Printen

Herziene Statenvertaling

 

N. van Dijk

19-05-12

 

Terwijl in de gereformeerde kerken vrijgemaakt de Nieuwe Bijbelvertaling tamelijk geruisloos in gebruik genomen is, hebben andere kerken er moeite mee. Met name in het kerkblad De Bazuin is al weer enkele jaren geleden veel geschreven over de wijze van vertalen bij de Nieuwe Bijbelvertaling en ook bij de Herziene Statenvertaling. De heer T. L. Bruinius schreef hierover veel leerzame artikelen. In DGK bezint men zich op invoering van de Herziene Statenvertaling. Bruinius schreef opnieuw een aantal artikelen over de Herziene Statenvertaling, maar nu over de stevige kritiek op deze vertaling in de 'rechtervleugel van de gereformeerde gezindte', die vooral geuit wordt door de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS).

 

Bruinius noemt een artikel van J. Exalto in het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, waar deze een vijftal bezwaren tegen de HSV noemt. Zo zou een herziening van een vertaling altijd moeten gebeuren in opdracht van de kerk omdat vertaling van de Bijbel een kerkelijke zaak is. De HSV gaat uit van een stichting. Bruinius vindt invoering van een nieuwe Bijbelvertaling ook een kerkelijke zaak, maar volgens hem is het goed mogelijk om een bruikbare vertaling na toetsing in te voeren. Ook de uitgave van de NBG51 berust niet op een kerkelijk mandaat. 

 

Dan wordt als bezwaar genoemd een toenemende vervreemding. Taalkundige aanpassingen van de Statenvertaling zouden de band met het verleden doorsnijden, formulieren en oude belijdenisgeschriften worden minder toegankelijk, als ook de boeken van de 'oudvaders'. Hiertegenover stelt Bruinius dat juist de grote taalkloof tussen de taal van de zeventiende eeuw en die van vandaag leidt tot vervreemding. Je krijgt door vast te houden aan de oude taal een aparte kerktaal die los staat van het gewone leven. Dat moet voorkomen worden. Anders valt de kerk in conservatisme. Belijdenisgeschriften en formulieren zouden ook aangepast moeten worden aan hedendaagse taal. Zo is de stichting die de HSV uitgeeft bezig met een herziening van de Kanttekeningen.

 

Een derde bezwaar zou zijn dat met het aanpassen van de taal ook de inhoud van het geloof zou verdwijnen. Veel teksten uit de Statenvertaling hebben volgens Bruinius bij de verdedigers van de Statenvertaling een eigen lading gekregen, verbonden met de theologie van de Nadere Reformatie. Ze zijn volgens hem verbonden met een 'onbijbelse bevindelijkheid die gericht is op het wroeten in je eigen hart'. Men wil de 'tale Kanaäns' niet kwijt, maar in deze taal ligt een hele leer, die te maken heeft met de 'geheimenissen van het heil', 'de staat der genade',en waarbij de vastheid van de verbondsbeloften naar de achtergrond gedrongen wordt. Volgens veel tegenstanders van de HSV zou met het aantasten van het bevindelijk taalgebruik ook de leer aangetast worden. Bruinius verwerpt deze kritiek.

 

Een vierde bezwaar is dat er tegenwoordig geen mannen meer zijn zoals de vertalers in de zeventiende eeuw, mannen die uitverkoren zouden zijn om de Bijbel in de eigen taal leesbaar te maken. Bruinius merkt op dat op deze manier het werk van de statenvertalers onaantastbaar gemaakt wordt. We mogen immers in deze tijd dankbaar gebruik maken van bv. de toegenomen kennis van oude talen en de achtergronden van Gods Woord: "Zou de Heilige Geest niet meer aanzetten tot nog diepere en bredere studie van Gods Woord?"

 

Een vijfde bezwaar van de verdedigers van de SV is dat niet de toenemende taalkloof het wezenlijke probleem is achter het niet meer begrijpen van de Bijbel, het echte probleem is de geestelijke kloof, de geloofskloof. Bruinius ontkent niet dat die kloof er is, maar "dat betekent niet dat we niet hoeven te streven naar begrijpelijke zinnen en woorden. Niet iedereen is in staat zich gemakkelijk de taal van de SV eigen te maken. Dat kost heel veel moeite en inspanning, en zeker als je er niet van jongs af mee bent opgegroeid. We mogen het niet omkeren: ieder gelovig mens kan dus zonder problemen de Bijbel lezen, ook de SV in de taal van de zeventiende eeuw. Dat is niet waar. We hebben de roeping om te blijven streven naar het beste. Omdat het ten diepste gaat om de eer van de Here".