Printen

Ontsimpelen? (1)

D.J. Bolt
25-04-09

 Vooraf

 Een paar weken geleden schreef prof.dr. A.L.Th. de Bruijne een hoofdartikel in De Reformatie over de "verontrusting" in de GKv onder de titel "Versimpeling en vertrouwen". Daarin reageert hij o.m. op mijn artikelenreeks op de site één in waarheid getiteld: Waarom eigenlijk nog vrijgemaakt?

We hebben de redactie van het blad gevraagd erop te mogen reageren. Dat is toegestaan en we hebben daarvoor ruimte gekregen in de rubriek Woord/Wederwoord. Die ruimte is echter heel beperkt, in principe maar 1250 woorden. Maar goed, we zijn in elk geval blij dat we enig commentaar konden geven, zij het dat we ons sterk moesten beperken tot enkele hoofdpunten.

Toch was er grote behoefte wat grondiger in te gaan op hetgeen prof. De Bruijne naar voren heeft gebracht. Want het blijft toch altijd wat fragmentarisch als je door ruimtegebrek wordt bekneld. Daarom heb ik eerst een uitgebreid commentaar geschreven zonder enige beperking en vervolgens daarvan een sterke selectie als samenvatting gemaakt en die De Reformatie aangeboden.

Beide artikelen plaatsen we thans op de site: zowel de samenvatting in De Reformatie als het oorspronkelijk artikel, in twee delen, waaruit het is geselecteerd. Zo kan een meer volledig beeld worden gekregen van wat we op het hart hebben.Tenslotte plaatsen wij het antwoord van de Bruijne op de beperkte versie en de slotbeschouwing van de redactie op dat antwoord.

SAMENVATTING VOOR DE REFORMATIE

Een paar weken geleden schreef prof.dr. A.L.Th. de Bruijne een hoofdartikel over de "verontrusting" in de GKv onder de titel "Versimpeling en vertrouwen". Daarin reageert hij o.m. op mijn artikelenreeks Waarom eigenlijk nog vrijgemaakt? op één in waarheid.

De hoogleraar spreekt over zijn gevoelens van verbondenheid uit met broeders en zusters die zich 'samen eenzaam' voelen in onze kerken. De uitlatingen in genoemde artikelen "raken hem".

Dat doet weldadig aan. Het is niet gebruikelijk dat zo over hen wordt gesproken. Eerder het tegendeel zoals maar al te pijnlijk nog kortgeleden uit sommige ingezondens in het ND bleek. Zij kunnen maar het beste de kerkelijk biezen pakken.

En daar schrijnt natuurlijk wel iets, óók t.a.v. De Reformatie. We kunnen nog niet vergeten dat in dezelfde hoofdartikelkolommen in 2006 een oproep van ds. J. Wesseling stond ons te negeren! Dat heeft wel doorgewerkt.

De kern van De Bruijnes verhaal heb ik zó begrepen. De verontrusten zien de zaken te simpel. De werkelijkheid is veel complexer dan zij denken. Daardoor oordelen ze te snel en brengen zichzelf in moeite en vereenzaming. Een beetje meer openheid voor nieuwe ontwikkelingen en opvattingen kan dat oplossen.

Ik wil daar graag op reageren. Wel moet ik me hier sterk beperken tot een enkel kernpunt gezien de toegemeten ruimte.

Romantiek

Onze versimpeling zou blijken uit mijn "haast romantische tekening van het vrijgemaakte verleden". Weliswaar kan ook prof. De Bruijne terugkijken op een "gezegende geschiedenis in de 'vrijgemaakte' traditie", maar hij weet ook, "terwijl br. Bolt zo genoot van het kerk-zijn, anderen psychisch in de problemen geraakt zijn door de atmosfeer in de gemeente". De Bruijne citeert dan wel zinnen uit mijn artikel maar geeft niet weer wat ik onmiddellijk aansluitend schreef:

Zeker, je hoeft het niet te idealiseren, moeiten genoeg. Dat zal ook altijd op deze aarde zo blijven. Want waar de mooiste christelijke gemeenschap opbloeit daar is de Satan het hardst bezig. Dat begon al in het Paradijs.
Toch: echte gezamenlijkheid, - misschien kunnen we beter spreken van gemeenschap der heiligen, waar een ieder gewillig en met vreugde zijn gaven tot nut en heil van de anderen aanwendt - ontstaan uit liefde voor de Here, zijn kerk en voor een leven dat daaruit voortkomt.


Dus wel oog voor kerkelijke narigheid en "stevige robbertjes vechten" (ND-interview) en geen onbegrensde verheerlijking van het gereformeerde verleden. Maar wel een open oog voor de kostbare gaven die God ons gaf en waar we hem publiek voor dankten.

Neem ter vergelijking, de synodepublicatie "Zondag, HEERlijke dag". De bedoeling van de titel is duidelijk: heerlijk, die dag van Christus, de HEER. Weliswaar geeft de invulling nogal wat narigheid soms maar toch: een prachtige dag!

Precies zo is het ook met de bloeiperiode van onze kerken. Het was een HEERlijke tijd omdat Híj zijn geëerbiedigde gezag uitoefende. Zijn Woord regeerde de harten en was het eind van alle tegenspraak. Het Woord was veilig.

De vraag is of dat nóg zo is.

Meer aan de hand

Ook prof. De Bruijne heeft zijn zorgen over het kerkelijk leven en deelt die "helemaal"(!) met de verontrusten. Hij schetst die in onthutsende termen als "allerlei tendensen tot verslapping", "velen kunnen niet uitleggen wat 'gereformeerd-zijn' betekent", "haast vrijzinnige trekjes in orthodoxe opvattingen" etc.

Dat is winst. Het is in elk geval nodig dat er een gedeelde constatering van feiten is.

Prof. De Bruijne geeft echter ook gelijk een diagnose: "er is eigenlijk niets nieuws onder de zon", zo gaat het in de kerkgeschiedenis.

Maar wordt hier niet op een veel te laconieke manier gesproken? Moeten we niet dringend analyseren of het leven los van de leer is geraakt of de veranderde leringen en opvattingen van voorgangers mede oorzaak van het verval zijn? En misschien wel voorál van de docenten aan de theologisch universiteit? Want ook in onze tijd zijn leer en leven immers niet te scheiden?

Een paar voorbeelden.

Synodebesluiten hebben de deur geopend naar een praktijk waarin echtscheiding en hertrouwen wordt getolereerd of kan worden geadviseerd. Inmiddels wordt er geklaagd dat de praktijk alweer ver voor de afspraken uitrent.

De rustdag is een menselijke instelling, zo mag worden geleerd. In eigenbedachte verwoording van het vierde gebod is niet zelden het rustgebod weggeparafraseerd. We constateren dat mensen niet meer weten hoe de zondag christelijk in te vullen.

De snelheid waarmee Genesis 1 als geschiedenis van de schepping wordt losgelaten is schokkend. Theologen en predikanten vertellen in de media dat we het allemaal toch niet zo zeker meer weten en dat we rustig met preformaties, oerknal en miljarden jaren in zee kunnen.

Predikanten en hoogleraren houden pleidooien voor de 'vrouw in het ambt'. Van sommigen "had het gisteren al gemoeten". De zgn. zwijgteksten worden cultuurgebonden verklaard.

Een pas benoemde docent aan onze universiteit vindt dat we er van uit mogen gaan dat Israël aanvankelijk een Kanaänitisch volk was, dat naast andere goden El vereerde. De consequenties zijn groot voor de verbondsgeschiedenis van Abraham, Isaäk en Jacob.

Gaat het hier om zaken die wij simpelweg opblazen? Maar het gaat uiteindelijk toch steeds om het gezag van de Schrift?! Het gevoel bij deze zaken dringt zich op dat je met de Heilige Schrift in de praktijk alle kanten op kunt. Concreet tekstmateriaal dat eeuwenlang als 'bewijsmateriaal' heeft gegolden voor de gereformeerde levenswandel wordt gemakkelijk cultuur- of tijdsgebonden verklaard. We gissen nu veelal naar bedoelingen achter de tekst.

Kernprobleem

Hier ligt o.i. de harde kern van ons 'kerkelijk probleem'. Eerbiedigen wij werkelijk de Heilige Schrift als Gods gezaghebbende Woord of is het een oud oosters boek waar we moeilijke wetenschappelijke technieken en analyses voor nodig hebben om de werkelijke bedoeling uit de historisch-culturele contekst los te pellen?

Ik citeer twee stellingen van dr.M.J. Arntzen die hij op 14 maart j.l. publiceerde op EIW:

De grote zorg in de GKv is het van lieverlee loslaten van het goddelijke gezag van de Heilige Schrift en de binding aan onze gereformeerde belijdenis. (8)

Bij dit verbleken van de normativiteit van Heilige Schrift en belijdenis spelen met name meerdere docenten aan de Theologische Universiteit, Broederweg Kampen een leidende rol. (9)

We merken er niets van dat hier zowel door de laatste synoden als wel het College van Toezicht van de TU krachtig weerstand wordt geboden.

Gaat het werkelijk slechts om versimpeling? We willen graag het betrouwbare Woord van God overhouden waarop we kunnen bouwen in leven en sterven.

Voor ons is dát aan de orde.

Vertrouwen?

Prof. De Bruijne roept tenslotte op tot vertrouwen. Allerlei veranderingen van opvatting in de kerken moeten niet negatief worden geduid. Ik zou het graag willen maar heb er heel veel moeite mee.

We hebben de afgelopen drieeneenhalf jaar ongeveer 500 artikelen gepubliceerd en daarin geargumenteerd onze bezwaren tegen veel 'nieuwe leer' gegeven. Maar het aantal inhoudelijke discussies met ons, als ook met verontruste predikanten is op de vingers van twee handen te tellen.

Ondertussen is de kerkelijke caravaan doorgedenderd. Alle voor ons cruciale bezwaren heeft de synode van Zwolle-Zuid niet inhoudelijk willen behandelen. De zaken zijn beklonken. Het appelrecht naar art. 31 is zodanig veranderd dat het vrijwel onmogelijk is geworden bezwaren tegen dwalingen in de kerken in de kerkelijke weg aan de orde te stellen.

Is verder praten niet hooguit napraten geworden?

Concrete vragen

De brandende vraag die ik in de genoemde artikelreeks tenslotte stelde was: zijn de GKv nog ware kerken naar onze belijdenis? Maar even heel concreet, als deze kerkgemeenschap onder meer aanvaardt of tolereert dat er geleerd wordt:

Is het "versimpeling" als wij tegen deze opvattingen onze stem verheffen? En ze in verband te brengen met het eerste kenmerk van de ware kerk?

Als hierop geen antwoorden uit de Schrift worden gegeven, is het dan vreemd dat we ons vertrouwen niet kunnen geven?

 Zou u ons, prof. De Bruijne, daar eens op willen antwoorden?

Wordt vervolgd