Vrije journalistiek
D.J. BoltIn de jaren zestig, begin zeventig veroorzaakte de kwestie van de doop van wettig geadopteerde kinderen, stevige discussies in de gereformeerde kerken vrijgemaakt.
De synode van Hoogeveen nam een aantal besluiten hierover.
Een van de scribenten die zich hierover kritisch uitliet was prof. J. Kamphuis. Hij schreef er al in De Reformatie over vóórdat de acta van de synode in druk waren verschenen! Dat werd hem niet door iedereen in dank afgenomen?
Iemand schreef hem een brief met bezwaar tegen zijn handelen. Prof. Kamphuis reageert daarop in De Reformatie[1] in de rubriek Kerkelijk leven. We willen daaruit het een en ander aanhalen. Daarbij laten wij weg wat inhoudelijke betrekking heeft op de kwestie van doop van wettig geadopteerde kinderen. Het gaat ons nu om het bezwaar dat Kamphuis niet kritisch zou hebben mogen schrijven over de besluiten van de synode.
Prof. Kamphuis citeert eerst het bezwaar van zijn opponent:
'Als u bezwaar hebt tegen enig besluit, dient u dan niet eerst de acta af te wachten en u daarna eerst tot uw kerkeraad te wenden, en zo vervolgens via classis, particuliere synode naar de volgende generale synode.
Indien u de weg inslaat, zoals ik uit uw artikel meen te lezen, van artikelen in De Reformatie, dan gaat het met u niet goed. En daarom wil ik u tijdig waarschuwen.'
Kamphuis vat de vraag van de broeder zo samen:
"De vraag is of het geoorloofd is publiek ook in kritische zin in te gaan op een uitspraak van een generale synode."
Prof. Kamphuis beantwoordt eerst de vraag of de pers al synodeuitspraken mag beoordelen vóórdat deze in druk zijn verschenen:
"In de eerste plaats merk ik op, dat het hier een uitspraak betreft, die de synode publiek heeft genomen. Een uitspraak, die met de daarbij behorende overwegingen dan ook in de pers een plaats heeft gevonden. Een uitspraak, die door mij letterlijk en in extenso in De Reformatie is opgenomen (?). Indien een generale synode publiek spreekt, zie ik met beste wil van de wereld niet in, waarom men zou moeten wachten tot de acta in druk zijn verschenen, alvorens men in de pers over deze uitspraak zou kunnen spreken(?). Het gaat hier om de grenzen van de kerkelijke journalistiek.
Indien deze journalistiek zou moeten wachten met het onder woorden brengen van eventuele kritiek totdat de acta in druk verschenen zijn, dan geldt die regel natuurlijk ook voor het geval men zich in positieve zin over dit door de synode verhandelde meent te kunnen uitlaten. In dit laatste geval gaat het niet minder om een beoordeling (en dat is altijd in feite een kritisch bezig zijn) dan in het eerste geval. De consequentie zou dus zijn, dat de kerkelijke journalistiek zich in een diep en algeheel stilzwijgen heeft te hullen tot op het moment dat het boekwerk op onze tafels ligt, dat is getiteld Acta van de generale synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland gehouden te Hoogeveen 1969/1970!. Een consequentie, waardoor àlle 'Indrukken van de generale synode' in de illegale hoek zouden zijn geplaatst, die al zolang in ons blad zijn geschreven, onder meer door prof. dr. K. Schilder, dr. C. Trimp, dr. J. Douma en ondergetekende. Het is een consequentie, die naar ik aanneem niemand, ook niet mijn correspondent, voor zijn rekening zal nemen.
Waarom zou trouwens de journalistiek moeten zwijgen? De vraag is niet "zwijgen of spreken" , maar recht spreken, en eventueel: recht zwijgen."
Vervolgens beschrijft hij hoe hij inhoudelijk over de synodebesluiten heeft gesproken. En tenslotte maakt hij in het kader van de tegen hem ingebrachte bezwaren nog een slotopmerking die ook van belang is voor onze persarbeid. Hij schrijft:
"Het ging mij er in dit gedeelte van mijn eerste artikel inzonderheid óók om dat wij, hoe ook onze overtuiging momenteel is, zullen begrijpen, dat ons het gevaar bedreigt, dat we elkaar vervreemden en ons voor elkaar toesluiten, zodat de naar voren gebrachte argumenten geen werkelijk gehoor vinden (?).
Maar daarbij dan nog een slotopmerking.
De correspondent die ik hier heb geciteerd, heeft naar ik direct aanneem, met zijn schrijven de beste bedoelingen gehad. In zoverre hij, zoals ook wel andere briefschrijvers, heeft bedoeld aan te dringen op noodzakelijke ingetogenheid en op een handelen in wijsheid en geduld, wil ik graag luisteren. Zoals ik ook in die richting reeds schreef. Maar metterdaad gaat m'n correspondent verder. Metterdaad komt zijn schrijven er op neer, dat (óók) ondergetekende geen vrijheid zou hebben op een publieke uitspraak van een generale synode, die zich wil gronden op Schriftuurlijke overwegingen, kritisch in te gaan. Dáártegen zeg ik rustig, maar in volle overtuiging: neen.
De publieke zaak is publiek. De leer der kerken is openbaar. Ik zeg niet, dat Hoogeveen ons een nieuwe leeruitspraak heeft gegeven. Ik zeg wel, dat Hoogeveen een beslissing heeft genomen met (al of niet terecht) beroep op de leer van de heilige Schrift, de leer van de zaligheid. Het behoort tot de christelijke vrijheid ook van de kerkelijke journalistiek daarover open en rustig te kunnen spreken evenals het tot de vrijheid b.v. van een kerkhistoricus behoort, na te gaan of de opvatting die Hoogeveen heeft over het besluit van Dordrecht 1618-'19 m.b.t. de doop van de heiden-kinderen in overeenstemming is met de feiten. Met bandeloosheid heeft dit alles niets te maken. Van deze vrijheid hoop ik een recht gebruik te blijven maken, ook al 'waarschuwt' men daartegen.
'Vriheyt en is voor gheen ghelt te coop'!"
Wij kennen dit geluid van opponenten dat ons in vele toonaarden wordt toegezongen. In gesprek, in email en artikelen in de kerkelijke pers. Matteus 18, uitsluitend de kerkelijk weg, zondag 43 HC, de verkeerde toon, te grote woorden, verkeerd medium, de Synode heeft het laatste woord gesproken, te vroeg gesproken, te laat gesproken, niet wijs om te spreken, bespreken kerkelijke zaken buiten kerkelijke vergaderingen zorgt voor onrust en beroering, zijn steevast de argumenten om ons tot zwijgen te manen.
Maar het zou goed zijn dat degenen die ons zo willen muilkorven in onze persarbeid, dit artikel van een van onze gereformeerde voorgangers eens rustig op zich in zouden laten werken. Zodat het gevaar wordt bezworen "dat we van elkaar vervreemden en ons voor elkaar toesluiten, zodat de naar voren gebrachte argumenten geen werkelijk gehoor vinden" ?
Een thermometer
Gelukkig is het niet alles kommer en kwel. Er zijn wel degelijk predikanten die met belangstelling onze artikelen lezen. En er ook helemaal geen moeite mee hebben dat we ze in het midden van de kerken publiceren.
Een van hen is ds. J. Kuiper te Assen. Al eerder liet hij zich positief uit over publicatieactiviteiten op het web. In de Gereformeerde Kerkbode 'van het Noorden'[2] schrijft hij een verhaal over de "Minimum en maximumthermometer" . Daarin wijdt hij ook een passage aan websites. We nemen gedeelten daaruit over. Onder het kopje Websites schrijft Kuiper:
"Inmiddels zijn er diverse websites actief binnen de kerken. Ik wil daar geen kwaad woord van zeggen. Essentieel is voor mij de vrije meningsuiting binnen de kerk. Zo is het immers begonnen: ik heb een doos vol vrijmakingbrochures van mijn grootvader. Sommige heeft hij in de oorlogstijd met de hand overgeschreven. Het was de manier om bij het ontbreken van een kritische kerkelijke pers met elkaar in contact te treden. In de Nederlandse geschiedenis geen ongebruikelijke manier: we kennen de pamfletten.
Inmiddels kennen we internet en wie wat bekend wil maken, kan het daar doen. Het nadeel is dat je anderen misschien opzadelt met onrijpe producten, waar geen kerkboderedactie of uitgever brood in ziet. Omdat het op het beeldscherm komt, hoef je het nog niet serieus te nemen. Ik twijfel daarbij niet aan de goede bedoelingen van de geachte publicatoren, maar wel aan het waarheidsgehalte van sommige dingen die verschijnen.
Het voordeel is dat je niet meer, zoals mijn grootvader, dingen moeizaam hoeft over te schrijven omdat het aanbod schaars is. Iedereen kan nagaan waar je het over hebt. Tot nu toe heb ik geen behoefte gehad om mij via een website te profileren, maar dat kan nog komen.
Het nadeel is dat zo'n website metterdaad functioneert als een minimum-maximum thermometer. Ik weet best dat die bij uitstek geschikt is om extremen in het weer te signaleren. Maar als instrument om gemiddelden aan te geven, is die minder geschikt."
Deze predikant denkt dus inderdaad in de lijn van wat prof. Kamphuis jaren eerder schreef. Vrije meningsuiting, dat is een belangrijk goed, óók binnen de kerk.
Het is zeer merkwaardig dat velen die de gereformeerde kerken te benauwd vonden, en teveel beheersingsdrang en controle meenden te constateren, nu vooraan staan om kritische geluiden te smoren. Maar, zo blijkt hier, er zijn ook anderen. Ds. Kuiper kan ons, we nemen even aan dat hij ook ons op het oog heeft, waarderen kennelijk. En daar zijn we blij mee. Wel vinden we het jammer dat hij zich zo'n algemene diskwalificatie veroorlooft van dit journalistieke werk. Want weliswaar "twijfelt hij niet aan de goede bedoeling van de geachte publicatoren, maar wel aan het waarheidsgehalte van sommige dingen die verschijnen" . Kijk, dat vinden we nu eigenlijk een verdachtmaking bij voorbaat. Laten we het eens toepassen op de 'Kerkbode van het Noorden' om duidelijk te maken wat we bedoelen. Stel dat één in waarheid had geschreven zonder onderbouwing, zonder voorbeelden: 'De artikelen in die Kerkbode van het Noorden, ja, ze zijn ongetwijfeld met goede bedoelingen door die dominees geschreven, maar aan het waarheidsgehalte van sommige moet je wel twijfelen" . Terecht dat ons dat een gepeperd emailtje had opgeleverd!
Laten we toch niet op deze wijze elkaar bij voorbaat in de verdachte hoek plaatsen. Maar liever concreet aangeven waar het waarheidsgehalte onvoldoende is. Dan kom je immers verder met elkaar?
Ds. Kuiper heeft oog voor de mogelijkheid van dwalingen in de kerk en ziet de noodzaak van bestrijding daarvan:
"Het is goed om met elkaar alert te zijn op dwalingen. Die overkomen je immers soms zomaar, zonder daadwerkelijke opzet. Als iemand anders je daaraan herinnert, des te beter. Wat dit betreft, heb ik dus geen enkele moeite met broeders en zusters die kritisch meedenken en anderen, eventueel mijzelf, bij de les houden.
Afdwalingen, wie bemerkt ze bij zichzelf (Ps. 19).
Maar hoe dan verder?"
Ja, dat vinden wij ook een belangrijke vraag. Wij voor ons, geven daar nu al meer dan een jaar een duidelijk antwoord op. Door het publieke gesprek aan te gaan. We proberen met een keur van argumenten aan te geven waar in onze kerken dwalingen de kop opsteken en ingevoerd zijn of worden. Wat ons betreft is het antwoord op Kuipers vraag gegeven. Maar de moeite zit aan de andere kant, zo hebben we ervaren. Degenen die we proberen aan te spreken, geven niet thuis. Of blijven steken in algemene diskwalificaties, zoals we dat op deze site al vele malen hebben aangetoond.
Kuiper geeft ook zelf een antwoord. Hij neemt als voorbeeld schriftkritiek:
"Het verhaal gaat dat sommigen onder ons zich schuldig maken aan schriftkritiek. Eerder heb ik aangegeven dat principieel hiervan binnen de kerken geen sprake is. Schriftkritiek is een methode die de bedoeling heeft het goddelijk gezag van de Bijbel onderuit te halen. Ik heb die nog niet kunnen aantreffen. Uiteraard is het mogelijk om met elkaar van mening te verschillen over de uitleg van een bijbelgedeelte en daarbij de uitleg van de ander uiterst bedenkelijk te vinden. Geen probleem. Zie boven.
Waar ik wel moeite mee heb, is dan het vervolg. Aanvaard je dan met elkaar dat op de basis van Schrift en belijdenis een gesprek te voeren is, of blijft de ander in de verdachte hoek zitten. Hoe gaat het gesprek verder?"
Hier willen we ds. Kuiper op aanspreken. Een en ander is ons niet helemaal duidelijk.
Wij hebben inderdaad in onze 'kolommen' een aantal malen het woord schriftkritiek in de mond genomen. Bijvoorbeeld t.a.v. prof. dr. J. Douma die uitdraagt dat Genesis 1 niet meer als geschiedenis zou kunnen worden gezien maar als een inkleding van het scheppingsverhaal door Mozes.
Ds. Kuiper hanteert een definitie voor schriftkritiek die inderdaad niet op Douma van toepassing is. Douma zal zeker niet de bedoeling hebben "het goddelijk gezag van de Bijbel onderuit te halen" . Integendeel. Maar we vragen ons af of Kuipers definitie wel adequaat is. Want welke ketterij wordt zonder goede bedoelingen gebracht? Gaat men pas schriftkritisch met de Schrift om als men kwade bedoelingen heeft? Daar geloven we niets van. Het gaat toch vrijwel altijd om algemeen goedwillende, aimabele mensen die ons juist de Schrift 'beter' willen laten verstaan? Maar hun schriftkritiek randt, ongetwijfeld onbedoeld, wel de Schrift aan, doet tekort aan de geopenbaarde waarheid. Kenmerkend is dat eigen ideeën en/of buitenbijbelse bronnen meer gewicht in de schaal (blijven) leggen dan het openbaarde Woord zelf. Ook al 'zien' ze dat zelf wellicht niet.
Ja, wij vinden sommige uitleggingen van de Schrift "uiterst bedenkelijk" , zoals het verhaal van Douma bijvoorbeeld. Die zijn maar niet kwesties die we kunnen schuiven onder "verschil van mening" , zoals Kuiper suggereert. En die "geen probleem" behoeven te zijn, zoals hij zegt. Waar we eindeloos over kunnen kouten.
Het is voor ons wél een probleem.
Het zet een breekijzer in ons Schriftgeloof. En niet alleen van ons, maar van velen. Dat heeft desastreuze gevolgen. Waar schriftkritiek (in de door ons aangegeven betekenis) in de 'gereformeerde gezindte' is getolereerd, laat de geschiedenis grote verwoestingen zien die het geestelijk aanzien van b.v. ons land op alle niveaus onherkenbaar veranderd heeft en nog verandert. En ook onze kerken zal veranderen, als de Here het niet verhoedt.
Ds. Kuiper heeft "moeite met het vervolg. Aanvaard je dan met elkaar dat op de basis van Schrift en belijdenis een gesprek te voeren is, of blijft de ander in de verdachte hoek zitten?" , zo vraagt hij zich af. Deze zin is voor meerdere interpretaties vatbaar. We geven antwoorden op onze interpretaties ervan.
Ja, we willen niets liever dan op de basis van de Schrift en de belijdenis publieke gesprekken voeren over publieke zaken. We hebben dat overigens nu reeds meer dan een jaar luid en duidelijk te kennen gegeven. Dat de ander "in de verdachte hoek zit" is geen argument om het gesprek te weigeren. Juist dan moet er open en eerlijk worden gesproken.
Ik weet niet of ds. Kuiper het zo heeft bedoeld maar je kunt zijn vraag ook lezen als: Blijft 'de-ander-in-de-verdachte-hoek' maar weigeren het publieke gesprek aan te gaan?
Dat laatste is zeer manifest in onze vrijgemaakte wereld van vandaag. Laat de honden maar blaffen, de kerkcaravaan trekt toch verder, lijken velen te denken. En de gestage druppel holt ook oude kerkstenen wel uit.
Als ds. Kuiper in het laatste gedeelte van zijn artikel de thermometer van de liefde van Christus aanlegt, dan komt dat bij ons wrang over. Zeker, wij leven van de liefde van Christus. Ook in het onderlinge gesprek over moeilijke zaken in onze kerken moet de liefde tot Christus en elkaar merkbaar zijn. Het kan er niet zonder.
Maar er moet dan minstens wel een gesprek zijn.
Pamfletten
Huib Noordzij zijn ook de artikelen óver één in waarheid opgevallen in diverse kerkelijke bladen. Hij becommentarieert die in de 'Kerkbode van het Midden'.
Terecht merkt hij op dat die "niet in de eerste plaats gericht (waren) tegen de inhoud van de genoemde site maar vooral tegen de vorm, het medium" waarvan één in waarheid zich bedient.
Dat medium kan voor gevestigde bladen "als bedreigend worden ervaren" , zo schat hij in. En wat voor gevolgen kunnen ze hebben voor het kerkvolk?, vraag hij zich af.
Tegelijk laat hij zien dat er niets nieuws onder de zon is als er een nieuw medium op de markt verschijnt. Door de boekdrukkunst waren de opvattingen van Luther binnen de kortste keren overal bekend. Ondanks heftige tegenstand van de clerus en de overheid verbreidde zijn 'nije lere' zich snel. "Verbieden deed verkopen. Velen waren in Luther geïnteresseerd, alleen al vanwege de heftige reacties van gevestigde wereldlijke en kerkelijke machten. Oproepen om te verbieden of te verdwijnen, doen klaarblijkelijk: op zoeken en lezen."
Zo werkt het inderdaad vandaag nog precies eender. Zelfs oproepen tot het negeren van de site helpen niet?
In De Reformatie vergeleek dr. E.A. de Boer de rol van internet al met pamfletten.[3]
Noordzij haalt daarvan een grappige definitie aan:
"Pamfletten zijn net honden, want ze bestaan al eeuwen, kunnen flink bijten en hoewel iedereen er een voorstelling bij heeft is het lastig om ze te definiëren omdat ze in zoveel soorten en maten bestaan." Of een wat serieuzere omschrijving:
"Pamfletten waren korte geschriften die voor tijdgenoten en ingewijden meestal makkelijk te lezen waren en over iets actueels handelen." Geleerden maken daarbij onderscheid tussen pamflet, vlugschrift, brochure, loopmare, plakkaat, ordonnantie, resolutie, instructie, libel, sententie, octrooi, traktaat, twistschrift, paskwil, smaadschrift, blauwboekje, schimpschrift, schotschrift en praatje" .
Geleerd hoor!
We herkennen ons in diverse kwalificaties. En die we niet van toepassing achten, daarmee weten anderen ons wel te typeren. Een van die laatste is "schotschrift" van een geachte predikant-broeder-opponent. Maar dat mocht niet publiek worden?
Nu ja, een lief kind heeft vele namen, daarmee troosten we ons maar.
[1] De Reformatie, jrg 45 nr 21, 28 februari 1970
[2] Gereformeerde Kerkbode nr 46, 8 december 2006.
[3] De Reformatie 8 april 2006.