Printen

De kerk van Christus is katholiek 2

 

Redactie een in waarheid

20-11-21

 

Naast eenheid, heiligheid en apostoliciteit is ook katholiciteit een belangrijk eigenschap van de kerk. Wat betekent die voor het leven van de kerk, ook vandaag de dag?
Ruim twee jaar geleden hield ds. E. Heres er een lezing over. Hij publiceerde die ook in een tweetal artikelen in De Bazuin (juli 2019, jaargang 13-12/13). Met zijn toestemming nemen we ze over in ons internetmagazine.  

Vandaag deel 2.

 


 

De kerk van Christus is katholiek 2

 

E. Heres

 

Artikel 27 NGB geeft een prachtige formulering van wat de éne katholieke of algemene kerk is. Deze kerk is de plaats van het heil in deze wereld, omdat dáár Christus, de Verlosser van de wereld, is. Belangrijke vraag is nu: Gaat het in Artikel 28 over dezélfde katholieke kerk?

Ons antwoord is volmondig ‘ja’! Artikel 27 heeft gezegd: het is één kerk. Maar in het slot van het artikel wordt in meervoud gesproken: Die éne katholieke kerk is over heel de wereld verbreid en verstrooid. Artikel 28 spreekt vervolgens gewoon verder over de katholieke of algemene kerk.

 

Maar, hoe kan je je daar bij aansluiten? Het geheim zit hierin, dat de ene katholieke kerk van Christus zichzelf presenteert in die vaak onooglijke plaatselijke gemeente. Dáár wil Christus present zijn. Dáár woont de Heilige Geest (1 Kor. 3:16). Trimp gebruikt hier het voorbeeld van de Noordzee. De Noordzee bij Katwijk (a.w. pag. 61,62)

Alleen, kijk dan eens naar de het grote aantal kerkgenootschappen. Het wemelt in verschillende plaatsen van kerken, gemeenten en groepen. Je zou er duizelig van worden. Er zijn immers sinds de 16e eeuw veel reformaties, afscheidingen en vrijmakingen geweest. Als artikel 28 heel normatief zegt, dat je je moet afscheiden van hen die niet van de kerk zijn, en dat je je moet voegen bij die vergadering waar het heil van Christus is, kan je dan niet in grote verlegenheid komen? Dit is een cruciaal punt.

 

Er zijn in de loop van de tijden allerlei constructies bedacht om een oplossing te vinden voor de spanning tussen Artikel 27 en de artikelen 28 en 29 NGB.  We noemen hier met name de pogingen van dr. A. Kuyper en dr. H. Bavinck. Van Kuyper is de theorie afkomstig dat je de katholieke kerk, zoals wij die belijden in Art. 27 van de NGB, moet zien als een mystiek lichaam van Christus. Artikel 27 zou dan gaan over de ‘onzichtbare kerk’. De eigenschappen van de kerk gelden alleen voor die onzichtbare kerk. De eenheid, de katholiciteit, de heiligheid en de apostoliciteit, zijn dan begrippen die alleen van toepassing zijn op het ‘verborgen wezen’ van de kerk.

Kuyper vergelijkt het onzichtbare deel van de kerk met de ‘zíel’ van een mens en het zichtbare deel van de kerk vergelijkt hij met ‘het líchaam’ van de mens. Alleen ‘de ziel’ van de kerk is katholiek, in de visie van Kuyper. Ja want het lichaam is verdeeld. Daarvoor hanteert Kuyper het begrip van de pluriformiteit. Het líchaam van de kerk is pluriform geworden. In dit verband is heel bekend geworden het beeld van de ene boom met de vele vertakkingen. Er zijn veel kerkelijke genootschappen, maar ze maken nog wel allemaal deel uit van dezelfde boom. Waar het op aan komt, dat is, dat de leden van al die verschillende kerken toch wel horen bij die grote katholieke onzichtbare kerk.

 

Ook dr. H. Bavinck is gaan zitten op het spoor van de onzichtbare en de zichtbare kerk. 

Bavinck heeft in 1888 zijn beroemde rede gehouden over ‘De katholiciteit van christendom en kerk’. Hij zegt eigenlijk dat er door de Reformatie van de 16e eeuw een ander kerkbegrip gekomen is. ‘De eenheid en de katholiciteit hebben nu geen eigen organisatie meer’. Dat moet  nu gezien worden als de verborgen grondslag van de hele christenheid. Ook bij Bavinck wordt de eenheid van de artikelen 27 tot 32 van de NGB verbroken.

Bavinck komt dicht in de buurt van de pluriformiteitstheorie van Abraham Kuyper.

‘Sedert de Reformatie is de kerk overgegaan in de periode van de pluriformiteit; en dit feit dwingt ons er toe om de eenheid van de kerk veel meer te zoeken in de geestelijke band van het geloof, dan in de uitwendige vorm van de regering.’ (Gereformeerde Dogmatiek IV, 304). Bavinck keert zich wel tegen de afscheidingsmentaliteit. Tegelijkertijd wil hij niemand de vrijheid betwisten om van de kerk te scheiden.  Ook wanneer men ‘zijn’ kerk niet als een valse kerk beschouwt, mag men deze kerk verlaten en zich bij een andere kerk aansluiten.

 

Het mag duidelijk zijn dat deze theorieën enorme gevolgen hebben voor het kerkbesef.

Als alle kerkelijke tradities, en verbanden en groepen wel deel uitmaken van ‘de Kerk met de grote K’, dan verdwijnt de norm, die in artikel 28 NGB beleden wordt.

Trimp uit zijn verontwaardiging over het feit dat er nog maar zo weinig aandacht is voor het onderwijs van prof. K. Schilder over de kerk. Schilder heeft het opgenomen tegen de grote opinieleiders Kuyper en Bavinck. Hij heeft de norm van art. 28 NGB verdedigd tegen verschillende pogingen om die norm te ontkrachten. Hij heeft het recht van Afscheiding van 1834 nadrukkelijk verdedigd.  Dat was geen breuk met de leer van de katholiciteit van de kerk. Het was een Afscheiding juist om katholieke kerk van Christus te blíjven!

Schilder heeft scherp het effect gezien van de pluriformiteitsleer. Die leer holt het kerkelijk besef uit. Ook verlamt zij de roeping tot de strijd voor de waarheid van Gods Woord.

 

Actueel zien we dat de kerkleer van Kuyper en Bavinck vandaag, in onze tijd, heel breed en algemeen geaccepteerd wordt.  Ook in het kerkverband dat dankbaar zou moeten terugkijken op de Vrijmaking van 1944. Daar worden de verschillende kerken die er zijn, gezien als de onderscheiden tradities, die samen behoren tot de ene grote Kerk van Christus. Tradities ‘die  elkaar niet de tent moeten uitvechten’. Art. 28 NGB wordt niet meer toepasbaar geacht in deze tijd. De leer van ‘de onzichtbare kerk’, wordt algemeen geaccepteerd.    

Maar sprak Calvijn dan ook niet over ‘onzichtbaar’ en ‘zichtbaar’? Ja, dat is zo. Maar Calvijn gebruikte die termen niet om twee kérken te onderscheiden, een zichtbare en een onzichtbare, maar om ín de éne kerk twee zijden te onderscheiden. 

Er wordt vaak beweerd dat de Westminster Confessie ook steun geeft aan de leer van Kuyper en Bavinck over de pluriformiteit en de onderscheiding zichtbare en onzichtbare kerk en ‘minder zuivere en meer zuivere’ kerken. Echter, als de Westminster Confessie spreekt over ‘minder en meer zuiver’ dan heeft deze belijdenis het over afzonderlijke plaatselijke kerken die deel uitmaken van de katholieke kerk, die deel uitmaken van het kerkverband (Trimp, a.w. pg. 100)

 

In artikel 28 belijdt de kerk dat van die éne katholieke of algemene kerk niemand zich mag afscheiden. Maar, het kan zover komen dat de gelovigen zich moeten afscheiden van een kerkinstituut. Dan spreekt Art. 28 NGB toch over zich afscheiden ‘van hen die niet bij de kerk horen’. Alleen, wanneer moet je dat zeggen? Wanneer is er een roeping tot afscheiding?  

Ook hier sluit ik mij aan bij C. Trimp, waar hij zegt dat de roeping tot afscheiding geldt als in het kerkinstituut de leer van Christus wordt losgelaten, de orde van de kerk wordt ontwricht en de eredienst (sacramenten) wordt vervalst. Afscheiding is dán nodig, als deze vereist is om katholieke kerk van Christus te blijven (Trimp, 68). Het kan zover komen dat in een kerkinstituut mensen worden verhinderd om als ware gelovigen in de kerk van Christus te functioneren. 

 

Niet volmaakt

 

Calvijn heeft zich sterk gekeerd tegen het perfectionisme van de doperse radicalen.

De Dopersen streefden naar een kerk, waarop niets aan te merken viel.   Calvijn zag heel wat gebreken in de kerken die tot Reformatie gekomen waren, maar hij liep niet in de fuik van Doperse drijverij. Gebreken mogen niet verdoezeld worden. Maar de ene katholieke kerk van Christus, oftewel de wettige kerkvergadering, mag niet verlaten worden omdat er geen volkomen zuiverheid is. Van K. Schilder zijn de volgende citaten genoteerd: ‘Wettigheid is het éérste, zuiverheid is secundair’. En: ‘De Gereformeerde kerk kan verbasteren, maar zolang ze de ‘janboel’ niet officieel ijkt, is ze wettig, ondanks haar onzuiverheid’. ‘De wettigheid vraagt naar de papieren van de kerk’.

 

Als het gaat om kerken in het buitenland dient er rekening mee gehouden te worden dat Christus Zijn kerkvergadering in andere werelddelen doet plaatsvinden in de historie van die landen en volken,

 

‘zodat de kerken een eigen historie hebben, naar de aard van volk en land en hun strijd tegen dwaling en verdrukking, die zich weerspiegelt in de wijze waarop zij de waarheid Gods in eigen confessies met eigen onvolkomenheid beleden hebben. Zo kunnen er tussen de particuliere kerken van verschillende plaatsen en landen ingrijpende verschillen zijn in inrichting, liturgische gebruiken (vergelijk artikel 47 KO), terwijl men toch wezenlijk samenstemt in het belijden van de waarheid Gods en het handhaven van de ware leer en het bedienen van de sacramenten. Al zijn er andere afspraken inzake het kerkelijk leven, erkent men toch Jezus Christus als het enige Hoofd, terwijl men niet wil afwijken van wat Hij verordend heeft’. 

 

Dit is een citaat dat komt uit een commissierapport dat gediend heeft op de GS van Groningen-Zuid, 1978. Deze wijze van spreken over de katholiciteit van de kerk, heeft ertoe geleid dat de Westminster Confessie door gereformeerde synodes getypeerd kon worden als een belijdenis naar het Woord, een gereformeerde confessie. Dat neemt niet weg dat kritiek te oefenen valt op enkele onderdelen van de Westminster Confessie. Ook is het terecht dat wordt nagegaan hoe buitenlandse kerken in de praktijk ómgaan met hun belijdenis.

 

Inmiddels zal voldoende duidelijk zijn dat de katholiciteit van de kerk een duidelijke begrenzing heeft. De verschillende eigenschappen van de kerk mogen niet tegen elkaar uitgespeeld worden. De katholiciteit kan niet ten koste gaan van de eenheid van Christus’ kerk. Augustinus benadrukt dat verdeeldheid van de kerk tegen de Heilige Geest in gaat.

Ja, het wordt zelfs genoemd ‘een extreme zonde tegen de Heilige Geest’. Het stichten van verdeeldheid en scheurmakerij zijn ernstige zonden. Maar, als blijkt dat er kerkelijke gemeenschappen naast elkaar bestaan, die zich  voluit willen houden aan de Schrift en aan de Schriftuurlijke belijdenis, dan drijft het Woord van de Here tot kerkelijke eenheid (Efez. 4:1 – 6; Joh. 17).

‘Wanneer in één plaats zich iedere zondag kinderen van God in allerlei richting ‘ter kerke’ begeven en elkaars wegen kruisen, dan is dat een gruwelijke zaak’ (Trimp pag. 85).

Daarmee wordt de Heilige Geest bedroefd, de eer van God tegengestaan en het gebod van Christus genegeerd. Die gruwelijke zaak mag je niet afdekken met mooie woorden als ‘pluriformiteit’ of ‘pluraliteit’. Als het ‘oecumenisch willen’ ontbreekt, dan is de katholiciteit van de kerk in geding. Dan kan niet volstaan worden met het beleven van geestelijke eenheid over de ‘kerkmuren’ heen. Kerkverbandelijke eenheid en het zich houden aan kerkverbandelijke afspraken is ook met deze Schriftuurlijke opdracht tot eenheid gegeven (Openbaring 1 – 3).

 

Vanzelfsprekend kan de katholiciteit van de kerk ook niet ten koste gaan van de apostoliciteit van de kerk, oftewel, van het vasthouden aan de leer van Christus, de Schriftuurlijke leer. Het fundament van de katholiciteit ligt juist bij apostoliciteit. Hedendaagse theologie, die afbreuk doet aan het gezag van Gods Woord, tast de katholiciteit van de kerk aan. Vandaag zien we de enorme invloed van de cultuur, de culturele context waarin wij leven. Dan gebeurt het dat als gevolg daarvan nieuwe leesregels op de Bijbel worden toegepast. Dan zie je hoe de Schriftuurlijke belijdenis vervaagt en gerelativeerd wordt.

Hét kenmerk van de katholieke kerk is, dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alles wat daarmee in strijd is verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd (Art. 29 NGB).