Printen

Lezen en laten lezen

 

D.J. Bolt

13-01-20

 

We lazen het boek Lezen en laten lezen, Gelovig omgaan met de Bijbel. Het is geschreven door prof. dr. A. Huijgen, hoogleraar systematische theologie aan de Apeldoornse Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Het beleefde inmiddels de tweede druk en werd genomineerd als theologisch boek van het jaar 2019.


Hoe lezen we de Bijbel? Het is een onderwerp dat voluit in de schijnwerpers staat. Hermeneutiek, een duur woord ervoor, blijkt alles bepalend voor zaken als schepping en evolutie, vrouw-in-het-ambt, homoseksuele relaties, zonnestilstand in Jozua's dagen, Jona in de vis, Paulus' spreken over onderdanigheid van de vrouw. Enzovoort.  Er zijn groeiende grote tegenstellingen waar gereformeerde christenen op deze punten uitkomen. Denk aan de besluiten van de GKv over de vrouw in het ambt, en de felle discussies in Huijgens eigen kerken over hetzelfde onderwerp. Prof. Huijgen doet in 240 pagina's een intensieve poging om boven de tegenstellingen uit te komen. We werden door zijn boek geboeid, er was het een en ander te leren. Toch schreven we in de kantlijn steeds meer kritische noten. Waar komt deze hoogleraar uit? Hoe komt het dat tenslotte zijn lezen en laten lezen toch weer uitkomt op: Paulus zegt dit, maar …?

We waren van plan onze bevindingen en vragen te verwoorden in enkele artikelen. Maar iemand attendeerde ons op een recensie van het boek in de Saambinder, het kerkblad van de Gereformeerde Gemeenten. Dr. C. Sonnevelt, predikant te Krabbendijke gaf in vier afleveringen zijn helder commentaar op het boek. Het spoort zo zeer moet onze eigen kanttekeningen dat we afzien van een eigen recensie. Met toestemming van ds. Sonnevelt laten we zijn artikelen hieronder in extenso volgen.

De plaatjes zijn van ons.


 

“Lezen en laten lezen” – Een nieuwe manier om de Bijbel te lezen (1)

 

Dr. C. Sonnevelt

 

Het is een goede gewoonte dat op veel plaatsen Bijbels worden uitgereikt aan leerlingen die de basisschool verlaten. “Ik hoop dat je veel in dit boek zult lezen”, zei eens de voorzitter van het plaatselijke schoolbestuur. “Maar ik hoop ook dat dit boek jou gaat lezen”. Aan die woorden moest ik denken bij de nieuwste publicatie van dr. A. Huijgen, “Lezen en laten lezen”. De vraag is echter: bedoelt de Apeldoornse hoogleraar hetzelfde als die schoolbestuurder?

 

Waarom dit boek?

Wanneer je wilt weten wat een schrijver met zijn boek voorheeft, moet je vooral kijken naar de eerste bladzijden. In zijn “Woord vooraf” zegt prof. Huijgen het volgende: “Christelijk Nederland zindert van vragen rond de uitleg van de Bijbel. Vaak draait het daarbij om een paar hete hangijzers, zoals de visie op homoseksualiteit of schepping en evolutie (later in zijn boek komt ook de kwestie van de vrouw in het ambt naar voren, CS). Het lezen van de Bijbel gaat echter om zoveel meer en vaak ook om wat anders. Vandaar dit boek.” De auteur noemt het “een kleine hermeneutiek”. Hij wil dus bezig zijn met de vraag hoe de Schrift gelezen en uitgelegd dient te worden. Hij wil “gelovig omgaan met de Bijbel”, zoals de ondertitel aangeeft.

 

Strijd tegen rationalisme

Arnold Huijgen maakt zich grote zorgen over de invloed van het rationalisme op het kerkelijk erf. Het is het front waartegen hij ten strijde wil trekken (pag. 17). Vanuit de Verlichting is een rationeel denken de kerk binnengedrongen, zegt hij. Deze stelling zoekt hij te onderbouwen in “Bewogen omgang”, een hoofdstuk dat ingaat op theologische en filosofische achtergronden. De grote boosdoener voor hem is René Descartes (de man van de uitspraak “Ik denk, dus ik besta”). Deze filosoof heeft een wissel omgezet met zijn scherpe onderscheiding tussen het menselijke denkvermogen (het  subject) en alles daarbuiten (het object). Hij meende met behulp van de rede tot ware kennis te kunnen komen. Daarbij zag hij over het hoofd dat al onze kennis ervaringskennis is. Hij reduceert dus zowel de mens als de wereld. Helaas, zegt Huijgen, heeft deze manier van denken zich genesteld in het christendom. De gevolgen ervan zijn zichtbaar, zowel in een vrijzinnig christendom (“ik aanvaard alleen nog wat ik kan begrijpen”) als bij een rechtzinnig christendom (“ik aanvaard heel de Bijbel, maar ik wil haar wel begrijpen”). Orthodoxe christenen proberen de betrouwbaarheid van de Bijbel te verdedigen (denk bijv. aan het Chicago Statement over de “foutloosheid van de Schrift”), maar zij gebruiken dan dezelfde wapens als hun tegenstander en vallen uiteindelijk in hun eigen zwaard. Rationeel denken uit zich volgens Huijgen ook in het stellen van vragen als: “Ik kan bijvoorbeeld wel beloften in de Schrift lezen (object), maar zijn die ook wel voor mij bedoeld (subject)? Hoe weet ik of ik ook persoonlijk deel in het heil dat objectief door Christus is tot stand gebracht?” (pag. 126). Zulke vragen (die hij vooral beluistert “aan de ‘bevindelijke’ kant van het gereformeerd protestantisme”) zijn voor Huijgen op zichzelf niet onbelangrijk of onjuist, maar hij ziet daarin de verregaande effecten van het rationalisme.

 

Gelovig omgaan met de Bijbel

Dr. Huijgen wil de Bijbel op een andere manier lezen. Niet rationeel, maar invoelend (“affectief”). We moeten ons laten lezen, ons laten interpreteren door de levende God (pag. 21). “De sleutel is niet meer exegese, maar andere exegese, of liever: exegese anders. Geen exegese die je achteraf nog eens met je leven moet verbinden, maar het lezen van de Schrift midden in het leven” (pag. 19). Is dat ook niet de wijze waarop Luther de Bijbel gelezen heeft? Radicaal nam deze hervormer afstand van de aristotelische filosofie en de middeleeuwse scholastiek. Gods Woord was voor hem slechts te verstaan in de weg van oratio (gebed), meditatio (meditatie) en temptatio (aanvechting). Het hoofdstuk waarin Huijgen dit uitwerkt is een van de mooiste gedeelten van zijn boek. Ik heb ook kritiek op deze uitgave, fundamentele kritiek zelfs, en ik hoop in de volgende artikelen wel aan te geven waarom. Maar eerlijk is eerlijk: dr. Huijgen heeft niet alleen een vloeiende pen; er staan ook heel leerzame stukjes in zijn boek.

(wordt vervolgd)

 

“Lezen en laten lezen” – Een nieuwe manier om de Bijbel te lezen (2)

 

Vorige keer maakten we een begin met de bespreking van dr. Huijgen’s publicatie “Lezen en laten lezen”. Het is een titel die niet bedoelt dat we de Bijbel ook aan anderen moeten laten lezen, maar die ertoe opwekt onszelf te laten lezen door de Bijbel.

 

Pleidooi voor het hart

Wat houdt dat nu in? Het betekent stil worden, leeg van jezelf. Niet te snel met een tekst aan de haal gaan. Niet alleen maar bezig zijn met wetenschappelijke exegese van de tekst, maar vooral luisteren naar de stem van God erin. Het gaat Hem immers om communicatie en interactie. Daarbij is God altijd de Eerste (het grote Subject), maar komt vervolgens ook de mens als subject tot zijn recht. Huijgen wil dat we de Bijbel zo lezen dat ons innerlijk wordt geraakt. In een tijd van platvloers materialisme en academische kilheid voert hij een pleidooi voor het hart. Hij vraagt aandacht voor de ziel als klankbord, als de ruimte “waarin de muziek van Gods Woord tot klinken komt”. Natuurlijk zit aan dat luisteren “ook een intellectuele kant, de acceptatie van bepaalde leerstukken bijvoorbeeld of de onderwerping aan het regime van een bepaalde ethiek. Maar zonder hart wordt dat al snel farizeïsme. Het gaat allereerst om waarheid in het binnenste” (pag. 139). Het gaat om een doorleefd geloof, om de verborgen omgang met God (pag. 13). Dat klinkt allemaal heel sympathiek en vertrouwd. Huijgen lijkt daarmee in de buurt te komen van wat die schoolbestuurder uit het eerste artikel zei, maar hij bedoelt toch iets anders. Hij heeft ook een andere Schriftopvatting.

 

Andere Schriftopvatting

Vanuit zijn visie op de Schrift kan Huijgen ontspannen omgaan met zaken in de Bijbel die hij ziet als tegenstrijdigheden en historische onjuistheden. Zo hoeven we niet meteen om te vallen als de slang in het Paradijs niet gesproken heeft, Jericho niet met de grond gelijkgemaakt is, Jona niet echt in de vis gezeten heeft of de zon niet werkelijk tot staan is gekomen bij Gibeon (pag. 50-51, 173). Is de Bijbel dan historisch onbetrouwbaar? Dat zou Huijgen niet graag zeggen, maar dergelijke verhalen hebben “een heel ander gewicht” dan bijvoorbeeld de opstanding van Christus (pag. 51). Van dat laatste kan en moet gezegd worden: Is Hij niet opgewekt, dan is ons geloof tevergeefs (1 Kor. 15). Die andere verhalen zijn wel “waar”, maar wat betékent waarheid? In onze westerse wereld en het moderne denken bedoelen we daarmee een feitelijk, objectief verslag, iets dat historisch correct en empirisch vast te stellen is. De Bijbelschrijvers houden zich daar echter niet mee bezig, stelt Huijgen. De Schrift heeft dus een ander waarheidsbegrip. Dat moeten we volgens hem ook bedenken bij het lezen van Genesis 1-3 (pag. 125).

 

Relationeel waarheidsbegrip?

Dr. Huijgen wil anders met de Bijbel omgaan dan in onze traditie is gebeurd. De waarheid is immers niet “een boek” maar “een persoon”, Christus (pag. 63). We moeten van de Bijbel geen “papieren paus” maken. Vandaar zijn moeite met de uitdrukking “De Bijbel is het Woord van God”. Op die stelling (“een versteende uitdrukking”) zou veel af te dingen zijn (pag. 25). Ik vind deze manier van spreken misleidend. Waarom maakt Huijgen tegenstellingen waar ze niet zijn? Mogen we bij de waarheid alleen denken aan het Woord dat vlees geworden is en niet aan het Woord dat Schrift geworden is? Het lastige is dat Huijgen dit niet helemaal ontkent; hij geeft het even later weer toe en roept er zelfs Karl Barth voor te hulp. Barth geloofde echter niet in de verbale inspiratie van de Bijbel. Zodoende roept Huijgen voortdurend twijfel op. Juist door zijn waarheidsbegrip en zijn nadruk op het geloof als interactie tussen God en de mens nadert hij het “relationele waarheidsbegrip”. Volgens die opvatting zou de (Bijbelse) waarheid niet bestaan los van de mens. Het is deze gedachte die rond 1980 door de Gereformeerde Kerken is omhelsd (denk aan het rapport “God met ons”) en die daar grote schade heeft aangericht. Het zou Huijgen sieren als hij daarvan nadrukkelijk afstand neemt. Nu opponeert hij vooral tegen een orthodox christendom dat naar zijn smaak teveel leunt op een formele Schriftbeschouwing, belijdenissen en “statements”.

(wordt vervolgd)

 

“Lezen en laten lezen” – Een nieuwe manier om de Bijbel te lezen (3)

 

Wat de Bijbel “waar” noemt is niet altijd waar in onze moderne zin van het woord. Aldus dr. Huijgen. We zouden dat zelfs in het oog moeten houden als het gaat over de opstanding van Christus. Die waarheid is een zaak van geloof en niet van redeneren. Paulus getuigt er wel van in Romeinen 1:4, maar Hij geeft er geen bewijs voor (pag. 59). Dr. Huijgen gaat hier voorbij aan wat de apostel zegt in 1 Korinthe 15. Is de opstanding van Christus dan geen historie? Jawel, zegt de hoogleraar, maar zij is méér dan historie en ánders dan onze historie. Het gaat om een geloofswerkelijkheid, “die de geschiedenis openbreekt”. Theologentaal, zal wellicht iemand denken. Waar gaat het Huijgen om?

 

Moeite met stellingen

Huijgen heeft veel moeite met uitgesproken stellingen. “Fundamentalisten” vinden in hem dan ook een verklaard tegenstander (pag. 122, 157). Op dezelfde wijze beziet hij creationisten (pag. 17, 53). Hun benadering zou wezenlijk niet anders zijn dan die van de (al dan niet theïstische) evolutionisten. Ook het “Logos Instituut” en dr. M.J. Paul komen in dit verband voorbij. Nu valt van zogenoemde creationisten wel iets te zeggen, maar de vraag is of Huijgen hen recht doet. Hun motto is immers niet: “Ik begrijp, opdat ik geloof”, maar omgekeerd: “Ik geloof, opdat ik begrijp” (een woord van Anselmus dat teruggaat op Augustinus). Overigens vindt ook die laatste insteek geen genade in de ogen van Huijgen, maar dat terzijde. Zelf neemt hij – in de voetsporen van Luther – radicaal afstand van de scholastiek, veel radicaler dan men in de calvinistische vleugel van de Reformatie deed. Het is opmerkelijk dat er bij hedendaagse theologen weer meer waardering komt voor de positieve kanten van de scholastiek. Hoe dan ook, de bedoeling van veel creationisten is waarlijk niet het beredeneren van het geloof of het “bewijzen” van de Bijbel. Wel wil men aantonen dat veel van wat doorgaat voor “wetenschappelijk”, in feite gebaseerd is op vooronderstellingen. Door hun onderzoek wordt menig ballonnetje doorgeprikt. Ik denk dat dit geen kwaad kan en dat onze studerende jeugd daar wel degelijk mee geholpen is. In ieder geval is het niet fair daarop te reageren met een neerbuigend of haastig oordeel.

 

Hete hangijzers

Terug naar het uitgangspunt. Dr. Huijgen heeft zijn boek geschreven op een moment dat “christelijk Nederland zindert van vragen rond de uitleg van de Bijbel”, met name als het gaat over “een paar hete hangijzers”: homoseksualiteit, evolutie en de vrouw in het ambt. De vraag is waar Huijgen nu zelf in dezen staat. Jawel, het gaat volgens hem om méér zaken, andere zaken, een ander lezen van de Bijbel ook. Maar wat betekent zijn benadering nu voor de problematiek waar de gereformeerde gezindte mee worstelt? Welke hulp biedt zij voor het omgaan met de genoemde hangijzers? Of zijn dat voor Huijgen geen hangijzers? Is het niet uiterst zorgwekkend wat zich aan het voltrekken is? Is er geen sprake van een onheilspellende verschuiven van waarden en normen in onze reformatorische kringen? Zien we er geen afbrokkeling van het Schriftgezag? Vraagt dat niet om een duidelijk spreken? Of valt zoiets per definitie onder de negatieve categorie van “statements”? Wordt de kerk vandaag niet geroepen tot belijden? Zei Groen van Prinsterer niet dat dit belijden juist betekent “uitkomen voor de waarheid waar de verdediging bezwaarlijk is en waar het belijden met lijden vergezeld is”. Het gaat toch niet om een geringe zaak wanneer momenteel het huwelijk, opgevat als een levenslang trouwverbond tussen man en vrouw, onder vuur ligt? Wanneer het evolutionisme terrein wint onder ons en de Bijbel wordt omgebogen naar de wetenschap? Wanneer de roep om vrouwelijke ambtsdragers steeds sterker wordt, ook in kerken waar dat tot voor kort ondenkbaar was? Moet er op deze punten geen klare wijn worden geschonken? Huijgen benadrukt dat hij de Bijbel niet individualistisch wil lezen maar dit wil doen in gemeenschap met de kerk van alle tijden. Dat is verblijdend. Maar wat betekent dat voor de genoemde kwesties? Openbaart zich juist op deze punten geen radicale breuk met de klassieke opvattingen van de christenheid en met de praktijk van kerken in andere werelddelen?

(wordt vervolgd)

 

“Lezen en laten lezen” – Een nieuwe manier om de Bijbel te lezen (4)

 

Het vorige artikel liep uit op een aantal vragen. Waar staat dr. Huijgen zelf wanneer het gaat over ethische zaken zoals het huwelijk en het Schriftgezag? Aan het eind van zijn boek gaat hij daarop in. Hij wil laten zien wat de door hem voorgestane leeswijze van de Bijbel in de praktijk betekent.

 

Proef op de som

Huijgen zet in bij pennenvruchten van Dietrich Bonhoeffer en Oepke Noordmans. Eerstgenoemde is algemeen bekend. Hij was een respectabel mens, maar ook een predikant die gerust meeging met de historisch-kritische benadering van de Schrift. Laatstgenoemde was een origineel en scherpzinnig theoloog, maar wel een man uit het brede midden van de Hervormde Kerk. Ik vraag me af waarom nu juist deze theologen een voorbeeldfunctie moeten hebben bij het verstaan van de Heilige Schrift. Zelf sluit dr. Huijgen de rij. Hij behandelt een passage over de plaats van de man en de vrouw ten opzichte van elkaar (1 Petrus 3:1-7). Rake dingen schrijft hij daarover en eerlijk wil hij omgaan met het “aanstootgevende” van dit gedeelte voor de moderne Bijbellezer. Toch blijf ik met een gevoel van teleurstelling zitten. Vanwaar dat gevoel? Laat ik proberen het uit te leggen.

 

Schepping naar de achtergrond

Het is goed-gereformeerd om aandacht te hebben voor de schepping en de scheppingsordeningen. Zelfs in een gevallen wereld zijn Gods scheppingsordinanties nog steeds van kracht. Dr. Huijgen denkt echter veel meer vanuit de toekomst. Vanuit “het eschaton” (het einde) komen het Woord, de Geest en ook het Rijk naar ons toe (pag. 40-48). In het midden van de geschiedenis staat Christus, maar het gaat op de toekomst aan. En de schepping dan, het goede begin van hemel en aarde? Bij Huijgen verdwijnt zij achter de horizon. Nee, hij ontkent niet het bestaan van “een morele orde in de wereld, die een scheppingsgegeven is” (pag. 179). Maar hij ondergraaft deze terloopse opmerking door de vraag te stellen: “Is de orde van de liefde bijvoorbeeld niet fundamenteler voor de christelijke gemeente dan de orde van de schepping?” Ook suggereert hij dat kerkelijke leiders traditionele voorkeuren hebben en ja, “dan spelen op de achtergrond van wat ‘scheppingsorde’ heet menselijke belangen een grote rol” (pag. 176). Dit alles werkt ook door in zijn uitleg van 1 Petrus 3. Wat Paulus in 1 Korinthe 11 zegt over het hoofd-zijn van de man (als scheppingsgegeven), blijft geheel buiten beeld. Huijgen weet wel dat er verschillen zijn tussen de twee geslachten, maar “De Bijbel stelt niet scherp op biologische verschillen tussen mannen en vrouwen” (pag. 214). Let erop: Huijgen schrijft dit in een tijd waarin de antigoddelijke genderideologie met kracht wordt gepropageerd en men ons wil doen geloven dat niemand als man of vrouw geboren wordt! Dit lijkt meer op een meedeinen op de geest van de tijd dan een profetisch getuigenis daartegen. Zijn kerk en wereld hiermee geholpen? Is dit de vrucht van het nieuwe lezen van de Bijbel? Dan is er echt iets mis met dat nieuwe lezen!

 

Een veranderlijke God?

Dr. Huijgen wil ook afrekenen met “de zuurdesem van de onbewogenheidstraditie” (pag. 152). “De gedachte dat God onbewogen is, moet worden uitgezuiverd uit het Godsbegrip en dus ook uit het bijbellezen.” Wij kunnen volgens hem niet meer over de onveranderlijkheid van God spreken zoals vroeger. Ook dit roept vragen op. In hoeverre is God dan nog de Soevereine Die Zijn wil doorzet? Als de Christelijke Gereformeerde hoogleraar spreekt over het geloof, benadrukt hij terecht dat geloof nooit zoetsappig is. Het wordt dikwijls zo aangevochten dat een mens er ongeduldig en soms bijna wanhopig door wordt (pag. 42, 48). Dat is herkenbaar. Als de hemel zwijgt, wordt er niet veel genoten, schrijft ds. F. Bakker in zijn indrukwekkende preek over de Kananese vrouw. Maar dan wordt er wel iets geleerd. Wat dan? Dat tussen het gebed en de gebedsverhoring Gods vrijmacht ligt en dat wij het niet waard zijn. Dat zijn klanken die ik in “Lezen en laten lezen” node heb gemist. En dan zwijgen we maar over het gebrek aan separatie en andere zaken in dit verontrustende boek. De Heere gedenke ons en onze kinderen in deze tijd van toenemende vervlakking.

(slot)

 


 

Nieuwe studenten Theologische Universiteit Apeldoorn