Printen

Nogmaals de NBV

 

F. Hoogland

20-10-12

 

Onlangs deden wij verslag van kritiek die van de zijde van een groep theologen en kerkmusici op de NBV is uitgebracht; zij betreuren het zeer dat de PKN deze vertaling heeft goedgekeurd voor kerkelijk gebruik.

Twee Amsterdamse theologen, te weten Karel Deurloo, emeritus-hoogleraar Oude Testament en Bijbelse Theologie aan de beide Amsterdamse universiteiten, en Nico ter Linden, de bekende dominee van de Westerkerk, schreven ook een kritisch boek over de NBV getiteld: ´Het luistert nauw, de NBV nader bekeken´. Het boek verscheen in 2008 bij Van Gennep in Amsterdam.

Hoewel de beide schrijvers, zoals bekend exponenten van de theologische richting die wel ´de Amsterdamse School´ wordt genoemd, in veel opzichten een totaal andere kijk op het wezen en de betekenis van de Bijbel hebben, en als gevolg daarvan een deel van hun kritiek beslist niet door ons kan worden gedeeld, is er door deze beide heren toch ook een grote hoeveelheid argumenten aangedragen die ons wel degelijk raakt en die zeer de moeite waard is om er kennis van te nemen. We kunnen hier slechts een kleine greep doen uit het uitgebreide materiaal. Maar de kennisneming daarvan doet ons des te meer het ‘eigen’ synodebesluit betreuren om deze uitgesproken zwakke en onzuivere bijbelvertaling als enige kanselbijbel in te voeren in de GKv en niet op z’n minst te wachten tot de gecorrigeerde versie is verschenen. Vandaar lijkt een nadere beschouwing van dit boek op z’n plaats.

 

Het boek van genoemde theologen bestaat uit twee delen: deel I – Overwegingen en voorbeelden, en deel II – ’Niet zo, maar zo’. Het geheel wordt voorafgegaan door een voorwoord. Om te beginnen het volgende veelzeggende citaat:

 

“Tot onze niet geringe teleurstelling heeft de NBV zich niet aan haar eigen doelstelling gehouden en het met name in haar trouw aan de brontekst laten afweten. Onze bezwaren zijn velerlei: er worden woorden en zinnen weggelaten en toegevoegd, er wordt veelvuldig geparafraseerd en niet zelden ook nog verkeerd geparafraseerd, bewuste woordherhalingen van de schrijvers van weleer worden genegeerd, citaten niet als citaten onderkend, poëtische teksten in houterig proza weergegeven en klassieke teksten onnodig ‘bij de tijd’ gebracht”.

 

Kritiek


Aan het eerste, meer algemene, deel ontlenen wij vervolgens een aantal punten van kritiek.

 

De naam van JHWH

De schrijvers hebben groot bezwaar tegen het gebruik van de term ‘God de Heer’ in de NBV. Zij merken op:

 

“Als je er als vertaler voor kiest de Godsnaam JHWH weer te geven met HEER, dan moet er vanaf Genesis 2:4 sprake zijn van ‘DE HERE GOD’ (NBG’51). Wat beslist niet kan en mag is wat de NBV doet: God de HEER. Dat is een fatale religieuze omdraaiing, een perversie van de openbaring die haaks staat op de eerste bede van het Onze Vader.  

 

Taal en tekst

“Als grondregel voor de vertaling had de NBV zich gesteld: brontekstgetrouw, doeltaalgericht. Een taal is het geheel van wat er in die taal gesproken en geschreven is en wordt. Vertalen houdt in dat je niet de vreemde taal in je eigen taal overbrengt, maar een tekst uit die vreemde taal. Het eigene van een bepaalde tekst is bepalend voor de vertaling, de kenmerken en eigenaardigheden van de taal zijn dat niet……..

De NBV streeft ernaar doeltaalgericht te zijn, maar het is een vaag ideaal dat precisering behoeft. Een vertaler schept in de doeltaal immers een nieuwe tekst, die representatief moet zijn voor de vertaalde grondtekst. In die nieuwe tekst moet de trouw aan de grondtekst blijken. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de vertalers van de NBV zich hier niet altijd even bewust van zijn geweest.”

 

Dit wordt toegelicht met enige voorbeelden.

Hoe huil je in het Nederlands en  hoe wordt er in de Bijbel geweend?

 

“Moet de doeltaalgerichtheid hier de doorslag geven, zoals in de NBV? Dan komen de waterlanders tevoorschijn, waar de Bijbelschrijver noteert: hij verhief zijn stem en weende. In het Nabije Oosten gaat zoiets door merg en been. Je zou bij voorbeeld kunnen vertalen: hij begon luidkeels te wenen. In Genesis 29:11 vertaalt de NBV dat Jacob zijn tranen de vrije loop liet. Wij zijn van mening dat de doeltaalgerichtheid hier de trouw aan de grondtekst geheel en onnodig heeft overwoekerd”.

 

Een voorbeeld uit het Nieuwe Testament.

In de Lofzang van Zacharias (Lucas 1:78) is “de Opgang uit de hoogte die naar ons omgezien heeft” vertaald als: “het stralende licht uit de hemel zal voor ons opgaan”. Commentaar: dat licht kan natuurlijk niet onze voeten richten, dus maken we onszelf in plaats van de Opgaande uit den hoge het onderwerp van de laatste zin, ‘zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede’. Zowel theologisch als poëtisch had Lucas iets heel anders in gedachten.

 

Taal en stijl

In Gen. 29:1 vertaalt de NBV als volgt: ‘En Jacob vervolgde zijn reis’. De Statenvertaling heeft hier: ‘Toen hief Jacob zijn voeten op….’. Dat is – ook in het Hebreeuws – stilistisch uitzonderlijk. Dat bijzondere moment wordt door de verteller gemarkeerd met een bijzondere zin. In de vlakke NBV-versie gaat dit helaas totaal verloren

 

Niet eerder is in bijbelvertalingen gepraktiseerd het vermelden van een spreker midden in diens directe rede. B.v. ‘en dit, zei God, zal …’. De bijbeltekst is niet in de eerste plaats geschreven om te lezen, maar om hardop voor te lezen. Jammer dat de NBV deze lijn verstoort.

De in de Bijbel gebruikte stijlmiddelen zijn dus niet zelden op het gehoor afgestemd. De inclusio (omlijsting) is zo’n stijlmiddel: een bepaalde zinsnede wordt omkaderd, waarmee ook de essentie ervan wordt aangegeven.

Voorbeeld: Gen. 50:16,17 inde Statenvertaling:

 

'Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende:  Uw vader heeft bevolen voor zijnen dood, zeggende: Zo zult gij tot Jozef zeggen: Ei, vergeef toch de overtreding uwer broederen, en hunne zonde, want zij hebben u kwaad aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding der dienaren van de God uws vaders! En Jozef weende als zij tot hem spraken’. Jozefs broers beklemtonen hier sterk de bijzondere band met zijn vader  in de omlijsting van hun bericht.

 

Maar in de NBV-vertaling gaat dit stijlmiddel totaal verloren:

‘Daarom lieten ze hem de volgende boodschap brengen: Voordat hij stierf heeft je vader ons opgedragen je dit verzoek over te brengen: “Vergeef je broers hun schandelijke misdaad, Jozef. Ze hebben je in de ellende gestort, maar wees nu zo goed om de dienaren van de God van je vader die misdaad te vergeven. Bij het horen van die woorden kon Jozef zijn tranen niet bedwingen’.

De schrijvers voegen er aan toe: Het thema je vader is in deze hoofdstukken het hulpwoord om de godsnaam JWHW te vermijden en te spreken van ‘de God van je vader’. Daarmee wordt h.i. de grote onthulling van de Godsnaam, die weldra in Ex. 3 zal klinken, ingeleid.

 

De bescheidenheid van de vertaler

De schrijvers citeren met instemming  een stelling van Rochus Zuurmond die als volgt luidt:

 

‘De vertalers van de NBV gaan kennelijk uit van de stelling dat de Bijbel een boek is dat men zonder meer kan begrijpen zolang we een goed leesbare vertaling leveren. Dat is een illusie. De Bijbel is in veel opzichten een moeilijk boek. (…) Zoals in alle klassieke literatuur en in veel moderne, moet men zich langzaam inlezen in de teksten. (…) De NBV realiseert zich onvoldoende dat de Bijbel nu eenmaal van huis uit geen consumptieliteratuur is. “Vertalen” is iets anders dan klaarstomen voor consumptie, ook al is dat laatste honderd keer goed bedoeld.’

 

De uitleg van moeilijke passages is niet de taak van de vertaler. Vindt hij dat enige verheldering noodzakelijk is, dan behoort hij die expliciet in een noot te zetten.

De vertaler mag niet zijn eigen psychologisch zicht op een persoon van de vertelling in de vertaling binnen brengen: Jezus ‘voelde zich onrustig en angstig worden en zei tegen hen: “Ik voel me dodelijk bedroefd…”' (Marcus 14:34v). Dat laatste is naar ons gevoel op het blasfemische af, het is hoe dan ook zeer onbescheiden.

 

Samenvattend: een vertaler moet zo veel mogelijk vermijden zich met zijn eigen opvattingen tussen de brontekst en de doeltaal (en dus de lezers) te begeven. Dienen is het parool: “Wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn,’ staat in Matt. 20:26 geschreven en dat geldt op een bijzondere wijze ook voor vertalers.

In de NBV: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen.’

De schrijvers kiezen voor de eerste vertaling, maar zouden het als een verademing ervaren wanneer de NBV met ’de anderen’ de hoorders van nu en de schrijvers van weleer zou bedoelen...

 

Parafrase

Tot bescheidenheid en trouw aan de brontekst behoort ook dat de vertaler niet met eigen woorden zogenaamd hetzelfde gaat zeggen zodra de tekst een eigen markant karakter vertoont. Voorbeelden:

 

Gen. 17:18 (St.v.) ‘Och, dat Ismaël mocht leven voor Uw aangezicht’ wordt vertaald als volgt: ‘Ik zou al gelukkig zijn als Ismaël onder uw bescherming mocht staan’.

Gen. 37:11 (St.v.) ‘Zijne broeders dan benijdden hem’ wordt in de NBV: ‘De broeders konden Jozef wel vermoorden’.

Gen. 41:43 (St.v.) ‘En hij deed hem rijden op de tweede wagen die hij had’. De NBV vertaalt als volgt: ‘Hij liet hem rondrijden (!) in de op een na mooiste wagen die hij bezat’.

 

Nog talrijke voorbeelden van parafrase worden in het boek genoemd. Zij brengen de schrijvers tot de uitroep: ‘was er van tijd tot tijd geen Neerlandicus of dichter in de buurt?’

 

Literatoren

In de vertaalteams zat naast een kenner van de grondtekst ook een Neerlandicus, en een vertaalwetenschapper of dichter. De schrijvers vragen zich af wiens visie uiteindelijk de doorslag heeft gegeven.

In het geval van Psalm 1 had de oudtestamenticus de derde regel als volgt vertaald: die op de weg van de zondaars niet staat. Maar er staat nu: betreedt, waardoor een sprekend aspect van deze psalm verloren is gegaan (wandelt, staat, zit). Is dit gebeurd onder de invloed van de neerlandicus, de vertaalwetenschapper of de dichter? Dan heeft die persoon naar het oordeel van de schrijvers de vertaler van de grondtekst van de wal in de sloot geholpen.

En zo zijn er vele, vele missers ontstaan.

 

In die dagen

Als er staat “en het geschiedde in die dagen” zijn dat geen woorden van de evangelist zelf, maar heeft deze ze opgediept uit het Oude Testament. Dat wordt in de NBV niet gerespecteerd en men vertaalt: in die tijd. Ook deze term komt voor in het O.T. maar het bijzondere van de dagen is dat daarmee de menselijk ervaren tijd wordt uitgedrukt:

 

Wie is de mens die vreugde schept in het leven,

die de dagen liefheeft om het goede te zien? (Psalm 34:13).

 

De NBV heeft: Hebben jullie het leven lief, wil je goede jaren (!) genieten?

Jammer dat er zo kostbare voorbeelden van subtiele vertelkunst verloren gaan!

 

Tenslotte

Zoals gezegd, we deden slechts een kleine greep uit het overvloedige materiaal dat dit boek verstrekt. Wie is geïnteresseerd, leze het boek zelf.

In deel II van het boek, getiteld “Niet zo…. maar zo…” wordt nog een groot aantal voorbeelden gegeven van vertalingen waarop de schrijvers kritiek hebben. Een keuze daaruit hopen we in de toekomst door te geven.