Printen

Zo?! 1

 

D.J. Bolt

05-10-19

 

In het 'gereformeerde KERKBLAD van de GKv van deze week (72ste jaargang-nummer 19 - 4 oktober 2019) vonden wij onderstaand artikel. Het is geschreven door mr. E. Bos van GKV Capelle aan de IJssel-Zuid. We hebben het met veel belangstelling gelezen. Want onze kerken worden er in een nogal fel veroordelend licht geplaatst. Niet alleen door Bos maar ook, als we het goed lezen, door een vertegenwoordiger en organisator van door GKN geïnitieerde 'informatieavonden'.
 

Het lijkt ons gewenst om enige kanttekeningen bij dit artikel te maken. Dat willen we in de volgende editie doen. En misschien wil 'die broeder waarmee Bos sprak' en waarvan we vermoeden hebben van wie het zou kunnen zijn, contact met ons opnemen zodat we gezamenlijk een goede reactie op onderstaand artikel kunnen geven.

Nu geven we eerst Bos' artikel in extenso weer.

 


 

Een discussie over afscheiding en vrijmaking

 

Het gebod tot kerkelijke eenheid wordt door vrijwel alle christelijke ker­ken erkend. Dat kan ook moeilijk anders want onze Heer en Heiland heeft dat nadrukkelijk en indrukwekkend aangegeven in zijn laatste opgete­kende gebed. 'En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de we­reld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.’ Ook de apostolische brieven roepen de gelovigen voortdurend op tot eensgezindheid en onderlinge liefde. En zo belijden wij: Ik geloof één heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap van de heiligen. Kan je je dan nog afscheiden en een nieuwe kerk oprichten?

 

DOOR MR EMO BOS

 

Deze vraag speelde in een discussie die ik enkele maanden geleden met een vertegenwoordiger van de Gere­formeerde Kerken Nederland (GKN) had. Deze broeder was betrokken bij een studiegroep die voorlichtings­avonden organiseert over de kerkelij­ke situatie rond onze kerken en die kerkleden oproept zich bij de GKN te voegen. De inzet van onze discussie was het recht en plicht tot afschei­ding. Daarbij speelde een (ingezon­den) artikeltje van wijlen prof. J. Kamphuis in het Nederlands Dagblad van 19 september 2003 een rol. De hoogleraar wees het recht tot oprich­ting van de DGK (de Gereformeerde Kerken, hersteld, de kerkgemeen­schap van ds Van Gurp) af. Het voorle­zen van een Akte van Vrijmaking of Wederkeer op een 'landelijke vrijma­kingsvergadering' in Zwolle vond hij een actie, die ons vervreemdde van ons gereformeerde verleden en in feite een bovenschriftuurlijke gewe­tensbinding was. Het gebruik van het woord 'vrijmaking' noemde hij zelfs misleidend.

Kern van het bezwaar van professor Kamphuis was dat er geen kerkelijke veroordelingen waren gevallen die de afgescheiden ambtsdragers had­den getroffen. Men kan het met be­paalde kerkelijke uitspraken oneens zijn, maar wanneer er nog gesprek mogelijk is en men de vrijheid heeft andere opvattingen te hebben, kan er van 'vrijmaking' geen sprake zijn. Hij beschuldigde de nieuwe vrijge­maakten zelfs van een zeker purita­nisme, dat is een neiging tot biblicis­me. Met hun opvatting zouden zij gewetens binden.

 

Deze toch wel ernstige vermaning wees onze broeder van de hand. Die zou alleen de DGK (Van Gurp) gelden en niet de later opgerichte GKN, waartoe hij behoorde. Letterlijk had hij gelijk, maar de mee door hem ge­organiseerde studiebijeenkomsten met de strekking om zich van de GKV af te scheiden, roepen evenzeer de vraag op of hier wel sprake is van een gerechtvaardigde actie. De geloofs­belijdenis leert immers dat afschei­ding en vrijmaking pas geoorloofd zijn wanneer de kerk zich plaatst bo­ven het Woord van God en anders denkende gelovigen vervolgt. In de tijd van de vrijmaking spraken we van bovenschriftuurlijke bindingen, dat wil zeggen onjuiste, bindende leeruitspraken met sancties, Vandaar dat ik de broeder met klem vroeg aan te geven wat dan wel de bovenschrif­tuurlijke binding in onze gerefor­meerde kerken mocht zijn. Wie zijn er aan gebonden?

 

Daarop gaf hij in eerste instantie als antwoord dat voorgangers in de GKV sleutelden aan het Woord van God, verwarring stichtten en streefden naar ruimte, vrijheid, tolerantie, veel­kleurigheid, gelijkheid en liefde. Hoe­wel dit laatste tegengesteld lijkt aan een binding, kon hier z.i. toch van een boven 'Schriftuurlijke' binding wor­den gesproken, 'omdat de ruimte, vrijheid, tolerantie enz. gebaseerd is op een eigen invulling, uitleg en toe­passing van de Woorden die God door Christus heeft gesproken.' Voor wat betreft tuchtmaatregelen dacht hij aan 'de stille getuigen van ruilen, ontheffen, en gepasseerd worden voor het ambt'.

Toen ik hem er op wees dat er in het verleden bij Luther, De Cock, Kuyper en Schilder steeds sprake is geweest van voorafgaande, expliciete tucht­maatregelen en er in de GKV met de beste wil van de wereld niet een bovenschriftuurlijke binding met zulke sancties te ontdekken valt, reageerde hij als volgt: het gaat om uitholling van het Woord, om veel te grote vrij­heid door een geconstrueerde uitleg van de Schrift. Hij erkende: 'lnder­daad gebonden worden vanwege het loslaten van binding is een vreemde constructie.' Zo redenerend gaf hij eigenlijk wel toe dat er geen bovenschriftuurlijke binding bestond en dat er in onze GKV kerken geen sprake is van tuchtmaatregelen te­gen gemeenteleden die zich openlijk tegen het beweerdelijke verval ver­zetten.

Het verval dat hij 'bedoelde betrof strikt genomen exegetische verschil­len, waarbij hij vooral de m/v-besluiten noemde. Daarnaast ging het om veranderingen, waar ou­dere, vaak traditionele interpretaties van Bijbelteksten het moesten afleg­gen tegen nieuwere inzichten en om nieuwe liturgische vormen en gezan­gen. In feite verhief de GKN-zegsman zijn exegeses en visie op de liturgie exclusief tot het Woord van God, zo­dat wie daarvan afwijkt het gezag van dat Woord aantast en gelovigen dwingt tot afscheiding en vrijmaking. Het is echter niet moeilijk in te zien dat dit een verabsolutering van het eigen gelijk is, iets dat haaks staat op de van God geboden eenheid.

 

Laten we liever luisteren naar wat prof. Bram van de Beek in het ND van 5 juni 2019 over die eenheid zegt: 'De eenheid van de kerk behoort tot het fundamentele belijden van de kerk en zolang die geen gestalte krijgt le­ven we dus in de zonde, sterker: dan lasteren we de ene Naam. Het gaat dus niet om goede intenties en elkaar zoeken met het oog op meer een­heid. Het gaat om bekering. En beke­ring kun je niet uitstellen. Anders is het niet serieus. Dan heb je nog niet ingezien wat je hebt aangericht en wat je in stand houdt.'

Voor ons is die eenheid beslissend. Terecht roepen de artikelen 28 en 29 van de NGB ons op ons bij de kerk te voegen, en ons niet afzijdig te hou­den of op onszelf te blijven staan. Je moet geen tweedracht, sekten en muiterij in de kerk willen aanrichten. Afscheiden is pas aan de orde als de kerk haar eigen meningen boven Gods Woord stelt èn hen die trouw naar Gods Woord willen leven ver­volgt. Oproepen van de DGK en de GKN kunnen we dus maar beter ne­geren.

 

Wordt vervolgd