Printen

Manifest

 

N. van Dijk

06-10-12

 

In het Nederlands Dagblad van 11 juli jl. konden we lezen over een manifest waar zo’n honderd jonge predikanten uit de Protestantse Kerk van Nederland hun zorg uitten over de   kloof tussen de kerk en de cultuur van deze tijd. Dit manifest is overhandigd aan de voorzitter en de scriba van de PKN. Bettelies Westerbeek en Robert Stigter, twee toekomstige predikanten in de PKN schreven hierover in het ND onder de titel ‘We zijn niet van plan het licht uit te doen’.
Ze constateren dat de kerk in de marge is terechtgekomen en ze vinden dat de antwoorden die de kerk geeft, antwoorden zijn op vragen die niemand meer stelt. Vaak ontbreekt de leeftijdscategorie 20 – 35 in de kerk. De predikanten voelen een roeping voor deze categorie die veelal opgegroeid is zonder kerk en zich niet aangesproken voelt door de taal van kerk en christendom, maar die wel open staat voor spiritualiteit en zoekt naar identiteit. De jonge predikanten willen dat de kerk weer zichtbaar wordt, weer een duidelijke identiteit krijgt met een heldere boodschap. Ze constateren een schroom als het gaat om spreken over wat geloof voor mensen persoonlijk betekent. Ze menen dat deze schroom voortkomt uit een bescheidenheid die is opgetreden uit reactie op te makkelijk en te dwingend spreken van de kerk. De jongere generatie beschikt over vrijmoedigheid, overtuiging en enthousiasme, ze kiest “voor een weg voorbij het dwingend spreken, maar ook voorbij de schroom om God ter sprake te brengen”. Deze jonge predikanten voelen zich  door de huidige kerkelijke cultuur belemmerd in hun pogingen een brug te slaan tussen de kerk en de cultuur van deze tijd:

 

“Er wordt van ons verwacht te preken over licht, liefde en liturgische kleuren, waar wij het concreter over God willen hebben. En als we het over God mogen hebben moeten we dat doen binnen vaste kaders en 17e eeuwse vormen. Als predikant wordt er van ons verwacht ons te bewegen binnen een vastomlijnd takenpakket van verjaardagsvisites, gemeenteavonden en vergaderingen, waarbij het missionair kerk-zijn beperkt is tot de jaarlijkse rommelmarkt”.

 

De predikanten willen dit patroon doorbreken en vragen om ruimte voor het experiment, nieuwe vormen en woorden. Wel beseffen ze dat het hun ontbreekt aan ervaring. Ze verlangen naar inspirerende mensen die hen kunnen coachen en ze willen betrokken worden bij de synode als er gesproken wordt over de toekomst van kerk en ambt.

 

In een ingezonden reactie op dit manifest uit een lezer zijn teleurstelling over het feit dat er niet meer studie gemaakt is van deze cultuuromslag, waarbij de aandacht zozeer verschoven is van de inhoud naar de vorm.

 

"Wellicht vissen we nu achter het net en vangen geen mensen meer. De verkondiging - de preek – is de boodschap uit de Bijbel die bepalend is voor onze identiteit. Niet wat ik beleef of wat men aanvaardt, is mijn norm. Een christen past zich niet aan, maar keert zich af - bekeert zich - ván de seculiere praktijk náár het leven met God. Die inhoud geven we vorm in onze erediensten en in de dagelijkse praktijk, pastoraat en catechese. Nu zitten we – niet alleen de Protestantse kerk trouwens – met de brokstukken van missionair kerkzijn, beperkt tot de jaarlijkse rommelmarkten, samen kamperen en fietstochten organiseren.

Die honderd jonge predikanten hebben gelijk dat ze weer willen staan voor de prediking van de Blijde Boodschap binnen vaste kaders, een duidelijke identiteit en een heldere boodschap".

(ND 17 juli).

 

Over wat die heldere boodschap is schrijft A.B. Goedhart (Leerbroek) in een bijdrage in het Hersteld Hervormd Kerkblad van 7 juli.
Hij begint zijn artikel met een citaat  van de rechtsfilosoof prof. dr. A. Kinneging:

 

"Het hele christendom is nogal ‘soft’ geworden, de pit is eruit. Waarom wordt verzwegen dat de mens verdorven is? Wie de kwaal niet wil zien, kan ook niet genezen worden. De boodschap van de kerk dient niet aan te sluiten bij de cultuur, maar bij het wezen van de mens. En kerkverlating is een bedreiging voor een democratische samenleving".

In dit artikel ‘verkondiging en samenleving’ gaat  Goedhart in op de vraag naar Bijbels verantwoorde prediking, voor mens en samenleving. Goedhart noemt deze vraag een vraag van alle tijden en citeert de Engelse predikant dichter J. Newton (1725-1807), dichter van het bekende gezang ‘Amazing Grace’. Deze atheïstische zeeman werd door God bekeerd, werd predikant en schreef veel over de kracht van de prediking:

 

"En Paulus leert ons glashelder, dat het Evangelie van Christus een kracht Gods is tot zaligheid voor een ieder die gelooft. Predikanten die deze elementaire delen van Gods Woord laten rusten of verzachten, preken tevergeefs. En de wereld wordt onder al hun leren steeds bozer, waardoor ongeloof en bandeloosheid toenemen. De apostel Paulus zei, dat hij niets anders wilde weten dan Jezus Christus en Dien gekruisigd. Predikanten die zo Gods Woord verkondigen, moeten er maar op rekenen, dat zij aan de ene kant te maken krijgen met verwondering en aan de andere kant met smaad en spot. Echter, wie zo ronduit en blijmoedig Gods Woord verkondigen, zullen grote zegen ontvangen. Zondaren worden overgebracht uit de duisternis tot het licht. Zondige gewoonten worden nagelaten. De nieuwe mens laat zien dat God hem door Zijn Geest heeft levend gemaakt. En hoewel de tegenstand tegen de prediking van de leer der godzaligheid toeneemt, toch mogen Gods knechten de troost op zichzelf toepassen, waarvan Paulus spreekt tot de gemeente van Korinthe: Want wij zijn Gods medearbeiders, Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij".

En zo kunnen volgens Goedhart de gedachten van Newton ons helpen om antwoorden te vinden op vragen van onze tijd, omdat ze christenen weerbaar maken in een samenleving die antichristelijke kenmerken laat zien.