De synodalen achterna 1
De doorgaande revolutie – een analyse
D.J. Bolt
23-03-13
De godsdienstsocioloog prof.dr. G. Dekker schreef in 1992 het boek De stille revolutie dat veel stof deed opwaaien. Het boek analyseerde de ontwikkelingen in de synodaal-gereformeerde kerken (GKN) in het tijdvak 1950 tot 1990. Dekker constateerde daarin dat niet minder dan een revolutie in deze kerken had plaatsgevonden. De kerken waren totaal veranderd in leer en leven.
Vorig jaar nam prof.dr. G. Harinck, hoogleraar aan de vrijgemaakte theologische universiteit te Kampen en de Vrije Universiteit in overleg met prof. Dekker het initiatief tot een onderzoek naar de ontwikkelingen in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken (GKv) van de afgelopen jaren in vergelijking met de eerdere in de GKN. Het resulteerde in een nieuwe publicatie van Dekker: De doorgaande revolutie[1]. In het boek worden de ontwikkelingen in deze kerken sociologisch beschreven en geduid. Het tracht de vraag te beantwoorden of de veranderingen in de GKv in het tijdperk van 1970 tot 2010 vergelijkbaar zijn met die zich eerder voordeden in de GKN. Kort gezegd: gaan de vrijgemaakten de synodalen achterna?
Het boek werd vrijdag 1 maart 2013 in de aula van theologische universiteit te Kampen gepresenteerd. Na de presentatie werden de aanwezigen toegesproken, afgewisseld met een korte gelegenheid tot vragenstellen:
We hebben het boekje met veel interesse gelezen. Het leest gemakkelijk en er is heel veel in dat herkenning oproept. Zijn 'waardering' aan het eind van het boek is ontdekkend en vraagt om nader commentaar en onderzoek.
Ga wij de synodalen achterna?
Deze vraag beantwoordt prof. Dekker bevestigend. Maar hoe komt hij daarbij? Welke argumenten gebruikt hij? En zijn die wel altijd correct en van toepassing?
We willen de lijn van zijn argumentatie proberen te volgen en vervolgens van commentaar te voorzien in enkele vervolgartikelen.
Feiten, beoordelingen en conclusies zijn in Dekkers betoog nogal verstrengeld. Daarom gaan we proberen de feitelijke elementen waarop zijn betoog berust en de conclusies die hij daaruit trekt op een zakelijke en systematische wijze in een vast stramien weer te geven per argumenten complex, en wel als volgt
Op deze wijze kunnen de (deel)antwoorden die Dekker geeft op de centrale vraag Gaan de vrijgemaakten de synodalen achterna beter worden geplaatst. We volgen daarbij de sequentie waarin prof. Dekker de zaken aan de orde stelt en onthouden ons nog van enige commentaar of conclusie.
Overigens komt het overgrote deel van Dekkers informatie, feitenmateriaal en citaten uit de handboeken van de GKv en de beschrijving van de geschiedenis van deze kerken in Vuur en Vlam. Als men die gelezen heeft komt zal zeer veel in zijn boek bekend voorkomen.
De probleemstelling
In een lezing, gehouden in 1994 te Kampen, zei prof. Dekker o.a.:
"Dit brengt mij tot een conclusie, die ik voorlopig nog niet veel meer dan als een hypothese naar voren zou willen brengen: de vrijgemaakt-gereformeerden zullen in de toekomst ingrijpende veranderingen te zien geven. Zij zullen zich in toenemende mate bij de ontwikkelingen in de samenleving (moeten) aanpassen, juist omdat zij hun geloof op alle aspecten van het leven (willen) betrekken. Zij zullen zich de komende decennia dan ook ontwikkelen in de richting waarin de synodaal-gereformeerden zich ontwikkeld hebben en zij zullen in de toekomst ook weer meer op die synodaal-gereformeerden gaan lijken."
Nu na ongeveer twintig jaar vindt Dekker dat de volgende vragen wel kunnen worden beantwoord:
Dekker stelt dat de vrijgemaakten zelf gekozen hebben voor een kerkelijk isolement. Dat isolement maakt het niet vanzelfsprekend dat zij zouden veranderen. Maar in de loop van de jaren is door de opkomst van een nieuwe generatie en de invloed van jonge intelligentsia het isolement doorbroken. De blik werd aanzienlijk verruimd en leidde tot ingrijpende veranderingen.
Tegelijk werd ook ingezonkenheid geconstateerd. Het meeleven werd minder. Het historisch kerkbesef nam af.
In hun eigen kring constateert men dat de kerken een buitengewoon spannende transformatie doormaken van een tamelijk gesloten naar een open kerkgemeenschap. Allerlei typisch vrijgemaakte organisaties zetten hun deuren open voor andere christenen. Velen begroeten de gegroeide openheid positief, zien het misschien zelfs als reformatie.
Kortom, de kerken veranderen. En dat in een versneld tempo.
De uitgangssituatie
Om te vergelijken moet er een beginsituatie worden bepaald en een periode waarover de veranderingen worden 'gemeten'. Gekozen is voor twee perioden van 40 jaar: voor de GKN 1950-1990 en voor de GKv 1970-2010. De kerkelijke beginsituaties in 1950 respectievelijk 1970 zijn zeer vergelijkbaar.
Wel zijn sommige ontwikkelingen moeilijk vergelijkbaar omdat die hun beslag kregen in beide kerkgemeenschappen in de periode 1950-1970, dus buiten de periode van de vrijgemaakte kerken. Als voorbeeld wordt geboorteregeling genoemd die in 1970 in vrijgemaakte kring al geaccepteerd was geworden.
GKN
De scheuring van 1944 was nog maar kort achter de rug. Veel naar verdieping strevende en vernieuwende leden hadden de kerken verlaten. Er kwam een periode van rust met zekere trekken van gearriveerdheid, misschien ook verstarring. Een proces van integratie en acceptatie van de kerken in de Nederlandse samenleving kwam op gang. Door een open houding waren de kerken ontvankelijk voor ontwikkelingen in de samenleving. Die stimuleerde de veranderingen in de kerk.
GKv
De vrijgemaakten zagen 1944 als reformatie. Zij waren de voortzetting van de gereformeerde kerken. Het leidt tot conflicten over de verhouding tot andere kerken (B.A. Bos) en over 'doorgaande reformatie'. Er is sprake van een radicalisering van de Vrijmaking. Samenwerking met andere christenen veroorzaakt verdeeldheid.
Men stelt zich op tegenover de Nederlandse samenleving. Het gevolg is dat ontwikkelingen in de samenleving veel later doorwerken.
Na de scheuring in 1967 breekt er een periode van rust, consolidatie en ontplooiing aan waarin het isolement wordt versterkt. De kerken kenmerken zich als orthodox in de leer en zijn homogeen in opvatting en gedrag. Zij vormen een hechte groep en zijn op een eigen wijze betrokkenheid op de samenleving
Aantallen
Uit de groei of het ledenverlies kan met enige voorzichtigheid iets gezegd worden over de aard en kracht van een geloofsgemeenschap. Factoren zijn: aantallen gedoopten, sterfgevallen, toegelaten en vertrokken leden.
Het boek laat de ontwikkeling zien van de ledentallen van beide kerkgemeenschappen. Die komen (grafisch geïndexeerd) frappant overeen: na aanvankelijke groei komt er een moment waren de daling scherp inzet. De vrijgemaakte cijfers van de laatste jaren bevestigen dit verschijnsel.
GKN
Initieel was er een hoog geboortecijfer en nam het ledental nog toe. Echter het geboorteoverschot daalde al vanaf 1970. Na het omslagpunt in 1975 ontstaat er een scherpe daling. Het ledental in 2000 is gelijk aan dat in 1950.
Geboorteregeling is een hot issue geweest.
Missionaire activiteit neemt af sinds 1970. Het aantal kerkverlaters neemt toe, later zelfs heel sterk. Al sinds 1970 is het saldo van hen die toetreden en hen die de kerken verlaten in steeds hoger tempo negatief.
GKv
Initieel is er een hoog geboortecijfer maar dat is scherp gedaald na 2000. Groei kwam het meest door geboorteoverschot. Geboorteregeling heeft zich geruisloos voltrokken, er wordt niet of nauwelijks meer over gesproken.
Al in 1980 overtreft het aantal kerkverlaters het aantal toegelaten. Het verschil wordt voortdurend en versneld groter.
Het zielental in 2012 is ongeveer gelijk aan dat in 1995. Een onderzoek van de Gereformeerde Hogeschool Zwolle geeft een daling van het zielental tot naar schatting 98.000–108.000 leden in 2025. dat is min 15-20% t.o.v. 2008.
Deelconclusie
Al deze gegevens wijzen er op dat de GKv een soortgelijke demografische ontwikkeling doormaken als de GKN.
Kerk en Nederlandse samenleving
GKN
Kerkelijke positie
Synodaal-gereformeerden erkenden de legitimiteit van andere kerkelijke groeperingen en namen meer en meer een open houding aan, m.n. tegenover de Hervormde Kerk. Het contact met andere gereformeerde groeperingen werd daardoor wel moeizamer en zwakker. De aanvankelijke antithetische opstelling veranderde in samenwerking en uiteindelijk eenheid. In 1970 werkten de synodaal-gereformeerden enthousiast mee aan de totstandkoming van de Raad van Kerken.
Maatschappelijke positie
Synodale organisaties zijn wel christelijk maar niet kerkelijk gebonden. Het Kuyperiaanse onderscheid tussen kerk als instituut en als organisme wordt streng nageleefd.
In de loop van de tijd werd de band tussen kerken en organisaties losser en tenslotte geheel losgelaten. Het christelijk karakter van organisaties is in veel opzichten aangetast.
GKv
Kerkelijke positie
De kerken noemt zich de ware kerk en stellen zich daarmee als vanzelf op tegenover de andere kerken, in het bijzonder de GKN. Naarmate deze kerken hun gereformeerd karakter verloren is er steeds minder aandacht voor hen.
Eenheid met de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt voortdurend belemmerd door o.a. de hoge eisen die vrijgemaakt-gereformeerden aan samenspreken en samengaan stellen. Gaan de CGK ook niet de synodalen achterna? De latere toenadering tussen de kerken leidt niet tot eenheid, de CGK zijn nog niet zo ver. Maar de universiteiten werken wel samen. Dr. S. Paas wordt de eerste CGK docent aan de TUK. Ook de relatie met de synodaal-gereformeerde universiteit in Kampen is goed.
Langzaam maar steeds sneller worden de vrijgemaakte kerken opener en verlaten zij hun zelfgekozen isolement. Er komen contacten met de Nederlands Gereformeerde Kerken. Van Evangelisatie & Recreatie kunnen nederlands-gereformeerden en christelijke gereformeerden lid worden.
Rond 2000 werkt de helft van de gemeenten in een of andere vorm samen met een andere kerk. Het wordt landelijk begeleid en gestimuleerd.
De veranderde open houding komt uit in allerlei samenwerking, zoals in het Convent van Kerken, de geestelijke verzorging militairen, Interkerkelijk Overleg in Overheidszaken, Contact Orgaan voor de Gereformeerde Gezindte, lidmaatschap van de Nederlandse Zendingsraad, deelname aan de Nationale Synode. Er loopt nog een onderzoek naar een mogelijke associatie met de Raad van Kerken.
Maatschappelijke positie
Doorgaande reformatie en het verlies aan christelijke identiteit van bestaande organisaties leidde tot exclusief vrijgemaakte organisaties en vormde zo het vrijgemaakte leven. Maar later verdween of verzwakte dat exclusief vrijgemaakt-gereformeerde karakter door andere opvattingen, gebrek aan enthousiasme en betrokkenheid.
Voorbeelden: het Nederlands Dagblad en het Gereformeerd Politiek Verbond.
Inmiddels is stemmen op de ChristenUnie niet meer vanzelfsprekend, is er zelfs sympathie voor GroenLinks en PVV.
Een netwerk van gereformeerde scholen werd opgericht vanuit de triangelgedachte: gezin-school-kerk als eenheid. Maar in de jaren negentig krijgt men moeite met de gereformeerde identiteit. Ook neemt de betrokkenheid en motivatie van ouders en leden neemt af. In hoog tempo wordt het toelatingsbeleid voor leden en personeel aangepast. De Gereformeerde Scholengemeenschap Randstad bijvoorbeeld vraagt alleen of zijn medewerkers geloofwaardige dragers van de gereformeerde identiteit kunnen zijn. In 2012 wilde de LVGS[3] herziening van de kerkelijk afgebakende grondslag en pleit het verband voor toenadering tot evangelische scholen. Voor de instelling van medezeggenschapsraden op scholen werd vroeger ontheffing gevraagd, maar nu hebben de meeste scholen zo'n raad.
De vroegere vrijgemaakte kerken voelden niets voor de Raad van Kerken maar nu wordt een associatie met de Raad van Kerken onderzocht en wordt er enthousiast meegewerkt aan de zgn. Nationale Synode.
De vrijgemaakten zijn tegenwoordig een belangrijke spil in nieuwe orthodox-protestantse organisaties.
De afwerende verhouding t.o.v. de overheid is verdwenen: uitnodigingen voor het bijwonen van interkerkelijke diensten bij koninklijke aangelegenheden zijn geen punt meer. De vroeger radicaal afgewezen subsidie voor de TUK werd aanvaard en verkregen. Evenzo financiële ondersteuning van studenten. De TUK past zich steeds meer aan aan de universitaire wereld en professionaliseert voortdurend.
Initieel werd de sociale wetgeving in de verzorgingsstaat principieel afgewezen maar nu wordt overheidshulp aanvaard i.p.v. diaconale ondersteuning.
Deelconclusie
Er is een overeenkomende openheid van beide kerkengroepen. Die kun je zien in de veranderde houding t.o.v. de oecumene zoals die b.v. in de Raad van Kerken vorm heeft gekregen. In beide kerkgroepen hebben in kerkelijk Nederland zich overeenkomstige ontwikkelingen voorgedaan.
Dat geldt ook voor de maatschappelijke positie. Eerst was er een aanzienlijk verschil: de vrijgemaakten hadden hun kerkelijke organisaties. De band tussen kerk en organisatie was bij de synodalen indirect, bij de vrijgemaakten direct. Maar beiden zijn Kuyperianen gebleven en dus is het verschil in de praktijk niet zo groot. Het ging immers om beïnvloeding van de wereld? Daarom moest het kerkelijk karakter van de vrijgemaakte organisaties wel veranderen onder invloed van die wereld.
Zal het verdwijnen van de exclusief kerkelijke relatie en de betrokkenheid op christelijke organisaties leiden tot organisaties als bij de synodalen? Nú is het christelijk karakter van de oorspronkelijk vrijgemaakte organisaties nog beter gehandhaafd. Maar er is reële zorg dat ook deze niet zullen ontkomen aan een ontwikkelingsgang als bij de synodalen.
Het algemeen beeld is er een van verval. Weliswaar is de indruk dat de vrijgemaakte wereld langer in staat is geweest ontbindende verschijnselen te weerstaan maar de richting waarin men zich beweegt vertoont wel overeenkomst met die van de synodalen.
Organisatie
GKN
In de laatste vijftig jaar hebben de kerken zich organisatorisch ontwikkeld van een verzameling plaatselijke kerken die eens per drie jaren bijeenkwamen naar een kerkgenootschap waarin de landelijke synode met een goed uitgerust bestuursapparaat met tientallen vrijgestelde functionarissen een permanente plaats inneemt. Het dienstencentrum in Leusden telt 150 personen.
Er is sprake van professionalisering, centralisering en bureaucratisering. Er groeit afstand tussen leiders en leden, ook in plaatselijke gemeenten. Deze professionalisering spoort niet met de oorspronkelijke presbyteriale kerkvorm.
GKv
Vanaf ongeveer 1980 groeien de kerken organisatorisch sterk. Er komen nieuwe bureaus en instellingen met vrijgestelden: een Gereformeerde Missiologische Opleiding later Institute of Reformed Theological Training met extra persoonslid, full time studiebegeleider van a.s. zendelingen, opbouwwerkers en evangelisten, een landelijk bureau met een coördinator evangelisatiearbeid, een diaconaal steunpunt met full time beroepskracht, een bureau De Verre Naasten in Zwolle met een directeur buitenland, een Archief- en Documentatie Centrum, een communicatieadviseur, een adviseur kerkelijk personeelsbeleid, een steunpunt gemeenteopbouw.
De synode van Harderwijk 2011/12 stemt in met de realisatie in 2013 van een nieuw praktijkcentrum voor theologie en gemeenteopbouw, een samenwerking tussen TUK, GH en Centrum voor Dienstverlening.
In Zwolle zijn tien vrijgemaakte organisaties met 27 medewerkers onder één dak gebracht.
De professionalisering van predikanten en synodewerk gaat steeds voort. Een beroepsprofiel wordt (verder) ontwikkeld. De synodepreses in na de sluiting van de synode het gezicht, aanspreekpunt en vertegenwoordiger van de kerken. Men wil meer centralisering.
Een belangenvereniging voor kerkelijke werkers binnen de GKv, NGK en CGK werd opgericht.
De kerkelijke praktijk en kerkordelijke afspraken leveren spanning op. Een nieuwe concept kerkorde moet daaraan tegemoet komen. Diversiteit blijkt bijvoorbeeld uit drie doops- en vijf avondmaalsformulieren.
Steeds minder worden gemeentegrenzen gerespecteerd. Ambtsdragers die verhuizen blijven soms aan hun gemeente verbonden door een tekort aan ambtsdragers. Het klassieke ouderlingenbezoek staat onder druk van alternatieve pastorale zorg.
Belangstelling voor landelijke zaken vermindert, bijvoorbeeld de Schooldag.
Deelconclusie
De vrijgemaakte kerken zijn organisatorisch en professioneel flink gegroeid, met een accent op het predikantschap.
Er is een algemene ontwikkeling waarbij taken en diensten steeds meer gecentraliseerd worden.
De gekozen middenweg tussen hiërarchie en independentisme zal toch in de loop van de tijd ongetwijfeld leiden tot een lossere band tussen landelijk en plaatselijk kerkelijk leven en tot grotere diversiteit.
In dit alles ontwikkelen de GKv zich overeenkomstig de GKN. Ook in allerlei genoemde plaatselijke veranderingen verschilt men niet van de GKN. De varianten in het kerkelijke werk kwamen daar alleen eerder voor.
Ambtelijk werk
Vergelijking tussen de kerkengroepen is niet gemakkelijk omdat veel niet gedocumenteerd is. Daarom zijn er maar enkele lijnen te trekken.
GKN
In de loop van de tijd is er een grotere gelijkheid tussen de ambten ontstaan en is het verschil tussen ambtsdragers en niet-ambtsdragers minder belangrijk geworden. Er is geen verschil meer tussen smalle en brede ambtelijke vergaderingen.
GKv
Het predikantschap is in bepaalde opzicht vergelijkbaar met andere beroepen geworden.
Sommige werkzaamheden kunnen ook door niet-predikanten worden verricht, b.v. curator van de Hogeschool. De predikant is niet altijd meer voorzitter van de kerkenraad. De kerkelijk werker bedreigt de positie van de predikant.
Het onderscheid tussen ambtsdragers en gemeenteleden is minder groot geworden.
Het wordt niet langer eervol gevonden ouderling te worden. In meer dan de helft van de gemeenten is het moeilijk voldoende ambtsdragers te vinden.
In een deel van de kerken brengen ouderlingen het jaarlijkse huisbezoek niet meer maar zijn ze meer coördinatoren geworden van pastoraal werk.
Het werk van de diaconie verschuift door burgerlijke wetgeving en gaat zich ook bewegen op het terrein van andere ambtsdragers, bijvoorbeeld bij huwelijksmoeilijkheden en echtscheiding. Wel vormen de diakenen hun eigen college en vergaderen ook apart.
Ontwikkelingswerk is via de vereniging De Verre Naasten kerkelijk ingebed.
Deelconclusie
Een en ander wekt sterk de indruk dat er een vrij grote mate van overeenstemming in de veranderingen in beide kerkengroepen. Alleen de positie van de diakenen verschilt nogal van die in de GKN.
De positie van de vrouw
De vrouw in het ambt is een van de belangrijkste vraagstukken. In heel het kerkelijk leven hebben door de verandering van de positie van vrouwen in de samenleving zich hier de afgelopen periode ingrijpende wijzigingen voorgedaan
GKN
Beginjaren 50 besloot de synode de kerken vrijheid te geven voor het actief stemrecht. In 1965 sprak de synode uit dat de vrouw ook mag meewerken in de ambtelijke dienst. Daarna werden alle ambten opengesteld voor de vrouw. Zonder hun werk zouden veel kerken een groot gebrek aan kader hebben. Inmiddels gaat het vrouwelijke element onder de theologische studenten steeds meer overheersen.
Ook de visie op de positie in de vrouw in het huwelijk is radicaal veranderd. In het huwelijksformulier van 1990 wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen de plichten van bruid en bruidegom.
GKv
In het begin van de jaren negentig krijgen vrouwen actief stemrecht. Het passieve kiesrecht wordt na de eeuwwisseling in allerlei verbanden frequent aan de orde gesteld.
Voor vrouwelijke diakenen lijkt een draagvlak te bestaan. In de huidige concept KO biedt die mogelijkheid als optie. Een minderheid wil vrouwen ook in de andere ambten toelaten. De vrouw neemt nu al een belangrijk plaats in in catechese, pastoraat en het scribaat van de kerkenraad. Een synodaal onderzoek loopt of vrouwen ook tot de ambten kunnen worden toegelaten.
De visie op de vrouw is ingrijpend veranderd. In latere huwelijksformulieren wordt niet meer gesproken over gezag en leiding van de man, noch over gehoorzaamheid van de vrouw aan de man.
Deelconclusie
Er heeft zich op dit gebied in de GKN een revolutionaire ontwikkeling voltrokken. En gezien de snelheid waarmee opvattingen zich op dit moment ontwikkelen kan moeilijk anders verwacht worden dat ook binnen de GKv vrouwen tot de ambten toegelaten zullen worden.
De visies op het ambt en de positie van de vrouw staan niet los van elkaar.
Kerkdiensten
Omdat voor dit onderzoek geen veldwerk is gedaan en het alleen gebaseerd is op wat anderen schreven, kan hier niet veel over worden gezegd, alleen maar een schets in grote lijnen gegeven.
GKN
Eind van de jaren tachtig besluit de synode dat "op de dag des Heren de kerkeraad de gemeente zo mogelijk tweemaal, doch tenminste eenmaal in kerkdiensten zal samenroepen". Maar het kerkbezoek daalt aanzienlijk, zowel van de morgen- als middagdienst. De laatste wordt nog maar door een klein deel van de leden bezocht.
Kindernevendiensten werden ingevoerd.
De Avondmaalsviering gebeurt frequenter. Ook niet belijdende leden worden toegelaten, in de meeste kerken ook kinderen.
GKv
Na de jaren negentig vermindert het bezoeken van de middagdienst. De inrichting van de laatste komt volop in discussie. Het vervallen van deze dienst is voorspeld.
In 2012 besluit de synode te Harderwijk dat de kerkenraad de gemeente samenroept "als regel tweemaal per zondag".
Er verschijnt een kerkboek met eigen berijmingen van psalmen, een eigen bundel gezangen, belijdenissen in hedendaags Nederlands, etc. Gestreefd werd naar een geheel eigen invulling van de liturgie. Dat levert veel spanningen en isolement op.
Midden jaren tachtig stelt de synode een definitieve versie van de psalmen en gezangen vast. Maar er komen nog steeds nieuwe liederen bij. Ondanks veel bezwaren wordt er doorgewerkt aan weer een nieuwe gezangenbundel.
Eerst werd het Liedboek voor de kerken krachtig afgewezen, daarna geïntroduceerd. Ook besluiten de kerken deel te nemen aan het nieuwe Liedboekproject 2012.
Kindernevendiensten waren onacceptabel maar vervolgens geruisloos ingevoerd.
Hier en daar is een open(er) Avondmaalsviering ingevoerd zodat ook gasten van buiten de kerken aan kunnen gaan. Korte formulieren zijn ontworpen voor frequente(re) viering.
Deelconclusie
Het is normaal dat het liturgisch proces zoals in de GKv, spanningen oplevert. Veranderde tijden vragen steeds weer om vernieuwingen en niet ieder kan dat volgen.
De houding t.o.v. het 'Liedboek voor de kerken' veranderde radicaal: van antithese naar samenwerking. Mede daardoor is de afstand tot de GKN verkleind.
De vormgeving van het kerkelijk leven en van de kerkdiensten is enorm gaan verschillen. Zonder verder onderzoek kan worden geconcludeerd dat er in de praktijk veel meer en ingrijpender veranderingen hebben plaatsgevonden dan bekend is of gedacht wordt. De GKv groeien op dit punt dichter naar de synodaal-gereformeerde kerken. Want ook daar was de variatie in de vormgeving groot.
De leer
GKN
Dr. Wiersinga verkondigde een alternatieve verzoeningsleer maar werd er niet om geschorst.
In de zeventiger jaren zijn er vele leerkwesties maar daarna gaat het meer om ethische kwesties, de leer is secundair. Er is een zekere leervrijheid.
Het kenniselement is veel minder belangrijk geworden, het gaat nu meer om vertrouwen.
De kerkelijke tucht was aan het eind van de periode vrijwel geheel verdwenen.
GKv
Leer en leven in de GKv worden belangrijk geacht. Zij achten zich immers de ware kerk.
Op synodes zijn in de beschouwde periode niet veel leerkwesties aan de orde geweest, alleen de doop van geadopteerde kinderen.
De vraag naar de waarde van de kinderdoop wordt steeds nadrukkelijker gesteld. Er is veel discussie over de gaven van Heilige Geest.
Verder wordt er regelmatig gevraagd de geformuleerde leer te herzien.
De nadruk verschuift van de leer naar ethische en praktische toepassingen.
In het begin was er nog afkeuring op de alternatieve verzoeningsleer in synodaal-gereformeerde kerk. Maar ook in de GKv liet prof.dr. G. Harinck (TUK) zich uitermate kritisch uit over diverse leerstukken waaronder de verzoeningsleer. Het komt echter niet aan de orde op synodaal niveau.
Regelmatig wordt gemeld dat tucht wordt geoefend maar de vraag is gewettigd of het dan gaat om de handhaving van de leer.
Deelconclusie
De visie leeft dat het geloof meer te maken heeft met een juiste wijze van leven en verantwoord gedrag dan met instemming met bepaalde leerstellingen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat heel veel kerkleden moeite hebben met de leer terwijl men denkt dat er wel overeenstemming is. Formele leerregels spelen een onbelangrijker rol in het vrijgemaakte kerkelijke leven, zoals kan blijken uit de behandeling van Harincks kritiek op o.a. de verzoeningsleer.
Er is dus duidelijk sprake van een relativering van de betekenis van de leer, vergelijkbaar met die in de GKN destijds.
Belijdenis
GKN
Het aantal doopleden dat belijdenis doet neemt na aanvankelijke stijging continue af.
Hoewel de inhoud van de belijdenis niet veranderd is en officieel nog gehandhaafd wordt, is er een grote vrijheid in hantering en interpretatie. In het leven nemen belijdenis en het doen van belijdenis een minder grote plaats in. Het aantal leden dat belijdenis doet neemt na 1965 fors en steeds sneller af.
GKv
De kern van de belijdenis staat nog ongeschokt. Maar de kerkelijke cultuur is grondig veranderd en doet dat nog steeds. Er is een beweging van verstand naar gevoel.
Prof.dr. E.A. de Boer (TUK) sprak van een "historische en theologische bepaaldheid van de confessies".
In het nieuwe formulier voor het doen van belijdenis is instemming met de leer i.p.v. de eerste, de tweede vraag geworden. De nadruk ligt nu op het eigen geloof i.p.v. op de belijdenis als samenvatting van het geloof.
Het aantal doopleden dat belijdenis doet neemt na 2000 gestaag af.
Deelconclusie
De teruggang van het aantal doopleden dat belijdenis doet valt samen met het keerpunt in de ontwikkeling van het ledental van de kerken. De cijfers wijzen op een afnemende betrokkenheid bij het kerkelijk leven.
Het ligt voor de hand de verminderde betekenis van de belijdenis en het afnemend doen van belijdenis in beide kerken als overeenkomstige ontwikkelingen te beschouwen.
Bijbelopvatting
Is de Bijbel een bundel interpretaties of een duidelijke openbaring van God voor mensen in alle tijden? Gereformeerd is de Bijbel als Gods Woord de centrale plaats te geven. Zij wordt gezien als bron van waarheid en het richtsnoer voor het leven.
GKN
Er is een principieel en radicaal andere visie op en houding tegenover de Bijbel ontstaan. Die verandering is duidelijk verwoord in het rapport 'God met ons'.
GKv
Aanvankelijk is een van de grote bezwaren tegen de GKN dat de leer van de Schrift hoe langer hoe meer ter discussie wordt gesteld. Maar ook binnen deze kerken treden geleidelijk veranderingen op m.b.t. de bijbel-opvatting. Er zijn kritische geluiden over Gods voorzienigheid, er is een doorgaande discussie over het Schriftgezag.
Ook op officieel niveau wordt anders met de Bijbel omgegaan. Bijvoorbeeld t.a.v. echtscheiding en opnieuw trouwen. Die worden nu vanuit 'het geheel van de Bijbel' benaderd.
Er is meer aandacht voor de menselijke factor bij het ontstaan van de Bijbelboeken. De Bijbel is ten diepste 'een geheim' en daarom wordt hij overvraagd als we hem allerlei niet-geopenbaarde dingen over het ontstaan van wereld laten zeggen.
Kritiek op elders beoefende Schriftkritiek is verstomd. De grote vorderingen van de literatuurwetenschappen wil men graag bruikbaar maken voor het Bijbellezen.
Er wordt erkend dat bij het vrouwenkiesrecht ook de cultuur een rol speelt.
Bij veel onderwerpen krijg je 'het gevoel op de drempel te staan van een nieuw begrijpen van de Schrift'.
Uit de snelle aanvaarding van de NBV blijkt het belang dat gehecht wordt aan de Bijbel.
Deelconclusie
De Bijbel speelt nog steeds een grote rol in de vrijgemaakt-gereformeerde kerk. Maar hoe men tegen de Bijbel aankijkt en er mee omgaat is wel anders geworden. Misschien zijn de veranderingen niet zo radicaal als in de GKN of niet zo duidelijk verwoord. Echter uit alle recente uitingen blijkt dat de veranderingen in de praktijk al verder zijn dan oppervlakkig lijkt. Die veranderingen wijzen in dezelfde richting en tonen veel overkomst met die in de GKN.
De snelle introductie van de NBV is een voorbeeld dat aangeeft dat de vrijgemaakten eerder als orthodox dan als conservatief moeten worden getypeerd.
Pluraliteit
Wanneer kerkelijke groeperingen veranderen ontstaat er vrijwel altijd een verscheidenheid aan opvattingen en gedragingen. Onderscheiden kunnen worden:
Pluriformiteit: 'veel kerkvormen bij geestelijke eenheid' en pluralisme: 'een systeem dat het bestaan en samenwerking van verschillende leidende beginselen of overtuigingen naast elkaar erkent'. Ook kan onderscheiden worden tussen vormgeving op het plaatselijk vlak en landelijke stromingen en bewegingen. De laatste zijn van groter invloed voor het (voort)bestaan van een kerkelijke gemeenschap.
GKN
De openheid in deze kerken leidde tot georganiseerde verontrusting met name aan de behoudende rechterzijde. Verschillende verenigingen en bladen werden opgericht. Later verbonden zij zich met elkaar. Maar ook de linkerzijde organiseerde zich om de ontwikkelingen juist te stimuleren.
Bij de eenwording met de hervormde kerk scheidde een deel van de GKN zich af en ging verder onder naam Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN)[4].
GKv
Na aanvankelijke uniformiteit ontstaat er geleidelijk een verscheidenheid in lokale gemeenten. Naast aanvaarding komt er ook verontrusting over de ontwikkeling naar meer openheid. Een vereniging van verontrusten werd opgericht, het blad Reformanda verscheen als ook het blad Bij de Tijd dat juist meer openheid toejuichte.
Een synode besloot m.b.t. verschil van opvattingen over de zondag de bestaande situatie te handhaven.
Verschillende groepjes vrijgemaakten verlaten vanaf 2003 de GKv.
In 2005 wordt een tweedaags besloten crisisberaad gehouden maar het biedt geen oplossing voor de problemen.
De mate van ruimte voor verschillen is in de praktijk niet altijd even helder zoals blijkt bij de afgeblazen opneming van Stroom in het kerkverband.[5]
In de nieuwe kerkorde wordt een algemeen tolerantieartikel opgenomen dat een kerkenraad legitimeert iemands afwijking van de Bijbelse leer te tolereren.
In het najaar 2012 stelt een groep leden een verklaring op waarin verontrusting wordt uitgesproken over de ontwikkelingen.
Deelconclusie
De globale ontwikkelingen laten een opmerkelijke overeenkomst zien met die in de synodaal-gereformeerde kerk. Daar is men zich ook heel wel van bewust.
Pluralisme als in de PKN is onverenigbaar met de vrijgemaakt-gereformeerde kerkopvatting, maar ook deze kerken zullen er niet aan ontkomen. Het gaat om meer dan verschillen in details. De ruimte is kerken is inmiddels groter dan die ds. B.J.F. Schoep destijds voorstond.
Ook in de nieuwe vrijmaking van vrijgemaakt-gereformeerden in 2003 en de afscheiding van de GKN (de voortgezet gereformeerden) in 2004, is een zekere parallellie te zien.
Huwelijk en echtscheiding
In het algemeen is er een verschuiving van de leer naar het leven. Er zijn aanwijzingen dat dat ook het geval is in de GKv. De aandacht verschuift naar zaken als huwelijk, echtscheiding en seksualiteit, vragen over leven en dood. De eerder geconstateerde veranderingen hebben gevolgen voor allerlei opvattingen op ethisch gebied. Andersom ook: verandering van ethos signaleert veranderingen in het kerkelijk leven.
In het begin waren de opvattingen in beide kerkengroepen gelijk: het monogame huwelijk van man en vrouw is een goddelijke instelling voor de duur van het leven. Seksualiteit was alleen binnen het huwelijk geoorloofd en gericht op gezinsvorming.
GKN
De opvattingen veranderden sterk. In 1963 sprak de synode uit dat elke geslachtsgemeenschap vóór het huwelijk als strijdig met Gods Woord moet worden veroordeeld maar 25 jaar later werd die uitspraak in feite ingetrokken. In het huwelijksformulier wordt niet meer gesproken van een 'ordonnantie Gods'. De positie van man en vrouw is veel meer aan elkaar gelijk gesteld.
In 1970 werd uitgesproken dat door de zonde een echtscheiding soms onontkoombaar is.
Beginjaren tachtig werd door de synode het niet-gehuwd samenwonen aanvaard.
GKv
In het huwelijksformulier wordt het huwelijk een instelling van God genoemd. Ook spreekt het van het kwaad van echtbreuk. Maar weggelaten is 'dat Hij het zeker niet ongestraft zal laten'. Nu klinkt milder: Het is tegen Gods wil dat gehuwden uit elkaar gaan.
Geslachtsgemeenschap voor het huwelijk wordt veroordeeld omdat het strijd met Gods Woord. Er is geen officiële intrekking van dit standpunt. Maar op basis van een EO-onderzoek mag men rustig aannemen dat de praktijk veranderd is. Het onderzoek, dat ook betrekking had op de GKv, wees uit dat de helft van de ondervraagde christenen voor het huwelijk geslachtsgemeenschap heeft gehad.
Samenwonen komt veel meer voor en krijgt regelmatig aandacht van kerkelijke vergaderingen. Velen zijn geneigd 'samenwonen' gewoon te gaan vinden. Het aantal echtscheidingen neemt toe en krijgt al eind jaren zeventig kerkrechtelijke aandacht.
Nuanceringen in het kerkelijk standpunt m.b.t. echtscheiding en opnieuw-daarna-trouwen ontstaan als de Bijbel op een andere manier wordt benaderd: niet meer vanuit de geboden maar 'vanuit het geheel van de Bijbel'. Er ontstaat begrip voor 'de hardheid van het hart'. Zo mocht eerst een tweede huwelijk na echtscheiding niet kerkelijk bevestigd worden maar enkele jaren later verplichtte de synode kerkenraden daartoe als de raad met een eerdere echtscheiding had ingestemd.
Steeds meer gevallen van seksueel misbruik in pastorale situaties worden gemeld. In 2004 is een samenwerking op dit gebied met de CGK en de NGK van start gegaan met 122 vertrouwenspersonen van vrijgemaakte zijde.
Deelconclusie
De ontwikkeling in de GKv toont veel overeenkomst met die in de GKN maar gaat nog wel minder snel door kerkelijk beleid. In 1970 werd in de GKN op synodaal niveau al niet meer over echtscheiding gesproken, terwijl het nog steeds een bron van discussie en zorg is binnen de GKv.
Homoseksualiteit
GKN
Sinds 1970 zijn de relaties van homofielen regelmatig op de synode aan de orde gesteld. In 1990 riep de synode de plaatselijke kerken op tot volledige aanvaarding, ook in de ambten.
GKv
Begin 1990 stelde de synode dat elke homoseksuele geslachtelijke omgang in strijd met Gods Woord is. Maar er is wel pastorale aandacht voor de problemen. De vereniging Contrario t.b.v. homofielen wordt opgericht.
In discussies blijkt er grote verdeeldheid te bestaan over deze zaak. De vroegere helderheid 'je mag het wel zijn maar niet doen' bestaat niet meer. Officieel wordt een affectieve relatie van homoseksuelen afgewezen.
Samen met de Nederlands gereformeerden werd een website ontwikkeld die een pastorale handreiking moet bieden. Maar de GKv doen weer niet mee met een NGK studiecommissie naar homoseksualiteit en ambt.
Deelconclusie
Binnen de GKv is er een grotere openheid en vrijheid m.b.t. homseksualiteit ontstaan, maar die ontwikkeling gaat tot nu toe minder ver dan die binnen de synodaal-gereformeerde kerken. De verschillen zijn binnen het verband (nog?) veel te groot: van voorzichtige acceptatie of gedogen tot geharnaste afwijzing.
Abortus en euthanasie
Op dit punt hebben zich geen complexe ontwikkelingen voorgedaan.
GKN
In 1963 wordt abortus provocatus ten strengste afgekeurd. Tien jaar later vindt men het soms aanvaardbaar als het geestelijk of lichamelijk welzijn van de vrouw ernstig wordt bedreigd. Men meldt de overheid verontrusting over abortusklinieken.
Euthanasie is slechts één keer uitgebreid ter sprake gekomen, midden jaren tachtig. In een bezinningsrapport werd gesteld dat beëindiging van eigen leven vanuit het gezichtspunt van christelijk geloof verantwoord kan zijn.
GKv
Het synodaal-gereformeerde standpunt wordt veroordeeld als een gevolg van de nieuwe vrijzinnigheid daar. Het protest tegen abortus en zijn legalisering blijft klinken. Een dag van boete en gebed wordt gehouden en de overheid van het afwijzende standpunt in kennis gesteld. Men probeert vergunningen van ziekenhuizen voor abortus te verhinderen.
De laatste jaren speelt het onderwerp op officieel niveau een geringere rol. Voor zover bekend blijven de kerken in verzet tegen abortus.
Euthanasie wordt zonder meer afgewezen. Rond 2000 werd een bededag uitgeschreven tegen deze ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. De kerken protesteren bij de overheid tegen verruiming van euthanasie. De laatste jaren lijkt het onderwerp op officieel niveau niet meer ter sprake te komen.
Deelconclusie
Er is een duidelijk contrast tussen de gang van zaken in beide kerkengroepen.
In de GKv komen op officieel niveau deze zaken de laatste jaren nauwelijks meer aan de orde. Maar mogelijk verandert de praktijk van het leven in de GKv wel zonder dat officiële standpunten worden aangepast. Zo kan het verschil met de GKN kleiner zijn dan op het eerste gezicht lijkt.
Levensstijl
Voor de ontwikkeling van een bepaalde groepering moeten ook de gedragingen ogenschouw worden genomen. Maar de aard van dit onderzoek (zonder veldwerk) laat niet toe om op basis-niveau vergelijkingen tussen beide kerkengroepen te maken. En vergelijken op basis van documentatie is weinig zinnig.
In de jaren vijftig bleken de gereformeerden het meest een eigen levensstijl (vrijetijdsbesteding, zondagsrust, etc.) te voeren. Het verschil tussen vrijgemaakt-gereformeerden en de synodaal-gereformeerden was toen gering.
GKN
De vrijetijdsbesteding kwam nogal eens op synodaal niveau aan de orde. Begin jaren vijftig werden paardans, schouwburg- en bioscoopbezoek afgewezen.
De zondagrust komt nog in de jaren vijftig en zestig aan de orde, daarna niet meer.
Later was de vroegere typisch gereformeerde levensstijl geheel verdwenen.
GKv
De nauwe band tussen kerk en gereformeerd levensgedrag bewaarde het gereformeerde ethos. Synoden hoefden zich hier niet over uit te spreken. Maar eind jaren zeventig wordt wél gesproken van een inzinking over heel de linie, dus ook van de levenswandel.
Rond de eeuwwisseling wordt de zondag een en ander maal als belangrijk punt aan de orde gesteld: waar liggen de grenzen van vermaan m.b.t. het vierde gebod en de zondagsrust?
Deelconclusie
De vrijgemaakt-gereformeerden hebben de gereformeerde levensstijl mogelijk langer volgehouden dan de synodaal-gereformeerden. Maar het is niet onmogelijk dat door de verandering in de levensstijl van de hele Nederlandse bevolking, ook voor de vrijgemaakt-gereformeerden geldt dat het typisch gereformeerde patroon is verdwenen.
Conclusies
Er werden antwoorden op twee vragen gezocht:
Het kader van de zoektocht werd bepaald door en beperkt tot de kennis van de veranderingen in de GKN op grond van de veronderstelling dat de GKv na verloop van tijd dezelfde veranderingen te zien zullen geven. Sociologisch hebben de twee groeperingen qua aard veel gemeen. Het zijn gereformeerde Kuyperiaans-georiënteerde kerken, dus gericht op de wereld.
Kwantitatieve ontwikkeling
De ontwikkeling van het ledental loopt met een tijdsverschil van 30 jaar duidelijk parallel. Ook het ledental van de GKv zal vrij snel dalen m.n. door het dalend geboorteoverschot en het aanzienlijk stijgend aantal onttrekkingen. Per saldo geeft dat een groot ledenverlies. Het wijst op afname van sociale kracht, aantrekkingskracht en vermogen om leden vast te houden.
Positie in het kerkelijk leven
Aanvankelijk was er een groot verschil tussen de kerkengroepen door het zelfgekozen vrijgemaakte isolement. Maar steeds grotere openheid naar de kerkelijke wereld leidde tot steeds meer samenwerking, tot zelfs een mogelijke associatie met de Raad van Kerken.
De positie van de vrijgemaakt-gereformeerden gaat steeds meer lijken op die van de synodaal-gereformeerden.
Positie in het maatschappelijke leven
In het begin is er een groot verschil tussen de kerkengroeperingen. De vrijgemaakte doorgaande reformatie leidde tot exclusief-gereformeerde organisaties. Maar dit bleek op de duur niet te handhaven. De formele situatie is meer en meer op die in de GKN gaan lijken. Wel blijft er nog een verschil: de band tussen de GKv en de van oorsprong gereformeerde organisaties is sterker gebleven, ook al worstelen vele organisaties met hun identiteit.
De veranderde houding ten aanzien van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen als bijvoorbeeld subsidiëring laat de vrijgemaakt-gereformeerden in toenemende mate integreren in de samenleving.
Ontwikkelingen in het kerkelijk leven
Met name vanaf 1980 is er een sterke organisatorische groei, professionalisering en centralisering. De relatie tussen het synode en de plaatselijke kerken verzwakt met als gevolg verschillen in vormgeving van het kerkelijke leven. Globaal zijn de ontwikkelingen dezelfde als die in de GKN.
Voor zover is waar te nemen vertoont ook het ambtelijk werk veel overeenkomsten. Eén verschil is er wel: de diaconie is in de GKv, in elk geval formeel, minder betrokken bij het vrijgemaakte kerkelijke bestuur.
In beide kerkgemeenschappen is de positie van de vrouw in dezelfde richting veranderd, zij het minder snel in de GKv. In deze kerken hebben vrouwen alleen actief kiesrecht maar verwacht mag worden dat zij in de toekomst ook passief kiesrecht zullen verwerven..
Het kerkbezoek neemt ook in de GKv af en de tweede kerkdienst is in discussie. De variatie in vormgeving van de diensten is sterk gegroeid.
De grote inspanning op liturgische gebied wekt de indruk dat er groter belang aan actieve deelname aan kerkdiensten wordt gehecht dan in de GKN.
Vergelijking van de ontwikkelingen in leer en leven is lastig door de algemene verschuiving van de aandacht van de leer naar het leven. Hoewel de officiële leer niet is veranderd staan de kerkleden er wel vrijer tegenover.
In beide kerkgemeenschappen hebben zich in de omgang met en waardering van de leer en de belijdenis waarschijnlijk grote veranderingen voorgedaan.
In de GKN deden vanaf de zeventiger jaren steeds minder doopleden belijdenis, vanaf het begin van deze eeuw is dit ook het geval in GKv.
De GKN ontstond een radicaal andere visie op de Bijbel-opvatting. Zo'n verandering is niet in de GKv te constateren maar er leeft wel het gevoel dat zij op de drempel van een nieuw begrijpen van de Schrift staan, zoals bijvoorbeeld ook blijkt uit de benadering van echtscheiding en de positie van de vrouw. Dat wijst in elk geval in dezelfde richting als waarin de veranderingen in de GKN gingen.
Er is duidelijk sprake van een grotere pluraliteit. Deze deed en doet georganiseerde verontrusting ontstaan.
Beiden kerkengroeperingen hebben in de loop van de tijd erkend dat echtscheiding soms onontkoombaar is.
Synodalen aanvaarden in 1980 niet-gehuwd samenwonen als samenlevingsvorm; de vrijgemaakten zijn nog terughoudender en in het kerkelijk beleid wordt er meer aandacht aan besteed. Echter samenwonen komt wel steeds meer voor en er is veel overeenkomst in de richting waarin de kerken zich ontwikkel(d)en.
In de GKN nam men na verloop van tijd een vrijer standpunt in t.a.v. seksualiteit vóór en buiten het huwelijk. Vrijgemaakten veroorloven zich hier in de praktijk ook een grotere vrijheid.
In tegenstelling tot de GKN is er in de GKv in en buiten de ambten geen volledige aanvaarding van homoseksualiteit. De opvattingen van vrijgemaakten verschillen onderling veel.
Dat geldt ook t.a.v. opvattingen over abortus en euthanasie. Wel is niet onmogelijk, zelfs niet onwaarschijnlijk dat in de opvattingen en gedragingen van vrijgemaakte kerkleden wel veranderingen zijn opgetreden.
Voor ethische kwesties is er in het algemeen langer aandacht geweest bij de vrijgemaakt-gereformeerden. Dat kan er op wijzen dat zij de gereformeerde levensstijl langer in ere hebben gehouden.
Al deze conclusies rechtvaardigen de volgende beantwoording van de vragen:
Waardering
De ontwikkeling die de GKv doormaken is godsdienstsociologisch een algemeen verschijnsel dat samenhangt met de veranderende samenleving.
Het is nodig om over deze ontwikkeling na te denken, anders wordt de boodschap van deze kerken ongeloofwaardig.
Het is ook sociologisch normaal dat christelijke kerken zich eerst verzetten tegen de min of meer autonome veranderingen in de samenleving, om zich er vervolgens bij neer te leggen of zich aan te passen. Maar omdat christenen zich beroepen op de Bijbel dreigt het gevaar van ongeloofwaardigheid. Bijvoorbeeld: eerst bestrijdt men met een beroep op Gods Woord gelijkheid van man en vrouw om vervolgens hun gelijkwaardigheid te baseren op hetzelfde Woord. Dat vraagt bezinning.
Er zijn drie invalshoeken waarop de relatie tussen kerk en wereld kan worden benaderd en beoordeeld.
1 – Invalshoek secularisatie
Een wereld waarin secularisatie alles doordringt, wordt niet langer ingericht volgens maatstaven ontleend aan de Bijbel of de christelijke godsdienst. De mens wordt autonoom en handelt zonder God of godsdienst.
Dat tast ook het kerkelijke leven aan omdat de samenleving haar leden beïnvloedt. Gevolgen zijn een dalend ledental, geringere betrokkenheid, aantasting van het geloof.
De kerk verdedigt zich hiertegen door haar gereformeerde karakter te handhaven en ook door zich aan te passen aan de situatie.
De GKN hebben zich zodanig aangepast dat ze zelf min of meer geseculariseerd zijn geworden. Dat geldt niet zo van de GKv. Maar velen binnen deze kerken vrezen voor een hellend vlak terijwl anderen weer vinden dat de veranderingen niet ver genoeg gaan.
De kerk stelt zich vanuit deze invalshoek negatief op tegen de ontwikkelingen in de wereld en tracht de bestaande situatie te handhaven. De buitenwereld ervaart dat als conservatief en bestrijdt de kerk daarom.
2 – Invalshoek reformatie
De GKv zijn Kuyperiaanse kerken die zich voortdurend willen reformeren. Zij streven bewust naar verandering in het godsdienstige kerkelijke leven. De theologie moet in rapport met de tijd worden gebracht.
De kerk staat zo minder negatief, eerder neutraal tegenover de wereld en ziet veranderingen als uitdagingen. Ontwikkelingen moeten 'gereformeerd' worden en de leden moeten er mee leren omgaan. De noodzakelijke veranderingen worden beleefd als bewust gewilde wijzigingen van het geloofs- en kerkelijke leven.
Zo'n actualisering kan op secularisatie van de godsdienst uitlopen. Maar dat risico mag niet de noodzakelijke actualisering belemmeren.
Toch verlaten velen de kerk, òf omdat de veranderingen niet geaccepteerd worden, òf omdat de aanpassingen moderne mensen niet ver genoeg gaan.
3 – Invalshoek mondige mens en wereld
Zonder alles te accepteren wat zich in de wereld voordoet, duidt de kerk de veranderingen in de wereld positief namelijk als gevolg van de groeiende mondigheid van de moderne mens en wereld. Dat hoeft niet strijdig geacht te worden met God en zijn gezag over mens en wereld maar eerder in lijn met de bedoeling van God, ja zelfs door hem zo gewild.
De theoloog Bonhoeffer kan ons daarvoor de ogen openen. Volgens hem is er één grote doorgaande ontwikkeling naar autonomie van mens en wereld. Hij waardeert die positief terwijl de georganiseerde christelijke godsdienst zich hiertegen altijd fel tegen heeft verzet omdat autonomie de autoriteit van God aantast en veranderingen een antichristelijk karakter hebben. Maar van weeromstuit stelt de wereld zich dan antichristelijk op om toch haar veranderingen te verwezenlijken. In de huidige situatie zullen de kerken altijd het onderspit delven.
Daarom zouden de kerken zich niet moeten verzetten tegen autonomie en mondigheid maar het licht van het Evangelie er over laten schijnen. God onderwijst de kerk evenzeer door de wereld als andersom. Echter de kerk heeft de les vaak te weinig of te laat ter harte genomen.
De huidige en nog komende veranderingen in de GKv zijn te laat. Deze kerken zijn nooit bij de tijd geweest en hebben Gods werk in de wereld niet herkend. Ze worstelen met zichzelf. Daardoor haken veel mensen af want zij herkennen zich niet in deze kerk en haar worsteling.
De drie invalshoeken werpen verschillend licht op de ontwikkelingen in GKv. De eerste twee zijn vertrouwd, de derde nieuw.
Het moet toch niet zo zijn dat het christendom, dat vroeger zo enorm evolutionair begonnen is, nu voor altijd conservatief is? Dat iedere nieuwe beweging zich een weg moet banen zonder de kerk en dat de kerk altijd pas twintig jaar later inziet wat er eigenlijk gebeurd is? (Bonhoeffer).
Tot zover een eerste analyse van het betoog van prof. Dekker in diens boek De doorgaande revolutie.
Het zal duidelijk zijn dat dit boek om commentaar vraagt. Op basis van bovenstaande analyse hopen we daar de volgende keer mee te beginnen en daarin ook de drie toespraken te betrekken die na de boekpresentatie werden gehouden.
Wordt vervolgd