Printen

Drachten - en het Heilig Avondmaal (3)

D.J. Bolt
01-05-10


Voor de overzichtelijkheid vervlechten we ons commentaar er weer mee.

Kerkenraad
Waar wij (u en wij) tegen aanlopen is dezelfde spanning die ook al bleek, in de bespreking op de synode, waar in dit verband Johan Hoorn en zijn gedachtegoed op tafel kwam. Namelijk, de spanning tussen de grenzen van de kerk en de ruimte van het evangelie, tussen kerk en Kerk, kerk en lichaam van Christus.
Je zou kunnen zeggen: die spanning behoort er niet te zijn, maar dat is een open deur. Je zou kunnen proberen de spanning op te heffen door te stellen: alleen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn de ware kerk en alleen de leden van de GKv zijn welkom aan tafel.

Het aantrekkelijke daarvan is de duidelijkheid en de overzichtelijkheid: je hoeft niet eens meer na te denken.
Het gevaarlijke is evenzeer evident: wordt dan het kerklidmaatschap niet de uiteindelijke voorwaarde waaraan gemeten wordt, in plaats van het geloof?
En bovendien: wordt de gebrokenheid wel eerlijk verdisconteerd, of moet een christen in één ding volmaakt zijn, namelijk in zijn kerkkeus? Komt God niet toch in de schaduw van de kerk te staan?

Zoals Hoorn het deed als spreekbuis van de heersende onder- en misschien zelfs ook wel bovenstroom in (delen van) de GKv, willen 'we' het niet (meer), maar hoe het dan wel moet, is tot op de dag van vandaag niet duidelijk uitgesproken of vastgelegd.
Daarom staat in het verslag van de bespreking op de synode: 'Op de achtergrond speelt inderdaad de moeite 'hoe om te gaan met christenen uit andere kerken'.
Precies! Dat is voor ons 'een moeite'. Let op het woordgebruik. Wij vinden dit inderdaad moeilijk.

De één denkt diep in zijn hart nog als vroeger. De ander zegt: het maakt niet uit, we zijn allemaal christenen. Weer een ander omzeilt het probleem.

Bolt
Hier komt de kerkaap uit de kerkelijke mouw! We kunnen lang en breed "steggelen" over 'Bouwman' en 'Rutgers' en in- en uitpraten over de reikwijdte van art. 60 KO maar ten diepste gaat het om andere achterliggende vragen: Wat is de kerk? En: Wie behoren daartoe? En: Waar kunnen we haar vinden?

Het is moeilijk geworden, zegt de kerkenraad. Eigenlijk weten we het niet meer. Iedereen denkt wat anders. Maar één ding staat vast: zoals vroeger willen we het niet meer! En (sic): "Het aantrekkelijke daarvan is (was,djb) de duidelijkheid en de overzichtelijkheid: je hoeft niet eens meer na te denken".
Om met dat laatste gangbaar modieuze te beginnen: is dat zo? Ja, wel als je je opstelt als een bureaucraat. Als je gaat afvinken op basis van kerkacronymen. Maar je kunt toch ook een intensief geestelijk gesprek hebben met mensen die van buiten de kerk toegang tot het Avondmaal vragen? Uitleggen wat de voorwaarden daarvoor zijn, beter: wat de Gastheer daarvoor vraagt? Net zoals we dat doen met onze eigen jongeren? En doorpraten over kerk-zijn, waarom we gereformeerd zijn, waarom eenheid in het geloof nodig is, waarom Avondmaal-vieren ook betekent dat je ook samen onder het Woord zit en niet elkaars kerkdeuren voorbij loopt, enz. enz.
Is dat "niet meer hoeven nadenken"? Of is het precies andersom: wil men niet meer nadenken en vindt men het allang goed als een potentiële gast de Twaalf Artikelen - want dat is sinds Zwolle-Zuid voldoende! - zegt te aanvaarden? Omdat men graag ruimdenkend en breedvoelend wil overkomen? En etaleren dat dat achterlijke en bekrompene van die vrijgemaakten en hun avondmaalbriefjes verleden tijd is?

Zo blijkt ineens dat die 'simpele' toelating van een verdwaalde gast een hele fundamentele verschuiving van het denken over Christus' kerk als achtergrond heeft. We hebben afscheid genomen van het 'ware-kerk-denken' en kunnen dus eigenlijk ook niet meer allerlei gasten aan het Avondmaal weigeren. Alle gelovigen hebben toch deel aan het Lichaam van Christus? Overal zien we toch min of meer zuivere kerken? Samen zijn de kerken immers de Kerk? Wie zijn wij dan om gelovige gasten tegen te houden, vraagt men zich in (schijnbare) bescheidenheid af.
Wonderlijk is de gang van zaken eigenlijk. Terwijl "we het niet meer weten" gaan we niet met elkaar bij het licht van de Schrift helderheid trachten te krijgen over Christus' kerk. Om daarná op een verantwoorde manier over te gaan tot een eventuele aanpassing van die centrale gebeurtenis in ons leven: de viering van de gemeenschap met Jezus Christus en met zijn gemeente.

Kerkenraad
U vraagt ons om vanuit de Schrift te antwoorden op uw bezwaren. Het valt ons op dat u in uw bezwaarschrift geen enkele schriftuurlijke onderbouwing geeft voor uw bezwaren. Ze zijn gebaseerd op de K.O. en u geeft een enkele verwijzing naar de NGB. Bij die verwijzing (art. 35) geeft u geen nadere definitie van de kerk.

Bolt
We dachten altijd dat we als gereformeerden legaal een beroep konden doen op onze belijdenis en KO. En dat het niet nodig is, zeker niet tegenover een gereformeerde kerkenraad, de artikelen van ons gemeenschappelijke geloof te verdedigen met uitgebreide aanhalingen uit de Schrift.
We schreven immers:

Artikel 35 van de NGB zegt dat het Heilige Avondmaal "? er is voor hen, die Hij opnieuw geboren deed worden en in zijn huisgezin, dat is zijn kerk, heeft ingelijfd." Het synodebesluit zoals dat nu luidt staat ook met dit artikel uit onze geloofsbelijdenis op gespannen voet.

Dáár hadden we graag onderwijs van u, als herders en leraren, over ontvangen. Hoe zit dat nu? Horen bijvoorbeeld die "niet-gereformeerden" en PKN-ers in de huidige kerkelijke situatie ook tot "het huisgezin, dat is Christus' kerk"?
Zo ja, dan hebben we een andere vraag: Wat voor betekenis heeft het gereformeerde kerk-zijn nog voor u? Is 'gereformeerd' voor u een bijnaam uit de traditie die eventueel ook gemist kan worden en waaraan u anderen niet zult binden?
U vraagt aan ons "een nadere definitie van de kerk". Afgezien van die lelijke term, we weten toch hoe wij naar de Schrift over de kerk moeten spreken, daarvoor hebben we in onze NGB niet minder dan zes artikelen (27-32) met vele tientallen Schriftverwijzingen? Daar kunnen en behoeven wij toch niets aan toe te voegen? U klaagt dat we slechts "een enkele verwijzing naar de NGB" geven. Maar is het u dan werkelijk ontgaan dat we ook naar art. 28 NGB verwijzen? Waar gereformeerde christenen zo wonderschoon belijden over de roeping zich bij de kerk te voegen:

Wij geloven dat niemand, welke positie hij ook heeft, zich van deze heilige vergadering afzijdig mag houden, om op zichzelf te blijven staan. In deze vergadering komen immers bijeen degenen die behouden worden, en buiten haar is er geen heil. Daarom moet ieder zich bij haar voegen en zich met haar verenigen. Zo wordt de eenheid van de kerk bewaard; men onderwerpt zich aan haar onderwijzing en tucht, buigt de hals onder het juk van Jezus Christus en dient de opbouw van de broeders overeenkomstig de gaven die God aan allen verleend heeft, als leden van eenzelfde lichaam.
Om dit alles des te beter te kunnen onderhouden, is het volgens Gods Woord de roeping van alle gelovigen zich af te scheiden van hen die niet bij de kerk horen, en zich bij deze vergadering te voegen op iedere plaats waar God haar gesteld heeft, zelfs al zouden de overheden en wetten van de vorsten zich daartegen verzetten en al zou er de dood of lijfstraf op staan. Daarom handelen allen die zich van haar afzonderen of zich niet bij haar voegen, in strijd met Gods bevel.

Daar stáán we toch nog voor als gereformeerden? Of kunnen we daar ook in Drachten niet meer mee uit de voeten zoals je hier en daar openlijk of besmuikt hoort?

Kerkenraad
Door de plaatsing van de aanhaling wekt u de indruk voor kerk de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te lezen. Dat staat op gespannen voet met artikel 28 NGB waar gezegd wordt dat buiten haar (de kerk als heilige vergadering -door het woord 'deze' verwijst art. 28 naar art 27) geen zaligheid is. U vult telkens als het in de Schrift en in de belijdenis over de kerk gaat, 'de GKv' in.
Dat doen wij niet (meer). Wij vinden dat we, hoe aantrekkelijk een duidelijke grens ook moge zijn en moeilijk het voor ons ook is om een (nieuwe) reële, eerlijke manier van omgang met (andere) christenen uit te vogelen, de complexe werkelijkheid onder ogen moeten zien van kerken die meer of minder zuiver zijn, en met gelovigen die meer of minder gebreken, dwalingen en zwakheden hebben -net zoals wijzelf, en die werkelijkheid ook tot gelding laten komen in onze kerkelijke praktijk.

Bolt
Dáár zou dus het probleem zitten: bij ons. Wij vullen te gemakkelijk GKv voor de kerk van artikel 28. U doet dat niet meer. U houdt niet van het "aantrekkelijke van duidelijke grenzen" maar meer van die moeilijke "reële, eerlijke manier van omgang met andere christenen". Daar passen echte grenzen van de kerk niet meer bij. En als er leden overgaan naar baptistengemeenschappen, zoals hier in Drachten geregeld gebeurt, dan "verdriet" dat want "we hebben ze niet vast kunnen houden". Maar echt oproepen tot en bidden om bekering, nee, het is uiteindelijk een andere 'filiaal' van de Kerk waar intrek wordt ingenomen.
En zo gaat u in plaats van 'gemeenschap der heiligen te oefenen' een nieuwe manier van interkerkelijke omgang "uitvogelen". Tussen meer of minder zuivere kerken met dito kerkleden. Met bijbehorende andere "kerkelijke praktijk". En daar hoort natuurlijk ook Avondmaalvieren nieuwe stijl bij.

We vrezen dat we nu behalve het Heilige Avondmaal ook het geloofsstuk van Christus' kerk zijn kwijtgeraakt. Het valt op zich te waarderen dat hier zo openlijk wordt aangegeven dat de kerk van Drachten niet meer dit gedeelte van de gereformeerde geloofsbelijdenis voor haar rekening neemt. Dat schept duidelijkheid en heeft uiteraard consequenties voor de Avondmaalspraktijk. Het heeft dan nog weinig zin om nog veel over precieze synodale gastenkaders te discussiëren. Want hoe zou je gelovigen uit andere gemeenschappen kunnen weren als die zich ook legaal met de naam kerk (dat is: wat van Christus is) mogen tooien? Dan is het toch in feite één groot kerkhuis, zij het dat er nog wel verschillende kamer(tje)s zijn waarin traditie-onele eigenaardigheden worden beoefend. Dan zijn wat formele regels zoals die door de synoden bedacht zijn eigenlijk nog te veel, zo kun je in de GKv horen1.

Zo zijn we in Drachten kennelijk weer teruggekeerd naar die oude Kuyperiaanse opvattingen over de kerk. Over zuivere en minder zuivere kerken en in het kielzog daarvan: zichtbare en onzichtbare kerk, pluriformiteit en het mystieke lichaam van Christus. En zijn we het onderwijs van prof.dr. K. Schilder vergeten, zijn levenswerk mag je wel zeggen. Want hij leerde ons toch af om zo over de kerk van Christus te spreken? Omdat het onschriftuurlijk is en niet naar de belijdenis om zo het kerkvraagstuk 'op te lossen'?
De kerkenraad verwijt ons dat we een gemakkelijke oplossing zouden kiezen: GKv ware kerk en dus al het andere vals, klaar. Afgezien er van dat we zó niet spreken over de kerken, kiest hij niet zelf de makkelijkste weg? De spanning is er immers uit: allemaal kerken van Christus, let alleen een beetje op het zuiverheidsgehalte.
Schilder heeft ons juist geleerd de zaak van Christus' kerk hoogst serieus te nemen. Je mag jezelf ware kerk noemen. Sterker nog, als je dat niet kunt mag je de naam kerk - 'dat van Christus is' - niet voeren.2
Tegelijk is het niet iets om mee te pronken en er mee rond te zwaaien maar een zaak van 'vreze en beving'. Kerk van Christus zijn, daar ben je je hele leven druk mee. Want de Koning van de Kerk deelt geen eeuwigdurende ware-kerk-etiketten uit. Hij neemt de kandelaar weg als er sprake is van volhardende ongehoorzaamheid en afval3.

Christus bergt zijn Geest nooit op in 'onze' kerk. Die Geest werkt waar Hij wil. Daarom spreekt Schilder, en ook in zijn voetspoor C. Trimp van Christus' dynamisch kerkvergaderend werk. Altijd en voortdurend zal de spannende vraag weer gesteld moeten worden: Zijn wíj nog wel kerk van Christus? En als we geconfronteerd worden met andere kerken dan is de eerste vraag: Werkt(e) Christus misschien ook daar door zijn Geest nieuw leven, en mag ook die gemeenschap zich ware kerk, kerk van Christus noemen? Zo ja, dan is er maar één parool: verenigen! Want het kan niet zo zijn dat kerken die zich wettig met de Christus' naam tooien op zich zelf blijven staan. Een ware kerk op één plaats. Christus is immers niet gedeeld? Ook dat leert onze belijdenis.

Het lijkt er op alsof zich een nieuw kerkisme baanbreekt in Drachten, in onze kerken. Een kerkisme dat zegt: Wij zijn kerk (min of meer zuiver), daarin zijn we geboren en daar gaan we in sterven, en onze kerk gaat nooit verloren. Dat openbaart zich onder meer in een stuk onverschilligheid ten aanzien van de belijdenis en koers van de kerk. In het krampachtig vasthouden aan het eigen kerkverband. Het is te merken in de rusteloze ijver zich 'prettig' te voelen en het 'leuk' te hebben in de gemeente, tot in de kerkdiensten toe. Er wordt geen actieve strijd voert tegen de duivel, de wereld en het eigen vlees maar men zoekt een gestroomlijnde gemeenschap en verwerft een comfortabele positie in de (kerkelijke) wereld om zich heen. Met afgeslepen scherpe kantjes, zonder strijd, en vermijding van polemiek. Een volk dat gebrand is op haar rust en alles vermijdt wat dat kan verstoren. Waar het besef verloren is gegaan dat aan de kerk de uiterst verantwoordelijke bediening van de verzoening is toevertrouwd waarbuiten geen heil te zoeken en te vinden is.

Er zijn meerdere oorzaken voor de malaise in onze kerken. We gaan ze niet allemaal noemen en analyseren, als we dat al zouden kunnen. Maar in elk geval is duidelijk ook uit dit antwoord van een kerkenraad dat een belangrijke oorzaak is het laten vallen van de gereformeerde belijdenis over de kerk!

Nog een laatste opmerking in dit kader.
Het steekt ons dat hier tegen ons de leer van ds. Joh. Hoorn min of meer in stelling wordt gebracht. De man die leert dat, kortgezegd, er buiten de ware kerk geen gelovigen zijn. Dat is in het verleden afdoende geargumenteerd door onze synoden afgewezen. Wij hebben zijn leer nooit geloofd en nooit beleden. Onze belijdenis, art. 28 NGB (alweer!) zegt dat het de roeping van ieder is zich bij de kerk "te voegen en zich met haar te verenigen". Het werk van de Geest laat zich niet opsluiten in de kerk, laat staan God zelf, om maar één belangrijk argument te noemen. God werkt soeverein naar zijn wil, maakt van stenen zonodig levende mensen die Hem dienen.

Kerkenraad
En daar hoort wat ons betreft bij, dat we bij de viering van het avondmaal zo wijds en voorzichtig mogelijk in plaats van zo nauw en zo eenkennig, mogelijk opereren, uiteraard binnen het kader en onder de 'voorwaarden' die de GS aangegeven heeft.
Dit heeft niets te maken met verkeerd relativisme, maar wel met eerlijke bescheidenheid en een zoekende houding.

Bolt
Zo wordt het nieuwe 'oecumenische perspectief' psychologisch aangeprezen. Wie wil er nu "nauw en eenkennig opereren"? Dat is toch bekrompenheid! Wat voelt het dan goed als je daartegen als "eerlijk, bescheiden en zoekend" kunt presenteren!
En zeker, bescheidenheid siert een mens en het zoeken van het hart van broeders en zusters in andere kerkgemeenschappen is een vereiste christelijke houding. Onze toontjes mogen best een octaaf lager. Maar we moeten dan wel eerst weten waar we zélf staan. Er kan ook sprake zijn van valse bescheidenheid en van zoektochten die verbloemen dat we het spreken over Christus' kerk naar zijn Woord en de belijdenis zijn kwijtgeraakt, zoals hier.

Kerkenraad
Wij vinden de schriftuurlijke onderbouwing in de woorden van Paulus en lezen in 1 Korinte 11: Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf.
Prof. Dr. W. van 't Spijker zegt het zo: 'De toegang tot het avondmaal staat open voor de volwassenen, die zichzelf kunnen beproeven en die daarvan door hun belijdenis en leven getuigenis afleggen'. Spijker, Prof. Dr. W. van 't, Bij brood en beker, Kampen 1980. Blz. 367.
Tenslotte verwijzen we nog naar vraag en antwoord 81 van de Heidelbergse Catechismus.

Bolt
Zo aan het eind van het kerkenraadsantwoord, allemaal ware woorden die we van harte onderschrijven. Maar na het spreken over de kerk hangen ze wel in de lucht.

Kerkenraad
Met deze enkele verwijzingen is natuurlijk niet alles gezegd. Met name de Christelijke belijdenis van de eenheid der kerk en van de gemeenschap der heiligen eist van ons, dat wij een gelovige, die elders woont, alleen niet reeds enkel daarom als een vreemdeling aanmerken en behandelen, maar integendeel, bereid zijn hem en haar als broeder en of zuster te erkennen, en hem en haar bij zijn of haar tijdelijk verblijf in de gemeente ook in de voordelen der Christelijke gemeenschap te doen delen.

Aan uw verzoek om de ratificatie op dit punt te heroverwegen hebben we voldaan.

Bolt
Degene die het bovenstaande aandachtig heeft gevolgd zal in deze laatste paragraaf een aanhaling van prof. Rutgers' adviezen herkennen. Maar het advies ging wel over buitenlandse gasten! Misschien kan het volgende citaat (nog eens) duidelijk maken hoe Rutgers denkt over gasten in ons land:

? Het betreft bijna altijd personen, die wel elders gevestigd zijn, maar dan toch in Nederland zelf, waar men overal gelegenheid heeft zich bij eene der Gereformeerde kerken aan te sluiten. Wie dit naliet, of wie in de kerk, waar hij toe behoort van het H. Avondmaal is afgehouden, zou natuurlijk elders niet tijdelijk kunnen worden toegelaten?

 

Nawoord

In deze serie schreven we op 12 december van het afgelopen jaar:4

We moeten "wijzen op onze belijdenis waar we stringente regels uit Gods Woord naspreken: HC v/a 81 en 82, NGB art. 32. Hoe kan men toch aan de Tafel van het Verbond de eenheid in Christus en met elkaar vieren als de gast die naast je zit vervolgens deze kerkgemeenschap afwijst, haar negeert en zijn of haar heil verder elders te zoekt? Een kind kan toch voelen dat dit niet bij elkaar hoort?

Waarom dit genoemd? Omdat het "direct" onze belijdenis raakt. En ons kerk-zijn. Want om kerk van de Here Jezus Christus te mogen heten vraagt Hij een zuivere bediening van dit sacrament2. Als we dat negeren dan weten we uit de brief aan de Korinthiërs dat Hij dat niet ongestraft laat..."3

Uit bovenstaande briefwisseling is duidelijk geworden hoezeer 'kerkvisie' en avondmaalviering samenhangen. Met de nieuwe opvattingen over de kerk blijven de kerkenraden van Drachten en elders de Avondmaaltafel openstellen voor degenen die daartoe niet gerechtigheid zijn. En komen zo in conflict met het tweede kenmerk van de kerk, de zuivere bediening van de sacramenten.


NOTEN
____________________________________________________________

1 O.a. in de classis Groningen heeft de kerk van Groningen-Oost er grote moeite mee. Eerder schreven ds. W. van der Schee en dr. E.A. de Boer voor de classis Utrecht al een uitgebreid document waarin soortgelijke bezwaren werden geuit.
2 Een citaat uit het fundamentele boek Kerk in aanbouw, van prof.dr. C. Trimp, dat je in vele handen zou wensen:
De belijdenis van de katholiciteit van de kerk behoort elke kerkganger ertoe te dringen zijn kerkgang als de (heilzame) kerkgang voor alle burgers te beschouwen. Zo niet, dan is hij in principe een sektariër. Zo iemand is tevreden wanneer hij slechts zijn lievelingsdenkbeelden te horen krijgt in het taalt je dat hem lief en het zaaltje dat hem vertrouwd is. Tegen al deze vormen van degeneratie van het kerkbesef heeft Schilder geprotesteerd. Dat hem dat niet in dank werd afgenomen, bewijst temeer de noodzaak van zijn protest. Schilder een 'kerkist'? Die idee wordt terstond belachelijk, wanneer men de moeite neemt een half uur Schilder te lezen in zijn kritiek (naar binnen en naar buiten) op alle kerkelijke zelfgenoegzaamheid,die men voor Christus' ogen zou durven demonstreren (pag. 87).
3 Openb. 2:5.
4 Preken die breken - Onrust in Drachten 3, rubriek Plaatselijke kerken