Canada en de Nederlandse kerken – GKv (3)
Redactie een in waarheid
15-12-12
We vervolgen weer de serie over de rapportage die de Canadese broederschap heeft geschreven over hun bezoeken en bevindingen ten tijde van de zgn. buitenlandweek van de generale synode van de gereformeerde kerken vrijgemaakt (GKv).
Opnieuw blijkt het subcomité van de 'Canadese BBK' er in geslaagd met een aantal verslagen en commentaren een belangwekkend beeld te geven van hun ervaringen met onze kerken. Het is alsof we even in de 'keuken' van de zusterkerkrelatie mee mogen luisteren. Dat is boeiend. En ook onthullend!
Bij hun rapportage zijn een aantal bijlagen gevoegd, te weten:
Bijlage 1 – Verslag bezoek GS Harderwijk 28 maart - 2 april 2011
Bijlage 2 – Toespraak tot de Synode van Harderwijk
Bijlage 3 – Interimrapport Subcomité aan BBK 9 maart 2011
Bijlage 4a - BBK discussiestuk voor de vergadering van 19 april 2012
Bijlage 4b - Antwoord van Subcomité op BBK discussiestuk
Bijlage 5 - 2012 Gedetailleerd rapport over de zorgen t.a.v. de GKv
De vetgedrukte bijlagen worden in deze aflevering aangeboden.
Afkortingen
De rapporteurs gebruiken de volgende afkortingen:
BBK – Relations Foreign Churches (Betrekkingen Buitenlandse Kerken)
CanRC – Canadian Reformed Churches
CRCA – Committee for Relations with Churches Abroad
DKE – Deputies for Church Unity (Deputaten Kerkelijke Eenheid)
EF – Ecclesiastical Fellowship (zusterkerkrelatie)
FRCA – Free Reformed Churches of Australia
FRCSA – Free Reformed Churches of South Africa
NAPARC - North American Presbyterian and Reformed Council
NRC – Netherlands Reformed Churches (Nederlands Gereformeerde Kerken)
OPC – Orthodox Presbyterian Church
RCN – Reformed Churches in the Netherlands (GKv)
URCNA – United Reformed Churches of North America
TUK – Theological University Kampen
BIJLAGE 3
Interimrapport van het subcomité, aangeboden aan de BBK voor bespreking op 9 maart 2011.
1. SCHRIFTVISIE IN KAMPEN
Wij als deputaten zijn bezorgd dat er een verzwakking blijkt van de klassieke Gereformeerde Schriftvisie, zoals die in de Schrift wordt gevonden (bijv. Johannes 17:17; 2 Tim. 3:16; 2 Petrus 1:21) en beleden wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikelen 2 - 7.
Er zijn verschillende redenen voor deze zorgen. Samengevat zijn deze:
A. Handhaving van Dr. Paas als docent aan de Theologische Universiteit.
Onze waarnemingen
We zijn dankbaar voor de goede elementen in de dissertatie van Dr. Stefan Paas, die we gebruiken in de herziene Engelse versie: Creation and Judgement: Creation Texts in Some Eighth Century Prophets (Oudtestamentische Studiën 47; Leiden: Brill, 2003). [Schepping en Oordeel: Teksten over de schepping bij een paar profeten uit de achtste eeuw, eiw].
Tegenover de huidige Schriftkritische standpunten is zijn voornaamste stelling dat een scheppingsgeloof onder de profeten uit de achtste eeuw werd gevonden.
Wij zijn echter zeer teleurgesteld dat hij zichzelf volledig identificeert met een ‘godsdienst-historische benadering’ (20-31). We zouden hebben verwacht dat hij, als Gereformeerd wetenschapper, duidelijk zou hebben verklaard dat hij, hoewel hij de godsdienst-historische benadering niet aanhangt, toch deze benadering zal gebruiken om aan te tonen dat men, zelfs op basis van die veronderstellingen, een scheppingsgeloof kan verdedigen bij de profeten uit de achtste eeuw. Zoals de dissertatie er nu ligt, blijkt op geen enkele manier dat de schrijver zich distantieert van de schriftkritische benadering, inclusief alle onbijbelse veronderstellingen die ermee samengaan.
Laten we binnen de beperkingen van dit rapport het bovenstaande zo kort mogelijk illustreren.
Anderen die bezwaren kenbaar hebben gemaakt.
Zoals u weet, zijn wij niet de eersten die dit soort bezwaren kenbaar hebben gemaakt. Soortgelijke zorgen werden in een officieel bezwaarschrift naar voren gebracht door 7 predikanten. Zij wijzen erop, gebruik makend van de Nederlandse editie van zijn dissertatie, dat Dr. Paas schriftkritische theorieën aanhangt, die geen recht doen aan de Schrift en zijn goddelijk gezag. Naar onze mening zijn deze bezwaren gerechtvaardigd. Maar de TUK heeft verzoekschriften om de benoeming van Dr. Paas opnieuw te bezien afgewezen.
Ook Prof. J. Douma heeft geprotesteerd in een artikel in het Nederlands Dagblad van 3 april 2009 (op de site van het ND geplaatst op 6 april 2009 - zie: http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/06/dissertatie-stefanpaas-botst-met-godsopenbaring). Zijn bezwaren komen overeen met die welke hierboven zijn beschreven. Hij hoopte op een antwoord van de TUK. Kampen heeft met een artikel van de hand van Prof. Kwakkel geantwoord, waarin deze het werk van Dr. Paas verdedigde. De voornaamste argumenten zijn:
Een paar van de bovengenoemde punten werden ook door Paas vermeld in het interview met het Nederlands Dagblad (laatst herzien 6 april 2009).
Onze evaluatie
De redenen voor de weigering van de TUK om de benoeming van Dr. Paas te heroverwegen of te herroepen zijn niet erg overtuigend. Ons antwoord is, kort samengevat, als volgt:
Onze conclusies
B. De dissertatie van Dr. Koert van Bekkum goedgekeurd door de Theologische Universiteit
De dissertatie van Koert van Bekkum, ‘From Conquest to Coexistence’ [Van Verovering tot Co-existentie, eiw] werd op 18 maart 2010 verdedigd en door de senaat van de TUK cum laude gewaardeerd. Een gepubliceerde editie van dit werk is nog niet beschikbaar. Deze dissertatie heeft veel tegenspraak uitgelokt en de punten, hieronder door ons naar voren gebracht, zijn niet alleen van ons. Anderen hebben soortgelijke kritiek geuit. We noemen speciaal Dr. J. Douma, die als emeritusprofessor van de TUK zeer ernstige kritiek op zijn website heeft geplaatst, evenals Dr. E. de Boer en Dr. R. van Houwelingen (De Reformatie nr. 85-oktober 2010-blz. 393-394), die beiden doceren aan de TUK, en Ds. Joh. De Wolf (Nader Bekeken-juli 2010-blz. 246-250). Anderen die kritiek geuit hebben, zouden vermeld kunnen worden. Over deze dissertatie zou veel gezegd kunnen worden, ook veel positieve dingen. We beperken ons echter tot het behandelen van de twee belangrijkste zorgen.
Deze benadering die de geest van de schriftkritische wetenschap ademt, is in contrast met bijvoorbeeld de behandeling die J.H. Kroeze in zijn commentaar op Jozua geeft (Jozua. Commentaar op het Oude Testament (1968), 135-136) of M.H. Woudstra (Joshua. New International Commentary on the Old Testament, 1981) 176. De laatste merkt terecht op dat “rationaliserende methoden die het doel hebben aan de moderne wetenschappelijke geest te voldoen, vermeden moeten worden… het Bijbelse standpunt van de wereld als door God geschapen, die aan elk hemellichaam zijn plaats en functie toewees (Gen.1:16), staat een behoorlijk letterlijke kijk op de hier beschreven gebeurtenissen toe” (176).
Veel meer zou gezegd kunnen worden en is gezegd in de Nederlandse Gereformeerde pers (zoals hierboven opgemerkt). Onze zorg als deputaten is echter het feit dat de TUK een dissertatie met zulke methodologische principes heeft kunnen goedkeuren. Betekent dit dat Kampen niet langer de traditionele Gereformeerde visie van de Schrift, als helder en haar eigen uitlegster, vasthoudt? Als het Oude Testament niet langer bedoelt wat het zegt, waar eindigen we dan?
We beseffen wel degelijk dat er vrijheid van exegese is. We zijn ons er ook van bewust dat Van Bekkum in de Epiloog van zijn dissertatie zijn aanvaarding van Artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis bevestigt.
Maar het is niet duidelijk voor ons hoe hij een onderscheid kan maken tussen het aanvaarden van de tekst van de Schrift en datgene wat de tekst zelf zegt (499). Onze zorg betreft de trend die gezet is, waarin de klaarblijkelijke betekenis van de tekst, zoals die traditioneel en historisch werd verstaan, niet langer wordt gehandhaafd, naar wij aannemen omdat die niet meer geloofwaardig schijnt te zijn Dit brengt ons naar het volgende punt.
C. Bezwaarschriften ingebracht op de Synode van Zwolle-Zuid 2008 en afgewezen
Bijvoorbeeld:
Samengevat, de onmacht om de essentie van de ter synode gebrachte bezwaren in de bovengenoemde drie voorbeelden te behandelen, is zeer ongelukkig en kan de indruk geven dat de GKv standpunten tolereert, die niet in overeenstemming zijn met het getuigenis van de Bijbel zelf en met de Gereformeerde Belijdenisgeschriften. Deze tolerantie en de mogelijke consequenties daarvan verontrusten duidelijk velen in de GKv. Dezelfde verontrusting leeft ook binnen de Canadese zusterkerken.
D. Een vraag
Het trof ons dat Dr. Van Bekkum bij de verdediging van de benadering in zijn dissertatie, het feit noemde dat hij zich tot die mensen moest richten en hén moest aanspreken die zich buiten de eigen kring bevonden, inclusief schriftkritische wetenschappers.
Hij schreef:
Geheel volgens het Kamper wetenschappelijk beleid zoals dat sinds het rapport Oberman in 1989 is gevoerd, heb ik een poging gedaan een eigen gereformeerde bijdrage te leveren aan de oudtestamentische wetenschap. In de netwerksamenleving van vandaag betekent dat een boek te schrijven dat gehoord kan worden op het podium van de internationale Bijbelwetenschap. Op dat podium spreken atheïsten, agnosten, joden en christenen tegenwoordig met elkaar over de Bijbeltekst. Dat stelt bepaalde eisen aan de presentatie. Je gebruikt argumenten die een ander zouden kunnen overtuigen. Net zoals vele gewone christenen dat doen op hun werk of gereformeerde tieners op een openbare school. Daarbij is het natuurlijk de kunst niet in te leveren op je eigen principiële overtuiging. Die overtuiging mag je ook niet verstoppen. Tegelijk is het op zo’n podium niet verboden andere zaken ter wille van dat ene punt dat je wilt maken even buiten beschouwing te laten, of termen te gebruiken die binnen de eigen geloofsgemeenschap zo niet aan de orde komen. (www. Jochemdouma.nl onder ”Achtergrond” - Reactie van Koert van Bekkum, 22 juni 2010).
De vraag komt naar voren of de TUK niet in een te sterke mate wordt beïnvloed door kritische wetenschappers, met wie zij wordt geacht samen te werken bij het goedkeuren van doctoraal werk dat in Kampen wordt verricht.
2. DE SAMENSPREKINGEN TUSSEN DE GKv EN DE NGK
1. Inleiding
De NGK ontstonden aan het einde van de jaren 60 van de 20-ste eeuw als kerken die zich hadden afgescheiden van de GKv. Zaken van leer en kerkregering speelden een beslissende rol bij deze afscheiding. Sinds 1993 is er een groeiend contact geweest tussen de NGK en de GKv. Dit vindt plaats zowel op plaatselijk niveau, als via synodecommissies.
2. Karakteristiek
Op het gebied van de kerkregering heeft de NGK altijd een sterk independentisme vertoond. Hun Kerkorde (genoemd Akkoord van Kerkelijk Samenleven = AKS) vermeldt dat een weigering om deze AKS te aanvaarden geen reden kan zijn om een plaatselijke kerk buiten het verband te zetten. De preambule van dit document verzoekt plaatselijke kerken slechts om zo veel mogelijk de besluiten van meerdere vergaderingen te respecteren. Voor wat de leer betreft praktiseren de NGK een aanzienlijke tolerantie wanneer het gaat om afwijkingen van de gereformeerde belijdenisgeschriften. Het AKS heeft een artikel over het ondertekenen van de Drie Formulieren van Enigheid door ambtsdragers, maar zij die dat weigeren, hoeven dat alleen maar met hun kerkenraad te bespreken. In de praktijk bestaat er de vrijheid om de confessies te bekritiseren in artikelen en boeken (publicaties van Drs. H. de Jong).
3. Contacten en samensprekingen tussen de GKv en de NGK
Een paar waarnemingen bij dit DKE-rapport.
4. Evaluatie
3. WERK VAN DEPUTATEN MAN/VROUW IN DE KERK
A. OPDRACHT VAN DE DEPUTATEN
De Generale Synode van Zwolle 2008 van de GKv heeft deputaten benoemd om nadere bezinning en besluitvorming betreffende de rol van de vrouw (en de man) in de kerk te bevorderen. Zij kregen de instructie een drie-sporen benadering te volgen om aan hun opdracht te voldoen:
1. Theologisch/sociologisch onderzoek
2. Bezinning binnen de kerken
3. Voorbereiden van praktische, korte termijn besluiten
1. Theologisch/sociologisch onderzoek
Dit gedeelte van het mandaat werd aan de TUK gegeven. De TUK is druk bezig geweest met een aantal onderzoeksprojecten rond het thema M/V. Eén van de projecten was een hermeneutisch onderzoek door Drs. Myriam Klinker, om gepubliceerd te worden in de TU bezinningsreeks. Dit boekje is gedrukt, maar we hebben nog geen gelegenheid gehad om dit werk al te overwegen.
2. Bezinning binnen de kerken
De deputaten hebben een handleiding opgesteld om gebruikt te worden bij de reflectie over de rol van de vrouw (en man) in de kerk. Dit werkboek werd gepresenteerd op 6 regionale vergaderingen waarvoor alle kerken waren uitgenodigd om afgevaardigden te zenden. De afgevaardigden werden toegerust om de bezinning over M/V in de kerk op gang te brengen en daarbij gebruik te maken van door deputaten ontwikkelde en verzamelde materialen. Een korte videoclip is ontwikkeld om de kwestie voor bespreking op lokaal niveau te introduceren. Deze aanmoediging tot bezinning en bespreking in de plaatselijke kerken zal uitlopen op een uitnodiging voor een nationale conferentie over dit onderwerp betreffende de rol van man/vrouw in de kerk ergens in 2011. Een korte samenvatting van en kritiek op de handleiding volgt hieronder.
3. Voorbereiding van praktische besluiten voor de korte termijn
De Synode van Zwolle gaf de deputaten M/V in de Kerk het mandaat om praktische antwoorden op de volgende vragen voor te bereiden:
Daarnaast besloot de Synode 2008 om de deputaten op te dragen het volgende in overweging te nemen bij het uitvoeren van bovengenoemd mandaat:
De deputaten M/V waren niet in staat om praktische aanbevelingen te doen en vonden de opdrachten te uitgebreid. Zij verzoeken de Synode 2011 nu om een volgende eenvoudiger opdracht, namelijk een aanbeveling te doen voor een praktische toepassing van hun bevindingen. We zullen tot de volgende synode moeten wachten op hun rapport om te zien wat voor praktische antwoorden zullen worden voorgesteld en daar dan commentaar opgeven.
De Synode 2011 geeft de Deputaten de opdracht om zich te richten op de volgende vragen:
Wat volgt is een samenvatting van en kritiek op het belangrijkste werk van de deputaten: een handleiding voor de bespreking van deze zaken in de kerken.
B. OVERZICHT VAN DE HANDLEIDING M/V DOOR DEPUTATEN
De handleiding bestaat uit zes hoofdstukken.
HOOFDSTUK 1 - Rapport van de deputaten M/V in de Kerk aan de Synode van Zwolle 2008.
De Synode van Amersfoort 2005 heeft deputaten benoemd en hen de opdracht gegeven om door middel van empirisch onderzoek en in samenwerking met de TU, het soort vragen en problemen dat de kerken tegenkomen in verband met de zaak van “vrouwen in de kerk”, boven tafel te krijgen. De resultaten van een enquête in de kerken gehouden, worden samengevat. Een paar van die resultaten zijn:
Het rapport vermeldt dat gedurende de voorbije jaren de rol van vrouwen in de maatschappij, evenals in de kerk, is veranderd en dat vrouwen op allerlei manieren meer worden ingeschakeld dan voorheen. Het standaard standpunt in de GKv is dat mannen en vrouwen verschillende rollen hebben. Maar dat wordt meer en meer ter discussie gesteld. Verschillen de rollen van mannen en vrouwen principieel? Zo ja, hoe dan en waarom? Vrouwen worden ingeschakeld in de kerk, zelfs in taken die voorheen alleen aan mannen werden opgedragen, zoals het geven van catechisatie, pastoraal werk, scribaat, het werk in commissies, enz. Zij mogen stemmen bij verkiezingen van ambtsdragers. Maar het is hun niet toegestaan om de ambten in de GKv te bekleden, hoewel andere protestantse kerken hun ambten voor vrouwen hebben opengesteld. Al deze veranderingen hebben de GKv ertoe gebracht zich opnieuw te bezinnen op wat de Bijbel leert over de rol van mannen en vrouwen.
Het rapport M/V brengt daarom de vragen omtrent Bijbelse richtlijnen voor de positie van vrouwen in de kerk naar voren. We krijgen de verzekering dat de Bijbel in deze zaken gezaghebbend is.
De vraag wordt echter gesteld hoe we de relevante Bijbelse passages moeten interpreteren. In het kader hiervan stelt het rapport vragen als: In welke culturele situatie werden de Bijbelboeken geschreven en hoe dragen die culturele situaties bij aan de formulering van de Bijbeltekst? En wat betekenen de woorden van de tekst voor ons in onze tijd? Er wordt opgemerkt dat de rollen van mannen en vrouwen niet expliciet zijn vastgelegd in de confessies van de GKv.
De hoofdlijnen van de argumentatie werden neergelegd in het rapport aan de Synode 2008.
Twee andere argumentatielijnen, beide Schriftgetrouwheid claimend, werden ook in het rapport naar voren gebracht (C. en D.). Het verschil hier is dat zij de culturele context ten tijde van de Bijbelschrijvers en die van onze hedendaagse cultuur in rekening brengen.
HOOFDSTUK 2 - Een schets voor Bijbellezen met aandacht voor 1 Tim. Door Ds.F.Wisselink
HOOFDSTUK 3 - Een artikel over de rol van mannen en vrouwen door Almatine Leene
HOOFDSTUK 4 - Een artikel over de ambten in de kerk door Ds. R. Heida
HOOFDSTUK 5 - Een artikel over verschuivingen in de maatschappij door Ds. J. Harmanny
HOOFDSTUK 6 - Een lijst met referenties
C. ONZE OVERWEGINGEN
In de eerste plaats hebben wij zorgen over de mogelijke interpretaties van de Schrift, zoals die aan de synode Zwolle 2008 zijn gepresenteerd en naar voren zijn gebracht in de “Handleiding M/V”.
De redenering onder argument B. hierboven beweert nadrukkelijk dat het hele idee van mannelijk leiderschap na Christus is afgeschaft. Genesis 3:16b, “Uw begeerte zal naar uw man zijn en hij zal over u heersen” wordt dan als een vloek beschouwd op de relatie van man en vrouw. Die werd opgeheven doordat Christus de vloek voor ons heeft gedragen, wat weer resulteert in het principe van Galaten 3:28, “Hierbij is geen sprake Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk of vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus.” Het accepteren van deze benadering zou betekenen dat vrouwen toegang hebben tot alle ambten in de kerk.
Het aanvaarden van deze interpretatie door de Synode van Zwolle als een mogelijk acceptabele interpretatie, betekent naar wij menen een ernstige afwijking van de historische interpretatie van de relevante gedeelten. Geen enkel Gereformeerde commentaar heeft gedurende honderden jaren de afschaffing van het hoofd-zijn van de man verdedigd, ook niet de meest recente reeks “Commentaar Nieuwe Testament”. Er bestaat geen twijfel over dat vanaf de schepping man en vrouw gelijk waren in waarde en waardigheid. Beiden werden gemaakt naar Gods beeld. Aan beiden werd de taak gegeven om de aarde te vervullen en haar te onderwerpen. Beiden kwamen voort uit één vlees en werden tot één vlees. Er bestaat ook geen twijfel over dat de man werd geschapen vóór de vrouw. Dit heeft een blijvende impact op hun rol, zoals door 1 Tim. 2:12-13 wordt aangetoond: “Want eerst is Adam geformeerd en daarna Eva”.
Daar komt nog bij dat aan de vrouw de specifieke rol werd gegeven in Genesis 2:18 & 20 als “helper”. Aan de man werd ook de verantwoordelijkheid gegeven om de dieren namen te geven en hij noemde zijn vrouw “Eva”. De man was ook het verbondshoofd, zoals blijkt uit het feit dat hem het bevel betreffende de boom van de kennis van goed en kwaad (Genesis 2:16 & 17) werd gegeven. Het is in het bijzonder in zijn ongehoorzaamheid dat de hele mensheid heeft gezondigd, zoals blijkt uit Romeinen 5:12, “Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben”.
Evenmin zien wij dat Galaten 3:28 een gelijkwaardige positie in de kerk ondersteunt. Paulus was niet bezig met het aan de kant schuiven van gender-specifieke rollen. (Anders zouden we dit gedeelte ook kunnen gebruiken om het homohuwelijk - same-sex marriage - te rechtvaardigen!). Hij zegt dat Grieken Grieken konden blijven en Joden Joden. Slaven konden slaven blijven en vrije mensen vrije mensen. En mannen konden mannen blijven en vrouwen vrouwen. Het punt waar de apostel naar verwees, was de geestelijke status voor God door het geloof. Zij waren allen één in het geloof, niet in hun rol. We zien daarom niet hoe een redenering als onder B. als een mogelijke interpretatie van de Schrift in overweging zou kunnen worden genomen. Het principe dat we duidelijk geopenbaard vinden door het hele Nieuwe Testament is dat van het hoofdzijn van de man, zowel in het huwelijk, als in de kerk (1 Cor. 11:3, Efeze 5:23, 1 Tim. 2:8-15).
Het is treffend dat deze “eschatologische” benadering van de rol van man en vrouw het hoofdargument was in Rapport 26 aan de Synode 1990 van de Christian Reformed Church [Synodaal gereformeerde Kerk in de VS en Canada, eiw]:
“De hele tendens van de Bijbel - zijn eschatologische oriëntatie en richting - is in de richting dat vrouwen een plaats verkrijgen naast mannen, eerder dan onder hen of gescheiden van hen. De Schriften openen met de man en de vrouw, zij aan zij als Gods beelddragers, die een gezamenlijke taak kregen opgedragen. Heel spoedig horen we echter van echtgenoten die over hun vrouw heersen als gevolg van de zondeval…. Met Jezus begint de restauratie plaats te vinden. In Hem komt het koninkrijk van God nader…. Samengevat, de algemene neiging van de Schrift is naar het herstel door Christus van de oorspronkelijke orde van mannen en vrouwen, die naast elkaar leven en werken, in gelijkheid, die elkaar wederzijds bijstaan en hulp verlenen bij het uitvoeren van hun gemeenschappelijke taak.”
(Agenda voor de Synode 1990, blz. 328-329). Dit klinkt net zoals de redenering onder B. hierboven. Dat is voor ons ontstellend, nu wij als kerken bezig zijn met samensprekingen met de United Reformed Churches, kerken die uit de Christian Reformed Churches zijn gestapt, hoofdzakelijk vanwege de zaak van de vrouw in het ambt.
Het is waar dat de GKv niet opvatting B. als hun benadering hebben aangenomen. Maar toch heeft de Synode van Zwolle 2008, door aan deputaten M/V in de Kerk het “go-ahead” (ga door) te geven om deze opvatting als een mogelijke benadering te onderzoeken, een deur geopend die niet gemakkelijk weer gesloten kan worden. Zij heeft twijfel gezaaid over de geldigheid van A., de historische opvatting van het mannelijk hoofdzijn, en hebben gesuggereerd dat de mogelijkheid bestaat dat B. een geldige interpretatie is. Het zal moeilijk zijn om nu terug te gaan naar de positie van alleen maar A., die de Gereformeerde kerken historisch gezien altijd hebben ingenomen. We verwachten niet dat diegenen in de kerken die vóór de vrouw in het ambt zijn (zoals blijkt uit de enquête) hun standpunt zullen opgeven, nu deze mogelijkheid werd opgenomen.
In de redenering onder D. komt de zaak van de hermeneutiek duidelijk naar voren. En, tot ons verdriet, worden vraagtekens gezet bij de (historisch gezien) gangbare Gereformeerde hermeneutiek. De culturele context wordt in beeld gebracht om mogelijk te bepalen wat zo’n gedeelte over de rol van de vrouw zegt. Dit betekent dat ook hier een deur is geopend naar de mogelijkheid van een ’nieuwe hermeneutiek’, die meer gewicht geeft aan het menselijk element in de tekst van de Bijbel. Ja, er zijn talrijke verzekeringen dat de Bijbel nog steeds gezag heeft en te vertrouwen is. Maar deze verzekeringen klinken bepaald hol, als men tegelijk overweegt hoe het menselijk element thans zoveel gewicht kan worden gegeven in de uitleg van relevante gedeelten, als 1 Cor. 11 & 14 en 1 Tim 2 & 3, dat ze het tegenovergestelde leren van wat gedurende honderden jaren in Gereformeerde bijbelcommentaren is geleerd. De betekenis van die teksten wordt gerelativeerd door een beroep te doen op een hermeneutisch gezag, dat niet voortkomt uit de tekst zelf, maar uit degene die interpreteert. We zien dit als een stap van het werkelijke Woord van God vandaan en in lijn met de nieuwe hermeneutiek, die zo veel kerken de laatste halve eeuw is binnengedrongen. Zo’n benadering van de bijbel opent ook de weg naar de herinterpretatie van wat bijbelgedeelten zeggen over andere onderwerpen, zoals schepping/evolutie en homoseksuele relaties. Opnieuw zeggen we niet dat de GKv deze benadering officieel hebben aangenomen, maar door het accepteren van het 2008 rapport, hebben zij een deur geopend naar zo’n nieuwe hermeneutiek, die moeilijk of onmogelijk te sluiten zal zijn.
Wat betreft de vier artikelen van de “Handleiding M/V” merken wij op dat zij geschreven en verspreid werden om de discussie te stimuleren. Daartoe moesten zij zo onpartijdig mogelijk zijn. In de vraagstelling wordt echter op zijn minst een soort beroep gedaan op de geldigheid van de “nieuwe” benadering van de rol van de vrouw en op de mogelijkheid dat de Gereformeerde kerken misschien in het verleden de hele tijd op het verkeerde pad zijn geweest voor wat betreft de vrouw in het ambt.
Concluderend merken we op dat we meevoelen met de GKv, zoals zij worstelen met de druk op de kerken van een in toenemende mate seculiere, humanistische samenleving, in het bijzonder ook met betrekking tot de plaats en de rol van de vrouw. Het zoeken naar betere manieren om God te dienen en te prijzen is positief. Evenwel behoort zulk zoeken van verandering niet te betekenen dat we opgeven wat in het verleden al is overwogen en onderwezen uit de Bijbel. De “Handleiding M/V” is een document dat grote vraagtekens plaatst achter de benadering van de rol van de vrouw in de Gereformeerde kerken in de loop van de geschiedenis en achter de Bijbelse uitleg die die benadering ondersteunde. Dit zetten van vraagtekens heeft, zouden we zeggen, op zijn minst de deur geopend voor tolerantie van de nieuwe hermeneutiek en voor de eschatologische benadering van de gevolgen van de zondeval. Die ziet gelovigen door de kracht van Christus reeds verlost van verschillende aspecten van het leven hier en anticipeert zo op de komende volheid van Gods koninkrijk. De deputaten M/V in de Kerk hebben de taak die hen door de Synode 2008 is opgedragen nog niet volledig afgerond. Daarom hopen wij dat in het vervolg de GKv hun richting meer zullen laten bepalen door een gezonde, Gereformeerde interpretatie van de Schrift dan door de sociale druk en de daaruit voortkomende herinterpretaties, en dat zij zullen concluderen dat vrouwen al vervullen zij een belangrijke rol binnen de kerk, toch niet door God worden geroepen om ambtsdragers te zijn.
Bijlage 4a
Discussiestuk voor de bijeenkomst van het CRCA Subcomité en Sec.3 BBK gepland voor 19 april 2012 in het Gbouw in Zwolle (17 april 2012)
Een paar eerste reacties op de agendapunten, die de basis vormen voor de bespreking tussen het CRCA subcomité (CRCA Subcom.) van het CRCA (Comité voor Betrekkingen met Buitenlandse Kerken) van de Canadese Gereformeerde Kerken en Sectie 3 Deputaten BBK (Deputaten voor Betrekkingen met buitenlandse Kerken) (hierna Sec.3 BBK) van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) (GKv), zoals die gepland staat voor 19 april 2012.
Het CRCA Subcom. verstrekte ons de volgende agendapunten (vragen en onderwerpen), tussen aanhalingstekens, gevolgd door een eerste antwoord van Sec. 3 BBK.
CRCA Subcom.:
“1. Hoe kijkt u aan tegen de rol van deputaten BBK, gezien het commentaar in Harderwijk gegeven en de kwalificatie van 5 december 2011, dat u als afgevaardigden niet in een positie verkeert om rechtstreeks voor de Generale Synode te spreken.”
Antwoord van Sec.3 BBK:
We beschouwen de rol van BBK als begrensd, en ook beperkt. We worden benoemd om onze betrekkingen met zuster- en aspirant zusterkerken in de wereld te onderhouden en te verstevigen. Dit impliceert een duidelijke en open communicatie over ontwikkelingen in onze kerken in Nederland, inclusief besluiten en besprekingen van de Synode. Het omvat het luisteren naar de antwoorden van onze zusterkerken, het ophelderen van misverstanden, het luisteren naar eventuele kritische vragen en het proberen transparant te zijn over onze eigen opvattingen en ontwikkelingen.
Als er echter ernstige kritiek is op besluiten van de Generale Synode van de kant van onze zusterkerken, dan verkeren wij als deputaten BBK niet in een positie om “rechtstreeks voor de Generale Synode te spreken”, in de zin dat wij competent zijn om alle genomen besluiten te verdedigen. We moeten diegenen die met zulke kritiek komen, meedelen dat voor bezwaren de kerkelijke weg moet worden gevolgd. Dat wil in dit geval zeggen dat de Generale Synode van onze zusterkerk officiële uitspraken doet waarin nauwkeurig de kritiek verwoord is en oproept om zo mogelijk die besluiten van onze Generale Synode terug te draaien. Dergelijke uitspraken moeten aan de eerstvolgende GS van de GKv aangeboden worden. GS Harderwijk heeft dit expliciet duidelijk gemaakt:
Substantiële bezwaren betreffende leer en leven moeten rechtstreeks van kerk tot kerk worden ingebracht, dat wil zeggen, van Generale Synode tot Generale Synode, niet van comité tot comité door middel van subjectieve en niet-verbindende interim rapporten (die misschien niet de ondersteuning van de Generale Synode hebben)!
Wij vinden het belangrijk om aan onze collega’s van comités van buitenlandse kerkverbanden duidelijk te maken dat wij volledige openheid van zaken bieden. Maar sommige informele of officiële zaken behoren buiten de notulen en rapporten te blijven met het oog op de vrede en harmonie van de kerken.
Persoonlijke kritiek van leden van een comité moet niet openbaar worden gemaakt voordat het kerkverband officiële uitspraken over de zaak of zaken in het geding heeft gedaan.
Het publiceren van rapporten of het publiceren van artikelen in kerkbladen of op internet, met ernstige kritiek, voordat hun GS officiële uitspraken heeft gedaan, is potentieel zeer schadelijk voor de naam en de reputatie van het kerkverband dat de kritiek ontvangt (in dit geval de GKv).
CRCA Subcom.:
“2. Bespreek de zorgen over de Hermeneutiek en de Benoemingen aan de Theologische Universiteit van Kampen, het Rapport Man/Vrouw in de Kerk, het Rapport Samensprekingen GKv-NGK.”
Antwoord Sec. 3 BBK:
Wat betreft Hermeneutiek en de Benoemingen aan de TU Kampen: de middag van 19 april wordt gereserveerd voor een bespreking aangaande deze zaken met een afvaardiging van de TU Kampen. We kunnen het beste wachten op die middagzitting om ze daar te bespreken.
Wat betreft het Rapport Man/Vrouw in de Kerk, dit maakt onderdeel uit van een proces van bezinning, dat nog aan de gang is en nog niet is uitgekristalliseerd. De volgende GKv GS hoopt hier dieper op in te gaan dan de GS Harderwijk heeft gedaan. De GS Burlington gaf het CRCA Subcom. de taak “om speciale aandacht te geven aan het komende rapport over de rol van vrouwen in de kerk”. Als het CRCA Subcom. het gevoel heeft dat de Nederlandse kerken zich bewegen in de richting van het bevestigen van vrouwen als ouderlingen en predikanten, dan hebben wij (Sec. 3 BBK) het gevoel dat dit geen juiste inschatting van de situatie is.
De GS Burlington gaf het CRCA Subcom. de opdracht om “speciale aandacht te schenken aan de besprekingen die momenteel plaatsvinden tussen de GKv en de NGK”.
De betrekkingen tussen de GKv en de NGK zijn complex. Een paar plaatselijke kerken (Zaandam, Deventer) zijn voor alle aspecten van het kerkelijk leven volledig met elkaar geïntegreerd (in Deventer ook samen met de CGK). Op andere plaatsen hebben gemeenten kanselruil, vieren samen het Heilig Avondmaal en doen bepaalde activiteiten samen. Op nog weer andere plaatsen is er herkenning van elkaar als ware kerken van Christus, maar met beperkte vormen van samenwerking. Op landelijk niveau heeft de Synode van Harderwijk het besluit genomen om voort te gaan met de besprekingen tussen de deputaten voor kerkelijke eenheid terwijl er geen officiële erkenning van elkaar als kerkverband is (zoals er wel is tussen de GKv en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK).
Het besluit van de NGK om de ambten van ouderling en predikant voor vrouwen open te stellen, heeft het moeilijker gemaakt om wederzijdse officiële erkenning als kerkverbanden te bereiken (dit geldt ook voor de betrekkingen tussen de CGK en de NGK). In plaatsen met een volledig geïntegreerd kerkelijk leven (Zaandam, Deventer) zijn geen vrouwen ouderling of predikant.
Een ander probleem dat hier nog ligt, is het gezag en het functioneren van de belijdenissen in het kerkelijk leven.
Desalniettemin zoeken wij binnen de GKv zoveel mogelijk naar het ontdekken en promoten van kerkelijke eenheid in Nederland, te beginnen op lokaal niveau. Zoals wijlen Prof. C. Trimp gewoon was te zeggen, als er werkelijk eenheid is op plaatselijk niveau, zonder dat het mogelijk is om eenheid op landelijk niveau te verkrijgen, dan behoren lokale kerken ernaar te zoeken om die eenheid zo veel mogelijk tot uitdrukking te brengen, ondanks de “nationale” beletselen tot volledige eenheid van verband.
CRCA Subcom.
“3. Stel met de deputaten BBK vast dat de rapporten van de CanRC over deze zaken op feiten zijn gebaseerd en dat deze geen onnauwkeurigheden bevatten.”
Antwoord Sec. 3 BBK:
Wij hebben de nieuwe versie van het interim rapport van het CRCA Subcom. te laat ontvangen om er nog op te kunnen antwoorden.
Wij beantwoorden het artikel dat in De Clarion van juli 2011 is gepubliceerd: “Rapport over het bezoek aan de Generale Synode van Harderwijk 2011... Door G. Nordeman en J. DeGelder”
Bladzij 1:
Het CRCA Subcom. verklaart teleurgesteld te zijn dat BBK hun kritiek niet serieus heeft genomen, zoals die was geuit in hun interim-rapport. “De zorgen moeten ter synode worden gehoord, maar voor buitenlandse kerken is BBK het adres om hier stem aan te geven en de enige weg om deze zaken op de synodeagenda te krijgen.”
Dit is niet waar. De enige weg om zaken van ernstige kritiek op de synodeagenda te krijgen is door middel van uitspraken van de CanRC GS!. Een interim-rapport van een comité kan nooit worden gezien als een officiële uitspraak van een GS. De GS Burlington heeft zijn zorgen nauwkeurig aangegeven in de Aanbevelingen 4.1-4.4.7. Het interim-rapport van het CRCA Subcom. ging echter veel verder dan dit, ging veel meer in detail. Deze extreem gedetailleerde kritiek was geen deel van de uitspraken van de GS Burlington.
Bladzij 3:
“We waren teleurgesteld dat niemand op ons rapport inging….de preses… “het bevat geen voorgestelde aanbeveling, dus wij kunnen niets doen”. Dit is niet slechts teleurstellend, het was frustrerend. “Dank u voor uw brief, maar we gaan er geen aandacht aan geven”.
Sec. 3 BBK is erg verstoord door deze laatste verklaring, en heeft het gevoel dat deze woorden een onjuiste weergave van het antwoord van de preses zijn. Hij gaf aan dat er op basis van de feiten iets miste in het rapport. Dit is niet hetzelfde als er geen aandacht aan geven!
We vragen het CRCA Subcom. om deze woorden in een volgende editie van de Clarion terug te nemen en er spijt over te betuigen.
Bladzij 5:
“6. De vorige opmerking impliceert dat aan de TUK de focus aan het veranderen is. Deze verschuift steeds meer van het opleiden tot predikant naar het academisch theologisch onderzoek.”
Het is te betreuren dat deze kritiek op deze manier in de Clarion is verschenen. De middag van 19 april kan de delegatie van de TU misschien antwoorden op deze kritiek. Wij (Sec. 3 BBK) zijn er van overtuigd dat de TU Kampen zijn focus gericht wil houden op het opleiden tot predikant, terwijl zij tegelijk de academisch theologische research op hoog niveau wil houden, zoals altijd de bedoeling is geweest.
“8. In zijn presentatie op woensdag gaf Dr. Ad de Bruijne een heldere verklaring… Maar het werd niet duidelijk hoe deze benadering zich verhoudt tot Gods geboden in voorschriften in zijn Woord. Het geeft op zijn minst de indruk dat onder deze bedekking iedere kerkenraad en zelfs ieder kerklid zijn/haar eigen persoonlijke ethische keuzes kan maken.”
In de middagzitting van 19 april kan de TU delegatie misschien op deze kritiek antwoorden.
Wij van Sec. 3 BBK hebben het gevoel dat het niet een accurate weergave van zijn bedoeling is en het geeft de lezers van de Clarion de indruk dat deze beoordeling het oordeel van hun kerken over Dr. De Bruijne is.
“9. …Er zijn genezingsdiensten, gedreven door charismatisch gedachtegoed. Gereformeerde schrijvers spreken over de kinderdoop als optioneel… De media geven graag aandacht aan deze en meer bizarre dingen die plaats vinden… En het resultaat is dat steeds meer de kerken van het GKv-verband een gefragmenteerd beeld laten zien.”
Wij van Sec. 3 BBK herkennen onszelf niet in dit negatieve beeld van ons kerkelijk leven. Een bepaalde mate van diversiteit is aanwezig, ja. Maar de kinderdoop, bijvoorbeeld, blijft een vaste overtuiging binnen ons kerkelijk leven. Dat we “gefragmenteerd” zijn, is een taalgebruik van de afgescheiden groepen (zoals die van Dr. Van Gurp), en dat misleidt de lezers van de Clarion in ernstige mate.
“C. Conclusies
1. “Het schijnt dat de verschuiving van de hermeneutiek het meest cruciale punt is , daar het de achtergrond van veel dingen die aan het veranderen zijn in de Nederlandse kerken, aangeeft.”
Sec.3 BBK gaat in tegen deze inschatting. We zien geen “verschuiving van de hermeneutiek” binnen onze kerken.
Blz. 6:
“2. …We geloven dat de zaken van de rails lopen in de Nederlandse kerken. Het argument dat de geschriften van Paulus de cultuur van zijn dagen weergeeft tot het punt dat de duidelijke leer en instructie in zijn brieven niet langer geldig kan zijn voor de tijd, waarin wij vandaag leven, ondermijnt de belijdenis dat het Gods Woord is, waarin de Here zijn wil openbaart.”
Sec. 3 BBK is zeer verstoord over de woordkeus hier. “Van de rails lopen” is een heel ernstige beschuldiging van ons kerkverband. Er is niemand, inclusief Dr. De Bruijne, die zegt dat Paulus’ geschriften “niet langer geldig kunnen zijn”. Dit te zeggen grenst aan overtreding van het negende gebod.
We vragen het CRCA Subcom. deze woorden terug te nemen in een volgende editie van de Clarion en er spijt over te betuigen.
“4. Wat er aan de gang is aan de TUK… zal, menselijk gesproken, leiden tot steeds meer theologische en liturgische verwarring en fragmentatie binnen en tussen de kerken. Het begin hiervan kan nu al worden waargenomen.”
Sec. 3 BBK heeft het gevoel dat dit beeld geen recht doet aan onze kerken. In de middagvergadering van 19 april kan de TU delegatie hopelijk op deze kritiek antwoorden. Om te zeggen dat ons verband is begonnen met het laten zien van tekenen van theologische en liturgische verwarring en fragmentatie is een ernstige kritiek en is ongegrond.
We vragen het CRCA Subcom. om deze woorden in een volgende editie van de Clarion terug te nemen en spijt er over te betuigen.
Blz. 7:
“6. We stellen het op prijs dat Deputaten BBK zich bereid hebben verklaard om met ons subcomité bijeen te komen… Maar het zal goed zijn om in gedachten te houden dat wij misschien de rechtstreekse route van synode naar synode zullen moeten kiezen!”
Zoals we al zeiden (zie het antwoord op het eerste punt) is de eigenlijke route voor ernstige kritiek altijd van Synode naar Synode!
In de tussentijd, moet een subcomité heel zorgvuldig zijn om niet een persoonlijke mening te verwarren met de opvattingen van al hun kerken, vertegenwoordigd in een Generale Synode, en moet zij zeer voorzichtig zijn om niet haar persoonlijke mening publiek te maken op een manier die een zusterkerk in een kwaad daglicht stelt.
CRCA Subcom.:
“4. Dialoog over de wijze waarop de deputaten van de CanRC effectief zorgen kunnen communiceren naar de Nederlandse kerken.”
Antwoord Sec. 3 BBK:
Dit is wat we op deze vergadering aan het doen zijn!
Het voornaamste en belangrijkste punt is discussie. We kunnen in het gesprek met elkaar erg open zijn over wat we denken. We moeten echter voorzichtig zijn hoe onze kritische gedachten publiek worden gemaakt in de media en we moeten erkennen wat onze grenzen zijn als comités of als afgevaardigden van de GS.
Vragen stellen en bezorgdheid uiten in een dialoog als comité is één ding, ernstige kritiek geven is iets wat behoort in officiële uitspraken van Generale Synodes.
CRCA Subcom.:
“5. Vrouwelijke afgevaardigden naar meerdere vergaderingen van zusterkerken.”
Antwoord Sec. 3 BBK:
Het is onze gewoonte dat zusters als afgevaardigden in verschillende comités van onze Generale Synodes worden benoemd. Dat geldt ook voor de BBK. Als zodanig hebben zusters het recht om onze kerken in het contact met onze zuster- en aspirant zusterkerken wereldwijd te vertegenwoordigen en soms worden zij op zo’n missie gezonden. We zijn ervan overtuigd dat dit niet onbijbels is. Is het echter gebruik van een zusterkerk om bezoekende vertegenwoordigers van een andere zusterkerk op hun Generale Synode een “adviserende stem” toe te staan in de zin van deelname aan het geven van geestelijke leiding aan de kerk, dan is het misschien het beste om de taak van onze (vrouwelijke) vertegenwoordigers te beperken tot alleen deelnemen aan de discussie over onze wederzijdse betrekkingen als zusterkerken.
We zullen dit onderwerp verder bespreken in de plenaire vergaderingen van de BBK en hopen daarover enige besluiten te nemen en die aan onze zusterkerken door te geven.
Bijlage 4b
Antwoorden bij het discussiestuk, gepresenteerd door Deputaten BBK voor de vergadering met het GKv Subcomité van de CanRC op 19 april 2012
Aangenomen en verzonden aan BBK - september 2012
Introductie
In het hierboven genoemde stuk hebben de deputaten BBK enige basisreacties gegeven op de agendapunten, ingebracht door ons CanRC Subcomité voor onze vergadering op 19 april 2012 in Zwolle, NL. De achtergrond van deze agendapunten werd voornamelijk gevormd door ons Interim Rapport betreffende de ontwikkelingen in onze Nederlandse zusterkerken, evenals door het verslag van het bezoek dat twee comitéleden aan de GS van Harderwijk 2011 hebben gebracht.
Deze zaken werden behoorlijk uitgebreid besproken tijdens onze vergadering en ons comité heeft deze bespreking na de bijeenkomst geëvalueerd. Wat volgt vat het antwoord van ons comité op de opmerkingen van Deputaten BBK samen en moet samen met het boven genoemde document worden gelezen.
Concluderend
C. van Dam
J. DeGelder
J. Moesker
G.J. Nordeman
Wordt vervolgd
Vertaling: R. Sollie-Sleijster