Printen

Synodeverslag week 20 - Friesland vragen

D.J. Bolt
28-05-11

 

 

De PS Friesland heeft een tweetal quaestiones, zeg maar verzoeken, aan de GeneraleSynodevoorgelegd. Het eerste is een verzoek na te gaan of de kerk niet een uitspraak moet doen over diverse vastgelegde vormen van samenleven in relatie tot de kerkelijke bevestiging van het huwelijk. De tweede vraag is of gezien de praktijken rond het huwelijk, de kerk er niet naar moet streven zelf huwelijken te sluiten als alternatief voor het huidige overheidshandelen.

 

De synodecommissie Overijssel bereidde de bespreking op de synode voor met een uitvoerig rapport waarin ook twee conceptbesluiten zijn opgenomen, zie bijlage 2. Zij heeft daarbij gebruik kunnen maken van het advies van een aantal vooraanstaande broeders.

 

 

Quaestiones Friesland

 

Verzoeken van de PS Fryslân:

 

PS verzoekt om een uitspraak of en zo ja welke vormen van samenleven, die publiek en juridisch vastgelegd zijn, in de kerk erkend kunnen worden op basis van welke criteria.

Verder verzoekt de PS Friesland te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is: "trouwen = in de kerk een verbond aangaan".

 

Als adviseurs namen prof.dr.A.L.Th. de Bruijne(hoogleraar ethiek, deputaat Kerk en Overheid) en ds. H.J. Siegers (deputaat Raad van Advies/Huwelijk en Echtscheiding) deel aan de bespreking.

 

 

BESPREKING RONDE 1

 

Commissie Overijssel -  Ds. Oostland

Geeft korte toelichting op het uitgebreide commissierapport, zie bijlage 2. De conceptbesluiten zijn (ook) te vinden in bijlage 1.

 

Ds. Harmannij

Ik heb waardering voor het werk. Mijn spreken zal ondersteunend zijn.

Het resultaat moet niet te mager worden. Maak van de nood een deugd. Gebruik de mogelijkheden die de wet biedt. Indien er mogelijkheden zijn m.b.t. het geregistreerde partnerschap dan kunnen we als vrijgemaakten iets aanbieden waarmee we naar de burgerlijke overheid kunnen.

 

Br. Feenstra

Ik heb heel veel waardering voor de vragen die Friesland stelt. Het werk van de deputaten toont een gebalanceerde manier van benaderen en biedt een goede afweging. We moeten verder kijken nu de overheid het huwelijk geen vorm geeft zoals de Bijbel dat doet.

Ik heb wel moeite om dit in studie te geven aan een deputaatschap. Er is nu duidelijkheid gewenst in pastoraal opzicht. Wat bijvoorbeeld als er kinderen worden geboren uit een geregistreerd partnerschap? Moeten we het antwoord daarop drie jaar voor ons uit schuiven? Is het rapport hier niet te mager?

Er moet meer kunnen. Immers in het rapport wordt van alles aangedragen. Het geregistreerd partnerschap is volledig in te vullen als een huwelijk waarbij aan de eisen van de Bijbel en de overheid wordt voldaan. Dan kun je er ook goed pastoraal mee omgaan en wegen wijzen.

 

Ds. Van Dijk

Een geregistreerd partnerschap waaraan je met het huwelijksformulier vorm zou geven kan in christelijk opzicht toch niet? Het huwelijk is geen uitvinding van mensen maar een instelling van God. Daar ligt het verschil. Er moet meer materiaal komen om hier een goede beslissing te nemen.

 

Ds. Ophoff

Ik heb veel waardering voor commissie Overijssel die alles goed op een rij heeft gezet. Vanuit die waardering ben ik ook kritisch.
De PS Fryslân wil de huwelijksluiting weer binnen de kerk trekken. Daar is de commissie terecht tegen. Er kleven ook veel nadelen aan. De kerk ontkomt er dan bijvoorbeeld niet aan ook de ontbinding van huwelijken te moeten regelen.

 

In het commissie rapport staat op pag. 8: "Per direct is het niet wenselijk andere vormen van samenleven gelijk te stellen met het burgerlijk huwelijk". Maar wanneer dan wel? Waaraan moet voldaan worden? Over drie jaar zullen de deputaten in elk geval daarover wel een uitspraak moeten doen.

 

Op dezelfde pagina zegt de commissie: "Het opstellen van criteria voor relatievormen in relatie tot de kerkelijke huwelijksbevestiging is gelet op het voorgaande voorbarig". Is dat inderdaad 'voorbarig'? Daar zit een beetje moeite. We zullen criteria moeten hanteren wanneer een huwelijksbevestiging wél kan. En welke relatievormen wél voldoende aan het Bijbelse huwelijk beantwoorden. Als bijvoorbeeld de belofte van 'elkaar altijd trouw zijn' publiek wordt uitgesproken kom je al dicht bij het Bijbelse huwelijk.

 

In de paragraaf "Hoe verder" is de taal en het woordgebruik vaag. Bijvoorbeeld: "Het is daarom goed deze deputaatschappen opdracht te geven de volgende synode te adviseren over wenselijke stappen die te nemen zijn om de betekenis van het huwelijk in bijbelse zin grotere plaats te geven in het bewustzijn van de gemeenten. En ook om het huwelijk verder in te bedden in de kerkelijke gemeenschap." Wat is de betekenis van het woord huwelijk híer, vallen daar ook anderen relatievormen onder? En wat voegt dit toe?

 

De tekst van besluit 1 zegt: "aan deputaten Relatie Kerk en Overheid in overleg met de Raad van Advies inzake huwelijk en echtscheiding  opdracht te geven aan de volgende generale synode advies uit te brengen hoe in de toekomst om te gaan met de verschillende vormen van samenleving die publiek en juridisch vastgelegd zijn tussen één man en één vrouw,  als wettelijke regeling van het huwelijk in bijbelse zin."

Ik begrijp het, dat u hiermee opdracht geeft te onderzoeken in welke zin relatievormen zo ingericht kunnen worden dat ze beantwoorden aan het Bijbelse huwelijk. Maar ga dat dan ook zo verwoorden.

 

Ik heb ook moeite met grond 3: "het is wenselijk om in de huidige samenleving te zoeken naar nieuwe wegen en mogelijkheden om het huwelijk, gegrond op de Bijbel, in de kerkelijke gemeente te verankeren en de christelijke huwelijksmoraal te versterken."

Bedoelt u hiermee, dat we in de kerken veel te maken hebben met echtscheiding en dat daarom de huwelijksmoraal moet worden versterkt?

Maar de gronden kunnen beter meer toegespitst worden op wat we hier willen bereiken

 

Ds. Pos

Ik sluit me aan bij lovende woorden voor dit stuk documentatie. Er is terecht gewaarschuwd tegen het binnentrekken van de huwelijkssluiting in de kerk.

De conceptuitspraak "De kerken kunnen vooralsnog alleen het burgerlijk huwelijk erkennen en kerkelijk bevestigen" kan op twee manieren uitgelegd worden: 'kunnen' als meer hoeft op dit moment niet, óf iets anders kunnen we niet.

 

Br. Aartsma

Ik zou teleurgesteld zijn als er eerst nog onderzoek moet plaatsvinden en we pas over drie jaar resultaat zien. Want er is dringend behoefte aan duidelijk in onze kerken. Op pag. 8 van het commissierapport worden standpunten ingenomen, daarmee kunnen we toch verder? Er is voldoende materiaal aanwezig om nu op korte termijn antwoorden te geven.

 

Commissie – Br. Wendt

Waarom dan nog wachten?, is een vraag. We zijn ons er van bewust dat we t.a.v. huwelijkssluiting en huwelijksmoraal ver weg van een goede praktijk zijn. We willen dat graag in een proces ombuigen naar een praktijk die in overeenstemming met de Bijbel is. Daarom zijn de zaken op een rij gezet.
Het Bijbelse huwelijk onderscheidt zich absoluut van hoe de overheid over het huwelijk spreekt. We moeten echter niet blijven insteken in 'samenleven is niet goed', en 'een geregistreerd partnerschap is niet goed', maar alle drie vormen van samenleven upgraden. Er zijn allerlei aspecten aan het huwelijk als: de overheid sluit het en bepaalt daarbij het een en ander, het huwelijk is een sociale en publieke aangelegenheid,  kinderen ontvangen erin hun plaats. Maar de Bijbel zegt er nog veel meer over.

De vorm bij de overheid is van secundair belang. Het gaat er om wat man en vrouw elkaar beloven.
We zijn op de goede weg, bijvoorbeeld met de huwelijkscatechisaties. Maar dat is niet voldoende. Wat de Here vraagt moet ook aandacht hebben in prediking, gesprekken, ambtelijk werk, publicaties. Dat is een proces, een langere weg.

 

Over drie jaar kan er een uitgebreid verslag van het werk zijn op basis waarvan afgewogen besluiten kunnen worden genomen. Tot zolang gelden de uitspraken zoals die op pag. 8 van het commissierapport staan en moeten we ons nu niet uitputten in het vinden van criteria. Neem de leer van het huwelijksformulier als uitgangspunt, zie de paragraaf 'Huwelijksformulier' op pag. 6. In de tijd tot de nieuwe synode gaan we ook geen andere vormen van samenwonen inzegenen of bevestigen.

 

Commissie – Ds. Oostland

Uitstel kan nuttig zijn. Want er zijn vragen, we worden geconfronteerd met nieuwe situaties. Nu ineens een geregistreerd partnerschap gelijk te stellen aan een huwelijk is zó'n andere manier van denken. Daar moet tijd voor genomen worden en stappen voor worden gezet. Het vraagt een omslag in denken. Daarbij willen we nadrukkelijk de huidige kerkelijke huwelijksbevestiging sterker maken, bijvoorbeeld door huwelijken zondags te bevestigen.

 

'Kunnen' kan inderdaad op twee manieren worden opgevat. Maar we bedoelen dat gedurende die komende drie jaar niet anders dan een burgerlijk huwelijk kan worden bevestigd.


Of de overheid toestaat een geregistreerd partnerschap kerkelijk te bevestigen, is niet duidelijk. Evenmin of dat juridisch mogelijk is. Misschien dat de adviseurs hier meer over kunnen zeggen.

 

Adviseur - Prof. dr. A.L.Th. de Bruijne
De overheid staat geen kerkelijke ceremonie vóór de burgerlijke huwelijksvoltrekking toe. Maar ook niet zonder meer een bevestiging van een geregistreerde relatie. Er is niet een direct verbod op een ceremonie bij een geregistreerde relatie.

Ik wil benadrukken dat het riskant is de huwelijksvoltrekking met overheidslegitimatie de kerk in te trekken. Dan krijg je allerlei problemen.

Relaties zijn tegenwoordig meer en meer een performance van je eigen ego, alleen een zaak van je eigen beslissing. Er is sprake van privatisering van het huwelijk.

Maar het huwelijk is een publieke zaak en moet dus ook ingebed worden in een publieke omgeving. Het bijbelse huwelijk is in de kerk ingebed.

Bavinck zag het tot stand komen van een huwelijk als een drietrapsraket: De kerk is eerst betrokkene, dan de overheid die het burgerlijk huwelijk voltrekt, en tenslotte de bekrachtiging van de relatie met een bevestiging in de kerk.

Een geprivatiseerd huwelijk is geen Bijbels huwelijk. Er zal daarom een tegenzet moeten komen. Ik proef een ondertoon in de discussie hier dat het huwelijk de voorkeur heeft maar ook registratie moet kunnen. Maar dat kunnen hier nu niet maar even regelen.
Zelf ben ik van mening dat het Bijbelse huwelijk in het huidige burgerlijke huwelijk nauwelijks meer doorklinkt. Uit de trouwformule is bijvoorbeeld verdwenen de zinsnede "tot de dood ons scheidt".

Tegelijk biedt registratie van een relatie wel mogelijkheden. Daarin kunnen Bijbels noties worden opgenomen b.v. over huwelijk en kinderen.
Er is dus studie nodig. Daarbij is er ook nog een hermeneutisch probleem: het kerkvolk zal er geweldig van opkijken als zaken als huwelijk en geregistreerd partnerschap in elkaar worden geschoven.

 

Adviseur – Ds. H.J. Siegers

Het rapport doet de aanbeveling " om de betekenis van het huwelijk in bijbelse zin grotere plaats te geven in het bewustzijn van de gemeenten. En ook om het huwelijk verder in te bedden in de kerkelijke gemeenschap." Het huwelijk wordt voor "God en zijn heilige gemeente" bevestigd. De gemeente moet dus mee willen optrekken. Daarom moet het breder in haar ingebed worden. Zij moet betrokken blíjven en niet alleen maar inspringen als er een echtscheiding etc. dreigt. De vraag is: Hoe doe je dat dan?

 

Commissie – Br. Bondt

Bij amendement kan het voorstel nog wel beter gemaakt worden eventueel. Maar dat is niet zo eenvoudig.

 

AMENDEMENTEN

 

Br. Ziedses des Plantes

Sommige kerken in het buitenland hebben een Marriage License. Maar dat betekent niet dat zij ook echtscheiding voor hun rekening nemen.
Ik vind het tweede deel van het rapport een hoog theoretisch gehalte hebben.

Preses

Dit is geen amendement.

 

Br. Feenstra

We worden met deze ontwikkelingen geconfronteerd en moeten pastoraal handelen.

Daarom wil ik het volgende amendement indienen:

In te voegen als besluit 1b:

 

"Kerkenraden de bevoegdheid te geven de afgesproken voorwaarden bij geregistreerd partnerschap te wegen in hoeverre zij voldoen aan de kenmerken van een huwelijk naar Bijbelse maatstaven en deze weging te betrekken bij het kiezen van de juiste pastorale begeleiding van gemeenteleden".
 

Gronden :

  1. Er is voldoende duidelijkheid op dit moment omtrent de discrepanties tussen het huwelijk in de zin van het BW en zoals dat door de Bijbel bedoeld is.
  2. Er zijn in de vormen van samenleven zoals aan gegeven in het BW, mogelijkheden bij het geregistreerd partnerschap een invulling te geven die voldoet aan de normen welke de Bijbel stelt aan een huwelijk.

 Ds. Ophoff

Amendement besluit 1:

Het zinsdeel "hoe in de toekomst om te gaan met de verschillende vormen van samenleving die publiek en juridisch vastgelegd zijn tussen één man en één vrouw,  als wettelijke regeling van het huwelijk in bijbelse zin" vervangen door " hoe je als kerken omgaat met de verschillende samenlevingsvormen van man en vrouw die publiek en juridisch vastgelegd zijn en of en hoe die samenlevingsvormen kunnen voldoen aan wat in de bijbel staat over het huwelijk."

 

Amendement op besluit 1 grond 3:  "gegrond op de Bijbel" vervangen door "om het huwelijk zoals de bijbel er over spreekt".

We moeten uitdrukkelijk heel duidelijk maken hoe het huwelijk in Bijbel wordt geleerd en hoe het in onze samenleving wordt gezien.

 

Commissie – Ds. Oostland

In besluit 1: "In overleg met Raad van Advies" is geworden "samen met Raad van Advies. Er is dus geen primaat.

We hebben de amendementen van Ophoff overgenomen. Niet dat van Feenstra.

 

BESPREKING RONDE 2

 

Ds. Feenstra

Is er pastoraal niet meer te doen? Prof. De Bruijne heeft opgemerkt dat onze huwelijksbevestiging niet gekoppeld moet worden aan een geregistreerd partnerschap. Maar wat zou er dan anders moeten in onze kerkelijke huwelijksceremonie zodat dat wel kan? Wat moet je laten vallen, wat anders benoemen? Als dat duidelijk is zou je misschien al heel veel pastorale stappen kunnen zetten. En tegelijk ook heel goed een verdere studie kunnen doen.

 

Ook al hebben kerkleden een en andere nog niet door, het moet ons er niet van weerhouden om geregistreerd partnerschap te koppelen aan een kerkelijke ceremonie. Maar dat moet je wel duidelijk uitleggen. Hier zijn m.i. mogelijkheden. Kern is de zaak is: wat moeten we nú doen.

 

Ds. Gunnink

Voor deze studie en het advies over drie jaar zou moeten worden samengewerkt met de Gereformeerde Gemeenten, de CGK en HHK.

 

Br. De Groot

Partnerschap is iets heel anders dan een huwelijk. Ontbinden kan bijvoorbeeld heel gemakkelijk door beide partners, het is een privé zaak. Maar het Bijbelse huwelijk is een publieke aangelegenheid, zie o.a. de geschiedenis van Jozef en Ruth. Zelfs scheiden is een publieke zaak, zie het voorschrift van Mozes voor een scheidbrief.

 

Ds. Trimp

Ik ben overtuigd door de eerste ronde om een studie te gaan doen. 
Er is trouwens al classisbeleid m.b.t. deze zaken. Bijvoorbeeld in Groningen. Ook de classis Middelburg heeft hier besluiten over genomen. Ik ben verbaasd dat deze informatie hier niet op tafel ligt. Kunnen we daar nog iets mee doen? We hebben er al wel mee te maken.

We moeten voorzichtig zijn met de uitspraken op pag. 6. Dat zijn toch geen uitspraken van de synode? Het zijn meer uitspraken van dit moment.

Laten we ook kijken naar andere kerken. Denk aan de 'eenheideffectrapportage'.

Naar Ophoff: we moeten inderdaad de gebruikte terminologie verhelderen.

 

Ds. Van Dijk

Het onderscheid tussen het burgerlijk huwelijk en het Bijbels huwelijk is enorm. Maar het eerste is wel een residu van het tweede. Dat geldt niet voor allerlei contracten. Vergelijk ze maar met het begin van het huwelijksformulier dat over het huwelijk spreekt als een instelling van God en niet als een uitvinding van mensen.

Ik ontraad het amendement van Feenstra om de ruimte die daarmee geboden wordt.

 

Commissie – Ds. Oostland

Het amendement van br. Feenstra wil de kerkenraad bevoegdheid te geven om bewegingen te maken. Moet dat nu in een besluit? Wat roep je daarmee op? Het is ook niet nodig want die bevoegdheid is er in feite al.
Het gaat om de kerkelijke huwelijksbevestiging van allerlei relaties. Hoe moeten we die een plek geven? Daar moeten we over nadenken. Daarom is Feenstra's amendement niet zinvol, het roept alleen maar vragen op. Bovendien is alles nog niet zo duidelijk. Dus de commissie ontraadt het amendement.

 

De suggestie van Gunnink is zeker zinvol. Deputaten hebben dit ook gehoord.

 

Het is bekend dat de classis Groningen over deze zaken ook een notitie heeft geschreven. Het gaat er daarin m.n. om hoe je hier pastoraal mee omgaat. Maar wij willen de verschillende situaties naast elkaar zetten en nagaan hoe je een en ander kerkelijk kunt inbedden.

 

Commissie – Br. Wendt

De voorstellen zullen nog eens op terminologische consistentie worden doorlopen

 

De uitspraken op pag. 8 zijn niet nieuw maar praktijken en afspraken van vandaag de dag. Laten we die vooralsnog handhaven en een studie doen naar wat in de toekomst kan veranderen.

 

Adviseur – Prof. De Bruijne

Er is helderheid, zegt ds. Van Dijk. Maar wat men zich te weinig realiseert is, dat ons burgerlijk huwelijk een paar honderd jaar geleden nog niet bestond. In het oude Israël was het huwelijk primair een familiezaak, zij het wel publiek. In de tijdperk van het Romeinse rijk was de vrouw vooral producent van burgers voor de staat met zijn afgodenverering. Dat leverde veel problemen op voor christenen. Toen de kerk staatskerk werd veranderde dat. Met de Reformatie is het huwelijk weer gezien als een schepping van God waarvan de christelijke overheid de belangen moet behartigen. 

Maar het huidige burgerlijke huwelijk is meer een product van de Franse revolutie.

 

Wat moet er gedaan worden om een geregistreerde relatie te bevestigen? Nu kan dat niet goed. Bij de beantwoording van deze vragen moeten ook juristen en politici worden betrokken.

Misschien moet we gaan spreken over een trouwverbond als aanduiding van het Bijbels gefundeerde huwelijk en dat goed omschrijven. De overheid kan dan zo'n verbintenis registreren en vastleggen waarbij de vorm als burgerlijk huwelijk of geregistreerd partnerschap niet zo belangrijk is. Hoe meer afstand er groeit van het burgerlijk huwelijk hoe meer mogelijkheden hier zijn. Maar we moeten geen truckjes, geen halve huwelijksvoltrekkingen gaan toepassen.

 

Gezien Groningen is het amendement Feenstra overbodig want de kerken doen al wat in het amendement staat, er wordt al naar gelang de situatie gehandeld.

 

Br. Feenstra

Hier en daar wordt er inderdaad wel over nagedacht, maar wordt dat ook breed gedaan? Sommige kerkenraden zeggen simpelweg: Geen huwelijk?, dan hebben we er ook niets mee van doen. Mijn doel met het amendement is, een beroep te doen op elkaar, om elkaar aan te spreken. Verder wil ik er niet mee gaan.

 

STEMMING

 

Besluit 1

-          Amendement Ophoff 1: aanvaard, tegen 1, onthouding 1

-          Amendement Ophoff 2: aanvaard, algemene stemmen

-          Amendement Feenstra: verworpen, voor 2, onthouding 1

-          Besluit: aanvaard, algemene stemmen

 

Besluit 2: aanvaard, onthouding 2

 

 

Bijlagen

 

Bijlage 1 - Concept besluiten

 

Materiaal:

Verzoeken PS Fryslân inzake huwelijk, samenlevingsvormen en huwelijkssluiting.

PS verzoekt om een uitspraak of en zo ja welke vormen van samenleven, die publiek en juridisch vastgelegd zijn, in de kerk erkend kunnen worden op basis van welke criteria.

Verder verzoekt de PS Fryslân te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is: 

 

trouwen = in de kerk een verbond aangaan.

 

Besluit 1:

aan deputaten Relatie Kerk en Overheid in overleg met de Raad van Advies inzake huwelijk en echtscheiding  opdracht te geven aan de volgende generale synode advies uit te brengen hoe in de toekomst om te gaan met de verschillende vormen van samenleving die publiek en juridisch vastgelegd zijn tussen één man en één vrouw,  als wettelijke regeling van het huwelijk in bijbelse zin.

Gronden:

  1. terecht merkt de PS Fryslân in de toelichting bij haar voorstel op dat het burgerlijk huwelijk als door de overheid geregelde samenlevingsvorm naast andere min of meer juridisch geregelde vormen van samenleven staat;
  2. het is wijs dat de kerken zich ertoe zetten het huwelijk als instelling van God af te grenzen tegen de veelheid van samenlevingsvormen, waarbij de kerken zich niet afhankelijk opstellen tegenover het steeds verder uitgeholde wettelijk vastgelegde burgerlijk huwelijk;
  3. het is wenselijk om in de huidige samenleving te zoeken naar nieuwe wegen en mogelijkheden om het huwelijk, gegrond op de Bijbel, in de kerkelijke gemeente te verankeren en de christelijke huwelijksmoraal te versterken.

Besluit 2:

Aan het verzoek van de PS Fryslân - te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is:

trouwen = in de kerk een verbond aangaan- niet te voldoen

Gronden:

 

  1. het verzoek impliceert een herziening van de uitspraak van de GS Zuidhorn 2002-2003, Acta art. 195 besluit 2 en 3;
  2. de gronden bij het besluit van Zuidhorn zijn door de PS Fryslân niet overtuigend weerlegd:
    a. het publieke karakter van het huwelijk wordt niet bestreden;
    b. niet aangetoond wordt, dat wanneer kerken huwelijken mogen voltrekken dat een krachtiger appel op de overheid is dan tot nu toe;
    c. vermenging van kerk en staat op het terrein van het huwelijk is in het voorstel van de PS onvermijdelijk, echter ook onwenselijk;
    d. de overheid biedt de kerken nog steeds de ruimte om het huwelijk naar bijbelse maatstaven in te vullen;
  3. het huwelijk dient vanwege zijn publieke karakter een grondslag te hebben in de burgerlijke wetgeving;
  4. bewaking van de civielrechtelijke gevolgen van het huwelijk is een taak van de overheid;
  5. erkenning van de kerk als huwelijkssluitende instantie op welke manier ook brengt het risico mee dat diezelfde overheid zich mengt in kerkelijke besluitvorming betreffende het huwelijk.

Bijlage 2 - Commissierapport

Aanbieding voorstellen t.a.v. huwelijk, kerk en overheid.

De PS Friesland heeft een tweetal quaestiones aan de Generale Synode voorgelegd. De eerste (36-V-4) is het verzoek na te gaan of de kerk niet een uitspraak moet doen over de diverse vastgelegde vormen van samenleven in relatie tot de kerkelijke bevestiging van het huwelijk. De tweede zaak (81-R-2) raakt aan de huidige praktijk van huwelijksbevestiging, en stelt de vraag of de kerk niet zelf moet streven naar de huwelijkssluiting als alternatief voor het huidige overheidshandelen.

 

Beide quaestiones vertonen inhoudelijk veel raakvlakken. Het gaat immers over dezelfde materie. De commissie Overijssel heeft gemeend beide onderwerpen eerst apart te bespreken, om zo helder te krijgen waar het precies om gaat. Vervolgens komen we in een tweetal uitspraken tot een gezamenlijk besluit.

 

De commissie biedt hierbij de Generale Synode het resultaat van haar werk aan. Het zou niet gereed gekomen zijn, wanneer niet gebruik gemaakt had kunnen worden van het inhoudelijk en deskundig advies van de broeders:

 

Prof. Dr. A.L.Th. de Bruijne, hoogleraar Ethiek en dep. Kerk en Overheid

Ds. H.J. Siegers, voorz. Raad van Advies inzake Huwelijk en Echtscheiding

Drs. J.P. de Vries, voormalig senator en oud-dep. Corresp. Hoge Overheid

G.J. Schutte, voormalig lid 2e kamer

Daarnaast hebben we van mr. P. Lourens op ons verzoek een schriftelijk advies gekregen.

 

De commissie wenst de Generale Synode veel wijsheid toe.

H. Bondt

E.J. Oostland

G.J. Wendt

 

Overwegingen bij verzoek PS Fryslân inzake huwelijk en samenwonen (36-V-4)

 

1. Verzoek van de PS Fryslân aan de GS 2011 Harderwijk inzake huwelijk en samenwonen.

 

Achtergrond.

De kerken in de classis Leeuwarden hebben zich gezamenlijk bezonnen over het ongehuwd - al dan niet geregistreerd - samenwonen van kerkleden van verschillend geslacht en dat in verband met vragen rondom de pastorale bearbeiding.

De classis Leeuwarden heeft op 16 juni 2010 aan de PS Fryslân voorgesteld om over deze zaken vragen voor te leggen aan de GS van Harderwijk 2011, omdat ook het landelijk kerkverband gediend zal zijn met studie van en uitspraken over de betreffende materie. Het gaat immers om zaken die landelijk aan de orde zijn.

De PS Fryslân heeft in haar zitting van 24 november besloten de GS te vragen om een uitspraak over dit onderwerp.

 

Overwegingen:

a.       Over het onderwerp trouwen en samenwonen zijn in het verleden in de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) diverse publicaties verschenen waarin richting werd gewezen ook op het gebied van ongehuwd samenwonen. We denken aan bijvoorbeeld de in veel kerken gebruikte ‘Handreiking Samenwonen’ van Rotterdam-Centrum en Utrecht-Noord/West. In deze publicatie wordt een lijn getrokken naar het 7e gebod (het belang van levenslange liefde en trouw), en naar het 5e gebod (het huwelijk is een verbond en vraagt officiële publieke bekrachtiging.) Veel kerkenraden hebben in hun benadering van ongehuwd samenwonenden hun standpunt ingenomen en gehandeld vanuit deze lijn naar het 7e en het 5e gebod. Daarmee hebben ze deze aanpak ook tot hun kerkelijke beleid gemaakt.

 

b.       Het beroep op het 7e gebod is weinig omstreden. Anders ligt het bij het beroep op het 5e  gebod. In onze veranderende samenleving hebben steeds meer broeders en zusters moeite met de aanvaarding van het burgerlijk huwelijk en de afwijzing van vormen van samenwonen die juridisch en publiek geregeld en vastgelegd zijn. Wordt het burgerlijk huwelijk niet steeds meer uitgehold? Worden vormen van samenwonen niet steeds meer juridisch en publiek geregeld? Komt er niet een tijd dat het onderscheid tussen die beide wegvalt?

 

c. In een tijd dat het huwelijk meer wordt uitgehold en daardoor meer op samenwonen met een samenlevingscontract gaat lijken, en dat het samenwonen meer juridisch en publiek geregeld wordt, dringen de volgende vragen zich op:

 

 Verzoek.

Op grond van het bovenstaande verzoekt de PS Fryslân aan de GS van Harderwijk 2011 een uitspraak te doen of en zo ja welke vormen van samenleven die publiek en juridisch vastgelegd zijn, in de kerk erkend kunnen worden als een relatie die bijbels gezien voldoet aan al de kenmerken van een huwelijk. Aan welke criteria moet zo’n relatie dan voldoen en welke aspecten van die relatie moeten publiek-juridisch geregeld zijn om voor zo’n kerkelijke erkenning als huwelijk in aanmerking te komen?

 

2. Verschillende samenlevingsvormen in Nederland

 

In ons land kennen we op dit moment drie vormen van geordend samenleven van man en vrouw:

Daarbij is het huwelijk vanouds bekend, het wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken en kan vervolgens kerkelijk worden bevestigd. Het geregistreerde partnerschap lijkt veel op een huwelijk en is ook een wettelijk vastgelegde vorm van samenleven. Samenleven met een samenlevingscontract is niet wettelijk geregeld en is een vrijwillige keuze van de samenlevende personen.

 

Verschillen:

Als we iets willen zeggen over de genoemde relaties in het licht van de vraag of zij bijbels gezien mogelijk kunnen voldoen aan al de kenmerken van een huwelijk, moeten we een juist beeld hebben van de verschillen tussen de genoemde relatievormen.

 

Het burgerlijk huwelijk (BH).

Volgens de Nederlandse wet geeft een bruidspaar elkaar het ‘ja-woord’ en beloven zij elkaar trouw. Zij verklaren zich bereid alle plichten te vervullen die door de wet aan de huwelijkse staat worden verbonden: echtgenoten zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd, ze moeten de kosten van de huishouding uit hun gezamenlijke financiële mogelijkheden bestrijden, ze zijn samen aansprakelijk voor de gewone gang van zaken en de aangegane verbintenissen, ze hebben voor bepaalde rechtshandelingen toestemming van de andere echtgenoot nodig. Daarnaast worden gehuwden, als er binnen het huwelijk een kind geboren wordt, beiden ouder van dat kind. Dat houdt in dat binnen het familierecht de ouders gezag hebben over hun kind, dat ze verplicht zijn hun kinderen te verzorgen en op te voeden en dat het kind erft van de ouders wanneer die overlijden.

Het gesloten huwelijk wordt over de hele wereld erkend en aanvaard.

Wanneer de gehuwden het huwelijk niet willen voortzetten, moeten zij de rechter verzoeken om ontbinding van hun huwelijk. Bij deze ontbinding zullen voorwaarden gesteld worden.

 

Het geregistreerd partnerschap (GP).

In geval een man en een vrouw besluiten tot een geregistreerd partnerschap beloven zij elkaar iets waarover zij het samen eens geworden zijn en wat zijzelf van belang vinden – maar dat hoeft niet. Ook zonder belofte(n) kan een partnerschap geregistreerd worden. Maar partners zijn wel verplicht elkaar te onderhouden. Ook moeten ze de kosten van de huishouding samen dragen en hebben ze elkaars toestemming nodig voor bepaalde rechtshandelingen. De registratie geschiedt door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Wanneer er kinderen geboren worden, is de vrouw automatisch de moeder van het kind; de mannelijke partner moet dat kind eerst erkennen om de officiële vader te kunnen worden. De erkenning moet bij de burgerlijke stand of bij de notaris worden vastgelegd. Op deze wijze ontstaat ouderlijk gezag en erfrecht.

Het partnerschap wordt niet door alle landen of staten erkend.

Wanneer partners hun samenleven niet willen voortzetten, kunnen zij (mits hun kinderen meerderjarig zijn) het beëindigen buiten de rechter om.

 

Het samenlevingscontract (SC).

Het samenlevingscontract is een formele acte, die alleen aangegaan kan worden door meerderjarigen, Er worden afspraken gemaakt over de wederzijdse verplichtingen aangaande de verdiensten, de kosten van het huishouden, de verdeling van gezamenlijke bezittingen bij beëindiging van de relatie, etc. Het is mogelijk om afspraken te maken over de nalatenschap van elkaar bij overlijden. De bepalingen van het SC worden volledig door de contractanten zelf bepaald.

Een samenlevingscontract kan door twee of meer mensen vastgelegd worden, maar vaak zal er een notaris bij betrokken zijn. Dit kan van belang zijn voor bepaalde wettelijke voorzieningen, zoals pensioenregelingen en arbeidsvoorwaarden.

 

3. Kerkelijke stukken.

 

Hieronder volgt een overzicht van de aandacht die op synodaal niveau aan deze relatievormen is besteed.

 

GS Leusden 1999.

Deputaten Kerk en Overheid hebben de synode gediend met een rapport in waarin ze onder meer wijzen op de wenselijkheid van bezinning op de vraag naar de verhouding van het kerkelijk en burgerlijk huwelijk in het licht van de eventuele openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht (Acta Leusden 1999 bijlage 48 par.3.3).

 

Op dezelfde synode van Leusden hebben ook Deputaten Huwelijksformulier in bijlage 2 van hun rapport daarop geattendeerd en vermelden in hun rapport bijlage 14 dat de nieuwe mogelijkheid van samenleven binnen een geregistreerd partnerschap door de overheid in 1998 is geschapen. Nadat Deputaten de verschillen tussen huwelijk en partnerschap hebben aangegeven, vervolgen zij:

Bedacht dient te worden dat de moderne wetgeving maatschappelijke ontwikkelingen weerspiegelt. Geregeld worden artikelen geschrapt, vervangen, herzien of uitgebreid. Dit procesmatige karakter laat zich ook aflezen uit de vorm van het Burgerlijk Wetboek. Het is een systeem waar zonder veel moeite iets uitgenomen of ingevoegd kan worden. Het familierecht bevindt zich sinds ca 1990 eveneens in een stroomversnelling. Wat huwelijk en partnerschapsregistratie betreft, voorzag men al tijdens de kamerdebatten dat mettertijd de bezem er nog door zal moeten om alle ongewenste neveneffecten te ondervangen.

 

Gezien het bovenstaande ligt het voor de hand, niet bij de juridische vormen van dit moment te blijven staan. Als wetten in beweging zijn, komt de vraag op naar de aard en de koers van die beweging. Wat de aard van de beweging betreft, lijkt het erop dat de wetgever ervan uitgaat

 

a) dat elke burger zijn relatie moet kunnen laten legaliseren in termen van een burgerlijke staat die zoveel mogelijk gelijkwaardig is aan het huwelijk,

 

b) dat het ouderschap voor elke burger wettig toegankelijk moet zijn.

 

Dit streven steunt op de gedachte dat met meerderheid van stemmen is te beslissen wat onder een huwelijk en wat onder een gezin is te verstaan. Ook in de politiek worden de begrippen 'huwelijk' en 'gezin' zo uitgerekt, dat de geschetste veranderingen geheel binnen de nieuwe definities vallen.

 

Zo bezien wordt ook de koers van de beweging begrijpelijk. Het is te verwachten dat men niet zal rusten voordat huwelijk en partnerschapsregistratie voor de wet volledig gelijk zullen zijn, zo, dat het huwelijk zelf opengesteld zal worden voor 'alternatieve twee-relaties', d.w.z. voor mensen van hetzelfde geslacht, en er maar één burgerlijke staat overblijft. Zolang dit nog niet het geval is, bestaat bij de wetgever de neiging om van discriminatie te blijven spreken.

 

En wordt eenmaal de genoemde gelijkstelling bereikt, wat dan? Komt dan een eind aan het proces van wettelijke aanpassing? Is er wel iets dat de gesignaleerde beweging vermag te begrenzen? Uit de kamerdebatten blijkt dat sommigen nu al verder willen gaan. Zij vragen of het niet traditioneel is, en dus arbitrair, om relaties te beperken tot twee personen. Zij zouden ook wettelijke ruimte willen zien voor de 'meer-relatie' (samenlevingsvorm waarin meer dan twee personen zijn betrokken).

 

Gelet op deze ontwikkeling kan een kerkenraad voor de situatie komen te staan, dat een huwelijksdienst wordt aangevraagd na partnerregistratie. Hiermee is de vraag aan de orde of er ook een goed gebruik van het geregistreerd partnerschap is te maken, wanneer dit een man en een vrouw betreft. Voldoet een huwelijkssluiting meer aan Bijbelse normen dan zo'n geregistreerd partnerschap?

 

De vragen van de PS Friesland zijn kennelijk oude vragen.

Leusden besluit (Acta Leusden 1999 art. 99 besluit 2k) deputaten Kerk en Overheid onderzoek te laten doen naar de eigen plaats en betekenis van het kerkelijk huwelijk in verhouding tot het burgerlijk huwelijk in het licht van de verschuivingen in de samenleving op het punt van het huwelijk.

 

In het kader van hun opdracht participeerden Deputaten Kerk en Overheid in het zgn. Woerden Overleg ( Gereformeerde Bond, GG in Nederland en Noord-Amerika, GG in NL, Oud GG in NL, CGK en GKv) en hebben overwogen de generale synode (Zuidhorn 2002) voor te stellen de Kerkorde op het punt van het kerkelijk huwelijk aan te passen. Het begrip huwelijk heeft immers door de gewijzigde huwelijkswetgeving een andere omschrijving gekregen. Deputaten voor Contact met de Overheid van de Christelijk Gereformeerde Kerken hebben in hun rapport aan de generale synode van die kerken voorgesteld het betreffende artikel van de KO aan te vullen met de volgende zinsnede: “Onder huwelijk dient te worden verstaan: Een totale levensgemeenschap van één man en één vrouw, aangegaan voor het leven en formeel publiek bekrachtigd” Deputaten K en O hebben afgezien van een dergelijk voorstel. Binnen de kerken is het zonneklaar dat zij de hand wensen te houden aan het huwelijk zoals God dat bedoeld heeft. Het formulier dat door de kerken is vastgesteld en waarnaar in art 70 KO uitdrukkelijk wordt verwezen is daarin volstrekt duidelijk.

 

GS Zuidhorn 2002-2003 sprak uit ( Acta Zuidhorn 2002 art. 195 besluit 3):

 

dat de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van het zgn. ‘homohuwelijk’ geen aanleiding is voor het opnemen in de Kerkorde van een eigen omschrijving van het begrip ‘huwelijk’ en derhalve niet in te gaan op de aanbeveling van de Raad van de Gereformeerde kerk te Voorthuizen-Barneveld (tot wijziging van art. 70 KO, zoals de CGK dat wel deed).

 

Gronden:

    1. de wijziging van het Burgerlijk Wetboek brengt geen verandering in de bestaande vrijheid van de kerken om ten aanzien van haar leden de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk als een levensverbintenis van één man en één vrouw te handhaven;
    2. artikel 70 van de Kerkorde verplicht de kerkenraad niet iedere verbintenis die de overheid als een huwelijk erkent, ook kerkelijk te bevestigen;
    3. de verwijzing in artikel 70 van de Kerkorde naar het door de kerken vastgestelde huwelijksformulier onderstreept – gelet op de inhoud van dat formulier – dat ook zonder expliciete wijziging of aanvulling van de Kerkorde onder een huwelijk als daarin bedoeld, wordt verstaan de unieke levensverbintenis van één man en één vrouw naar bijbelse maatstaven.

We vatten samen:

 

De synode van Leusden signaleert een tendens in de maatschappij om meer samenlevingsvormen gelijk te stellen aan het huwelijk. Het GP is daarvan op dat moment actueel.

Per 1 april 2001 is het zgn. homohuwelijk wettelijk mogelijk. Dat gaat feitelijk verder dan een GP, want het is een huwelijk, met alle daaraan verbonden rechten en plichten. Alleen bij het krijgen van kinderen moet ouderschap door de rechter uitgesproken worden.

 

De synode van Zuidhorn acht een definitie van wat in de KO onder het huwelijk wordt verstaan niet nodig want in de KO wordt verwezen naar het huwelijksformulier. Uit dat formulier blijkt voldoende  dat onder het huwelijk wordt verstaan de unieke levensverbintenis van één man en één vrouw naar bijbelse maatstaven. Dus toch een soort definitie.

 

4. Huwelijksformulier.

 

Omdat de synode van Zuidhorn verwees naar het huwelijksformulier volgt hieronder een puntsgewijze samenvatting van wat dat formulier leert over het huwelijk als instelling van God:

 

1. Het gaat over één man en één vrouw.

Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één lichaam wordt (Gen.2:24; Matt.19:5)

2. Zij vormen samen een nieuwe levensgemeenschap, te vergelijken met Christus en zijn Bruid= de Kerk.
Man en vrouw moeten elkaar liefhebben en bijstaan.

Dit mysterie is groot- en ik betrek het op Christus en de kerk (Ef.5:32)

3. De seksualiteit heeft plaats binnen die gemeenschap.

En die twee zullen één worden (Matt.19:5)
en die twee zullen één lichaam zijn (Ef. 5:31))

4. De verbintenis geldt voor het leven.

Wat God heeft verbonden mag een mens niet scheiden (Matt.19:6)
Want de HEER, de God van Israël, zegt dat hij het verafschuwt wanneer een man zijn vrouw wegstuurt (Mal.2:16)

5. Kinderen die geboren worden krijgen in die levensgemeenschap verzorging en opvoeding.

Mijn zoon, luister naar de lessen van je

vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert (Spr.1:8)

6. De huwelijksverbintenis is een publieke zaak.

Ja, zeiden de oudsten en allen die bij de poort aanwezig waren, daarvan zijn wij getuige. De HEER geve dat de vrouw die in uw huis komt…..(Ruth 4:11)


Vergelijk je het Samenlevingscontract met deze principes, dan valt op dat men volkomen vrij is zelf de verplichtingen te regelen. Het behoeft geen relatie te betreffen tussen man en vrouw (1). Het kan een contract worden tussen meerdere partners (1). Het is geen verbond waarin hulp en bijstand en zeker niet trouw vanzelfsprekend zijn (2). Je mag niet elkaars naam gebruiken. Het contract wordt geregeld bij een notaris. Je kunt het contract ook weer te niet doen bij de notaris (4). En voor wat betreft het publieke karakter, getuigen zijn niet nodig (6).   

 

De vergelijking van het Geregistreerd partnerschap met de bovenstaande Bijbelse principes valt gunstiger uit. Het betreft twee partners, maar dat kunnen wel partners zijn van hetzelfde geslacht (1). De partners gaan verplichtingen aan ten aanzien van hulp en bijstand (2) maar kunnen gemakkelijk hun partnerschap verbreken. Een rechter komt er niet meer aan te pas. Beëindiging kan via de burgerlijke stand na het regelen van een overeenkomst bij een advocaat of notaris. Daaruit blijkt dat het partnerschap vaak niet bedoeld is voor het leven (4). Het partnerschap is wel een publieke zaak want er zijn getuigen nodig (6). Het grote verschil zit hem in de bepalingen betreffende eventuele kinderen: alleen de moeder heeft automatisch gezag over de kinderen (5).

 

Het burgerlijk huwelijk heeft zijn wortels in het christelijke huwelijk. Het is echter hoe langer hoe meer uitgehold. Dat het een verbinding moet zijn tussen een man en een vrouw is sinds 2001 veranderd om het homohuwelijk mogelijk te maken (1). Echtelieden zijn elkaar nog wel hulp en bijstand verplicht (2). Beëindiging van het huwelijk kan via de rechter; daarmee is de trouw losgelaten(4) en beide ouders samen hebben automatisch gezag over de kinderen (5). Het publieke karakter komt tot uitdrukking in de noodzaak van getuigen (6).

 

5. Conclusies.

 

Uit het bovenstaande blijkt dat het BH en evenmin het GP of het SC rechtsvormen zijn die aan de bijbelse maatstaven van het huwelijk beantwoorden.  Wij moeten dan ook niet, om maar iets te noemen, het burgerlijk huwelijk aanprijzen als vanzelfsprekend, of voor de hand liggend omdat het de naam huwelijk draagt. Hoewel het herinnert aan het huwelijk dat door God in het paradijs is ingesteld, is het door het openstellen voor partners van hetzelfde geslacht en door de eenvoud het te ontbinden daar ook ver van verwijderd geraakt.

 

Een huwelijk wordt ten principale aangegaan door een man en een vrouw. Omdat het niet louter een privé-zaak is, hoort daar een publieke erkenning bij, maar de vorm is niet in de Bijbel voorgeschreven. In oude tijden was het de verantwoordelijkheid van het familiehoofd (Gen. 24, Gen. 29). In ons land was het tot aan de Franse revolutie toevertrouwd aan de kerk; alleen niet-kerkleden konden zich tot de magistraat wenden. In veel landen is dat ook nu nog zo geregeld. Welke vorm men ook kiest, de civielrechtelijke gevolgen van het huwelijk moeten wel gewaarborgd zijn: ouderlijk gezag over de kinderen; wederzijdse onderhoudsverplichtingen; erfrecht. Ook moet een huwelijksrelatie niet simpel beëindigd kunnen worden. Dit kan alleen worden geregeld via wettelijke bepalingen.

 

Nu is de vraag aan de orde: Welke wettelijke vormen kan de kerk als huwelijk erkennen? Vanuit de gedachte dat het huwelijk ten principale een zaak is tussen een man en een vrouw, en de wetgever ruimte laat voor diverse  vormen voor hun relatie, die geen van allen het huwelijk naar bijbelse maatstaven vertegenwoordigen kan deze vraag niet als ongepast van de hand gewezen worden.

 

Juist in onze tijd, waarin veel jongeren vraagtekens zetten bij de traditionele vormen van samenwonen is het van belang bewust te kiezen voor de stijl van Gods koninkrijk. Het GP afwijzen, enkel en alleen omdat het zijn wortels heeft in het streven naar een gelijkwaardige samenlevingsvorm tussen personen van hetzelfde geslacht, is niet voldoende. Een keuze voor het losse SC of ongehuwd samenwonen kan niet alleen maar worden gecorrigeerd door te verwijzen naar het  burgerlijk huwelijk dat de overheid sluit. Ook een paar dat kiest voor het BH, alleen omdat dat de vorm is met de langste traditie, blijft in gebreke. Zelfs als de keus valt op het BH omdat het tot nu toe de meeste kenmerken in zich draagt van het christelijke huwelijk, mag meer worden verwacht van hen die willen leven naar de stijl van Gods koninkrijk. Namelijk dat zij een trouwverbond willen aangaan overeenkomstig alles wat de Schrift leert over het huwelijk en zoals het huwelijksformulier daarover onderwijst (zie 1-6 in onderdeel 4). Zij laten hun verbintenis registreren en juridisch vastleggen door de overheid. De vorm is in wezen van secundair belang. Ze laten hun verbintenis kerkelijk bevestigen en beloven elkaar trouw voor God en zijn gemeente.

Een kerkenraad zal iedere keuze voor vrijblijvendheid  in een relatie als onverenigbaar met het huwelijk af moeten wijzen en er aan moeten werken dat een paar bereid is ten overstaan van God en de  gemeente beloften af te leggen waaruit blijkt dat het zijn relatie beschouwt als een huwelijk in bijbelse zin, d.w.z. aangegaan voor het leven met de belofte van liefde en trouw, en wat het huwelijksformulier daar verder over zegt.

 

6.  Hoe verder….?

 

De PS Friesland vraagt aan de kerken vooruit te kijken, en zich te prepareren op de toekomst. Die toekomst lijkt zorgwekkend, want welke samenlevingsvormen zullen zich nog aandienen, en hoe gaan we daar dan mee om? Als steeds meer mensen – ook kerkmensen – alternatieve vormen van samenleven gaan erkennen en de overheid meer invulling gaat geven aan wederzijdse rechten en plichten, dan komt er wellicht een moment dat er van het burgerlijk huwelijk niet meer te onderscheiden alternatieve samenlevingsvormen zijn.

Terecht stelt de PS van Friesland dat het goed is de ontwikkelingen te volgen, na te denken hoe daar mee om te gaan in de toekomst en dat ook gezamenlijk te doen.

De kerken hebben een Deputaatschap Relatie Kerk en Overheid met als aandachtsveld culturele en maatschappelijke ontwikkelingen en actueel beleid van de Nederlandse overheid. Verder is er het deputaatschap Raad van Advies inzake huwelijk en echtscheiding. Deze Raad heeft ook expertise voor wat betreft huwelijkscatechese.

Het is daarom goed deze deputaatschappen opdracht te geven de volgende synode te adviseren over wenselijke stappen die te nemen zijn om de betekenis van het huwelijk in bijbelse zin grotere plaats te geven in het bewustzijn van de gemeenten. En ook om het huwelijk verder in te bedden in de kerkelijke gemeenschap.

 

Reagerend op de door Friesland gestelde vragen komen we tot de volgende uitspraken:    

Overwegingen bij quaestio Fryslân inzake huwelijkssluiting door de overheid of door de kerk.

 

1. Het verzoek van de PS Fryslân.

 

Vanaf de Bataafse Republiek worden huwelijke uitsluitend gesloten door de overheid. Het Burgerlijk Wetboek zegt in Boek 1 art. 30: De wet beschouwt het huwelijk alleen in zijn burgerlijke betrekkingen. En in art. 68: Geen godsdienstige plechtigheden zullen mogen plaats hebben, voordat de partijen aan de bedienaar van de eredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken.

 

Denkend vanuit de scheiding kerk – staat is de huwelijkssluiting, met alle verplichtingen, een zaak van de overheid. Ordening van de samenleving is immers een verantwoordelijkheid van de overheid.

 

De laatste decennia is het huwelijk, zoals de overheid het definieert, steeds verder van het Bijbelse huwelijk af komen te staan. Neem alleen het feit, dat voor de overheid twee mensen van hetzelfde geslacht mogen trouwen. Ook staat het huwelijk voor de overheid op hetzelfde niveau als andere geregistreerde vormen van samenleven.

 

Kortom: er is sprake van een groeiende kloof tussen het burgerlijk huwelijk en het huwelijk, zoals dat in de kerk bevestigd wordt.

 

Dat bracht de PS Fryslân ertoe, om na te gaan of het besluit van de GS Zuidhorn 2002-2003 herzien moest worden. Deze synode sprak uit, dat het niet verstandig is de bestaande verhouding tussen de taak van de overheid en de taak van de kerk op het punt van de huwelijkssluiting te veranderen (Acta GS Zuidhorn art. 195).

 

De PS Fryslân draagt argumenten aan om het besluit te herzien (zie onder) en ziet principieel voldoende reden om de GS deze vraag voor te leggen:

 

te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is:

 

trouwen = in de kerk een verbond aangaan.

 

Omdat de PS Fryslân niet goed kan overzien, of het strategisch gezien nu het moment is om deze vraag aan de GS te stellen, laat de PS Fryslân het aan de GS over om op grond van strategische en pragmatische afwegingen haar eigen afwegingen te maken over wat wijs is om te doen.

 

2. Wat hebben synoden gezegd over huwelijk en overheid?

 

Via twee kanten komt de verhouding overheid – huwelijk aan de orde.

Allereerst als er gesproken wordt over huwelijk en over echtscheiding (de laatste jaren via deputaten huwelijksformulier en deputaten huwelijk en echtscheiding).

Daarnaast ook via deputaten kerk en overheid (met name rond de openstelling van het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht).

 

a.     Al in 1923 diende op de synode van Utrecht een rapport huwelijk en echtscheiding.

 

De synode spreekt dan enerzijds uit, dat de overheid dienares van God is en gebonden aan de ordinanties van God, ook voor het huwelijksleven en dat daarom deze ordinanties ook zoveel mogelijk bij wetgeving tot richtsnoer genomen moeten worden.

 

Anderzijds is de taak van de overheid in dit opzicht een andere dan de taak van de kerk. De kerk heeft de absolute eis van Gods wet voor de gewetens te handhaven, de overheid heeft ook rekening te houden met bestaande toestanden onder het volk.

 

In geval van het echtscheidingsrecht van de overheid betekent dit onder andere, dat aan de kerk het recht toekomt een zelfstandig oordeel te hebben over de gevallen, waarin naar goddelijk recht alleen echtscheiding geoorloofd is, en dat zij geroepen is de eis van Gods woord in dezen te brengen èn tot de gemeenteleden, èn tot de overheid.

 

Voor zover de overheid nog in het algemeen de christelijke grondslagen van het huwelijk handhaaft, heeft de kerk zich bij het feit van de echtscheiding neer te leggen, ook al zou zij oordelen, dat er in een bepaald geval geen genoegzame grond voor echtscheiding aanwezig was.

 

Met andere woorden: de kerk erkent de plaats en de taak van de overheid, onder andere in zaken van huwelijk en echtscheiding. Tegelijk erkent ze, dat de kerk daarin haar eigen taak heeft, die gelegen is in het onvoorwaardelijk voorhouden van het Woord van God inzake huwelijk en echtscheiding.

 

b.       Op de GS Leusden 1999 diende deputaten de synode met een nieuw huwelijksformulier. In het deputatenrapport is een bijlage 2 toegevoegd, met enkele notities bij veranderende burgerlijke wetten.

 

Gesignaleerd wordt de veranderende wetgeving inzake huwelijk en partnerregistratie. Het is te verwachten dat men niet zal rusten voordat huwelijk en partnerschapsregistratie voor de wet volledig gelijk zullen zijn (Acta GS Leusden 1999, bijlage 14, pg. 447).

 

De bijlage sluit af met enkele beschouwingen. Voldoet de huwelijkssluiting op het gemeentehuis voor een christelijk bruidspaar nog wel? Zou de kerk, als de overheid daar ruimte voor biedt, ook de eigenlijke huwelijkssluiting niet voor haar rekening moeten nemen? Of zelfs een eigen huwelijksrecht dienen te formuleren? In 1982 wees C. Trimp al op deze mogelijke roeping (De Reformatie jrg. 58 (1982), 162). En in 1998 was het drs. A.L.Th. de Bruijne, die er onomwonden voor pleitte dat de kerk de huwelijkssluiting in eigen hand zal nemen (De Reformatie jrg. 73 (1997), 141).

 

c.     Dezelfde synode van Leusden besloot deputaten voor de Relatie tussen Kerk en Overheid deze opdracht te geven:

 

onderzoek te doen naar de eigen plaats en betekenis van het kerkelijk huwelijk in verhouding tot het burgerlijk huwelijk in het licht van de verschuivingen in de samenleving op het punt van het huwelijk (Acta GS Leusden 1999, art. 99, besluit 2k).

Deputaten schrijven in hun rapport, dat wanneer het komt tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht, en zo het burgerlijk huwelijk niet langer beperkt is tot één man en één vrouw, het wenselijk lijkt, dat de kerken zich erop bezinnen, wat dit betekent voor de verhouding tussen het kerkelijk en het burgerlijk huwelijk.

 

d.       Op de GS Zuidhorn 2002-2003 diende het rapport van deputaten Kerk en Overheid, met daarin de verwerking van de opdracht, genoemd onder c.

 

De synode besloot, conform het voorstel van deputaten, uit te spreken, dat het niet verstandig is de thans bestaande verhouding tussen de taak van de overheid en de taak van de kerk op het punt van de huwelijkssluiting te veranderen (Acta GS Zuidhorn 2002-2003, art.195, besluit 2).

Daarvoor worden de volgende gronden genoemd:

  1. de overheid dient het publieke karakter van het huwelijk te erkennen en te bewaken;
  2. het appèl van de kerk op de overheid zal aan kracht inboeten indien de kerk zich voor wat het huwelijk betreft terugtrekt op haar eigen terrein;
  3. de rechtsgevolgen die aan het huwelijk zijn verbonden en de bewaking daarvan brengen de kerken in de (semi-)overheidssfeer. Dat is onwenselijk;
  4. de nieuwe huwelijkswetgeving laat de sluiting van een bijbels huwelijk (nog) onverkort toe;
  5. de vrijheid van de kerken om ten aanzien van haar leden de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk te handhaven blijft ook onder de veranderde huwelijkswetgeving gewaarborgd;
  6. in een overleg met andere kerken met een gereformeerde confessie is overeenstemming bereikt over wat in de gronden 1 tot en met 5 is gesteld.

Daarnaast besloot de synode uit te spreken, dat de wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van het zgn. ‘homohuwelijk’ geen aanleiding is voor het opnemen in de KO van een eigen omschrijving van het begrip ‘huwelijk’ (art. 195, besluit 3).

Als gronden werden daarvoor genoemd:

  1. de wijziging van het Burgerlijk Wetboek brengt geen verandering in de bestaande vrijheid van de kerken om ten aanzien van haar leden de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk als levensverbintenis van één man en één vrouw te handhaven;
  2. art.70 KO verplicht de kerkenraad niet iedere verbintenis die de overheid als een huwelijk erkent, ook kerkelijk te bevestigen;
  3. de verwijzing in art.70 KO naar het door de kerken vastgestelde huwelijksformulier onderstreept – gelet op de inhoud van dat formulier – dat ook zonder expliciete wijziging of aanvulling van de KO onder een huwelijk als daarin bedoeld, wordt verstaan de unieke levensverbintenis van één man en één vrouw naar bijbelse maatstaven.

Deputaten merken in verband met bovenstaande nog op, dat de synode van de CGK wel een aanvulling op desbetreffend artikel in de KO heeft aangenomen, nl.: “Onder een huwelijk dient te worden verstaan: Een totale levensgemeenschap van één man en één vrouw, aangegaan voor het leven en formeel publiek bekrachtigd”.

 

Deputaten zijn echter van oordeel, dat het ook naar buiten volstrekt helder is, dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ondanks de gewijzigde inhoud van het wettelijk begrip ‘huwelijk’ blijven vasthouden aan het huwelijk als de levensverbintenis van één man en één vrouw naar bijbelse maatstaven.

 

Het lijkt, zo schrijven ze, niet opportuun om thans door een aanpassing van de Kerkorde de suggestie te wekken dat de kerken zouden zijn gebonden aan de keuzen van de overheid ten aanzien van de mogelijkheid om een huwelijk te sluiten.

 

Samenvattend worden wel zorgen uitgesproken, maar blijven de kerken een taak voor de overheid zien bij de huwelijksvoltrekking, met als belangrijkste argument dat zowel kerk als overheid een eigen verantwoordelijkheid heeft en de kerk het huwelijk kan blijven invullen overeenkomstig de bijbelse normen.

 

3. Kritische kanttekeningen bij de besluiten van Zuidhorn door de PS Fryslân.

 

De PS Fryslân voorziet de 6 gronden van besluit 2 en de gronden van besluit 3 (Zuidhorn 2002-2003, art. 195) van kritische kanttekeningen. Het besluit is onder 2d genoemd. De nummering van de gronden wordt aangehouden.

 

Ad.1 de overheid ondergraaft het publieke karakter van het huwelijk, doordat via dezelfde wet waarin het huwelijk is omschreven een praktijk mogelijk gemaakt wordt, die haaks staat op wat bijbels gezien een huwelijk is;

 

Ad.2 door op te komen voor het bijbels huwelijk neemt de kerk op zich wat de overheid niet meer doet. Zo neemt de kerk serieus dat het evangelie publieke en politieke implicaties heeft;

 

Ad.3 de overheid kan de kerk erkennen als instantie die huwelijken sluit en tegelijk een rol blijven spelen in het registreren van door de kerk gesloten huwelijken. Door de huwelijkssluiting in de kerk te laten plaatsvinden, kan het geestelijk karakter van het huwelijk, met alle publieke consequenties daarvan weer duidelijk gemaakt worden.

Het besluit van de synode gaat uit van een te sterke scheiding van kerk en staat, en wanneer de overheid geen recht meer doet aan de rechtsgevolgen van het huwelijk, is het aan de kerk om in elk geval voor haar eigen leden het besef van die rechtsgevolgen levend te houden;

 

Ad.4 en 5 hier is sprake van een kerk die zich schikt in de kaders die de overheid stelt. Zo trekt de kerk zich terug in haar eigen hoekje, zolang haar dit hoekje gegund wordt en zwijgt ze over de publieke en politieke implicaties van het evangelie. Het mag toch wel schuren tussen kerk en overheid?

 

Ad. 6 bereikte overeenstemming mag worden heroverwogen als blijkt dat het resultaat niet zou overeenkomen met de waarheid. De RK-kerk zou in dezen wel eens een waardevollere bondgenoot kunnen zijn dan de PKN.

Kanttekeningen bij de gronden van besluit 3:

Er wordt gekozen om beperkt te reageren op wat de overheid doet en niet om op te komen voor de belangen van wat bijbels gezien het huwelijk is. Gemist wordt de poging om steeds zelf te verwoorden waar we als christenen voor staan. Er wordt gekozen voor een afwachtende strategie in plaats van getuigend en belijdend spreken.

 

4. Worden de gronden, genoemd onder 3, weerlegd?

 

De PS Fryslân geeft kritische kanttekeningen bij de gronden onder besluit 2 en 3 (zie onder 3). Daarmee is niet gezegd, dat de gronden overtuigend weerlegd zijn, zodat revisie van het besluit van Zuidhorn moet plaatsvinden.

 

We willen de kanttekeningen van de PS op het punt van overtuigende weerlegging tegen het licht houden.

 

Allereerst de 6 gronden onder besluit 2.

 

Grond 1 spreekt over het bewaken van het publiek karakter van het huwelijk.

De PS zegt weliswaar dat het huwelijk ondergraven wordt, maar dat betekent nog niet dat daarmee het publieke karakter van het huwelijk in geding is.

 

Grond 2 zegt dat wanneer de kerk zich voor wat betreft het huwelijk terugtrekt op haar eigen terrein, het appel van de kerk op de overheid aan kracht inboet.

De PS stelt dat de kerk juist door op te komen voor het bijbelse huwelijk (en daarmee zelf het huwelijk overeenkomstig de Bijbel te kunnen sluiten), ze de publieke en politieke implicaties van het evangelie serieus neemt.

Maar dit is echter geen appel zozeer richting overheid, maar meer richting eigen leden. Wanneer de kerk zelf het huwelijk sluit loop je juist het risico met je rug naar de samenleving te gaan staan.

 

Grond 3 spreekt over de bewaking van de rechtsgevolgen, die aan het huwelijk verbonden zijn, en die de kerk in de sfeer van de overheid brengt.

De PS stelt dat de overheid geen recht doet aan de rechtsgevolgen die het huwelijk bijbels gezien zou moeten hebben. Tegelijk wordt gesteld, dat de kerk de rechtsgevolgen niet kan bewaken, dat moet de overheid doen.

Hier wordt een spanning zichtbaar tussen enerzijds het bewaken van rechtsgevolgen (taak van de overheid) en anderzijds de invulling van bijbelse rechtsgevolgen (wat de kerk in elk geval haar leden voorhoudt).

Waar de PS de synode verwijt uit te gaan van een te sterke scheiding van kerk en staat, is er in de lijn van de PS sprake van vermenging van kerk en staat, die ongewenste neveneffecten kan hebben (bv. dat de overheid aan de kerk als huwelijkssluitende instantie eisen gaat stellen).

 

Grond 4 en 5 geven aan, dat er nog steeds alle ruimte is voor de kerken om de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk te handhaven.

De PS bestrijdt dit niet, maar vraagt zich af of dat niet een te passieve houding van de kerken is.

 

Grond 6 spreekt over overleg en overeenstemming op dit punt met andere kerken van gereformeerde confessie.

Ook dit punt wordt door de PS niet bestreden, maar het belang van overeenstemming wordt van vraagtekens voorzien.

Overigens zijn de kerken, waar grond 6 over spreekt niet de PKN, maar onder andere de CGK, de GerGem en de Geref.Bond.

 

De Gronden onder besluit 3 spreken opnieuw over de vrijheid die de kerken hebben om de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk te handhaven, en de duidelijk bijbelse invulling die de kerken aan het huwelijk geven.

Ook dit punt wordt door de PS niet bestreden, maar gevraagd wordt naar een assertievere houding en nadrukkelijke opkomen voor het bijbels getuigenis aangaande het huwelijk.

 

De PS is van mening is, dat de kritische kanttekeningen die de PS geeft bij elk van de gronden voldoende reden zijn om het besluit van Zuidhorn principieel te weerleggen.

 

Op grond van bovenstaande is dat echter onvoldoende aangetoond. Er is geen sprake van weerlegging, wel van een andere weging van de argumenten vanuit een andere visie, niet zozeer op het burgerlijk huwelijk, als wel op de rol die kerk kan en moet spelen.

 

De PS stelt, dat de maatschappelijke situatie veranderd is en dat steeds duidelijker wordt, dat Nederland een niet-christelijke samenleving is. Daarom wordt het steeds belangrijker om als kerken een duidelijk geluid te laten horen over wat de Bijbel ons leert.

 

Nu is het de vraag of die samenleving ten opzichte van 2002 zo sterk veranderd is op het punt waar het om gaat, nl. de wetgeving rond het huwelijk.

 

Het is dan ook niet overtuigend aangetoond, dat er op dit moment een directe aanleiding is, de besluiten van Zuidhorn 2002-2003 te herzien of te heroverwegen.

 

5. Andere koers?

 

Daarmee is wat ons betreft het verzoek van de PS Fryslân formeel afgewezen. Onvoldoende zijn de gronden van het besluit van Zuidhorn weerlegd en evenmin is aangetoond, dat er op dit moment een dringende noodzaak is richting overheid het verzoek te doen het recht om huwelijken te sluiten terug te vragen.

 

Maar is daarmee de vraag van de PS voldoende recht gedaan?

Signaleert de PS niet terecht een steeds verdere uitholling van het burgerlijk huwelijk en wordt daarmee de afstand tussen wat de overheid onder huwelijk verstaat en wat de bijbel over het huwelijk zegt niet steeds groter?

 

a.       De PS Fryslân meent dat het de taak van de kerk is helder en publiek op te komen voor het bijbels huwelijk. Juist waar de overheid het begrip huwelijk uitholt, moet de kerk er steeds meer werk van maken om wat God in zijn woord over het huwelijk zegt en hoe Hij het huwelijk bedoelt, duidelijk voor het voetlicht te plaatsen.

 

Je zou dat getuigend spreken kunnen noemen. Dat getuigend spreken is er allereerst richting eigen leden. In toenemende mate maken met name jonge mensen een scheiding tussen een huwelijkssluiting in de kerk, zeg maar: het geestelijk karakter van het huwelijk en het ‘boterbriefje’ op het stadhuis. Door de huwelijkssluiting in de kerk te laten plaatsvinden – het voorstel van de PS – wordt het geestelijk karakter van het huwelijk met alle publieke consequenties weer duidelijk gemaakt.

Daarnaast heeft de kerk een taak in de wereld. Ze heeft een boodschap voor ieder mens en daarom is het ook belangrijk om uit te dragen, wat Gods woord zegt over het huwelijk.

 

b.       Zoals gezegd kiest de PS Fryslân hier voor de optie: huwelijksluiting in de kerk en dus het terugvragen van de overheid het recht om als kerken het huwelijk te sluiten.

Tegelijk vraagt de PS zich daarbij wel af, of dit het juiste moment is, om als kerken richting overheid hierom te vragen en of het het waard is hier veel tijd en energie in te steken.

Het samen op trekken als kerken (en dus veel overleg voeren) en vervolgens richting overheid aandringen op verandering van de wet is een kwestie van lange adem.

Toch ziet de PS het liefst een ontwikkeling in deze richting: huwelijksluiting terughalen in de kerk.

 

Wij menen dat een dergelijk verzoek richting overheid risico’s met zich meebrengt en vragen ons af, of de winst dan daadwerkelijk groot genoeg is.

We denken dat, waar het gaat om versterking van het bijbels spreken over het huwelijk, een andere weg beter begaanbaar is. Beide elementen willen we wat uitwerken.

 

c.       Aan een huwelijk zijn rechtsgevolgen verbonden. En de overheid is de instantie, die deze rechtsgevolgen voor al haar onderdanen moet bewaken. Zo is het althans in Nederland al eeuwenlang geregeld en vastgelegd.

 

Nu is het niet onmogelijk, dat de overheid haar bevoegdheid op dit punt aan anderen delegeert. Maar het is een illusie te denken, dat de overheid de kerken op dit punt carte blanche geeft. Wanneer zij kerken bevoegd verklaart huwelijken te sluiten, zal zij zeker voorwaarden stellen.

 

En het is niet moeilijk te bedenken, welke voorwaarden dat zouden kunnen zijn.

 

Zo zou de overheid van de kerken kunnen eisen, dat er bij de huwelijksluiting niet gediscrimineerd mag worden (discriminatie in de zin zoals de overheid dat verstaat), en waar de overheid het huwelijk heeft opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht, zou dat in zo’n geval ook van de kerken geëist kunnen worden. Wanneer de kerk op dit punt een publieke taak verricht, zal ze geen onderscheid mogen maken.

 

Daarnaast zal op grond van de grondwettelijke bepalingen inzake gelijke behandeling het recht verleend aan de kerken ook moeten gelden voor andere godsdiensten. Op die manier zou een groot scala aan relatievormen (denk bv. aan polygamie) met burgerrechtelijke gevolgen kunnen ontstaan. Iets wat in elk geval vanuit het oogpunt van de overheid onwenselijk is.

 

Tot slot kan van huwelijksluiting door de kerken richting de samenleving het signaal uitgaan, dat het huwelijk een privéaangelegenheid is. En daarmee wordt de mogelijkheid om richting overheid en samenleving een getuigenis te laten uitgaan beperkt.

 

Samengevat betekent het terugvragen van het recht om als kerken huwelijken te sluiten op dit punt een herschikking van de verhouding kerk – staat, waarbij het risico is, dat de staat op sommige punten meer invloed uit gaat oefenen op de kerk. Dat is een tendens die al zichtbaar is (denk aan wat er speelt rond art.23 en de vrijheid van godsdienst en de inmenging in het vrouwenstandpunt van de SGP), maar die we als kerken niet hoeven uit te lokken.

 

Daarmee is de vraag, of we als kerken tijd en energie moeten stoppen in overleg met andere kerken op dit punt, om samen op te trekken richting overheid negatief beantwoord. We zien op voorhand teveel negatieve gevolgen.

 

Maar is er dan een alternatief om, zoals de PS Fryslân wil, het bijbels geluid inzake het huwelijk te versterken?

 

d.       De overheid biedt kerken tot nog toe alle ruimte om het huwelijk in te vullen, zoals de bijbel dat voorschrijft. Die ruimte zullen we als kerk ten volle moeten benutten.

 

Daarbij moet de gedachte, als zou er nog min of meer een isgelijkteken staan tussen het burgerlijk huwelijk en het bijbels huwelijk, worden losgelaten. In de huidige postchristelijke samenleving zijn we als christenen steeds meer geroepen een eigen stijl te ontwikkelen, ook wat betreft het huwelijk.

 

In die trant pleit A.L.TH.de Bruijne ervoor, om zonder de burgerlijke huwelijkssluiting prijs te geven, alle nadruk te leggen op de inbedding van het huwelijk in de kerkelijke gemeente (De Reformatie jrg. 82 (2006) 161).

 

Daarbij laat je het sluiten van het huwelijk aan de geseculariseerde overheid over (met daarbij de civielrechtelijke gevolgen), maar versterk je het kerkelijk en bijbels karakter van het huwelijk via voorbereiding, huwelijksbevestiging en huwelijksbeloften aan elkaar ten overstaan van de gemeenschap (in dit geval de kerkelijke gemeente). Op die manier onderstreep je als kerk, dat het huwelijk dat een man en een vrouw voor God willen sluiten aanzienlijk meer inhoudt, dat wat de overheid van gehuwden vraagt.

 

Interessant is, dat H. Bavinck in zijn collegedictaten ethiek (Archief VU Amsterdam) ruim 100 jaar geleden al schrijft over de rol van de overheid en de rol van de kerk bij het huwelijk. Bavinck laat zien, dat de overheid steeds meer de bevoegdheid kreeg, om huwelijken te sluiten. De kerken van de Reformatie stonden op het standpunt, dat het sluiten van het huwelijk een burgerlijke, geen kerkelijke zaak was (dit in tegenstelling tot de RK-kerk, waar alleen de priester het sacrament van het huwelijk kan bedienen).

 

Dus aan de staat komt het recht van huwelijksluiting en huwelijkslegitimering toe, maar de vraag die dan gesteld wordt is: wat blijft er dan nog voor de kerk over? Wordt het bewustzijn van de heiligheid van het huwelijk niet ondermijnd? Een vraag, die in onze tijd alleen maar actueler is geworden!

 

In de discussie over de waarde en de betekenis van het kerkelijk huwelijk haalt Bavinck vervolgens ene ds R. Polman aan, die schrijft dat de burgerlijke huwelijksluiting wel wettig is, maar niet voldoende. Trouwen bestaat volgens Polman uit 3 akten: trouwen van 2 harten in huis, trouwen van 2 burgers voor de staat en trouwen van 2 christenen in de kerk. Daarom wenste Polman, dat het kerkelijk huwelijk voor alle kerkleden verplicht werd gesteld.

 

Het zou goed zijn, om in onze tijd verder na te denken hoe we in de kerk het bijbels huwelijk kunnen versterken, en mogelijk kunnen oude schrijvers ons daarbij helpen.

 

Ontwikkelen van een eigen huwelijksstijl kan niet alleen eigen kerkleden helpen te ontdekken wat God in het huwelijk vraagt, maar kan ook naar de samenleving een signaal afgeven, waar we als christenen in de navolging van Christus voor willen staan.

 

Samenvattend pleiten we binnen de bestaande bevoegdheden van overheid en kerk voor versterking van het bijbels onderwijs over het huwelijk en verder nadenken over de vraag hoe we het bijbels huwelijk zo goed mogelijk in de kerkelijke gemeente een plaats kunnen geven en de inhoud daarvan, inclusief de beloften, in de kerkelijke gemeente kunnen verankeren.

 

6. Conclusie.

 

De PS Fryslân heeft niet overtuigend aangetoond, dat de besluiten van Zuidhorn 2002-2003 herzien moeten worden.

 

Tot nog toe geeft de overheid alle ruimte aan de kerken, om het huwelijk bijbels in te vullen. Deze ruimte bestaat ook hierin, dat de kerk ruimte heeft het huwelijk exclusief op te vatten als een levenslange verbintenis tussen man en vrouw. Deze ruimte zullen de kerken volop moeten benutten.

 

Tegelijk wordt het voor de kerk steeds belangrijker in deze seculariserende samenleving duidelijk uit te dragen, wat God in zijn Woord over het huwelijk zegt. Dat geldt allereerst richting haar eigen leden, maar dat geldt ook naar de samenleving.

 

De vragen van de PS Fryslân laten zien, dat waar burgerlijk huwelijk en bijbels huwelijk steeds meer van elkaar gaan verschillen, het belangrijk is na te denken hoe je als kerk en als christenen inhoud geeft aan wat God van ons in het huwelijk vraagt.

 

De mogelijkheid om van de overheid het recht (terug te) vragen om als kerken huwelijken te sluiten, is een weg met de nodige risico’s en daarom niet begaanbaar. Daarbij moeten taken van de overheid en taken van de kerk ook niet vermengd worden. Waar de overheid de roeping heeft de samenleving te ordenen en daarbij rekening moet houden met al haar onderdanen, is het de taak van de kerk het evangelie te laten spreken en uit te dragen, ook het evangelie van het huwelijk met alle implicaties van dien.

 

Beter lijkt ons, om te pleiten voor sterkere inbedding van het huwelijk in de kerkelijke gemeente. Onderzoek naar wat in dit opzicht mogelijk is, zou gewenst zijn.

 

Daarmee laat je aan de overheid wat van de overheid is, en maak je als kerk zichtbaar, dat het huwelijk, wat God van ons vraagt veel meer inhoud heeft.

 

We stellen de synode het volgende voor te besluiten:

 

Materiaal:

Verzoeken PS Fryslân inzake huwelijk, samenlevingsvormen en huwelijkssluiting.

 

PS verzoekt om een uitspraak of en zo ja welke vormen van samenleven, die publiek en juridisch vastgelegd zijn, in de kerk erkend kunnen worden op basis van welke criteria.

 

Verder verzoekt de PS Fryslân te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is: 

 

trouwen = in de kerk een verbond aangaan.

 

Besluit 1:

aan deputaten Relatie Kerk en Overheid in overleg met de Raad van Advies inzake huwelijk en echtscheiding  opdracht te geven aan de volgende generale synode advies uit te brengen hoe in de toekomst om te gaan met de verschillende vormen van samenleving die publiek en juridisch vastgelegd zijn tussen één man en één vrouw,  als wettelijke regeling van het huwelijk in bijbelse zin.

 

Gronden:

  1. terecht merkt de PS Fryslân in de toelichting bij haar voorstel op dat het burgerlijk huwelijk als door de overheid geregelde samenlevingsvorm naast andere min of meer juridisch geregelde vormen van samenleven staat;
  2. het is wijs dat de kerken zich ertoe zetten het huwelijk als instelling van God af te grenzen tegen de veelheid van samenlevingsvormen, waarbij de kerken zich niet afhankelijk opstellen tegenover het steeds verder uitgeholde wettelijk vastgelegde burgerlijk huwelijk;
  3. het is wenselijk om in de huidige samenleving te zoeken naar nieuwe wegen en mogelijkheden om het huwelijk, gegrond op de Bijbel, in de kerkelijke gemeente te verankeren en de christelijke huwelijksmoraal te versterken.

 

Besluit 2:

Aan het verzoek van de PS Fryslân - te overwegen of het wenselijk en mogelijk is de huwelijkssluiting weer in de kerk terug te halen, zodat het onderscheid tussen het Bijbelse huwelijk en hoe de overheid dit in het burgerlijk huwelijk wettelijk geregeld heeft niet meer gemaakt hoeft te worden en de situatie weer helder is:

 

trouwen = in de kerk een verbond aangaan- niet te voldoen

 

Gronden:

  1. het verzoek impliceert een herziening van de uitspraak van de GS Zuidhorn 2002-2003, Acta art. 195 besluit 2 en 3;
  2. de gronden bij het besluit van Zuidhorn zijn door de PS Fryslân niet overtuigend weerlegd:
    a. het publieke karakter van het huwelijk wordt niet bestreden;
    b. niet aangetoond wordt, dat wanneer kerken huwelijken mogen voltrekken dat een krachtiger appel op de overheid is dan tot nu toe;
    c. vermenging van kerk en staat op het terrein van het huwelijk is in het voorstel van de PS onvermijdelijk, echter ook onwenselijk;
    d. de overheid biedt de kerken nog steeds de ruimte om het huwelijk naar bijbelse maatstaven in te vullen;
  3. het huwelijk dient vanwege zijn publieke karakter een grondslag te hebben in de burgerlijke wetgeving;
  4. bewaking van de civielrechtelijke gevolgen van het huwelijk is een taak van de overheid;
  5. erkenning van de kerk als huwelijkssluitende instantie op welke manier ook brengt het risico mee dat diezelfde overheid zich mengt in kerkelijke besluitvorming betreffende het huwelijk.