Printen

Signalen 100

 

R. Sollie-Sleijster

21-03-20

 

De dokter en de dominee

RD 18-3-2020

 

Dolf te Velde wijdt zijn theologenblog toch maar aan corona, al was hij dat niet van plan. Er is geen ontkomen aan, iedereen voelt het dichterbij komen en je kunt bijna niet aan iets anders denken, zo opent de theoloog (TUK) zijn blog. Te Velde stipt de kwetsbaarheid van onze hoogontwikkelde samenleving aan, waarin interactie en mobiliteit zo’n grote rol spelen. En ja, virussen bestaan nu eenmaal, ze muteren sneller dan we met vaccins kunnen bijhouden. We kijken samen met Te Velde even terug in de tijd.

 

Dordrecht 1634: de theoloog Gisbertus Voetius voert een briefwisseling met zijn stadgenoot de arts Johannes Beverwijck over “het einde van het leven”. De briefwisseling verschijnt 7 jaar later in boekvorm (“Dissertatio epistolica” – 300 blz.).

De vraag die Voetius stelt kan ons vandaag ook nog bezighouden: Als vanuit Gods volmaakte voorkennis het levenseinde van ieder mens al vastligt, is er dan nog wel ruimte voor medisch handelen? En omgekeerd: als er op het creatuurlijke vlak zoveel variabelen meespelen, hoe kan God dan ooit weten en bepalen hoe het met ieder mens afloopt?

Voetius gebruikt veel Bijbelse argumenten om aan te tonen dat beide bij elkaar horen:

 

God weet precies hoe ons leven zal verlopen en Hij kent ook het einde ervan. Toch hoeven we dan niet stil te vallen, omdat er toch niets aan te veranderen zou zijn. God wil ons juist aan het werk zetten bij de uitvoering van zijn plan. Als we ons maar realiseren dat niet wijzelf bepalen hoe ons leven loopt. God doet dat.

 

Te Velde wijst erop dat de mens destijds elke dag dicht bij het einde van het leven stond. De kindersterfte was enorm hoog en de laatste pestepidemieën deden nog de ronde. De dokter en de dominee wisten echt wel waarover zij het hadden.

Als mensen in de 21ste eeuw weten we veel, artsen en verpleegkundigen zetten zich in voor zieken en kwetsbaren. Maar bij dat alles houdt ook de dominee zijn taak. Wij weten veel en kunnen veel, maar toch krijgen we niet alles onder controle. Gevaar, ziekte en dood kunnen we niet definitief op afstand houden. Daarvoor weten en kunnen we te weinig.

Te Velde sluit bemoedigend af:

 

De coronacrisis confronteert ons met ons sterfelijk bestaan. En brengt ons zo weer extra te binnen dat wij voor het aangezicht van God leven. Alleen Hij overziet wat er in de wereld gaande is en door zijn wil leidt Hij die hele wirwar van gebeurtenissen naar het doel dat Hij gesteld heeft. Aan deze God mogen we ons bij alle onzekerheid toevertrouwen. Onze tijden zijn in zijn hand.

 

“Liefst zo min mogelijk kerkgangers”

RD 18-3-2020

 

Het ministerie van Justitie en Veiligheid zegt dat honderd personen in één kerkdienst mogelijk al te veel is nu het coronavirus rondwaart. Het ministerie bij monde van minister Grapperhaus adviseert om in de geest van de maatregel zo min mogelijk mensen te laten samenkomen. Het maximum van honderd geldt voor het hele kerkgebouw, dus geen samenkomsten in zaaltjes. De PKN heeft de minister al verzocht meer helderheid te geven. Mensen vertrouwen dat samenkomen met honderd mensen gewoon niet en ook niet met vijftig, dertig, twintig of tien. Ze hebben liever dat de minister zegt dat het helemaal niet meer mag.

 

Daling ledental dwingt GKv tot bezuinigingen

ND 9-3-2020

 

Omdat het ledental van de GKv al jaren krimpt en de verwachting al was dat die krimp zou doorzetten, (zodat het ledental over de periode van 2021 tot 2023 onlangs is bijgesteld van 110.400 naar 108.000 leden) komt het begrotingstekort bij de GKv landelijk op zo’n 1,4 miljoen euro en dat op een begroting van 9,5 miljoen.

Daarnaast is het de bedoeling dat na fusie met de NGK het bedrag voor het landelijke kerkverband op 25 euro per kerklid komt. Nu is dat bij de NGK 19,40 en bij de GKv 29 euro per lid.

De synode van Meppel zag de tekorten drie jaar geleden al aankomen en gaf opdracht aan de deputaatschappen om te bezuinigen. Dat is niet gelukt.

De grootste kostenpost vormt de TUK, die voor de komende drie jaren 1,8 miljoen euro van de kerken vraagt. Dat is nu 65% van de begroting, maar door de daling van het ledental wordt dat 75%.

Voorzitter van de synodecommissie, Aaike Kamsteeg, sprak al van ‘code oranje’.

 

Kerkelijke macht

ND 14-3-2020

 

Ad de Bruijne, TUK, gaat in zijn column in op de rol die macht speelt in achterliggende structuren bij principiële discussies. Nadat hij eerst heeft aangegeven dat hij de razendsnelle ontwikkelingen in de GKv toejuicht, bekent hij dat hij er toch wel onrustig van wordt. Het gaat om veranderingen als de verzoening met de NGK, de erkenning door de synode dat de Open Brief geen reden tot scheuring had mogen zijn, excuses en disciplinaire maatregelen die worden teruggedraaid. Verder gaat het om de openstelling van ambten voor vrouwen en het verschillende beleid rond homoseksualiteit dat geen belemmering meer vormt. Zelf stemt De Bruijne met al deze veranderingen in, ja hij heeft er zelfs aan bijgedragen, zo verklaart hij zonder blikken en blozen.

 

Volgens De Bruijne ligt de kerkelijke macht inmiddels bij een meerderheid van vernieuwers. Volgens hem is de proef op de som in de GKv nu dat de nieuwe meerderheid ruimte weet te bieden aan de nieuwe minderheid. Dat vraagt flexibiliteit en misschien, zo is zijn voorstel, moeten we toegroeien naar een modaliteitenkerk met ruimte voor aparte gemeenten voor kerkleden die niet willen fuseren en rond de genoemde thema’s vasthouden aan de klassieke lijn.

 

Kort commentaar

Maar een modaliteitenkerk is er toch al, waar ieder onder schijn van eenheid z’n eigen ding doet? Los zand, geen echte eenheid en avondmaalstafel, dat is wat we binnen de PKN zien. Wat doen we nog in onze GKv of NGK of NGKv? De Bruijne weet wel waar het proces geleidelijk heen voert: een modaliteitenkerk. De volgende stap in dit proces durft hij nog niet te zetten, namelijk oproepen tot aansluiting bij de PKN. Of komt dat in zijn volgende column? En geeft hem dat nu nog te veel onrust? Misschien de onrust van een geweten dat toch nog heel zacht spreekt en oproept om terug te keren naar de vaste grond van Schrift en Belijdenis?