de Heilige Geest geboren zijn, terwijl zij voortdurend Zijn inwoning hebben en door Hem worden geheiligd. Jeremia 31:31-34 zegt dat God Zijn wet in hun binnenste zal geven en in hun hart zal schrijven. Maar deze tekst wordt verwrongen en dan als ondersteuning voor hun opvattingen gebruikt.

Baptisten beweren ook dat het NT nergens beveelt kinderen te dopen, maar uitsluitend gelovigen. Daarom staan Baptisten alleen de geloofsdoop toe en niet de kinderdoop.

 

Voor baptisten is er geen doorgaande lijn van de OT-praktijk van besnijdenis naar de doop. Dit is te wijten aan het onderscheid dat zij tussen Israël en de Kerk maken. En aan hun opvatting over de plaats en rol van de besnijdenis onder het oude verbond en de doop in het nieuwe verbond. Zij geloven dat het genealogische principe (afstammings-principe) dat Israël vormde, niet wordt voortgezet in het NT-tijdperk. De baptist zegt dat Israël en de Kerk van aard verschillen. Bij Israël is sprake van een nationaal verbond en bij de kerk gaat het om een geestelijk verbond. Hierachter ligt een verkeerd begrip van de verbonden waaronder Israël leefde en de Kerk leeft, of beter gezegd: een verschil over hoe de verschillende Bijbelse verbonden zich tot elkaar verhouden. In dit artikel gaan we dit verschil wat nauwkeuriger onderzoeken.

 

Het gereformeerde standpunt is dat Israël en de Kerk deel uitmaken van de ene verbondsgemeenschap, die zich uitstrekt van het begin van de wereld tot het einde ervan. Het teken van de besnijdenis is in de doop begrepen en komt daarin tot haar climax. Het genealogische principe zet zich daarom voort.

 

Baptistentheologie mist een consistente totaalvisie op de verbondseenheid van Gods werk vanaf het begin van de wereldgeschiedenis tot haar einde. Onderzoek van hun theologie maakt duidelijk dat de basis voor hun dooppraktijk het NT is, het OT speelt maar een kleine rol. Dit nogal radicale opzij schuiven van het OT heeft als gevolg maar geringe aandacht voor het OT in hun kerken. Zij hebben een geamputeerde Bijbel door hun aanvaarding van de anabaptistische verwerping van de kinderdoop. De theologie van  Anabaptisten is tot stand gekomen door verwerping van de geldigheid van de Rooms Katholieke doop en de opvatting dat alleen gelovigen moeten worden gedoopt. Dit werd overgenomen door de eerste baptisten. Zij beweerden dat het gebaseerd was op een bevel van Christus om alleen gelovigen te dopen. Het gevolg was dat ze een veel grotere discontinuïteit tussen het OT en het NT verbond moesten rechtvaardigen dan de gereformeerden doen. En dat ze moeite hadden met de erkenning dat de doop in de plaats van de besnijdenis was gekomen, of anders gezegd: met de voortgang van het genealogische verbondsprincipe van Israël naar de NT kerk.

Als eenmaal die verbinding is verbroken, dan worden Kerk en Israël als heel verschillende entiteiten gezien. Baptisten beweren dan ook dat de Kerk pas sinds Pinksteren bestaat. Israël wordt slechts als een nationaal verbondslichaam gezien, dat zowel wedergeboren als niet wedergeboren leden omvat, zowel uitverkorenen als verworpenen - terwijl de kerk alleen uitverkoren leden zou hebben.
Gereformeerden verwerpen dat want wij gaan ervan uit dat het verbondsteken aan de gelovigen en hun kinderen moet worden bediend. Daarom is het een lichaam dat niet alleen maar wedergeborenen omvat, maar ook verworpenen.

 

De baptist gelooft dat elke kerk een autonoom lichaam is dat alleen door vrijwillige toetreding van gelovigen wordt gevormd. Lidmaatschap van de kerk is puur op individuele basis en de individuele gelovige moet gedoopt worden.

En diens doop heeft een andere betekenis dan de besnijdenis. Terwijl de besnijdenis een uiterlijk teken van het deel uitmaken van de Israëlische natie is, moet de doop slechts worden bediend aan wedergeboren gelovigen, menen baptisten.

Zij verbinden besnijdenis en doop ook niet, omdat zij een andere opvatting hebben over de sacramenten dan Gereformeerden. Baptisten noemen de sacramenten ordinanties en beweren dat ze geen genademiddelen zijn. Hun doop is een memorabele en symbolische verklaring van hun geloof en redding in plaats van een opneming in het verbond en de formele bediening van Gods belofte aan de gelovigen en hun kinderen, zoals  gereformeerden geloven.

 

Verder moet de doop in baptistenkring door onderdompeling gebeuren, omdat hij symbool staat voor het sterven en opstaan met Christus. Baptisten verwerpen een doop met besprenkeling, aangezien deze methode nadruk legt op reiniging en niet op sterven en opstaan. Het gevolg is baptisten onze aan kinderen bediende doop niet erkent en evenals de manier van dopen. En als ze consequent zijn, moeten ze ook zeggen dat 'onze' doop niet geldig is om wat wij geloven dat deze inhoudt.

 

Maar gereformeerde theologie houdt vast aan een consistente benadering van àlles wat over verbond en doop in de Bijbel staat. Gereformeerden zien Gods handelen met de mensheid als verbondshandelen van het begin tot het einde. We zien ook een hoge mate van continuïteit in alle bedieningen van Gods verbond met de mens. In de uitwerking van Gods verbond met Adam is een consistente toepassing zien van dezelfde beginselen die alle in Christus tot vervulling komen. Hiervan is het afstammingsprincipe voortdurend onderdeel. Indien Adam trouw aan God was geweest, zou hij voor zich en zijn nakomelingen eeuwig leven hebben geërfd. Hij was echter niet trouw, en daarom was het noodzakelijk dat er een Mens kwam Die dezelfde positie bekleedde als Adam had en bereikte wat hij niet had bereikt. Die mens was de laatste Adam, de Heere Jezus Christus.

 

De Bijbel schrijft een samenhangende geschiedenis in genealogische vorm en de genealogische beloftelijn wordt heel nauwkeurig bewaard in Gen. 5, 10, 11 tot Abraham. Na Abraham gaat de genealogie in Genesis door in het volk van Israël met de focus op Izaäk, Jakob en de stam van Juda. Het principe is ook opnieuw duidelijk in het gezin van David, die uit de stam van Juda was. Van toen af aan volgen de genealogieën van de Schrift de Davidische beloftelijn tot de Heere Jezus Christus in het NT, de laatste Adam. Het is waar dat degenen die in de ultieme zin Gods kinderen zijn (Jes. 53:10,12; Heb. 2:13) alleen zij zijn die waarlijk geloven. God heeft echter altijd verbondsmatig met ons gehandeld. In een verbond zijn wij verantwoordelijke partners met God, verantwoordelijk om in geloof en geloofsgehoorzaamheid te antwoorden. Waarbij de heel reële mogelijkheid bestaat dat wij dat verbond verbreken. Dat verandert niet in het NT-tijdperk. Het genealogische principe gaat door in het nieuwe verbond.

 

De baptist moet zó wel de woorden van de Heere Jezus Christus over kinderen in Matt. 19:14 negeren, waar de Heere zegt dat Hij wil dat 'de kinderen tot Hem komen want voor zodanigen is het koninkrijk der hemelen', of Hand. 2:39, waar het genealogische principe van de belofte die voor Gods volk èn hun kinderen is, wordt herhaald. De baptist negeert het feit dat Handelingen spreekt over hele gezinnen die, als het hoofd er van tot geloof kwam, gedoopt werden. Hij negeert ook het feit dat de symbolische betekenis van de besnijdenis in de dood van Christus is begrepen, waarmee de gelovige wordt verenigd (Col. 2:11, 12; Rom. 6:3-5). Als het onder het Abrahamitische en Mozaïsche verbond passend was dat kinderen werden besneden, waarom is het dan nu niet langer passend hen te dopen? Hun enige antwoord is dat het genealogische principe niet langer geldig zou zijn, maar de Schrift laat duidelijk zien dat dat wél het geval is.

 

De baptist moet ook het feit negeren dat de kinderen van de gelovigen niet onrein zijn, maar heilig (1 Cor. 7:14). Deze reinheid en heiligheid is een status die zij in Christus hebben. Wel moet het kind zich dit nog steeds toe-eigenen door het heiligende werk van de Heilige Geest maar het heeft die verbondsstatus al: het ís rein en heilig. Dit voorrecht wordt alleen ontvangen door geboorte binnen het verbond, want alleen het genadeverbond geeft reiniging en heiligheid door het bloed van de Heere Jezus Christus. Kinderen en gelovigen die deze status hebben, behoren daarom als leden van het verbond te worden gedoopt.
Maar de baptist vindt zijn eigen uitgangspunt dat de doop alleen voor gelovigen is, belangrijker. Dat verklaart zijn onwil om de doop van kinderen te aanvaarden.

 

Onze kinderen zijn van God, zélfs als wij verbondsbrekers zouden worden (vgl. Ezech. 16:20,21; 23:37). Wij zijn verplicht kinderen op te voeden in de vreze van de Heere, hen Gods wegen te leren (Deut. 6:6-9; 7:9,10). God zoekt een godvrezend nageslacht door huwelijkstrouw (Mal. 2:15,16). Al deze dingen blijven geldig tot de Heere terugkomt.

Baptisten willen niet tegen hun kinderen zeggen dat ze Gods kinderen zijn. In plaats van hen te dopen 'dragen zij hen op aan God', maar dat is een pseudosacrament. In feite een bewijs dat er toch iets mist in hun theologie.

Ik hoop en bid dat zij tot die erkenning komen en van hun dwaling terugkeren.

 


 

Ds. J.G.R. Kroeze is predikant  in Cairns, Queensland, Australië behorend tot de Free Reformed Churches of Australia, en hoofdredacteur van Una Sancta.
We vonden dit artikel in zijn blad van 4 mei 2019.

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster