Nee, nog niet?
D.J. Bolt
20-05-22
Ter gelegenheid van de GKv-NGK fusie gaf uitgever Buijten & Schipperheijn een feestbundelboek uit. Daarin mocht een heel aantal voornamelijk prominenten binnen en buiten het nieuwe kerkverband de loftrompet steken over de nieuw hervonden eenheid. En dat doen ze natuurlijk want bij zo'n gebeurtenis passen geen dissonanten of wanklanken. Hoewel …
We vermoeden dat dat niet altijd eenvoudig is geweest. Natuurlijk geen enkel probleem voor betrokken 'insiders' maar toch wel lastig voor iemand als ds. J.G. Schenau, de christelijke gereformeerde predikant die als preses van de laatste synode van zijn kerken leiding gaf aan het nemen van een heel aantal besluiten die inhoudelijk volstrekt haaks staan op visies van de fusiekerk. En vooral ook, de synode die principiële afstand nam van de fusiekerken, zowel in samenwerking als wat betreft haar koers. Hoe moet Schenau iets eerlijks zeggen vanuit 'christelijk-gereformeerde perspectief', zoals hem werd gevraagd, en tegelijk niet de pret te bederven?
Na herinneringen aan wat persoonlijke zaken en ervaringen betuigt Schenau 'spijt dat wij, christelijk-gereformeerden, buiten deze hereniging staan'. Ja 'kerkbreed' zal 'oprechte spijt' worden gevoeld, denkt hij. En die spijt is nodig want 'alleen zo blijft geloofwaardig wat wij sinds de afscheiding van 1834 steeds weer hebben beleden: dat wij ons geroepen weten om kerkelijke eenheid te zoeken met allen die de Here willen dienen naar zijn Woord, zeker de gereformeerde belijders onder hen'.
Maar helaas, de spirituele Schriftuurlijke afstand tussen de kerken groeide want van de kant van zijn kerken is er 'toch ook wel zorg geuit over een zich blijven bewegen binnen de bedding van de gereformeerde belijdenis, om te beginnen in het Schriftverstaan', zo meldt Schenau eerlijk.
Hoe verder? Wellicht is het 'reëel', volgens de predikant, om ons nu even te laten aanmodderen: 'wij hebben de handen nu vol aan onszelf'. Maar hij wil met 'moed en geloof' zijn voorvaderen naspreken die in 1892 zeiden: 'Nog niet, wij kunnen nu nog niet mee'.
Het klinkt ons zo heel bekend in de oren. We horen dat immers al 130 jaar, en al 70 jaar sinds de Vrijmaking. Maar nee, het 'wonder' dient zich voorlopig nog niet aan.
Nee, nog niet…
***
Iedere vrijgemaakte gemeente is per 1 mei automatisch Nederlands gereformeerde kerk geworden. Behalve dan, op dit moment nog, een drietal gemeenten die expliciet hebben aangegeven niet met de fusie mee te gaan: Capelle aan de IJssel/Noord, Urk en Vroomshoop.
Maar hoe nu verder? Die vraag kreeg uitgebreide aandacht op een Informatieavond in Zuidhorn, jl. 12 mei.
Het voornemen werd gepresenteerd dat de drie kerken een vrijgemaakt noodkerkverband zullen inrichten. En in gemeenten waar verontrusten zich groeperen, worden 'preekplaatsen' ingesteld. Daar kunnen dan predikanten uit diverse gereformeerde kerkverbanden, als de CGK bijvoorbeeld, voorgaan.
Maar, vroegen we ons verwonderd af, er zijn toch kerkverbanden waarin al eerder voormalig vrijgemaakt-gereformeerden elkaar hebben gevonden en samen verder gingen op basis van de Schrift en de gereformeerde belijdenissen? Zouden de broeders en zusters die nog maar zó korte tijd geleden samen aangingen aan de ene Avondmaalstafel elkaar dáár niet weer willen ontmoeten en hun eenheid in Christus beleven? Zoals ook de Hersteld Gereformeerde Kerk van Bunschoten-Spakenburg kortgeleden besloot?
Ja maar, zo werd gesteld, de gemeenten hebben toch wel nogal verschillende ontwikkelingen doorgemaakt de afgelopen jaren. Zonder meer aansluiten bij bestaande kerkverbanden is nog een kerkverband-brug te ver. Vandaar voorlopig dus dat 'noodverband'.
Het gevaar werd erkend dat een kerkverband eens opgericht, zich uitermate moeilijk weer opheft, vergelijk het CGK kerkverband en het GKN 'voorlopig' kerkverband. Maar helaas, de drie kerken en hun doelgroep zijn kennelijk nog niet zover om te verenigen met hun eerdere broeders en zusters.
Nee, nog niet…
***
Ook kwam op genoemde bijeenkomst natuurlijk de eenwording van DGK en GKN aan de orde. Hoe kan het, zo werd gevraagd, dat deze kerken nog steeds niet gefuseerd zijn? Als de Heere Jezus het vraagt om een te worden en de gemeenschappelijke basis is er, namelijk 'Schrift en belijdenis' – zo is al door wederzijdse deputaatschappen erkend - wat let dan nog om haastvoets voort te gaan? Wat zou het toch mooi zijn geweest, ja noodzakelijk, vóór 1 mei déze verenigde kerk te hebben kunnen presenteren aan broeders en zusters die niet meekunnen met de NgK, en om hen hartelijk uit te nodigen tot geloofsgemeenschap op solide basis? En moet het niet als zonde worden aangerekend en als zodanig erkend dat het toch nog steeds niet is verwezenlijkt?
Helaas, er zijn nog 'persoonlijke problemen' die samengaan verhinderen, zo werd gemeld. Mogelijk eind november van dit jaar als de GKN synode weer vergadert en het punt eenheid op de agenda staat. Maar op dit moment is het nog niet zover.
Nee, nog niet …
***
We spreken regelmatig broeders en zusters aan op hun kerklidmaatschap van de GKv, nu NgK. En informeren naar hun kerkelijke welbevinden, positie en visie. Want, zo is onze zorg, hoe kun je als (orthodox) gereformeerd mens aanvaarden nu automatisch Nederlands gereformeerd te zijn geworden? Niet alleen in naam maar ook in belijdenis en samenleven? Je blijven blootstellen aan bediening van een evangelie dat de kenmerken mist als beleden in onze gereformeerde confessies? Aangaan aan een Tafel waar de eenheid van het ware geloof ontbreekt?
De bedenkingen zijn vele, we noemen er enkele.
… De gemeente bij ons is nog redelijk orthodox.
… Wij hebben nog geen vrouwelijke ambtsdragers.
… Onze kerkenraad laat homoseksueel samenlevenden niet toe aan het Avondmaal.
… De preken vinden we nog goed hier.
… Onze kinderen hebben hier hun vriendenkring.
… En ook wij zouden onze vrienden- en kennissenkring gaan missen.
… Er zal wellicht een scheur door ons gezin getrokken worden.
… Bij DGK en GKN is ook lang niet alles koek en ei, pais en vree.
… We moeten eerst maar eens zien of die kerken wel één worden.
… En ze zijn nogal ouderwets wat liturgie betreft.
Het zijn herkenbare en reële tegenwerpingen, we begrijpen ze. We hebben verschillende ervan in onze eigen belevingswereld ervaren. Deze moeiten of een combinatie ervan, leiden gemakkelijk, en dikwijls, tot een houding van 'nu maar even niet'.
Nee, nog niet.
Moedeloos
We luisteren al zolang naar deze geluiden. Al in de zestiger jaren van de vorige eeuw bezochten we als jongmens met veel belangstelling COGG vergaderingen – COGG, Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (1963). En wat een mooie missie en visie heeft deze organisatie:
Missie: 'Het COGG wil in gehoorzaamheid aan het Woord van God en in overeenstemming met de gereformeerde belijdenis, gemeenschap en eenheid van gereformeerde kerkverbanden in Nederland bevorderen.’
Visie: ‘Elke lokale kerk van gereformeerd belijden verbindt zich, in gehoorzaamheid aan Christus, de Koning van de kerk, andere kerken en kerkverbanden van gereformeerd belijden te zoeken, om in de huidige marginalisering van het christelijke geloof elkaar met vreugde te dienen en op te scherpen.’
En vermeldt de toelichting, het gaat om Bijbelse gemeenschap én, jazeker!, organisatorische eenheid.
We waren bij de COGG vergadering waar prof. dr. J. Douma destijds de sleutel voor gereformeerde eenheid in de handen van de Hervormde Kerk/Gereformeerde Bond zag liggen. We zijn inmiddels ongeveer 70 jaar verder. Waar is die sleutel nog te vinden? Ziet iemand enige concrete vrucht van de COGG missie? Zullen wíj in onze eeuw nog iets beleven van gereformeerde eenheid?
Op een vroegere COGG vergadering werd breedvoerig en indringend gesproken over onze gemeenschappelijke schuld aan de kerkelijke verdeeldheid. Verdeeldheid is zonde voor God, voor de Heer van de kerk, Christus. En ook, dat we ons dus diep moeten verootmoedigen.
Ja, terecht. Maar we stelden vervolgens wel de vraag dat, als we echt geloven en belijden dat de verscheurdheid van Christus' kerk onze schuld en zonde is, waar moeten we ons dan precies van bekeren? Wat zijn mijn zonden daarin en wat zijn die van 'mijn' kerk?
Er kwamen als reactie op deze vraag verlegen gereformeerde gezindte betogen, maar geen concrete antwoorden…
Eerlijk gezegd worden we hier moedeloos van. Waar zijn toch de geloofsmoed en –gehoorzaamheid gebleven die onze vaderen kenmerkten? Is het niet nodig om ons te bekeren? En dan niet te vluchten in algemene schuldbelijdenissen waarna we weer rustig naar onze 'eigen denominatie' met bijbehorende status en comfortzone terugkeren? Dus 'gewoon' in gehoorzaamheid ons kruis op ons nemen, concrete zonden aanwijzen en weg doen, en Christus volgen op zijn kerkweg?
We willen wijzen op het artikel dat ds. F.J. Bijzet hier op 8 april jl. publiceerde, getiteld "Niet op de gevolgen zien, als ik U raden mag". Daarin haalt hij met instemming prof. dr. K. Schilder aan die in zijn leven zo'n zware strijd heeft moeten voeren om als kerk(mens) gehoorzaam te blijven aan het Woord en de gereformeerde belijdenis. Schilder die ongeloof-lijk verguisd wordt in de nieuw ontstane NgK maar die wij gedenken als een voorganger op wiens levenswandel we zullen letten en wiens geloof we willen volgen (Hebr. 13:7).
Lees Bijzet's artikel (nog) eens, zo dringen we aan, en luister naar dit citaat van Schilder als de kern ervan:
“Als ik nu den strijd staakte uit vrees voor officiële moeilijkheden, dan zou ik daarmee een basis verlaten, die God iedere volbrenger van zijn wil te betreden geeft, die van “zien in het gebod”, want alleen zoo kan men door het geloof ook zien in de toekomst. Er staat niet: begin alleen als je succes verzekerd is, doch er staat: doe naar de wet, en neem als het moet, dan je kruis gewillig op”.
En samenvattend
“Niet op de gevolgen zien, als ik u raden mag."
Christus volgen op zijn weg is vaak niet gemakkelijk. Het staat ook haaks op de postmoderne tijdgeest waarin het in ons leven zou gaan om mijn 'zelf', mijn genieten en comfort. Pappen en nathouden, moeiten vermijden, we kunnen er heel veel argumenten voor aanvoeren. Maar daar zullen we het niet mee redden.
Schilder:
“Wie uit berekening leeft, kan op de korte baan succes hebben. Wie in gehoorzaamheid werkt, ziet het licht van Gods zegen over de weg vallen die in geloof wordt gekozen: de ‘blinden’ in berekening’ zijn de ‘zienden’ in het geloof.”
Gehoorzaam
Laten we een voorbeeld aan Nehemia nemen. De man leeft als balling in Perzië. Hij heeft de functie van schenker aan het hof van koning Arthahsasta.
Op een dag krijgt hij bezoek van zijn broer samen met enkele Joodse mannen uit Juda. Die vertellen hem dat Jeruzalem één grote puinhoop is: bressen in de muren, poorten verbrand. Nehemia is diep geschokt. Huilend bedrijft hij rouw, vast, en bidt tot God.
En, dat mag speciale aandacht hebben, hij belijdt de zonden van Israël, die 'wij hebben bedreven', en waarvan de diaspora van Israël en de ellende in Jeruzalem de directe gevolgen zijn. Zo bidt hij:
- Ik en mijn familie, wij hebben gezondigd,
- Wij hebben het grondig bij U verdorven.
- Wij hebben uw geboden niet in acht genomen.
Maar dan herinnert Nehemia – pleitend - aan Gods belofte
'… als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen.
Zij zijn toch Uw dienaren en Uw volk, dat U verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand.
Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar, en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen. Doe Uw dienaar vandaag toch slagen en geef hem barmhartigheid bij deze man.'
Ontroerend! Vandaag nog aan de slag! Nehemia heeft een plan om de Perzische koning voor 'zijn kar' te spannen en vraagt om Gods zegen daarover.
Zo gaat Nehemia biddend aan het werk! Er worden zelfs data genoemd. De delegatie uit Juda kwam in de maand Chisleu, de derde maand van de Misjna kalender. In de Nisan, de achtste maand, dus een half jaar later al is hij met toestemming van de koning uitgebreid bezig met plannen en activiteiten voor het herstel van Jeruzalem.
Het is zo'n prachtig voorbeeld waarin bidden én werken hand in hand gaan. Ook als er felle tegenstand ontstaat mag Nehemia in Gods kracht volharden en komt het werk tot een gezegende voltooiing!
Zouden we dit voorbeeld ook niet op onze harten moeten binden, er moed uit putten in de verscheurde kerkelijke situatie waarin wij leven? Ja, onze kerkelijke zonden belijden, algemeen én concreet, en vervolgens de handen uit de mouwen. En dat niet in menselijke activisme maar in biddend opzien naar de Heer van de kerk en Hem volgen in gehoorzaamheid onder leiding van Zijn Geest. Het kan toch niet anders dat er dán iets gaat veranderen in het verscheurde gereformeerde landschap waar er nu meer sprake is van nee-formatie dan van re-formatie?
Zou zich dan niet het 'wonder' kunnen voltrekken van een 'nog omvangrijker hereniging'? Want inderdaad, met Schenau belijden wij: 'de roeping ligt er, de eer van de Heere zou ermee gediend zijn, het getuigenis voor jongere generaties zeker ook, en, niet te vergeten, het getuigenis in de wereld.'
Zullen we samen?