Printen

Verbond (1)

 

N. van Dijk

04-05-13

 

In onze tijd wordt veel gesproken over de persoonlijke geloofsbeleving en de persoonlijke relatie met de Here. Over het verbond wordt minder gesproken en geschreven. Daarom is het goed om in een paar artikelen stil te staan bij het verbond wat de Here sloot met Zijn kinderen. In dit artikel geven we een samenvatting van een lezing van dr. H.J.C.C.J. Wilschut.

 

Zijn we het verbond voorbij? - Over leven met God in 2013’.  Hierover sprak dr. Wilschut, vrijgemaakt gereformeerd predikant in Smilde op 21 maar 2013 te Zwolle tijdens een zogeheten winterlezing, die twee keer per jaar op particulier initiatief vanuit de gereformeerde kerken in Zwolle gehouden wordt.

In zijn lezing kwam naar voren dat de aandacht voor het verbond op de achtergrond dreigt te raken, en hoe de emotiecultuur bezig is de verbondsprediking te verdringen.

Kern van de leer over het verbond is de gedachte dat het oudtestamentische verbond tussen Abraham en God zich via Christus uitstrekt naar alle gelovigen en hun kinderen. In de preek wordt de gemeente aangesproken vanuit de relatie met God, gemeenteleden zijn ‘geroepen heiligen’, dit is wezenlijk anders dan bijvoorbeeld een evangelisatietoespraak.

Volgens dr. Wilschut staat het karakter van de prediking in de GKv onder spanning. Bij de zgn. ‘missionaire’ gemeenten wordt een ander type prediking gehanteerd, er is meer fixatie op de enkeling, de gemeente zelf blijft meer buiten beeld. Bij sommigen in de GKv worden vraagtekens gezet bij het dopen van kinderen, er is vertrek te zien van gemeenteleden naar de baptisten, het verbond wordt steeds minder vanzelfsprekend.

 

Waar komt deze ontwikkeling vandaan? Na de vrijmaking is de aandacht voor het verbond in de GKv groot. Kenmerkend voor het leven vanuit het verbond is de garantie die gegeven wordt aan allen die de doop ontvangen. Zoek je houvast niet in jezelf, maar ga uit van Gods belofte.

K. Schilder heeft grote invloed gehad op het denken over het verbond. Naast positieve kanten ziet dr. Wilschut ook schaduwkanten, zo zou er volgens hem erg veel moeten als gevolg van het gelijke gewicht van belofte en eis. Er zou een onmiskenbare objectiverende tendens zijn tegenover het subjectivisme met zijn ik-gerichtheid. In verzet tegen een subjectief gekleurde zelfbeproeving zou de concrete omgang met God buiten beeld dreigen te raken. Bij de zgn. ‘heilshistorische prediking’ sloeg de balans door, men zou niet aan een zeker objectivisme ontkomen.

Vanaf 1980 werd de onvrede merkbaar, de emocultuur dient zich aan: de eenzijdige nadruk op de verbondsbelofte werd steeds meer als eenzijdig ervaren. In zijn boek ‘Klank en Weerklank’ probeerde C. Trimp dit te corrigeren, maar dit kwam te laat. Vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken werden stevige vragen gesteld; “waar is de geloofsworsteling van een kind van God, is er niet het gevaar van verbondsautomatisme?”

 

Wilschut meent dat er voeding gegeven is aan deze vragen. Het postmoderne denken laat zich gelden in de Gkv met als gevolg een toenemende openheid voor evangelikaal denken. Kenmerkend voor het postmoderne denken is dat waarheid een relatief begrip is, het gevoel weegt zwaarder dan de redenering. De enkeling en de persoonlijke keuze zijn belangrijk.

De leer over het verbond is typerend voor het gereformeerd belijden en is ontwikkeld in de strijd met de wederdopers. De verbondsleer is geen zelfstandig onderwerp geworden in de drie Formulieren van Eenheid, maar speelt wel degelijk mee op de achtergrond. In de Heidelbergse Catechismus klinkt het verbond mee, als gesproken wordt over Gods belofte. Wilschut is blij met deze terughoudendheid, er wordt niet gebonden aan een bepaalde verbondsleer. Het ging mis in de kerken toen een bepaalde verbondsvisie dwingend werd opgelegd. Wilschut pleit ervoor de verbondsleer niet te verabsoluteren, laat er ruimte zijn, als er maar wel in prediking en geloofsleven plaats is voor wat wezenlijk is voor wat de Bijbel zegt over Gods verbond. Leven met God is leven in relatie. Hij heeft ons eerst liefgehad, Hij gaf Zijn Zoon, toen wij nog zondaars waren. De God van het verbond gaat een relatie aan, gebaseerd op liefde en trouw. God is de eerste in de verbondsrelatie, dit is beslissend voor het dopen van kinderen. Als je ‘verbond’ zegt, dan zeg je ‘belofte’. In de belofte geeft de belovende God Zichzelf en Zijn heil. Zo wil heel de Bijbel gelezen zijn. Gods beloven is uit op ons geloven. Dit is voor het leven met God vandaag van groot belang. Geloven is een vertrouwensrelatie met God, waarin je persoonlijk en over heel de linie van je leven betrokken bent.

 

Geloven is een activiteit, je leeft blijvend van Zijn genade, je bent blijvend op schuldvergeving aangewezen, zonden moeten erkend en beleden worden. Wedergeboren christenen die denken dit niet nodig te hebben, vergissen zich. God oordeelt zonder aanzien van de persoon, we hebben dagelijkse bekering nodig.

In de GKv is er een groeiende allergie voor een prediking van zonde en bekering, maar een leven met God vraagt een blijvend leven van vergeving om Christus wil. De roeping van geloof werpt ons niet terug op onszelf maar op God en Zijn beloftewoord. Onderwerping aan Gods werk heeft wel degelijk met absolute waarheid te maken, geloven impliceert gehoorzaamheid aan het Woord van Gods Verbond, er is geen menselijke autonomie.

Ook in het NT moet de weg van Gods geboden gegaan worden. Leven met God betekent ook samenleven, de gelovigen zijn niet alleen losse individuen, ze zijn een volk. Ieder krijgt deel aan dezelfde belofte van God aan Zijn volk, het is één geloof, één doop, één Here Jezus voor alle gelovigen. Ook de psalmen vertellen over persoonlijke uitreddingen als uitvloeisel van de redding van een volk. Leven met God is je deel weten van het geheel van Gods volk. In 2013 is er veel vrijblijvendheid en onverbondenheid. Als iets ons niet aanstaat gaan we een deur verder. Alleen de enkele mens zien we nog, en zo komt ook de moeite met het dopen van kinderen.

Wilschut vindt dat hier bekering nodig is naar een bijbels gemeenschapsbesef.

Wordt vervolgd