Printen

Kleine catechismus zondag en vierde gebod

D.J. Bolt
03-02-06

Op 1 juni 2004 organiseerde de kerkenraad van Bergentheim een avond over "Het vierde gebod, sabbat en zondag". Ds. K. de Vries mocht over dit onderwerp een lezing houden. Ds. De Vries is lid geweest van het deputaatschap Vierde gebod en Zondag dat de synode van Amersfoort-Centrum gediend heeft met het rapport Zondag, HEERlijke dag. (october 2004). Ter ondersteuning was ook dr. E.A. de Boer meegekomen, eveneens lid van het synodedeputaatschap.


De avond werd opgenomen door de Luisterpost/Bralectah die daarvan een audio-CD samenstelde.




We hebben de lezing met veel interesse vanaf de CD beluisterd. Nu hadden wij het genoemde deputatenrapport al intensief bestudeerd. Daarom was er voor ons niet veel nieuws te horen. Wel interessant waren de antwoorden van ds. De Vries op zeer zinvolle vragen die de bezoekers stelden. Die vragen (althans voorzover wij ze hoorden op de CD) waren zeer 'to the point'. Blijkbaar weet men daar in Bergentheim van de hoed en de rand en kan men daarbij heldere vragen formuleren.


In de antwoorden van De Vries werd glashelder hoe er een nieuwe visie vaardig is geworden in de gereformeerde kerken vrijgemaakt. En hoe er afgerekend is met het kerkelijk verleden rond het vierde gebod. Die "ene preek" van die "ene dominee" heeft een omwenteling in het denken van veel(?) predikanten gebracht.




Helaas waren er weinig interrupties tijdens de lezing hoewel ds. De Vries dat wel uitdrukkelijk toestond. In elk geval kriebelde het bij ons toen we hem via de Luisterpost hoorden. Nu hebben wij zijn gedachten - die geheel sporen met de inhoud van het genoemde deputatenrapport - al eens diepgaand becommentariëerd. Zie daarvoor de website www.gereformeerdblijven.nl, artikel "RUSTige dag" (8 maart 2005).


Dat gaan we niet herhalen hier. Wat we wel doen is commentaar geven op de beantwoording van vragen door De Vries. We doen dat op de bekende manier door in de letterlijke antwoordtekst ons commentaar te 'injecteren' in een andere kleur. Ook zullen we zijn beantwoording laten inspringen zodat bij zwart-wit uitprinten geen verwarring kan ontstaan wie wat zegt.




We beperken ons tot de (in onze ogen) belangrijkste vragen en antwoorden.


We zullen daarbij Ds. de Vries vrijmoedig interrumperen. Hij raakt er immers toch niet meer door van slag. Of dat moet komen van de inhoud van ons commentaar?




De tekst is letterlijk overgenomen van de CD. De interpunctie is natuurlijk wel van ons.




Vragen en antwoorden




Vraag 1


Geldt het vierde gebod nu wel of niet nog?


Bijvoorbeeld, één van de groepen vraagt: "Er staat toch: de Here rustte, want de Here rustte op de zevende dag?" Daar wordt toch eigenlijk een reden genoemd die altijd geldig blijft? Moet je dan niet zeggen: Dan geldt het gebod ook nog steeds?






Antwoord 1

Daar is verschil van mening over, dat is u wel duidelijk geworden. Zelf denk ik dat, zeg maar, de reden die daar in het vierde gebod genoemd wordt "Want de Here rustte op de zevende dag", dat geeft kennelijk iets universeels. Waar de wet - of Mozes, die die toevoeging doet, dat is ook nog een vraag hoe je dat moet zien: stond dat letterlijk in de wet of heeft Mozes dat zelf eraan toegevoegd; maakt uiteindelijk niet uit want het staat in beide gevallen in de Bijbel -




Even tussendoor.


Toch doet deze opmerking de Schrift tekort in onze ogen.


Want de tekst van de Wet van de HERE in Ex. 20 is niet zomaar een tekst die 'even' door Mozes is samengesteld. Nee, wij geloven dat de gehele tekst van het vierde gebod van goddelijke oorsprong is. Immers Ex. 20 begint heel indrukwekkend zo: Toen sprak God al deze woorden?Al deze woorden. En hij schreef die wet met zijn eigen vinger. Ook de motivering van het vierde gebod dus. Je moet wel van heel goede (theologische) huize komen wil je dat ontkennen. Want deze keer staat het er in elk geval met zoveel woorden bij.




maar in elk geval, de vraag is dan: Bedoelde Mozes daarmee te zeggen van: "Dus is het een gebod" óf bedoelde hij meer: daar is een soort basis in de schepping gelegd dat de Here op die zevende gerust heeft? Dat is zoiets universeels, zoiets fundamenteels en op die basis is dan ook het gebod komen te staan.




Wij kunnen dit niet goed volgen.


Het gáát hier toch om het vierde gebod: "Gedenkt de sabbatdag dat gij die heiligt"? Dus, ja, Mozes bedoelt hier over het gebod van de HERE te spreken. Beter nog: de HERE zelf gebiedt "Zes dagen zult gij al uw werk doen, enzovoort". Hij schreef het immers met zijn vinger?


Wat is een "soort basis"? Een soort "scheppingsbedoeling" zoals het deputatenrapport schrijft? Waarom nemen we niet gewoon de woorden van de HERE serieus als Hij zegt: "Doe in zes dagen al je werk en rust op de zevende dag. Want in zes dagen heb Ik de hemel en de aarde gemaakt en alles wat daarbij behoort en Ik rustte op de zevende dag. Daarom zegende ik de sabbatdag en heiligde die."


Toen (verleden tijd) zegende en heiligde Ik de sabbatdag. In het paradijs, aan het einde van de scheppingsweek.


Dus ja, universeel. Niet een soort vage zelf verzonnen "basis" of "bedoeling" waar je alle kanten mee uit kunt fantaseren, maar een universeel gebod want gegrond op Gods rusten na zijn scheppingswerk.




Daar is een reden voor om het zo te zien. In Galaten schrijft Paulus over de betekenis van de wet en dan zegt Hij: de wet was een tuchtmeester tot Christus. Daar wordt ook het woord pedagoog gebruikt. Dat is iemand die neemt een kind bij de hand en leert met enige dwang om op een bepaalde manier zich te gaan gedragen. Maar zegt Paulus dan: "Nu Christus is gekomen hebben wij die tuchtmeester niet meer nodig want wij zijn nu volwassen geworden." M.a.w. nu moet je in eigen verantwoordelijkheid wat je als kind geleerd hebt in praktijk gaan brengen. Als je dat toepast op de tien geboden dan hebben die nog steeds, zeg maar, die opvoedende betekenis maar toch moet je tegelijk ook als volwassene, als mondige gemeente, geleid door de Heilige Geest gaan zoeken naar de bedoeling en de invulling van die geboden voor elke nieuwe tijd. Dus die geboden van de Here zijn wel de basis waarop je staat maar tegelijk moet je ook zoeken naar de invulling daarvan voor elke tijd.




Inderdaad heeft de wet als tuchtmeester tot Christus afgedaan. Hij is immers zelf gekomen? Die pedagoog-slaaf is niet meer nodig nu de Leraar in eigen persoon is gekomen.


Maar de vraag is: Gebruikt die Leraar de wet niet meer voor ons? Een simpele blik in het evangelie leert ons wel anders (zie b.v. Mat. 5: 17ev). Onze hoogste Profeet en Leraar heeft ons juist de diepe betekenis van de wet voor ons leven laten zien. Niks tittel of jota laten vallen. Het is zelfs zo dat wie de Here Jezus liefhebt zijn geboden zal bewaren (Joh. 14: 15). En ook omgekeerd, wie Jezus' geboden heeft en ze bewaart die is het, die Hem liefheeft (Joh. 14:21a). Daarom bezingen we in Ps 119 maar liefst 66 verzen lang onze liefde voor Gods wet. En bidden met Gezang 6: Geef ons ook inzicht in uw Woord, een open oor, een hart dat graag uw wetten hoort.


Kan De Vries dat eigenlijk nog wel zo meezingen?




Ons bekruipt een onbehagelijk gevoel bij zijn antwoord. Want wat bedoelt hij precies met het door ons hierboven vet aangegeven "maar toch". En wat betekent die zoektocht van de gemeente in elke nieuwe tijd?




Dat is nou precies wat de eerste christenen hebben gedaan in de eerste eeuwen. Die moesten op zoek naar: "Hoe moeten wij invulling geven aan ons christen-zijn. Is daar een bepaalde dag voor te reserveren?" Daar hebben ze een hele poos over gedaan.




De formuleringen hier roepen bij ons de nodige vragen op. Want, gaat het hier nu om een vrije invulling naar onze creatieve ideeën óf om het ontdekken van de betekenis van Gods gebod in de nieuwe bedeling?


Dat lijkt misschien, oppervlakkig gezien, hetzelfde maar is het niet. Want het maakt een groot verschil of de eerste christenen op grond van het vierde gebod hebben gezocht naar en geworsteld om de rustdag van de Heer zijn rechtmatige plaats te geven in de samenleving. Of dat zij in eigen creativiteit een mooie eigentijdse "invulling heeft bedacht voor het christen-zijn". Die uiteraard in onze andere tijd er heel anders uit kan zien.We zullen zien welke visie ds. de Vries aanbeveelt voor onze tijd.




Dus samengevat, daar is een universele basis, denk ik, maar de uitwerking daarvan is aan de volwassen gemeente van Christus om daar samen met alle heiligen steeds over na te denken.




Vraag 2


Hebben de bezwaarden toch niet gelijk als ze bang zijn voor een hellend vlak? Misschien is het dan wel niet zo, dat er een absoluut gebod van de Here is om persé op zondag al ons dagelijks werk te laten liggen. Maar als je om je heen kijkt naar de Rooms-katholieke kerk, naar de PKN, dan zie je dat overal de zondag eigenlijk al opgegeven is. De mensen doen van alles en nog wat op zondag. Hebben de bezwaarden dan toch niet gelijk als ze zich krachtig verzetten tegen het verder afkalven van de zondag?




Antwoord 2


Die bedoeling om, zeg maar, te waken voor wat je in de zondag van de Here krijgt, daar hebben ze volkomen gelijk aan. Dat is ook waar we elkaar vinden.




Ja, oppervlakkig gezien wel. Zolang de zondag vrije dag is en we er samen voor strijden om die te handhaven, kun je dit zo zeggen. Maar op het punt van de concrete gehoorzaamheid aan het vierde gebod gaan de wegen wel uiteen, zoals zal blijken uit de verdere beantwoording van deze vraag.




Alleen de vraag is hoe dit dan moet. Helpt het om, zeg maar, ineens een hele sterke uitspraak te gaan doen die nooit eerder geweest is, van: "Iedereen is verplicht op zondag alles naast zich neer te leggen wat dagelijks werk betreft?" Daar moet u eens eerlijk over nadenken. Hebt u dan de problemen werkelijk opgelost? Of spreek je een heel groot woord waarvan in de praktijk toch zal blijken dat het zo niet werkt. Opvattingen verschuiven. De maatschappij verandert en je zult in die veranderde omstandigheden toch echt een weg moeten zoeken. En, ik denk dat ook de bezwaarden het zullen gaan ontdekken dat alle grote woorden niet weg zullen nemen dat ook in hun beleving de maatschappij verandert.




Hier wordt de zaak grondig scheef getrokken. Dat is al te merken aan de woordkeus: heel sterke uitspraak, nooit eerder geweest, iedereen verplicht, alles naast zich neerleggen, eerlijk nadenken, grote woorden. Dat is niet zuiver.
Dat doet ook geen recht aan de "bezwaarden".
Want de broeders en zusters die in de moeite verkeren door de preken en synodebesluiten over het vierde gebod hebben helemaal geen behoefte aan "grote woorden". Zij willen niets anders dan weten wat de HERE ons nu gebiedt in het vierde gebod en dát gehoorzamen. Zij en hun voorgeslachten hebben eeuwenlang(!) geleefd in de overtuiging dat de HERE in het vierde gebod gebiedt om op de rustdag het dagelijks werk te laten rusten en dat ook gedaan. Zij menen in alle eerlijkheid dat dat nog steeds Gods wil is. Als er al nieuwe grote woorden worden gesproken dan is het door hén die menen dat ons rusten op de rustdag niets te maken heeft met het vierde gebod. En die daar tot op de gereformeerde synoden grote woorden over spraken.




Bovendien, wij proberen voortdúrend "eerlijk na te denken". Onze tegenstand tegen preken van sommige predikanten en besluiten van synoden komt níet voort uit machtswellust om met "grote woorden" de praktijk wel even naar onze hand te zetten. Wie zijn wij om dat te kunnen? Maar het gaat ons er om: Wat zegt de HERE? We weten uit zoveel plaatsen in de Schrift dat de HERE het niet verdraagt als we zijn wetten en inzettingen niet houden of verdraaien. Hij toornt opvallend vaak juist tegen het ontheiligen van zijn dag. Keer op keer straft Hij dat. Ongehoorzaamheid op één punt leidt van kwaad tot erger. Ten diepste gaat het hier (weer!) om het gezag van de Schrift.


Het zou in dit verband aanbeveling verdienen om te onderzoeken wat de relatie is tussen het loslaten van het vierde gebod en de enorme kerkverlating (meer dan 70.000 per jaar!) in de PKN?
We zeiden: Het gaat ten diepste om het schriftgezag. Dat blijkt ook uit de door De Vries gebezigde manier van redeneren. Hij zegt: Je moet je aanpassen aan de praktijk, aan de verschuivende opvattingen, de veranderende maatschappij en omstandigheden. Zijn oproep is eigenlijk: Onnozele bezwaarden, kijk nou eens om je heen dan zie je uit de praktijk wel dat jullie standpunt niet houdbaar is.
Nu zijn wij echt niet wereldvreemd zodat wij niet door zouden hebben dat de maatschappij om ons heen verandert. Wie zou dat trouwens niet opmerken?


Maar ten diepste is het punt dat wij het Woord van God ongerept willen laten ongeacht de omstandigheden terwijl De Vries dat Woord wil aanpassen aan de verschuivende panelen. Want dat Woord 'past' toch niet meer bij "opvattingen in onze maatschappij"? En dus moet "onze bijbelse visie" passend gemaakt worden aan de huidige tijd.
Dáár gaan de wegen uiteen.




Natuurlijk zijn er heel veel pijnlijke dingen die wellicht bij u boven komen over het verleden. In de pauze sprak ik daar iemand over. Er zijn natuurlijk mensen in het verleden die vanuit een overtuigd geweten een baan hebben opgegeven of andere dingen hebben gelaten om Gods wil, terwille van de dag van de Here. In de overtuiging dat de Here dat van hen vroeg. Het is dus heel erg pijnlijk als je vandaag ziet dat er toch verschillend over gedacht wordt. Hoe moet je daar tegenaan kijken?


Ik denk in elk geval dat we van Paulus mogen leren dat alles wat je voor de Here doet in het volle geweten, dat dat zonder meer goed is. Dat niemand daar ook verachtelijk over hoeft te doen.




Nee, dat lijkt ons ook wel het allerlaatste. Maar het blijft natuurlijk wel 'zielig'. Broeders en zusters die door dienaren van het Woord een bijbelse weg is gewezen (2) en daar grote offers voor hebben moeten en willen brengen maar die nu te horen krijgen dat hun weg niet die van de Here was.
Daarbij vragen we ons af of je het wel zó kunt stellen als De Vries doet: alles wat je "voor de Here doet in het volle geweten dat dat zonder meer goed is". Nergens in de Bijbel lezen we dat de Here eigenwillige godsdienst en eigenmachtige profetie goedkeurt. Lees b.v. het boek Ezechiël, het is er vol van (b.v. hdst. 13). Integendeel, de HERE toornt over een Saul, een Uzza, een Jerobeam, om maar wat te noemen.


Als de nieuwe leer rond het vierde gebod werkelijk naar de Schrift zou zijn, past eerder oprecht berouw. Omdat mondige gelovigen zich zó door op dit punt valse leraars op sleeptouw hebben laten nemen.




Maar tegelijk is het zo dat misschien ook in de kerk misschien wel eens te onvoorzichtig gesproken is over de zondag. Hè, dat er niet, alsof er maar alleen één mening was die eigenlijk de grote groep als vanzelfsprekend aannam: dat de zondag een soort christelijke sabbat was, terwijl dat eigenlijk nooit officieel zo vastgelegd is.




We worden hier een beetje kriebelig van.
Onze catechismus legt duidelijk wél een link tussen de sabbat en de zondag. De letterlijke tekst luidt immers "dat ik vooral op de sabbat, dat is op de rustdag?, etc.
Maar er is veel meer. Degenen die de moeite doen de officiële besluiten van meerdere vergaderingen door de eeuwen te lezen komen onder de indruk van de strijd die er is geweest om de zondagse rustdag te gedenken en te heiligen. Tot en met tucht over zondaars die handelden in strijd met het vierde gebod. Ook de zes regels van de synode van Dordrecht geven daar een duidelijk getuigenis van. Regel 6:


"Deze dag moet zo aan de godsdienst gewijd worden, dat men daarop rust van alle slaafse werken (uitgezonderd die werken die uit liefde en de tegenwoordige noodzaak voortspruiten), alsook van alle ontspanning die de godsdienst belemmert."


Je kunt het niet eens zijn met het spreken van de kerk van de laatste eeuwen maar je moet wel haar geschiedenis serieus nemen?
Bovendien waren (en wisten) de predikanten in de gereformeerde kerken (zich) wel gebonden aan de uitspraken van Dordt op dit punt!




Als de kerk het niet officieel vastlegt terwijl de dominees daar misschien heel erg op hameren ja, dan is het niet vreemd dat de kerkgangers denken: Nou, dat is een gebod van de Here om op zondag helemaal te rusten. En ja, dan kom je wel een beetje, dan raak je wel erg in de war als na een tijd, zoals in onze tijd, toch niet zó duidelijk door de kerk is uitgesproken als u misschien enkele tientallen jaren gedacht hebt en ook zo opgevoed bent.




Als het zó gemakkelijk kan dat tientallen jaren het Woord van God verkeerd is gepreekt en kinderen zijn opgevoed in strijd met de betekenis van het vierde gebod dan is het zeer aanbevelingswaardig als 'mondige' gelovigen de producten van onze huidige voorgangers en synoden zeer kritisch tegen het Woord te houden.


Bovendien, als de kerken ernstig gedwaald hebben, is het noodzakelijk ons op dit punt diep te verootmoedigen en daarover publiek schuld te belijden. Want een gebod van de HERE werd dan tientallen, ja zelfs honderden jaren volstrekt verkeerd onderwezen en toegepast. En er zijn daardoor broeders en zusters ten onrechte onder de tucht gezet en daardoor behoorlijk in de problemen gekomen.




Vraag 3


Wat is het verschil tussen een absoluut goddelijk gebod en een gewoon goddelijk gebod en ik koppel daar nog even aan vast: Wat is nou het verschil tussen een menselijke mening en een kerkelijke instelling. Dat is een belangrijk punt waar ik nog even iets over wil zeggen.




Antwoord 3


Kijk, als je zegt, iets is een absoluut goddelijk gebod - in dit geval, er is een absoluut goddelijk gebod om op zondag al je werk, dagelijks werk, te laten rusten - dan bedoel je er eigenlijk mee: Dat is met zoveel woorden in de bijbel aan te wijzen. Absoluut, er valt niet over te discussiëren .




Je komt tegenwoordig deze terminologie in discussies nogal eens tegen, m.n. als het gaat om de gehoorzaamheid aan het vierde en het zevende gebod. Pas wanneer je kunt zeggen dat er van een absoluut goddelijk gebod sprake is dan valt er niet meer over te discussiëren, dán is het écht zo.


Maar het probleem is dat er geen teksten in de Bijbel staan of er wordt wel over gediscussiëerd. Wie kan één tekst noemen waar de betekenis onomstotelijk, absoluut en met zoveel woorden zó vaststaat dat er geen discussie over mogelijk is? Die zijn we in de theologiewereld nog niet tegengekomen?
Waarom zeggen we niet gewoon tegen elkaar: dat zegt de Schrift, dat wil de Here of zo gebiedt God ons dat? Zonder elkaar te belasten met grote woorden als absoluut, met zoveel woorden en onomstotelijk, e.d? Want als we zo, in een soort pseudo-verwetenschappelijking, Gods Woord benaderen blijft er van de inhoud van ons geloof waarschijnlijk minder dan een armetierig sprietje over.




Overigens denken we dat er tussen een absoluut en een gewoon goddelijk gebod niet meer verschil is dan een gespleten haar. In elk geval beantwoordt De Vries deze vraag ook niet. Maar misschien was hij de vraag vergeten of vindt hij er ook geen verschil tussen.




Daarvan zegt de synode: "Als iemand ontkent dat er een absoluut gebod is dan mag hij dat vinden." De synode zeg dus niet zelf: "Er is geen absoluut gebod". De synode zegt ook niet: "Er is wel een absoluut gebod".




Als je enige logica toepast zou je kunnen concluderen: de synode heeft dus helemaal niets gezegd. Helaas, was het maar waar?
Bovendien, het spijt ons, maar hier stelt De Vries de zaak waarom het gaat onjuist voor. Dat is duidelijk genoeg als we het beruchte besluit van de synode van Leusden dat de kernoorzaak van de moeiten is, in herinnering roepen (Acta Leusden, art 25, besluit 4, lid 3): 


"dat de opvatting van ds. D.Ophoff dat de zondag als rustdag niet gegrond is op een goddelijk gebod, niet te veroordelen is."


Niks spreken door de synode van absoluut goddelijk gebod dus. Nee, als je, als deze dominee, op de kansel leert dat het rusten op onze zondag niet gegrond is op het vierde gebod ben je legaal bezig volgens dit besluit. Alle honderden bezwaren die daar tegen zijn ingebracht zijn categorisch, stellig en onvoorwaardelijk, afgewezen. De synode van Zuidhorn verklaarde in Acta art. 52, besluit 2, grond 1: "de nieuwe argumenten die de indieners van de revisieverzoeken aandragen, zijn niet van dien aard dat overgegaan moet worden tot herziening van de besluiten van Leusden; zij bevestigen het bestaan van meerdere visies op de betekenis van het vierde gebod maar leveren (nog altijd) niet het onomstotelijke bewijs dat de door de Generale Synode Leusden 1999 getoetste opvatting in strijd is met Schrift en belijdenis." En zó sprak ook Amersfoort-Centrum 2005.


Deze "opvatting" mag dus vrijelijk in de kerken worden geleerd (en dat wordt o.m. gedaan in de synodale Handreiking zoals we in de vorige publicatie hebben laten gezien) Want die is niet tegen de Schrift en de belijdenis. Wie kan er dan toch bezwaar tegen hebben??


De Bergentheimers kregen hier gewone knollen voor absolute citroenen ter koop aangeboden.




Maar ja, er wordt verschillend over gedacht. In elk geval is het, denk ik, dat is mijn mening dan, dat niemand in de bijbel aan kan wijzen dat per definitie heel erg duidelijk is dat de zondag de vervanging is van de joodse sabbat. Zo simpel ligt het in de Bijbel niet. Daarmee ben je natuurlijk niet uitgepraat. Je luistert naar mekaar en vooral: je probeert ook samen verder te komen. En dat heeft de kerk op veel meer punten moeten doen. Wij hebben het nu over de sabbat maar er zijn ook andere punten waarop de kerk heeft moeten zoeken naar de betekenis van Gods Woord. Daar is een heel vervelend punt in de discussie binnengeslopen. Eigenlijk onbedoeld. En dat lees je ook in de stukken van de bezwaarden nogal eens. Dat eigenlijk de synode het goed vindt dat je zegt dat de zondag een menselijke instelling is. Maar het punt is dat de synode dat niet gezegd heeft. De synode heeft gezegd: "Het is een kerkelijke instelling."


Dat is heel wat anders.




Opnieuw geeft De Vries niet correct weer wat de synode van Leusden heeft gezegd in zijn officiële uitspraken. Want deze synode heeft niet uitgesproken dat de zondag een kerkelijke instelling is. Wat heeft zij wel uitgesproken? Dit: (Acta Leusden Art 25 grond 4):


"in de behandeling door de mindere vergaderingen is steeds gesproken over de opvatting van ds. D. Ophoff dat de zondag als rustdag ?een goede menselijke instelling? is. Deze uitdrukking stond weliswaar niet letterlijk in de preek, maar ds. Ophoff heeft geen bezwaar aangetekend tegen deze weergave. De uitdrukking kan echter worden opgevat in deze zin, dat het bij de zondag om slechts een menselijke instelling zou gaan. De gewraakte passage in de preek werd door deze weergave ingekleurd en dat heeft in het vervolg van de rechtsgang onnodig misverstand opgeleverd. De desbetreffende passage in de preek kan echter ook worden opgevat in deze zin, dat de christelijke kerk in haar gelovig antwoord op de leiding van Gods Geest aan de zondag de bijzondere waarde van rustdag toekent naar het voorbeeld van Israëls sabbat. Voor deze benadering, namelijk dat de zondag als rustdag gegrond is op een verantwoorde keus van de christelijke kerk, is in de gereformeerde traditie altijd ruimte geweest (vergelijk J. Douma, De Tien Geboden: handreiking voor het christelijk leven, Kampen 1992, met name bladzijde 56)."




We concluderen dat het ging om het typeren van de zondag als menselijke instelling. Daar bleken ds. Ophoff en de synode geen bezwaar tegen te hebben. Maar ze heeft er wél bezwaar tegen als dat wordt uitgelegd als: slechts een menselijke instelling (let op het cursief in het synodebesluit zelf). Want dan zou je tekort doen aan de opvatting dat het een verantwoorde keuze van de kerk is. Die kun je natuurlijk niet achteloos terzijde stellen. Het is weliswaar geen goddelijk gebod maar wel een menselijke instelling zij het dat die met kerkelijk gezag is bekleed. Alzo sprak de synodale vergadering.


Misschien nog even een fijn puntje. De synode heeft dus óók niet gezegd: "Het is een kerkelijke instelling". Er is niet méér gezegd dan dat daar ook ruimte voor is. Je mag dus eigenlijk alles zeggen op de kansel: het is een goddelijk gebod, een kerkelijke of menselijke instelling. Maar je mag niet zeggen: het is slechts een menselijke instelling. Misschien ook niet: het is een absoluut goddelijk gebod. Want dat zeiden veel predikanten en theologen de afgelopen eeuwen.
En dat kon en kan niet!




Er zijn meer kerkelijk vastgelegde formules en uitspraken waar we met zijn allen aan gebonden zijn. Een voorbeeld is de leer van de Drie-eenheid. Het hele woord Drie-eenheid komt als zodanig in de Bijbel niet voor. Toch heeft de kerk daar eeuwenlang over gestreden van: wie is nu precies onze God; zijn er drie Goden; is er één God; zijn er dan drie Personen; of is er één Persoon. En uiteindelijk is er na veel strijd de leer van Drie-eenheid zoals wij die nu in de Belijdenis kennen, uitgekomen. Maar dan is het op zijn minst een misverstand om te zeggen: "Dat is maar een menselijke leer." Nee, het is een kerkelijke leer. En we zijn er wel aan gebonden. En zo is ook Zondag 38 waarin gezegd wordt dat we alle dagen van onze zondige werken moeten rusten en dat we op de sabbat, dat is de rustdag naar Gods gemeente moeten gaan om de samenkomsten te bezoeken, dat is niet een menselijke leer maar een kerkelijke leer.


En ik hoop dat u aanvoelt wat het verschil is: kerkelijk is een afspraak waar je je met zijn allen aan houdt. En als je gaat zeggen: "Het is maar een menselijk instelling", dan bedoel je eigenlijk: ja, het is opgeefbaar, je mag het wel omver kieperen.




Eerlijk gezegd, is het ons een raadsel dat (weer) de Drie-eenheid ten tonele wordt gevoerd om kromme synodale besluiten mee te verdedigen.
De Vries redeneert daarover net als over de rustdag. Want "het hele woord Drie-eenheid komt als zodanig in de Bijbel niet voor". En na veel strijd zijn we tenslotte bij de Drie-eenheid van onze belijdenis uitgekomen. Daarvan zeg je toch ook niet: "is maar een menselijke leer? Nee, het is een kerkelijke leer." Zo zegt ds. de Vries.




Laten we eens een moment kijken naar wat onze belijdenis zegt over het rijke leerstuk van de Drie-eenheid:
"God is een drie-enig God: Vader, Zoon en Heilige Geest."
Dat is naar de Schrift, zie de vele, vele tekstbewijzen in onze belijdenis.(E.g. NGB art. 8-11). Daarom belijden wij:
"Zo heeft God Zich in zijn Woord geopenbaard: deze drie onderscheiden Personen zijn de ene, ware en eeuwige God." (HC v/a 25).
Goddelijke waarheid dus!


Als de vergelijking van De Vries tussen de Drie-eenheid en onze zondagse rustdag verantwoord is, dan van tweeën één: óf de instelling van de Nieuw-testamentische rustdag wordt gepromoveerd tot leer van de Schrift óf de Drie-eenheid wordt gedegradeerd tot kerkelijke leer.




Maar wij "kieperen" heel die valse vergelijking die De Vries hier maakt omver. Want wij geloven dat God ons het rusten op onze rustdag geeft en gebiedt. En omdat we geloven dat zowel de Drie-eenheid als de rustdag naar het vierde gebod geen menselijke/kerkelijke uitvindsels zijn maar gelovig kunnen worden gelezen in de Schrift.




Dus samengevat, de synode heeft gezegd: "Je mag eventueel zeggen dat het geen absoluut goddelijk gebod is, de zondagsrust. Maar het is wel kerkelijke instelling om te zeggen dat de zondag de dag van de kerkelijke gemeente is om samen te komen.




Je komt het hier weer tegen: de zondag als dag van de kerkelijke gemeente. Maar was de dag niet van de HEER? Het kan een verspreking zijn maar "verantwoorde keuze van de kerk" ligt natuurlijk wil dichter tegen gemeentedag dan tegen HEERlijke dag aan.




Vraag 4


Er is iets blijvends en iets wat voorbijgaat in het vierde gebod. Uit de scheppingsinstelling blijkt dat God een dag per week apart heeft gezet omdat hij op die dag rustte. Dan is toch juist het rusten een blijvend aspect? Is het dan niet toch een goddelijk gebod?




Antwoord 4


Ik denk dat het rusten een blijvend aspect is. Maar als je het nieuwe testament leest bijvoorbeeld de Hebreeënbrief dan blijkt dat deze rust heel erg opgerekt wordt. Niet maar tot één dag. Eigenlijk tot het dragende principe voor je hele leven als christen. Rust is waarnaar we onderweg zijn. Dat zal op de jongste dag ook volkomen worden en dan gaan we inderdaad in tot de rust. Zover is het nu nog niet, schrijft de Hebreeënbrief. Maar rusten is blijvend Gods bedoeling.




Hier is weer de typische vergeestelijking van het rusten. Fysiek rusten van het vierde gebod wordt vergeestelijkt tot het rusten in Christus. En ontegenzeggelijk is dat ook een diepe betekenis van het vierde gebod. Dat kun je lezen in Hebr. 3 en 4. Het gebod verwijst ook naar de eeuwige vreugde die eens ons volkomen deel zal worden. Maar zo ver is het nog niet. Daarom is het onterecht alsof de 'gewone' rust van het vierde gebod zou verdampen in de geestelijk rust die we in Christus bezitten. Er wordt dus niets 'opgerekt', wel een diepere 'dimensie' getoond, als je het zo mag zeggen. Maar daarmee is die andere dimensie niet verdwenen! Nog steeds is het rusten op onze rustdag het teken van de volkomen rust die we eens in zullen mogen gaan.
Teken en monument van Gods trouw!




En dan vind ik het een hele goede uitleg: dat onder de Oude Bedeling God het onmondige volk Israël één dag gaf met strenge bepalingen om te leren die rust te beleven. Onder het nieuwe verbond is die rust nog verder aan het oprekken en is eigenlijk al bedoeld voor alle dagen. En het is daarnaast ook goed om met Calvijn te spreken om daarnaast een dag te hebben die je speciaal besteedt aan de godsdienst. En voegt Calvijn er aan toe waarop je slaaf en slavin kunnen rusten van hun dagelijks werk.




Ja, precies, dat laatste zegt Calvijn ook! En wij, moderne loonslaven en -slavinnen, rusten op die speciale dag. Maar dát is precies het punt dat wordt genegeerd in preken en synodebesluiten.




[Reactie vanuit de zaal: En in tegenstelling, die slavenarbeid daar in Egypte. Dus gingen ze naar het beloofde land, naar de rust. Daar werd die rust ook al, nou ja, hoe moet je het noemen -levenslang wil ik het niet noemen- continu. Ze hoefden niet meer die slavenarbeid te doen, hoefden niet meer te ploeteren. Zes dagen in de week, ze mochten rustig hun werk doen. En als ze niet klaar kwamen dan kwam toch?, neem maar even dat manna: de een had niet over, de ander had niet tekort, ze hadden precies genoeg. Zo zal het in de rust van het land Kanaän ook zijn. Ik dacht dat daar?, en dat trekt de Hebreeënbriefschrijver door naar de eeuwige rust. Dat wou ik even aanvullen.]




Dat is inderdaad een aanvulling, denk ik. Dat is ook een soort symbool, een zinnebeeld waar wij naar onderweg zijn. De vrijheid en de rust wil de Here in Christus in principe al helemaal schenken.




Vraag 5


Op grond waarvan heeft de Particuliere Synode van Utrecht het bezwaar (ik heb het helemaal aan het begin van mijn verhaal verteld) ?, dat de PS van Utrecht het wel met de bezwaren eens was.




Antwoord 5


Als ik me goed herinner (en anders kan De Boer mij misschien nog even helpen), volgens mij heeft de PS van Utrecht heel sterk geredeneerd vanuit de tekst van Zondag 38 en toen gezegd, ja, eigenlijk moet je Zondag 38 helemaal lezen tegen de achtergrond van de tekst van het vierde gebod. En daar staat immers, dat het een gebod-karakter is. Ik weet het niet precies meer, maar volgens mij is het ongeveer op die manier gegaan [tegen De Boer: Ik weet niet of je iets aan wilt vullen of dat het zo wel was?] Ja; dus zeg maar, de PS heeft zich heel sterk vanuit Zondag 38 tegen de achtergrond van de letterlijk tekst geargumenteerd. En later is, én in de pers en ook door de synode toch gezegd: Zo kun je daar in principe niet mee omgaan.


Zondag 38 moet voor zichzelf kunnen spreken. Als daar niet met zoveel woorden staat dat je op de zondag speciaal moet rusten van je dagelijk werk dan mag je niet vervolgens vanuit de tekst van het Oude Testament opeens dat toch inlezen in Zondag 38. 'k Hoop dat het een beetje duidelijk is, maar daar komt het op neer.




Is dit niet een wonderlijke redenering?


Wat is er nu toch mis mee om de tekst van de belijdenis te lezen tegen de tekst van het vierde gebod? Het gaat toch om het vierde gebod? Onze belijdenis bevat niet de absolute waarheid (om dat woord ook maar eens te gebruiken) in die zin dat ze niet appelabel is aan de Schrift. Juist als er moeite is met de interpretatie van de belijdenistekst dan toch op zijn minst moeten we de Schríft daarbij halen. Natuurlijk ook de letterlijke tekst. Anders is het verwijt terecht: confessionalisme.


Dat heeft niets met "inlezen" te maken. We krijgen eerder het gevoel dat De Vries zich hier terugtrekt op het niet-met-zoveel-woorden bastion: want "Zondag 38 moet voor zichzelf kunnen spreken."
Overigens luidt het besluit van de PS Utrecht (27 november 1998):


?Ook wanneer ds. Ophoff meent het Woord van God aan zijn zijde te hebben, dient hij zijn gevoelen in deze, dat afwijkt van Zondag 38 HC, niet per preek aan de orde te stellen, maar op de wijze die het ondertekeningsformulier voor predikanten voorschrijft.? 


Zij formuleert de volgende grond: ?De kerk gaat in haar belijdenis, Zondag 38 HC, waar zij de sabbat de rustdag noemt, uit van het gebod om te rusten, dat de Here zelf woordelijk geeft in het vierde gebod. De diepere en geestelijke betekenis die dit gebod heeft, laat onverlet het gebod om deze dag het werken na te laten.?
Het lijkt ons dat hier geen ongereformeerd woord bij is.
Ook niet wat dat eerste betreft. Want dat wordt tegenwoordig ook nog wel eens vergeten door sommige predikanten?






Conclusie




Wij kunnen het niet anders zien dan dat in deze beantwoording de Schrift op het punt van zondag en vierde gebod tekort werd gedaan. De bijbelse basis onder ons rusten op de zondag is weggeredeneerd.






(1) Zie ook de heldere uitleg hierover op www.de-vijfhoek.nl, Schriftgezag en de wet, ds. R. van der Wolf.


(2) Zie b.v. ds. P.L. Voorberg in Woord en Wereld, deeltje 30, De Zondag.