Printen

Merkwaardige opvattingen over kerkelijke besluiten en de naleving daarvan


Dr. M.J. Arntzen

19-05-12 

 

In de Reformatie van 4 mei j.l. schreef ds. J. Kuiper een belangwekkend artikel “Erosie van het kerkverband”. Erosie, legt de predikant uit, is een slijtageproces. Dit kan plaatshebben in de natuur. In een heidegebied kunnen hele heideplaggen worden weggeslagen, en ontstaat er zandverstuiving.

Classes en synodes vergaderen en nemen allerlei besluiten, natuurlijk niet voor niets, zou je zeggen. Die besluiten moeten uitgevoerd worden. Maar het trieste feit is, dat men zich in de praktijk weinig stoort aan wat die meerdere vergaderingen hebben vastgesteld. Men gaat liefst maar zijn eigen gang. Dat geschiedt vooral op liturgisch gebied. Synodes bepalen hoe een eredienst moet worden ingericht, en ook welke liederen er mogen worden gezongen. Maar het lijkt er niet op, dat daar ook de hand aan wordt gehouden, moet ds. Kuiper constateren.

Plat gezegd, het is wat dit betreft, een rommeltje in de vrijgemaakte kerken.

Intermezzo
We onderbreken ons verhaal even om de geschiedenis na te gaan van de liturgische invulling van de erediensten, zoals ik die heb meegemaakt vanaf zeg de twintiger jaren van de vorige eeuw tot heden. Vóór 1933 werden in de gereformeerde kerken in Nederland alleen psalmen gezongen, met slechts enkele vrije liederen. En dat waren ook nog berijmde bijbelgedeelten, zo'n negen in getal: de berijmde Decaloog (Tien Geboden), het berijmde Onze Vader en de berijmde lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon. Maar daar hield het ook mee op. Wel staat in sommige oude psalmboeken nog de zogenaamde Psalm 151, het "Eigen geschrift Davids":

 

Ik was een jongeling / nog teeder en gering / en weidde ‘t wollig vee / Men had mij in het veld / tot herder aangesteld etc.

 

We melden dit alleen maar als curiositeit. Duidelijk was dat er een vrees was voor liederen buiten de psalmen. Die beduchtheid was er al sinds de Afscheiding. Ds. H. de Cock had een waarderende inleiding geschreven op een brochure van een verver in Delfzijl. Hij sprak daar over de toen bekende evangelische gezangen als een tezamen gevlochten Alcoran.

Nu waren er heel vreemde evangelische gezangen, maar toch ook wel heel mooie, schriftuurlijke nieuwtestamentische liederen. Echter men was lange tijd kopschuw en heel voorzichtig om die voor kerkelijk gebruik goed te keuren.

Maar eindelijk, in 1933, kwam het zover. Toen keurde de generale synode van Middelburg zo’n 29 gezangen goed voor kerkelijk gebruik, met o.a. het mooie Te Deum ("Wij loven U, o God, wij prijzen uwen naam") en "In het kruis zal ‘k eeuwig roemen".

 

Toch waren er, die zich ook na deze bescheiden toelating van gezangen bleven verzetten. We hoorden verhalen van gemeenteleden, die bij het binnenkomen in de kerk allereerst keken naar het psalmbord. Als er dan een van die nieuwe gezangen bij was, verlieten ze het kerkgebouw en gingen naar de christelijke gereformeerde kerk. Daar wilde men toen nog helemaal niet weten van liederen buiten de psalmen. 

In de zgn. synodale kerken kwamen er vooral na de vijftiger en zestiger jaren massa’s vrije liederen.

 

Vergelijk dat nu eens met de huidige situatie bij ons, vrijgemaakten. Honderden gezangen in ons Gereformeerd Kerkboek en nog heel veel liederen uit het Liedboek die zijn vrijgegeven. En nog is het einde niet. Een beperkte selectie van Opwekkingsliederen is vrijgegeven maar in de praktijk zingt men rustig ook andere.

Redenen van de erosie
We hervatten ons betoog. Ds. Kuiper geeft wel enige redenen aan, hoe het komt, dat er in de praktijk zo weinig terecht komt om afspraken en besluiten van synodes na te komen. Er zijn immers ontsnappingsmogelijkheden. In bijzondere diensten, b.v. voor verstandelijk gehandicapten mag men wel meer vrije liederen zingen. Misschien ook wel bij trouwdiensten. En vervolgt ds. Kuiper, er zijn kerken die een samenwerkingsafspraak hebben met een plaatselijk christelijke gereformeerde kerk. En daar zingen ze weer andere liederen dan bij ons. En zo worden er ook niet officieel toegelaten liederen binnengesmokkeld.

Ds. Kuiper geeft aan dat we hier machteloos tegenover staan. Maar uit de hele teneur van zijn artikel maak ik op, dat hij er zelf eigenlijk weinig of geen moeite mee heeft. Dat is opmerkelijk. Deze predikant verzorgt het jaaroverzicht van de vrijgemaakte kerken in ons kerkelijk jaarboek. Hij gaat uitvoerig de synodebesluiten en de plaatselijke ontwikkelingen na. Van hem zou je toch mogen verwachten, dat hij zou benadrukken dat wat meerdere vergaderingen besluiten, ook uitgevoerd moet worden. Waartoe anders die maandenlange synodevergaderingen, die veel tijd en geld kosten. Doe je er niet naar dan lijkt het toch veel op tijdverspillen van de synodes en 'kapitaalvernietiging'. Wie draait er voor op? Zoals vaak wordt  gezegd dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten van de credietcrisis, zo geldt dat mutatis mutandis wellicht hier ook. Voor dit tijdverspillen en deze kapitaalvernietiging draaien kerkleden op. Zij moeten de quota opbrengen.

 

Kerkorde

Laten we in dit kader ook eens wijzen op het vele werk in de GKv dat gedaan wordt om een geheel nieuwe kerkorde te ontwikkelen. Een niet onbelangrijke verandering in het nieuwe ontwerp is dat de particuliere synode verdwijnt. Evenals bij de vroegere hervormde kerk is er tussen de classes en de generale synode geen particuliere of provinciale synode meer. Zulke provinciale synoden speelden wel een belangrijke rol in de 17e en 18e eeuw na 1619. Toen was het niet meer mogelijk een nationale (generale) synode te houden. Deze toestand was niet ideaal. Maar toch namen zulke provinciale synoden wel belangrijke besluiten.

Het is nu nóg een taak van particuliere synoden bij de examinatie van beroepen predikanten aanwezig te zijn, wanneer zij geëxamineerd worden om in het ambt bevestigd te kunnen worden. Dat is een gewichtige taak, waarbij het oordeel van een classis alleen niet voldoende is. Als in de toekomst de nieuwe kerkorde ingevoerd wordt zal er dus wel een deputaat van de generale synode aanwezig moeten zijn.

Hoe dan ook, er is heel veel denkwerk en overleg nodig zijn om een nieuwe kerkorde voor te stellen. Het kost onze kerkjuristen, prof. M. te Velde en o.a. ds. K. Harmannij heel veel werk. En moeten zij nu al dit werk doen, moeten al die overleggingen plaatsvinden en vergaderingen gehouden worden terwijl men tegelijk niet van plan is zich er aan zal houden, de aangenomen voorstellen aan zijn laars lapt?

Echt, we kunnen ds. Kuiper niet goed volgen. Hij wil toch ook al dit werk niet voor niets doen?
Nu kan men denken: de soep zal toch niet zo heet gegeten worden als die wordt opgediend. Ook synodeleden en kerkelijke deputaten behouden wel hun gezonde verstand. En men zal begrijpen, dat er nu eenmaal regels moeten zijn, om geen chaotische toestanden te krijgen. Men zal zeggen, we bedoelen echt alleen dat je de mensen niet al te strak mag binden, dat ze moeten kunnen experimenteren. Bovendien spoort dat met de geest van de tijd.

Dat zal alles waar zijn, maar zoals ds. Kuiper het voorstelt, is er praktisch een onbeperkte vrijheid, om "je gang maar te gaan". Dan zul je grote verwarring zaaien.

 

Kerkdiensten

In de praktijk blijkt dat ook. Ik neem als voorbeeld kerkdiensten van de GKv, voor de televisie uitgezonden. Wat komt daarbij vaak bitter weinig de kracht van de prediking uit. Allerlei mensen komen naar voren om hun ervaringen en belevingen aan het kijkend publiek mee te delen. Toneel en dans in de dienst komen voor. Wat blijft er zo over van de kracht van het Woord? Bovendien, er zijn toch voorschriften voor het verloop van kerkdiensten? Daarbij is toch het beginsel, dat de prediking van het Woord bediening is van de Heilige Geest zelf, die geestelijk dode mensen levend maakt, en het zwakke sterkt?

Ongelovigen en schijngelovigen zullen moeten worden gewaarschuwd, dat er maar één enkele weg is en maar één Naam gegeven is om behouden te worden. Meermalen schaam je je voor de vrijgemaakte kerken en hun deputaten voor uitgezonden diensten. Het is m.i. ook een kwade vrucht van het vrijheidsbeginsel, dat is afgekondigd. Je kunt in de praktijk je ongestraft niet aan kerkelijke afspraken houden. 

 

Verandering
Ds. Kuiper betoogt verder, dat we soms genoodzaakt zijn in de liturgie en in de kerkelijke praktijk (b.v. in de leer van de ambten) dat wat voor gereformeerden van oudsher vaststond wel eens prijs moeten geven. Te denken is bijvoorbeeld aan vrouwelijke voorgangers of ouderlingen. De predikant erkent wel dat er heel veel in ons kerkverband is veranderd, en dat er een zekere te ver gaande vrijblijvendheid ontstaan is.

Hoe moeten we daar nu mee omgaan? Kuiper wijst de weg van een vrije discussie tussen de verschillende partijen. Overigens is er ook al, zo merkt hij op. Bijvoorbeeld in de bladen. De Reformatie en Nader Bekeken zijn verschillend. Ieder verdedigt een eigen standpunt, en ze gaan ook wel eens op elkaar in. Dat is vaak de moeite waard maar Kuiper vindt het wel nog al eens te voorspelbaar.

Echter velen lezen deze bladen nauwelijks nog. Zij hebben er geen tijd voor en ook geen zin in.

 

Bespreking met verontrusten?

En dan krijgen wij, verontrusten, de mensen van een in waarheid en gereformeerde kerk blijven ook nog zijn aandacht. Men moet met hen het gesprek aangaan, vindt ds. Kuiper. Dan kan er wellicht veel opgehelderd worden, en kunnen we veel meer naast elkaar staan.

Een mooi denkbeeld. Maar nu komt ons voornaamste bezwaar. Zijn alle zaken, ook die tegenwoordig in ons kerkverband spelen, voorwerp van vrije discussie? Of zijn er ook zaken, die we a priori moeten afwijzen? Op het Concilie van Nicea in 325 bijvoorbeeld, was er toch geen vrije bespreking of Jezus misschien niet echt Gods Zoon en God was, maar alleen gelijkend op God? Dat Jezus de eeuwige Zoon van God was, stond buiten discussie en moest beleden worden!
En op de Nationale synode van 1618/19 wilden de remonstranten wel een vrije bespreking over de vrije wil van de mens. Een mens die wel geloven wilde, maar niet de totale verdorvenheid van de mens en dat alles vrije en soevereine genade was. Daarom  voegde  de overigens zachtmoedige praeses Bogerman de remonstranten ten slotte toe “Ite, ite, dimittimini" (Gaat heen, gaat heen, pak je weg). 

 

Het klinkt misschien hard, maar zulke onopgeefbare zaken zijn nu ook in geding in onze kerken. Er is al zo vaak op gewezen dat met de heel nieuwe hermeneutiek het Schriftgezag  -zoals gereformeerden het belijden- in geding is. Als van historische gedeelten in de Bijbel gezegd wordt, dat we hier te maken hebben met een oosterse trant van geschiedschrijving, met overdrijvingen etc. dan is dat een brug te ver. Wie zo denkt en spreekt tast het Schriftgezag aan.

Ook wat de huwelijksmoraal aangaat, tast men het gezag van de Schriften aan. De bijbelse grond of gronden voor echtscheiding, mogen niet meer gelden. Schijnbaar vroom zegt men: het gaat om 'de stijl van het koninkrijk', en daarom is scheiding niet goed. Maar onderhand heeft men de bijbelse grondslag voor de huwelijksmoraal weggenomen.

Erger is nog als men zegt, dat het er ook op aankomt, hoe een bijbels gebod in de gemeente ervaren wordt. Dan houdt men geen rekening met de zondige aard, het zondige hart, dat ook bij de gelovigen blijft.

   

Op allerlei manieren wordt zo heden ten dage in de GKv de Bijbel ontkracht. Moet daar nu een vrije discussie over opgezet worden? Of moeten we hier zeggen: Over het Bijbelgezag discussiëren we niet. We willen dat alleen in alle ootmoed, belijden.

 

Dit gaarne ter overweging aan ds. Kuiper en allen, die het met hem eens zijn.