Printen

Wie staat er aan het roer in de GKv? (4)

D.J. Bolt
26-06-10

Afscheiding?

Wilschuts conclusie

De predikant beperkt zich tot bovenstaande onderwerpen die in de Verklaring genoemd worden en komt dan tot het volgende oordeel:

Samenvattend, ik weet dat je best zorgen en vragen kunt hebben over diverse besluiten, maar dat die in deze vorm op dit moment geen kerkelijke breuk rechtvaardigen.
Je kunt met Schrift en belijdenis in de hand onmogelijk van de gereformeerde kerken vrijgemaakt zeggen dat ze een valse kerk geworden zijn die je moet verlaten.
Het is een gereformeerde kerk in zwaar weer, jazeker, maar ik denk vaak en ik zeg dat ook wel op de preekstoel tegen mijn gemeente, als de Here er nog woont, dan kunnen wij er ook wel wonen.
Hoe vreemd het misschien ook mag klinken, ik ervaar stormlopen tegen allerlei synode besluiten als oppervlakkig, ik snap wel waarom ze als aanhechtingspunt gekozen worden.
Er zijn binnen de gereformeerde kerken vrijgemaakt allerlei ontwikkelingen aan de hand die zo ongrijpbaar zijn en graag maak je je ongenoegen concreet door ze te verbinden aan concrete besluiten. Met als gevolg dat je je op die besluiten gaat verkijken. Want er is binnen de kerken wel degelijk iets aan de hand broeders en zusters. En dat gaat een stuk verder dan soms aanvechtbare synode besluiten.
Ik heb een boekje geschreven over afscheiding. In hoofdstuk 3 daarvan heb ik een poging gedaan om de situatie binnen de gereformeerde kerken vrijgemaakt te analyseren en om de basisproblematiek op het spoor te komen. Er is mijns inziens wezenlijk iets aan het misgaan binnen de kerk.


Eerlijk gezegd, zijn dit zinnen waar ik een hele poos naar heb zitten kijken. Wat zegt Wilschut nu precies?
Enerzijds heeft hij zorgen en vragen. De kerken zijn in zwaar weer. Er is "wel degelijk" iets aan de hand, ja zelfs "ongrijpbare ontwikkelingen". Het gaat nog verder dan "aanvechtbare synodebesluiten". Er is "iets wezenlijk aan het misgaan".
Het wonderlijke is nu dat Wilschut het "stormlopen tegen synodebesluiten" eigenlijk maar "oppervlakkig" vindt. Dat doen verontrusten kennelijk maar om hun "ongenoegen" concreet te maken. Maar in hun zucht om iets tastbaars te hebben verkijken ze zich op synodebesluiten.
Ik kan dit niet goed volgen. De besluiten die hierboven de revue passeerden hebben toch allemaal met het leven voor de Here te maken? En raken direct de leer van Schrift in velerlei opzicht? De bezwaren die tegen synodebesluiten werden ingebracht zijn vrijwel altijd zeer uitgebreid onderbouwd vanuit de Schrift, de belijdenis en de kerkorde. Dan is het toch op z'n minst onbillijk om hier het odium "oppervlakkig" aan te hechten? M.i. onderschat dr. Wilschut hier nogal wat er met een aantal significante synodale besluiten van de afgelopen tien jaren aan de hand is.

Als al die "aanvechtbare" synodebesluiten toch rustig kunnen worden geratificeerd zoals ook Wilschut dat met zijn kerkenraad heeft gedaan, wat is dan wél de "basisproblematiek" zoals hij die noemt? In feite hebben we het antwoord van hem al in de samenvatting die ik hierboven gaf van hoofdstuk 3 van zijn boekje. Ik wil daar nu uitgebreider aandacht aan geven en de vraag trachten te beantwoorden of zijn analyse (voldoende) hout snijdt.

Basisproblematiek 1

Een belangrijk deel van de brochure als ook van de lezing in Dalfsen wijdt dr. Wilschut aan wat hij noemt de basisproblematiek. Het lijkt me essentieel om daar verder met elkaar over na te denken. Want als er nog iets is op te lossen zullen we het er toch eerst met elkaar over eens moeten zijn wat ten diepste het probleem is in onze kerken. Van daaruit kun je dan aan oplossingen werken. Maar als we 'het probleem' al heel verschillend duiden is bij voorbaat een gezamenlijk werken aan "verbetering" zoals Wilschut wil, tot mislukken gedoemd. Bleek dat eigenlijk ook al niet in 'Garderen': je komt wel verder in de verduidelijking van de posities maar het leidt niet tot een vruchtbare benadering voor een oplossing?
Laten we eerst breed weergeven wat dr. Wilschut als 'basisproblematiek' ziet:

Ik zie als kernprobleem dat wij als gereformeerde kerken vrijgemaakt geestelijk aan het seculariseren zijn. Oftewel dat wij ongemerkt, maar toch, de postmoderne denkrichting van de wereld om ons heen overnemen. Met als gevolg dat we zozeer van onszelf uitgaan, dat we stilletjes aan zelf de maat voor het leven met God en het kerkelijk leven worden in plaats van dat Gods Woord die maat is. Niet dat Gods woord dan buiten beeld blijft, maar de insteek begint bij jezelf.
Natuurlijk, dat gevaar dreigt altijd, jij leest de bijbel. Jij doet dat met je eigen geschiedenis, je eigen vragen, problemen, ook met je eigen leeservaring. Juist dat moet je heel kritisch maken op jezelf. Ik lees toch niet mezelf in de bijbeltekst en daar wringt mijns inziens nu de schoen. Dat de Schrift vanuit de mens gelezen wordt in plaats van andersom.
En dan dreigt het gevaar dat het niet meer om God draait, maar om mij. Anders gezegd, het besef van Gods heiligheid gaat ontbreken, dat is het besef dat hij God is. Dat Hij het te zeggen heeft en dat Zijn eer centraal heeft gestaan.
Mijn 'ik' zie ik beslissend worden in de eerste plaats in de prediking.
Dat mensen zeggen: ik hoor liever over levensvraagstukken en de zin van het leven of heel eenzijdig over Gods liefde voor mij, 'mens je mag er zijn'. Dat hoor ik veel liever dan de werkelijkheid van zonde en genade. Man houdt toch op, veel te somber allemaal.
Mijn 'ik' zie ik beslissend worden in de liturgie.
Ik zoek een liturgie die aansluit bij mijn smaak en beleving in plaats van dat mijn uitgangspunt is hoe komt God het meest aan Zijn eer. En hoe staat de liturgie in dienst van de heerschappij van Gods woord. In de derde plaats zie ik 'mijn ik' beslissend voor kerkelijke samenleving. Niet de gemeenschappelijk afgesproken kerkelijke regels interesseren me, ik denk vanuit mijn eigen gemeente, van wat daar nodig en belangrijk wordt gevonden. Ik vergeet niet gauw het gemeentelid dat tegen me zei, het ging over de generale synode en de besluiten die werden genomen, de hoge heren doen maar, maar wij doen het hier zelf.
'Mijn ik' zie ik ook beslissend worden in de dagelijkse levenspraktijk. Als het gaat over homoseksuele relaties, over samenwonen, ongehuwd samenwonen, is dat niet bij Gods geboden maar bij de praktijk wat vinden wij nog haalbaar en verkoopbaar?
Weet u, in allerlei opzichten blijkt vaak dat wij heel postmoderne mensen zijn.
Omlijnde begrippen zoals de gereformeerde leer en het eigene van de gereformeerde kerk blijken vaak niet meer aan te spreken en dan krijg je het probleem van de onverbondenheid, en geleidelijk aan zie je de kerken het gereformeerde karakter verliezen. Aan de ene kant door een stuk openheid voor modern theologisch denken en aan de andere kant voor het evangelicaal charismatisch denken. De innerlijke band met het gereformeerd belijden en kerk zijn verzwakt zienderogen.
Nou, het gevolg is dat we in hoog tempo een plurale kerk aan het worden zijn.
Plaatselijke kerken gaan wezenlijk van karakter verschillen, niet alleen in de vorm, maar ook in de inhoud met als resultaat dat het kerkverbandelijk samenleven uitgehold raakt.

Deze indrukwekkende waarneming in de lezing is in veel opzichten heel herkenbaar. Herkenbaar in het kerkelijk én in het persoonlijke leven. Als we proberen het kort puntsgewijs samen te vatten komt het hierop neer:

Tegen deze "sluipende desintegratie" wil Wilschut oproepen tot gesprek en positiebepaling. 

Toch heeft Wilschuts analyse voor mij nog iets onbevredigens, zoals ik eerder aangaf. Ik (h)erken zonder meer de postmoderne invloed in de maatschappij, de kerk en eigen- en familieleven. Maar is dat ten diepste oorzaak dat we als kerken in een diepe identiteitscrisis zitten, een plurale kerk aan het worden zijn? Verklaart dat allerlei ontwikkelingen en verschijnselen in onze kerken?
Ik wil een poging wagen, wat mij betreft, nog een stap verder te komen.

Basisproblematiek 2

We belijden in onze NGB art. 5 over de Bijbel, de Heilige Schrift: 

Wij ontvangen al deze boeken, en deze alleen, als heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij bevatten.
Dat doen wij niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als canoniek erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest in ons hart getuigt dat zij van God zijn. Het bewijs daarvan ligt bovendien in de boeken zelf. Want zelfs blinden kunnen tasten dat de dingen die erin voorzegd zijn, gebeuren.

Laat me gelijk met de deur in huis vallen met een stelling, meer nog, mijn overtuiging:

De diepste oorzaak van het verval in de gereformeerde kerken vrijgemaakt is een andere visie op de Schrift.

Wat er in onze kerken gebeurt is m.i. niet meer te rijmen met wat we belijden als hierboven aangegeven. De Bijbel lijkt een object te zijn geworden, een oud-oosters boek dat je zonder veel scrupules op de operatietafel van de theologische en bijbelwetenschap mag leggen. De gereformeerde leer met zijn stevige onderbouwing vanuit de Schrift is voor velen iets waar het voorgeslacht, mensen in zwarte pakken en dito gezichten, zich druk over maakten. Men gaat zich te buiten aan 'vrijheid van exegese' waarbij niet zelden niet meer blijft staan wat er staat. Het gevoel groeit dat je eigenlijk alle kanten met de Schrift uit kunt. De tastbare eerbied voor Gods Woord waarbij je zeer terughoudend bent om met eigen "vondsten" de Bijbel te verklaren, lijkt iets van het verleden. En ook omgekeerd, zaken die altijd vaststonden worden nu ter discussie gesteld. Ik geef een aantal (bekende) voorbeelden waar dat m.i. uit kan blijken:

Al deze opvattingen en ideeën zijn de laatste jaren in de kerken voorbij gekomen. Ze werden en worden uitgedragen door docenten aan onze theologische universiteit maar vinden ook weerklank bij predikanten en andere leidinggevenden in de kerken. Het kan niet onderschat worden wat dit betekent voor de verzwakking van het geloof in de betrouwbaarheid van de Schrift.
Daarbij komt ook de omslag in het denken over allerlei ethische zaken. Eerder hebben we gezien hoe er op Gods geboden andere visies zijn ontstaan en andere 'benaderingen' zijn gekozen. Het kerkvolk moet toch vervreemden van de Bijbel als elke zondagmorgen het vierde gebod wordt voorgedragen (voorzover dat nog (in die vorm) gebeurt ?) maar die voor een belangrijk deel betekenisloos is verklaard voor de rustdag?
Als "Gij zult niet echtbreken" in de praktijk, ondanks alle terechte mooie woorden over de stijl van het koninkrijk, toch ontkracht zijn door eigen regels voor hertrouwen en kerkelijke huwelijksbevestigingen? Wat voor kortsluiting moet dit bij hen veroorzaken die altijd is voorgehouden dat God rusten op zondag gebiedt, dat hij geen tweede en volgende huwelijken wil en daar ook in veel strijd aan hebben gehoorzaamd? Met alle pijnlijke gevolgen van dien. En die nu heel andere verhalen en praktijken krijgen voorgeschoteld!
Ontstaat niet hoe langer hoe meer het gevoel dat 'het' wel zó in de Bijbel staat maar dat 'het' veelal voor vróeger gold? Is er niet een sfeer ontstaan dat we voor allerlei ethische vragen 'even Kampen moeten bellen' voor een ons passende oplossing?
Is zo ons hanteren van de Bijbel niet 'verrubberd'? Je trekt en duwt net zolang tot hij precies past bij onze menselijke maat voor alles?

Secularisatie, verwereldlijking, is de diepste oorzaak, zegt dr. Wilschut. Maar is toch eigenlijk niet de verzwakking van het Schriftgezag de echte 'basisproblematiek'? Daarmee wil ik niet ontkennen dat secularisatie een heel belangrijke factor is in de afval van onze kerken. En ook niet dat deze heel veel te maken heeft met het Schriftgezag. Er is zeker wederkerige beïnvloeding. Het geloof in het concrete gezag van de Schrift wordt ondermijnd door een permanent werelds leven. En omgekeerd: afnemende Schriftgezag verzwakt leven voor de Here. Maar ik ben er van overtuigd dat met een theologische universiteit die pal zou stáán voor de betrouwbaarheid van de Schrift secularisatie effectief kan worden bestreden. Het omgekeerde geldt helaas ook: met een TU waar voortdurend delen van de Schrift ter discussie komen wordt het wapen van de geestelijke strijd bot en heeft de wereld een gemakkelijke toegang tot het leven van Gods volk.
Een markant voorbeeld in dit kader biedt de kwestie Ewout Klei die bezig is met een promotiestudie aan de TU1 en tegelijk lid en promotor is van D'66, een antichristelijke partij die niets zal nalaten om christelijk leven af te breken. Die ook nog eens wil promoveren op de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond ?

Is de afval in de kerken dan helemaal op het conto van de docenten van de theologische universiteit te schrijven? Nee, natuurlijk niet. De bijna driehonderd predikanten en enkele duizenden andere ambtsdragers dragen hier ook grote verantwoordelijkheid. Maar het is wel zoals Urkers zeggen: het rotten van de vis begint bij de kop. Ontwikkelingen in de samenleving hebben veelal hun oorsprong in de gedachtenwereld van de 'bovenlaag', de intelligentsia, geestelijke leiders en filosofen. Van daaruit vindt de beïnvloeding plaats, verandert een samenleving van karakter, ontstaat een andere cultuur in denken en doen.
Datzelfde geldt ook van de kerk. Ook daar is er sprake van sterke beïnvloeding en sturing vanuit de 'bovenleiding' van de kerken, m.n. vanuit de opleiding, de theologische universiteit in Kampen. Die sturing en beïnvloeding zijn onmiskenbaar. Uiteraard in de eerste plaats via predikanten die daar hun opleiding ontvangen. Maar daarnaast ook door postacademische cursussen, publicaties en spreekbeurten. Hoe is ook niet het karakter van de prediking onder invloed van Kampen veranderd in veel gemeenten. Niet zelden lijkt alle energie gestopt in de presentatie, de mooie internet-plaatjes en fotootjes, maar zonder diepgaande uitleg van de Schriften in zijn verbanden met daarbij zijn toepassing op het leven van alledag.

Het is ook zo'n gemiste gelegenheid dat de laatste generale synode niet de moed heeft gehad te analyseren wat er aan de hand is in Kampen maar alle aanleiding daartoe formeel heeft wegbesloten. Dat ze een indringende vraag van (wijlen) ds. M. Nap niet heeft gehonoreerd om de aanklachten die er lagen tegen verschillende docenten zelfstandig als gezamenlijke kerken te beoordelen. Om zó in elk geval als kerken de verantwoordelijkheid te nemen voor de blijvende trouw aan Gods Woord.

Oppervlakkig

In zijn lezing voor de GKv-gemeente van Dalfsen verwijt dr. Wilschut verontrusten ergens dat hij

het stormlopen tegen allerlei synode besluiten als oppervlakkig [ervaart]. Ik snap wel waarom ze als aanhechtingspunt gekozen worden. Er zijn binnen de gereformeerde kerken vrijgemaakt allerlei ontwikkelingen aan de hand die zo ongrijpbaar zijn en graag maak je je ongenoegen concreet door ze te verbinden aan concrete besluiten

Maar taxeert Wilschut hier op zijn beurt wel scherp genoeg? Mist hij juist niet het dieperliggende punt van een veranderde omgang met de Schrift? Het gaat toch maar niet om "ongenoegen"? Die kwalificatie is toch ver beneden de maat? Zo ongrijpbaar is het toch weer niet wat er gebeurt in de GKv? Wilschuts brochures noemt hele reeksen van concrete zaken uit het kerkelijk leven. Daaruit trekt hij toch ook vérgaande conclusies? In de achterliggende jaren is met tal van artikelen op deze site aangetoond waar het om gaat. Rechtstreeks en concreet.
Nee, m.i. zijn de ontwikkelingen best te 'vatten'. Wel kun je zeggen dat de 'geest van dwaling' verwondert. Hoe is het mogelijk dat in toch zo'n relatief korte tijd de houding ten opzichte van het gereformeerde geloof "kantelt", om het met Wilschuts eigen woorden te typeren. Hoe is het mogelijk dat een 'bolwerk' als de TU in Kampen in een betrekkelijk korte tijd zijn gereformeerde kracht heeft verloren? 

Inderdaad is het niet voldoende om te strijden tegen een hele reeks van verkeerde synodebesluiten. Het is noodzakelijk om ook de achterliggende oorzaken te ontdekken. Maar daarmee mag die strijd niet als "oppervlakkig" worden weggezet! Het is jammer dat Wilschut zich laat lenen om de strijd voor het behoud van het gereformeerde geloof in Dalfsen zó weg te zetten. Als een oppervlakkige stormloop. Want het ging en gaat wel degelijk om de betrouwbaarheid van de Schrift. De afbreuk daaraan komt inderdaad onmiskenbaar naar boven in het houden van Gods geboden die het 'gewone' leven raken, in de erediensten, in het leven als kerken onderling. Maar heb daarbij ook oog voor de dieperliggende verandering in de omgang met de Schrift.

Dit gaat toch wezenlijk verder dan 'verwereldlijking'. Want om secularisatie op zich verlaten we de kerk niet. Daartegen kunnen we (blijven) strijden met het Woord. Maar zonder dat tweesnijdend scherp zwaard is de strijd verloren. Dan is het zout krachteloos geworden en alleen nog waard op de mestvaalt te worden gegooid. Dan komt ook het moment dat die gemeenschap niet meer de erenaam kerk, dat is 'wat-van-Christus-is' - Woordkerk - mag dragen. En Christus roept Hem te volgen naar waar zijn Woord wel wordt geëerbiedigd.

Afscheid

Luid en duidelijk geeft dr. Wilschut aan dat hij op dit moment afscheiding afwijst. Hij deed dat herhaaldelijk in zijn brochure en opnieuw aan het eind van zijn lezing in Dalfsen:

Mijn verhaal heeft iets dubbels, aan de ene kant wijs ik de afscheiding op dit moment en op deze gronden af terwijl ik aan de andere kant de gereformeerde kerken vrijgemaakt structureel in beroering zie, met het gereformeerd karakter van de kerken als inzet. Mijns inziens is nu de taak: blijf op je post, wees trouw en verhef je stem tegen verkeerde ontwikkelingen en stel de basisproblematiek binnen de kerken aan de orde.
Hier zie ik een taak voor kerkenraden om aan de bel te trekken en dan zien we wel waar de Here met ons uitkomt. Ik heb daar vast vertrouwen in. Wij hoeven geen planning te maken voor de toekomst want wij hoeven niet voor de Here uit te hollen.
Ga maar achter de Here aan, in het vertrouwen dat trouw op eigen plaats gezegend wordt en dat de Here zelf de weg zal wijzen.
En daarom weiger ik om in het negatieve te blijven steken. Ik hoop dat ik u daarin ook mee kan nemen. Zorgen, ja ik heb er genoeg en tegelijk vind ik ruimte en rust bij de Here.

De roerganger

Dr. Wilschut wil de GKv niet verlaten. Hij moet er niet aan denken, zei hij in een interview in het RD. Ik voel die grote moeite met hem mee.
Toch denkt hij er wél aan. Aan het eind van zijn brochure overweegt hij dat er een moment kan komen dat we "binnen de GKv niet verder kunnen, wanneer die voortgaan op de ingeslagen weg". En als het zover komt wil hij niet "een nieuwe "'ware kerk' stichten" maar nadenken "waar je elders binnen de gereformeerde gezindte kerkelijk onderdak kunt krijgen".
Wordt hier tóch niet, hoe voorzichtig ook, een schot voor de boeg gegeven? Wilschut bedoelt het zeker niet als "dreigen" zegt hij. Maar toch. Hier wordt even hardop nagedacht en het resultaat ervan ook nog eens aan het papier toevertrouwd. Voor het geval "gereformeerde kerkmensen niet verder kunnen". Dat moment is toch dáár als de vrijgemaakte kerken hun gereformeerde karakter verliezen en dan dus geen bestaansrecht meer hebben, zoals hij ergens zegt? Dan is het moment toch gekomen om de Herder te volgen naar een andere plaats? Zo leren we dat immers uit die prachtige metafoor van de herder en de schapen die de Here Jezus gebruikt om de verhouding tussen Hem en de schapen mee te typeren. Wilschut haalt die metafoor in hoofdstuk 1 van zijn brochure aan. De schapen luisteren naar de stem van de goede Herder maar naar die van de vreemde herder luisteren ze niet. Want die (her)kennen ze niet. Het opmerkelijke is dat de schapen niet alleen hun oren dichtstoppen maar ook dat zij van hem weglopen2. Ook dat maakt kennelijk deel uit van het volgen van Christus!

Ik zou graag aan dr. Wilschut willen vragen om te aanvaarden en te verwerken dat het tijdstip waarop broeders en zusters in alle eerlijkheid en coram Deo menen de GKv te moeten verlaten niet voor iedereen gelijk hoeft te liggen. Dat híj op dit moment misschien nog niet definitief zijn keuze kan of wil maken, bijvoorbeeld om volgend jaar nog een beroep op de kerken in synodeverband te doen, of mogelijk met de medeverontruste groep predikanten nog voor het laatst te appelleren op de kerken3, komt voor zijn verantwoording. Echter het kan voor andere broeders en zusters wél tijd zijn om de GKv te verlaten en zich te laten vergaderen bij een gereformeerde kerk. Want niet alle kerkleden hebben gelegenheid via geperforeerde kerkgrenzen lid te worden van een 'klassiek-gereformeerde' gemeente. Zoals dat plaatsvindt bijvoorbeeld in het grensverkeer tussen Smilde en Assen-Kloosterveen.
Laten we die ongelijktijdigheid respecteren. En ons niet (meer) laat lenen om díe broeders en zusters in een verkeerd daglicht te stellen, noch hen wegzetten als dopers-radicaal. Want er is wellicht meer gezamenlijkheid in de strijd om gereformeerd te blijven dan uit de lezing in Dalfsen mag blijken. Zoals ik probeerde te laten zien gaat het om iets wezenlijk anders dan een reincultuurbruid (afschuwelijke woord), een volmaakte kerk. Laten we elkaar niet verketteren om een tijdpad dat ieder eerlijk voor zijn geweten meent te moeten aflopen om gereformeerd te blijven.

Dr. Wilschut vindt dus dat hij (voorlopig) nog wel in de GKv kan blijven. En hij stelt de broeders en zusters in Dalfsen en Smilde er mee gerust dat "als de Here nog in de GKv woont, wij er dan ook wel kunnen wonen." Ja, hij eindigt zelfs zijn lezing met de verzekering dat GKv "een kerk (is) met de Here aan het roer".

Echt?

Als je zó als Wilschut over de GKv spreekt en constateert: 

 wie staat er dan werkelijk aan het roer?

 

NOTEN
1 Promotor is prof.dr. G. Harinck. Zie ook Signalen van deze week. Het zou interessant zijn om de visie van prof. A.L.Th. de Bruijne op (christelijke) politiek te vergelijken met de opvatting van Klei.

2 Joh. 10:5.

3 Zo meldt dr. Wilschut dat hij de problemen rond dr. S. Paas aan de orde zal stellen.