Printen

Prediking in de crisis

 

N. van Dijk

03-11-12

 

In zijn boek ‘Reizen zonder John’ volgt Geert Mak het spoor van de schrijver John Steinbeck, die in het najaar van 1960 met zijn poedel Charley een ontdekkingsreis maakte dwars door het toenmalige Amerika. Geert Mak maakte dezelfde reis, maar dan 50 jaar later, en doet in zijn boek verslag van zijn bevindingen. Zowel John Steinbeck als Geert Mak bezochten daar ook kerkdiensten. Geert Mak schrijft over Steinbecks kerkgang:

 

“Het wordt zondag. In ‘Travels with Charley’ gaat Steinbeck éénmaal naar de kerk: ergens in Vermont  trok hij een pak aan, poetste zijn schoenen en betrad ‘op waardige wijze’ een kerk van verblindend wit hout. De dominee, ‘een man van staal met doordringende ogen en een spreektrant als een pneumatische boor’, maakte echter diepe indruk. Als een expert had hij over de hel gepreekt, ‘niet de halfzachte hel van deze teerhartige tijden, maar een stevig opgestookte, withete hel die draaiende werd gehouden door technici van de eerste orde’. Steinbeck had er een heerlijk gevoel van slechtheid aan overgehouden, dat hem nog dagenlang bijbleef. ‘Ik had al een paar jaar geen al te hoge dunk van mezelf, maar als mijn zonden dusdanig waren, dan kon ik nog ergens trots op zijn’. In de rest van zijn verhaal komen andere kerkdiensten niet voor, en het valt te vrezen dat zijn kerkbezoek verder bij goede voornemens is gebleven”.

 

Hoe anders is de ervaring van Geert Mak in 2010:

 

“Als je verloren en verlaten bent in dit land:ga naar een kerk! Ik word aan alle kanten welkom geheten: door de dominee, door de buren in de omliggende banken, het is een voortdurend voorstellen en handen schudden. We gaan staan en zingen de oude liederen. De meeste ken ik uit mijn eigen protestantse verleden, ooit zijn ze overgewaaid uit Europa en misschien zelfs wel weer teruggewaaid. De dominee buigt zijn vriendelijke ronde gezicht, gaat voor in gebed: voor twee pasgeboren baby’s, voor een man die van het dak is gevallen en een been heeft gebroken, voor een gemeentelid dat vorige week een hartaanval kreeg. De preek is niet meer dan een zachte vermaning. ‘Je rijdt toch ook niet naar Californië zonder wegenkaart? De Bijbel is onze wegenkaart. Naar de hemel!’ Na afloop verzucht de dominee:’ Kunnen jullie je voorstellen hoe de koren in de hemel ons zullen toezingen, als we daar terecht zijn gekomen?’ Nee, dominee Adam Kohlstrom lijkt in de verste verte niet op de hellepreker die Steinbeck had getroffen”.

 

En zo zet Geert Mak ook in zijn nieuwste boek weer wat van zijn gedachten over kerk en prediking neer, en daarin is hij niet de enige.

 

In het Reformatorisch Dagblad van 6 oktober schrijft prof. dr. A. Baars een artikel over de crisis in de prediking. De preek zou volgens velen niet meer landen en geen antwoord geven op vragen waar kerkgangers echt mee zitten. Ciska Stark en Bert de Leede van de Protestantse Theologische Universiteit doen onderzoek naar het ‘niveau van de preek in de PKN’. Er is volgens hen een gebrek aan relevantie van de preek. Wat volgens prof. Baars het werkelijke probleem is in de prediking:

 

“… predikanten spreken niet meer met het gezag van het Woord, daarom komen de kernwoorden van de Bijbel in de prediking niet meer aan de orde: roeping, bekering, geloof, rechtvaardiging en heiliging. Kort gezegd: het ontbreekt niet in de eerste plaats aan leiding in morele vraagstukken, maar vooral aan echt Bijbels-geestelijke leiding voor het persoonlijk  leven. Vooral om deze reden gebeurt er zo bitter weinig onder de prediking van het Woord en vooral daarom haken zo velen af van kerk en geloof”.

 

En met “geestelijke leiding in de prediking” bedoelt hij niet het zgn. spiritueel leiderschap, waar men binnen evangelicale kringen veel mee bezig is, maar

 

“het gaat hier om de vraag hoe de Heilige Geest zondaren tot Christus brengt in de weg van geloof en bekering. En het gaat ook om het werk van de Geest in de oefening en groei van het geloofsleven en om Zijn leiding in de levensheiliging. Dit alles mag niet exclusief persoonlijk worden opgevat. De Heilige Geest leidt de individuele gelovige namelijk binnen de context van de kerk, door het Woord en de sacramenten”. 

 

Waar volgens prof. Baars behoefte aan is,

 

“is aan een dienaar van het Woord die mij gewoon en onomwonden aanzegt: ‘Zo spreekt de Heere deze zondagmorgen tot u’. Dat mag in deze verwaande en verwaterde tijden simplistisch klinken, maar dit is wel wat de gemeente nodig heeft; dat in de prediking de schriften opengaan en met gezag aan het hart en het leven van de hoorders van nu gelegd worden. Dan zou het inderdaad wel eens zo kunnen zijn dat in de kerk vragen gesteld worden die bij veel hoorders vandaag niet of niet meer leven. Maar waar ligt dan het probleem? Bij de eeuwenoude boodschap, bij de vertolking daarvan, of bij de postmoderne mens die alleen maar ‘gelooft in mensen’? Het zou wel eens zo kunnen zijn dat in de kerk juist de echte vragen weer opnieuw gesteld moeten worden, waar steeds minder mensen vandaag op zitten te wachten. Dat zijn de heel persoonlijke vragen als: "Wat is uw of jouw enige troost in leven en in sterven? Wat betekent het om in Christus te geloven en voor Hem te leven”? In zondag 31 HC gaat het over de trouwe prediking die aan de gelovigen vergeving van zonden beloofd, maar aan de ongelovigen de toorn van God.”

 

Prof. Baars besluit zijn artikel met de opmerking:

 

“Wat we in onze tijd nodig hebben, zeggen velen, is een reveil, een geestelijke opwekking. Schriftgegevens en ook de geschiedenis van de kerk laten zien dat dat begint bij een geestelijk ontwaken en herleven van dienaren van het Woord. Dan wordt de kern van de prediking weer dat wat hij moet zijn: prediking van zonde en genade. Aan geestelijke leiding bij deze kernwoorden heeft onze tijd dringend behoefte, juist ook als de vragen hierover bij veel mensen niet meer leven”.