Een ander evangelie? 1
D.J. Bolt
04-11-23
Ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar van universiteiten is het gewoonte een lezing te houden. Zo ook aan de Theologische Universiteit te Utrecht (verder TUUt). Prof. dr. S. Paas hield daar op 7 september jl. een lezing over Vrede op aarde, het goede nieuws in een postchristelijke cultuur.
Het onderwerp is om meerdere reden belangwekkend. Allereerst spreekt de titel zeker nu aan door de verschrikkelijke bloedbaden in het Midden-Oosten sinds zaterdag 7 oktober jl.. Maar daar kon het in de lezing van een maand eerder vanzelfsprekend nog niet om gaan. Echter de dringende vraag is wel wat echte vrede inhoudt.
Het onderwerp is voor ons ook van belang omdat het referaat wil aangeven hoe wij moderne postmoderne mensen met het evangelie zouden moeten benaderen. Hoe moeilijk het is, hoeveel weerstand moet worden overwonnen om tot een gesprek te komen, als dat al lukt. Daarbij klemt de vraag: Komen Westerse christenen wel met het 'echte' Evangelie?
Nog iets waarvoor we met gespitste oren naar deze lezing gingen luisteren. Ieder die meeleeft weet hoeveel zorgen er zijn omtrent de koers van de Nederlandse gereformeerde Kerken (NgK). Niet zolang geleden verscheen het boek Het Woord in geding, dat diepgaand liet zien hoe deze kerken van het Schriftuurlijke gereformeerde spoor zijn afgeweken. Is daar iets van te merken in dit verhaal of biedt het misschien 'koerscorrectie(s)'?
Alle reden dus om met grote aandacht deze startup-lezing van prof. Paas te volgen. De hoogleraar is leider van het Center for Church and Mission in the West (CCMW), een onderdeel van het Deddens Kerkrecht Centrum van de TUUt. Zoals de naam aangeeft is de taak van het center studie te doen naar kerk en zending waarbij 'de focus ligt op de rol van de kerk in de Westerse (seculiere) context', zo wordt omschreven.
De lezing is op academische niveau en voor eenvoudige schepselen niet altijd gemakkelijk te volgen in zijn gedachtegangen en –wendingen. Toch willen we proberen helder te maken wat prof. Paas be(t)oogd en in welke richting hij wijst.
We hebben gekozen voor een volledige weergave van zijn lezing aangevuld met verklarende, en waar we dat nodig vinden, kritische 'kanttekeningen' om tenslotte te besluiten met een evaluatie en conclusies. We geven de kanttekeningen telkens ingesprongen weer zodat het onderscheid tussen de originele tekst van de lezing en ons commentaar volstrekt duidelijk blijft.
Prof. Paas bezigt voortdurend het woord en begrip soteriologie. Het betekent leer van het heil. Het is een onderdeel van de Systematische Theologie of Dogmatiek. Volgens Calvijn gaat het in de soteriologie 'over de wijze, waarop de genade van Christus verkregen wordt, en welke vruchten daaruit voor ons voortkomen, en welke werkingen daaruit volgen'[1]. We zullen veelal de kortere aanduiding heilsleer gebruiken.
Vrede op aarde
Het goede nieuws in een postchristelijke cultuur
Prof. dr. S. Paas
Met kanttekeningen D.J. Bolt
Geachte aanwezigen, beste medereizigers, (en nu dus ook lezers, djb),
‘Veel heil en zegen’, zeiden mijn grootouders vroeger, als we bij hen waren op Oudejaarsavond. Ik heb begrepen dat dit meer een gewoonte is in het noorden van het land dan elders, maar zo hoorden we het jaar op jaar: ‘Veel heil en zegen’. Soms gebruik ik het zelf nog, vooral bij oudere mensen. En als ik in een belerende of nostalgische bui ben een heel enkele keer ook tegen jongeren na een van die bleke moderne nieuwjaarsgroeten: ‘De beste wensen’, of ‘Gelukkig nieuwjaar’.
Als christen-noorderling wensen we inderdaad graag onze naasten zó een nieuw jaar onder de zegen van de Heere toe. En doen dat nog. Waarom zouden we ons daarin niet onderscheiden van die 'bleke moderne' wensen? We belijden immers dat alleen met de zegen van de Heere we een 'goed' leven hebben, hoe het er ook mag komen uit te zien.
‘Heil’ en ‘zegen’. Betekenen die woorden ongeveer hetzelfde, of moeten we ze van elkaar onderscheiden? Is ‘heil’ iets anders dan ‘zegen’? Ik weet niet hoe m’n grootouders het bedoelden, maar de woorden ‘heil’ en ‘zegen’ doen een beetje denken aan wat je in theologische literatuur tegenkomt aan onderscheid tussen ‘zegen’ en ‘redding’ of tussen ‘bijzondere’ en ‘algemene genade’. De oudtestamenticus Claus Westermann bouwde bijvoorbeeld een hele Bijbelse theologie om de begrippen ‘zegen’ en ‘redding’. In de Bijbel komt God op twee manieren dichtbij mensen: door de dagelijkse stroom van zegeningen en door dateerbare ingrepen van verlossing.
Bij ‘zegen’ mag je denken aan dat wat alle mensen van alle tijden hebben verlangd van de goden of van het noodlot, en wat je ook in de Bijbel telkens weer terugvindt: vruchtbaarheid, een gezegende ouderdom, je kleinkinderen en achterkleinkinderen zien opgroeien, ’s morgens welgemoed opstaan met zin in de dag, gezondheid, eten op tafel, veiligheid, en 2 omgeven worden door mensen die van je houden.
Bij ‘redding’ moeten we denken aan de grote verhalen van verlossing en bevrijding: de Exodus in het Oude Testament, de genezingswonderen van Jezus, en natuurlijk Zijn dood en opstanding in het Nieuwe.
Westermann verbindt daar geen leerstellige conclusies aan, maar vanaf daar is het maar een kleine stap naar het aanbrengen van een rangorde tussen ‘heil’ en ‘zegen’. Zoiets gebeurt in het spreken over ‘algemene’ en ‘bijzondere’ genade: er is genade waarmee je het in dit leven goed kunt hebben, en er is genade waarmee je ook na je dood goed terecht komt. Er is zegen en er is heil, en op dat laatste komt het natuurlijk echt aan. Het eerste is tijdelijk, voor hier en nu en ‘horizontaal’. Het tweede is eeuwig, voor na dit leven en ‘verticaal’. Zegen gaat over vergankelijke zaken, heil over onvergankelijke. Ik weet niet of mijn grootouders het allemaal zo holistisch bedoelden, maar het zou kunnen dat ze me zoiets wilden toewensen: we hopen dat dit jaar voor jou een gezegend jaar wordt (dat je slaagt voor je examen en gezond blijft), maar bovenal wensen we je heil toe. We wensen dat je verzekerd mag worden van eeuwig leven, dat je in het reine komt met God. Tijdelijk en eeuwig geluk. Zegen, jazeker. Maar ook en vooral heil!
Ja, niets mis mee toch? In het reine komen met God, dat is toch het hoogste goed? Heel de heilsgeschiedenis is er op gericht: Jezus Christus, Gods eniggeboren(!) Zoon, Die de schuld en zonde op zich nam en ons weer met God verzoende! Daar gaat het om in de wereldgeschiedenis! En dat heeft een allesbepalende betekenis en gevolgen voor de ons leven ná ons sterven.
En ook voor ons leven nú. We belijden dus niet: ' 't Hoofd omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet', nee, hier beneden is het óók. Het heil door Christus en daardoor het kindschap van de Vader, dat geeft zegen voor ons hele leven op aarde. Het eeuwige leven begint hier en nu! Heidelbergse Catechismus v/a 58 over het eeuwige leven: 'Evenals ik nu al het begin van eeuwige vreugde in mijn hart voel, zal ik na dit leven volkomen heerlijk bezitten …'.
Nu al het begin!
Intussen heeft het iets te zeggen dat we dat woord ‘heil’ bijna alleen nog tegenkomen in versteende uitdrukkingen als ‘veel heil en zegen’. Een student vertelde me ooit dat het woord bij hem als eerste associatie oorlogsfilms opriep, waar massa’s opgezweepte mensen Sieg Heil! brullen. ‘Heil’ is een subcultureel woord geworden, dierbaar voor veel kerkmensen van mijn generatie en daarboven. Jezus als Heiland, de brenger van heil. De gemiddelde veertigminner in de kerk gebruikt dat woord niet meer, denk ik, of alleen om z’n opa en oma te plezieren bij Oud & Nieuw. En buiten de kerk vinden we het alleen nog in lichtelijk archaïsche woorden die allemaal iets met gezondheid te maken hebben, woorden als ‘heilzaam’ en ‘heilgymnastiek’. En verder heeft cabaretier Jan Beuving ons in zijn voorstelling Restante laten zien dat ‘Heiland’ een handig rijmwoord is op 3
‘weiland’. Rijdend op de snelweg kwam hij langs Zwolle en zag hij in een weiland…
… op een groot paneel geschreven:
Wie in de Zoon van God gelooft, heeft eeuwig leven!
(…) ik was ontroerd
en werd naar vroeger meegevoerd…..
Nostalgie dus. Een vreemd soort ontroering waarover de Welshe dichter en priester R.S. Thomas schrijft, als hij de auto even stilzet bij een vervallen methodistisch kapelletje langs de weg, aandoenlijk in z’n uit grijze stenen opgetrokken lelijkheid. 1)
… here once on an evening like this,
in the darkness that was about
his hearers, a preacher caught fire
and burned steadily before them
with a strange light, so that they saw
the splendour of the barren mountains
about them and sang their amens
fiercely, narrow but saved
in a way that men are not now.
Dat het woord ‘heil’ tegenwoordig ook bij kerkelijk opgevoede mensen vooral nog jeugdsentiment oproept, is één ding. En eigenlijk is het niet eens zo erg. Woorden kunnen vervangen worden. Het woord ‘heil’ kun je bijvoorbeeld prima vervangen door ‘vrede’. De Septuaginta heeft zelfs vaak soteria waar in het Hebreeuws shalom stond. Vrede dekt dezelfde Bijbelse lading als heil, het heeft een minstens even eerbiedwaardige theologische stamboom, en het heeft als voordeel dat mensen zich er vandaag nog iets bij kunnen voorstellen. Straks nog iets meer daarover.
Dit gaat ons (veel) te snel.
Dat het woord 'heil' vervangen zou kunnen worden, vooruit, als de mensen het niet meer kennen dan moeten we het misschien maar vervangen. Zo is bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament van de Herziene Statenvertaling (HSV) het woord nog maar 1 keer te vinden![2]
Maar bij vervanging moet wel de oorspronkelijke Bijbelse inhoud ervan, adequaat aangeduid worden. Als Paas hier dan haast achteloos 'heil' door 'vrede' vervangt dan gaan we wel steigeren. Want 'heil' in zijn oorspronkelijke betekenis is een veel breder begrip dan 'vrede'. 'Heil' betekent in de Bijbelse context verlossing van het kwaad, vrijspraak van schuld en zonde, verzoening met God, leven tot in eeuwigheid en ja, óók vrede, om maar het een en ander te noemen. Kortom, de diepe inhoud van het Evangelie van Jezus Christus. Daarvan is vrede een heel belangrijk aspect maar dekt bepaald niet de hele inhoud van het 'heil'.
Terecht heeft de HSV daarom 'heil' in de brede zin op vele plaatsen (43!) door 'zaligheid' aangeduid. Natuurlijk óók een woord dat 'de wereld' niet gebruikt. Maar dat zij dan maar zo.
Problematischer is het, lijkt me, dat de lading van het woord ‘heil’ dreigt te verstoffen. R.S. Thomas heeft het over mensen die ‘gered’ werden onder vurige prediking van een bezielde voorganger die ineens de Geest van God kreeg. ‘Saved’, zegt hij. ‘In a way that men are not now’. Zoals toen gebeurt het niet meer, wil hij maar zeggen. Maar wat betekent dat? Worden mensen nu anders gered dan vroeger? Of worden ze überhaupt niet meer gered? Kunnen we ons er nog iets bij voorstellen, bij ‘redding’ en ‘heil’?
Daar zit de echte vraag. Vanouds staat ‘heil’ voor de noodzaak van het christelijk geloof. Minstens sinds de opkomst van de biechtcultuur vanaf de zevende eeuw is die noodzaak van het christendom in het Westen toegespitst geraakt op het individu en diens eeuwige bestemming in het licht van onze zondenlast. Peter Brown spreekt hier van een breuk met het antieke christendom van het late Romeinse Rijk en van een beginnende scheiding van wegen met het christendom zoals dit gestalte kreeg in het Oosten. 2) In die periode, de tijd van Gregorius de Grote uit Italië en Columbanus uit Ierland, zien we ook voor het eerst literaire verslagen van ‘christenreizen’, waarin het individu via een waarschuwende droom of visioen een blik kreeg in wat hem te wachten stond na zijn dood. Het leven na de dood kreeg meer reliëf en kleur, werd filmischer zogezegd. Collega Arnold Huijgen zei afgelopen vrijdag bij zijn inaugurele rede in de Nicolaikerk dat er tegenwoordig nog maar weinig over de hel wordt gesproken.
Nu, dat is zeker waar in vergelijking met wat onze voorouders voorgeschoteld kregen. De verschrikkingen van de hel werden in elke middeleeuwse kerk in alle verhitte details uitgebeiteld in reliëfs of geschilderd in fresco’s en gebrandschilderde ramen, als een waarschuwing voor iedereen die het beheer van de eigen zonden liet versloffen. In de woorden van Brown: ‘Verhoogde interesse in het lot van de zielen van gewone christenen na hun dood zorgde ervoor dat het westerse Christendom voor de eerste keer een bovenaardse (otherworldly) religie werd in de ware betekenis van het woord’. Heil in de traditioneel westers-christelijke betekenis van het woord 3), dat is dat we na onze dood gered worden van de hel en naar de hemel gaan. Dat is het ene nodige, de rest is bijzaak.
We protesteren tegen deze in onze ogen simplistische constatering. Zoals hierboven al betoogd heeft altijd verlossing en verzoening van ons leven door Christus' dood en opstanding een 'hemelse' én een 'aardse component', om zo te zeggen. Gereformeerden zien uit naar de hemelse heerlijkheid en verlangen daar naar, net zo als Paulus: 'ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn want dat is verreweg het beste…'. Tegelijk kunnen ze hem ook naspreken - en voelen - als hij vervolgt: '…maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u'. En dat geeft hem veel 'blijdschap van het geloof'.
We gaan hier straks nog dieper op in.
In mijn boek Vrede op aarde, dat hopelijk eind deze maand verschijnt, pak ik de draad van deze soteriologische traditie op in de moderne tijd, namelijk bij de grote protestantse opwekkingsbewegingen van de achttiende en negentiende eeuw. We zijn hier in een periode waarin, anders dan in de zevende eeuw, het christendom de vanzelfsprekende stamreligie van Europa is geworden, maar waarin tegelijk steeds meer haarscheurtjes zichtbaar worden in het gebouw van de christelijke cultuur. In die nadagen van de christelijke beschaving krijgt de klassieke westerse heilsleer nieuwe impulsen. Kort en goed zien we hier dat in een context van groeiende zorg over de christelijke beschaving pioniers als Wesley, Wilberforce en Whitefield beseffen dat de christelijke cultuur niet langer gewaarborgd zal worden door vorsten en wetgeving, min of meer van bovenaf. De christelijke beschaving van het westen heeft alleen toekomst wanneer zij geworteld is in de harten en overtuigingen van bezielde burgers, als ziel van een moderne democratische cultuur. Met andere woorden, het is niet langer voldoende dat mensen cultureel christelijk zijn; wat nodig is, is een christendom van het hart.
We zijn het daar van harte mee eens. Het christelijk geloof is een zaak van leer - HC v/a 21: 'stellig weten en kennis' - én leven: 'een vast vertrouwen'. Ook hoe het er in de samenleving toegaat wordt bepaald door haar godsdienst. Laat het volk zich gezeggen door Gods wetten of door eigen afgoden en ideologieën? De cultuur wordt gevormd door wat het volk gelooft! Dan gaat het niet alleen om een bepaalde 'democratische cultuur' maar om heel het karakter van de samenleving. Daarom is het van zo groot belang dat er scholen, maatschappelijke verenigingen en politieke partijen zijn die zich onvoorwaardelijk funderen in de Schrift. En we zeggen erbij, daarbij zich niet schamen expliciet hun activiteiten confessioneel te motiveren. Dan is er toekomst!
Zo, als beweging van geïnspireerde en gedisciplineerde burgers, kan de soteriologische concentratie op het individu nog eenmaal opvlammen. Meer dan ooit gaat het bij de opwekkingspredikers over de noodzaak om individueel zekerheid te ontvangen dat je zonden vergeven zijn, en over onze eeuwige bestemming: altijddurende gelukzaligheid of het nimmer eindigende helse vuur. Voor de duidelijkheid: het gaat hier niet over heidenen; hun publiek is door en door christelijk. John Wesley kan steen en been klagen over de heidense mijnwerkers in Wales, maar hij zegt er tussen neus en lippen door bij dat ze allemaal de catechismus uit het hoofd kennen, elke zondag in de kerk zitten, en dagelijks het Onze Vader bidden. Tot op de dag van vandaag is het protestantse heilsdrama revivalistisch: gericht op de opwekking en bezieling van zogeheten ‘naamchristenen’. Daarvoor was shocktherapie nodig: een felle clair-obscur retoriek van verlorenheid en verdorvenheid, van totale overgave en eindeloze vreugde. Whitefield roept zijn luisteraars toe: ‘Jullie zijn niet meer dan gedoopte heidenen’. Elders doet hij er nog een schepje bovenop: wie het evangelie kent en er niet naar leeft, houdt het midden tussen een beest en een duivel. Dat konden keurige Anglicaanse kerkgangers in hun zak steken. Steeds weer gaat het bij de opwekkingspredikers, en bij de zendelingen die in hun kielzog uitwaaieren over de wereld, om het cruciale, alles overstijgende belang van redding, een redding die we ontvangen door persoonlijk ja te zeggen tegen het offer van Christus, die betaalde voor onze zondeschuld. Althans, zo ongeveer is erover gesproken – zeker in de westerse theologie en vooral in de protestantse stromingen waarvan de meeste aanwezigen hier de erfgenamen zijn.
Het is deze overtuiging dat het christelijk geloof nodig is die de energie levert voor christelijke zending en voor andere christelijke praktijken. Het christendom is een heilsreligie; het verkondigt goed nieuws: ‘Heil en vreê aan een wereld verloren in schuld’. 4) Wat voor zendingswerk geldt, geldt voor alles wat christenen doen, van Avondmaal tot bidden: of we het nu expliciet verwoorden of niet, uiteindelijk vindt het z’n legitimatie in het geloof dat dit op de een of andere manier heilzaam zal zijn. In die zin is de soteriologie de theologische brandstof van alle christelijke activiteit.
En hier aan het begin van een nieuw academisch jaar kunnen we het er denk ik over eens zijn dat hier uiteindelijk ook het bestaansrecht ligt van een theologische universiteit als de onze: de diepe overtuiging dat wat we hier doen iets te maken heeft met heil, dat het uiteindelijk goed en weldadig is voor de wereld. Wat heeft het christendom op aarde te doen, anders dan goed nieuws brengen: nieuws dat heil aankondigt ‘voor wie dichtbij zijn en wie veraf zijn’? In die zin is ook een universiteit voluit missionair. We zijn hier bezig met heil en zegen.
Prof. Paas' gedachtegang is dus dat (Westerse) christenen voortgestuwd worden door een heilsleer waarin zij geloven dat al hun activiteiten heil-zaam moeten zijn, goed en weldadig voor de wereld. Dat geloof geeft hun bezieling, zijn felle gloed, het 'vlamt op' door felle clair-obscur, hemel-hel retoriek.
Maar, vragen wij ons af, is dit het echte christelijke geloof?.
Een Bijbels levende geloof heeft een veel wijdere scope, zo gaven we al eerder aan. Vanuit diepe dankbaarheid door de verlossing door Christus is ons hoogste verlangen te leven tot Gods eer en zijn Naam groot te maken. Dát is de kern van het leven van wedergeboren christen aangedreven door Gods Geest.
Gereformeerden laten zich dus niet methodistisch 'opvlammen' maar worden gedreven door Gods liefde betoond in Jezus Christus.
Dat is van een heel andere orde.
Juist hier begint ook het probleem, namelijk dat er op het gebied van de geleefde soteriologie nogal wat aan de hand is onder westerse christenen.
Mee eens, héél veel. Maar de vraag is: wát dan?
Daar hopen we de volgende keer uitgebreid dr. Paas over aan het woord te laten. En hem soms onthutsende dingen horen zeggen waarin we hem niet kunnen volgen.
NOTEN referaat
1 - R.S. Thomas, ‘The Chapel’.
2 - Brown, The Rise of Western Christendom, 260-265. Vgl. 265: ‘It was the changes of the seventh century which, for good or ill, have caused western Christianity to stand alone among its Christian neighbors’.
3 - Brown, Rise, 261.
4 - Bosch, Transforming Mission, 393.
Wordt vervolgd
[1] Dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, 1992, pag.523.
[2] Voorkomen van woordje 'heil' in OT en NT: NBG51: 103x en HSV 229x. Voorkomen in alleen NT: NBG51 23x en HSV NT 1x (2Kor.6:2).