Printen

De synodalen achterna 3

als Oliemannetje

 

D.J. Bolt

04-05-13

 

'De synodalen achterna' is een stekende constatering die elke rechtgeaarde vrijgemaakt-gereformeerde diep in zijn hart treft. Het is geen wonder dat de deputaten BBK op die constatering van de Canadese broeders haast allergisch op reageerden[1]. Want ten diepste gaat het er daarbij toch om of onze kerken de (voormalige) synodale gemeenschap volgen in hun verloochening van de Schrift met alle verwoestende gevolgen van dien.

Het is daarom dus buitengewoon spannend als een hoogleraar van onze theologische universiteit, prof. dr. G. Harinck, het initiatief neemt tot een project waarin geprobeerd wordt argumenten te verzamelen om deze heftige vraag te beantwoorden. En als de treurige uitkomst inderdaad is de vrijgemaakten gaan de synodalen achterna, hoe deze hoogleraar dat verwerkt. Is hij zum Tode betrübt? Ziet hij misschien kans om het project onderuit te halen omdat de conclusie onvoldoende is onderbouwd en laat hij vervolgens zien hoe het wel zit? En als dat niet helemáál lukt, doet hij dan een stevige poging om het harde oordeel van het boek af te zwakken, bijvoorbeeld omdat er nogal wat hiaten in het onderzoek zitten? En een andere weg te wijzen dan Dekker en zijn voormalige kerkgenoten wijzen?

Laten we luisteren.

 

Harincks toespraak

 

Prof. Harinck heeft de leiding bij boekpresentatie en geeft zich als eerste zelf het woord. Zijn onderwerp is De ontvangst van 'De stille revolutie' in 1992. We laten die hier onder in extenso cursief volgen[2] en nemen de vrijheid het verhaal af en toe van (niet-cursief) commentaar en vragen te voorzien[3].

 

Harinck

Een belangrijke stelling in het godsdienstsociologisch werk van Gerard Dekker is dat kerk en religie mede bepaald worden door de culturele context waarin zij bestaan. Mede bepaald: kerk en religie gaan niet in de cultuur op en ze zijn er ook niet toe te reduceren, maar ze kunnen zich er evenmin aan onttrekken en worden er in sterkere mate door gestempeld dan in de kerken en onder gelovigen veelal wordt beseft. 

 

Toen Dekker deze stellingname in 1992 adstrueerde in zijn boek De stille revolutie over de Gereformeerde Kerken (synodaal) in de periode 1950 tot 1990 had hij wel de meest spectaculaire casus gekozen die zich toen denken liet. Deze kerken bleken in 1990 op vrijwel geen enkel punt meer te vergelijken met die in 1950 en er is geen recensent geweest die iets wezenlijks wist af te dingen op het woord revolutie in de titel van zijn boek. Hoewel het woord revolutie binnen orthodox-christelijke kringen sinds Groen van Prinsterer gereserveerd was om het werken en willen van de tegenstander te diskwalificeren, betwistte niemand Dekkers toepassing van dit begrip op de Gereformeerde Kerken. Zijn boek bevestigde met een veelheid van feiten de juistheid van het motto ervan, een citaat van de hervormde theoloog Herman Berkhof, dat aldus luidt:

‘De Gereformeerde Kerken zijn in nauwelijks meer dan een kwart eeuw zo diepgaand veranderd als ik in deze eeuw in de Westeuropese hervormd/gereformeerde kerken nog nergens heb gezien.’ 

 

Dit vormt nu precies de reden waarom het gereformeerd-vrijgemaakten zo geweldig veel pijn doet als men van hen zegt dat ze deze kerken achterna gaan. Een revolutie, een omkering van vrijwel elk geloofsstuk kan toch niemand onberoerd laten  die met hart en ziel gereformeerd wil zijn? Ook als je naar de geestelijke en kerkelijke ravage ziet die figuren als Kuitert, Augustijn, Wiersinga en Den Heijer hebben aangericht  waardoor honderdduizenden het geloof en de kerk vaarwel hebben gezegd dan moet het toch wel het laatste zijn in de voetstappen van die kerken te gaan treden?
Of viel het misschien wel mee en oordeelden anderen buiten de synodale kerken veel milder dan Dekker deed in zijn boek?

Harinck

In recensies van De stille revolutie in de orthodoxe pers werd Dekker geprezen om zijn eerlijkheid: hij had de feiten op tafel gelegd die onweerlegbaar tot zijn harde conclusie leidden. Daarbij hielp ongetwijfeld mee dat Dekker zijn boek in een zakelijke stijl had geschreven. Hij was niet zwartgallig en evenmin triomfalistisch. Daarmee onderscheidde zijn boek zich van andere spraakmakende publicaties in synodaal-gereformeerde kring uit die periode: De theologen gingen voorop (1987) van de bezwaarde gereformeerde predikant Lindeboom en Het algemeen betwijfeld christelijk geloof (1992) van de allerminst bezwaarde Harry Kuitert. Hoe modern Dekker precies was viel uit zijn boek moeilijk op te maken en hij kon nog wel een potje breken bij orthodoxen, bijvoorbeeld met zijn in hun pers aangehaalde  opmerking over de toekomst van zijn eigen kerk: ‘Ik ben vrij pessimistisch, omdat de kerkelijke leiders ongeveer uitverkoop houden van het gereformeerde kerkzijn.’ Op dit punt was de orthodoxie het geheel met Dekker eens. Diens boek bevestigde voor veel orthodoxen wat ze zelf al lang hadden gedacht en nu stond het ook op papier. Soms was dit reden om nog eens uit te halen naar de Gereformeerde Kerken. W.H. Velema constateerde in Theologia Reformata met bevreemding dat wie met positieve waardering voor deze stille revolutie toch gereformeerd meende te kunnen zijn, wel iets anders voor ogen had dan waarom het ooit was gegaan. 

 

Nee, dus: geen enkele verzachting van het oordeel over de synodaal-gereformeerde kerken. Logisch, dat was ook niet te verwachten van mensen die gereformeerd wilden blijven. Dat heeft Harinck goed gepeild. Wel vinden we de toonhoogte in zijn benadering van hen die destijds met veel inzet probeerden het tij nog te keren, irritant. Zwartgallig? Triomfalistisch? Terwijl Dekker een veer in zijn religieuze broek krijgt. Want van hem was niet duidelijk "hoe modern" hij was. En hij zou het helemaal gemaakt hebben met zijn pessimisme over uitverkoop van gereformeerd kerkzijn. Maar in het hoofdstuk Perspectief van De stille revolutie wijst Dekker al de weg die uitkomt waar hij nu als leerling van Bonhoeffer 'staat', zoals we de vorige keer hebben laten zien. Daarom kunnen we ons nauwelijks voorstellen dat 'orthodoxen' graag hun potjes bij hem laten breken.

 

Harinck

Maar het bleef niet bij onthutsing en vervreemding. Eigenlijk werd er zelfs betrekkelijk weinig veroordelend gesproken over de Gereformeerde Kerken. Er heerste in kerkelijk Nederland in 1992 geen afrekencultuur. Niet dat er plaats voor medelijden was, medelijden met kuyperianen is wel het laatste dat je toont en vermoedelijk ook het laatste dat kuyperianen willen krijgen. Natuurlijk de wapenfeiten van de geseculariseerde Gereformeerde Kerken werden in de recensies allemaal opgelepeld:

 

‘De tucht is vrijwel geheel verdwenen, de belijdenis is min of meer buiten werking gesteld. Er is een andere kijk ontstaan op het ambt en de structuur van de gemeente. De kerk werd democratischer en minder eenvormig. De visie op de Bijbel veranderde met het rapport over het Schriftgezag en het relationele waarheidsbegrip. Ook het avondmaal veranderde radicaal en wordt tegenwoordig terloops gevierd zonder voorbereiding of nabetrachting. Zending en evangelisatie voor zover er nog geëvangeliseerd wordt  veranderde in dialoog. Er gingen vele wissels om.’

 

Inderdaad, een kerkbloedige revolutie.

 

Harinck

Maar wat toch vooral opvalt in orthodoxe kerkelijke kringen was dat dit boek gelezen werd als een toetssteen: de Gereformeerde Kerken zijn geseculariseerd. We zien nu geboekstaafd wat we eigenlijk al dachten. Maar: hoe staat het bij ons? De inhoud van Dekkers boek gleed de orthodoxe kerken niet af als water van een eend. De meeste scribenten begrepen wel dat deze revolutie misschien wel intenser en radicaler had plaats gevonden onder de kuyperianen, maar dat het proces van secularisering aan geen enkele kerk voorbij ging. In reformatorische kring klonk het: Hebben wij momenteel niet ook een bolwerk à la de kuyperiaanse wereld, waar wij  in velerlei opzicht terecht  blij mee zijn? ‘Het reformatorische bolwerk? Zoals de voorgeschiedenis van de ruïnering van de neogereformeerde zuil voor een belangrijk deel gelegen is in zelfgenoegzaamheid, zo lopen ook wij het gevaar tevreden te zijn met  hoezeer ook te prijzen  uiterlijke regels en uitwendige traditie.’ En de gereformeerden zelf zagen het ook zo. Een orthodoxe vertegenwoordiger als Klaas Runia schreef in het Centraal Weekblad:

 

'De Gereformeerde Bond heeft, denk ik, terecht kritiek op ons. Maar wat heeft de bond zelf gedaan om een antwoord te geven op de uitdagingen van deze moderne wereld? Heeft hij de oplossing niet gezocht in een "gereformeerd isolement"? Maar dat is natuurlijk evenmin een "oplossing" als wat wij gedaan hebben in "de stille revolutie".’

 

En Runia’s iets minder orthodoxe collega K.A. Schippers was niet onder de indruk als hij de vrijgemaakten hoorde zeggen, dat ze nog een bolwerk vormen: ‘ik weet te goed wat zich binnen hun kerken afspeelt. Hetzelfde geldt voor de gereformeerde bonders. Vroeg of laat komen ze voor dezelfde vragen te staan als eens de Gereformeerde Kerken.’ Iedereen was het er dus over eens dat de inhoud van de stille revolutie aan geen kerkdeur voorbij zou gaan.

 

Je voelt uit het pakket citaten waar Harinck naar toe wil, namelijk naar Dekkers stelling aan het begin geciteerd: kerk en religie worden mede bepaald door de culturele context waarin zij bestaan. Nu is die stelling nogal ongespecificeerd. Je kunt er nog alle kanten mee op. Maar het gaat in elk geval niet om de kleur van het kerkgebouw of de hoogte van de VVB. Harinck plaatst de vragen van onze tijd tegen de achtergrond van de ontwikkelingsgang in de synodale kerken. Zijn voorstelling krijgt iets van een aanklacht tegen orthodox-gereformeerden. Waar waren wij als vrijgemaakten bijvoorbeeld toen de synodale met "de uitdagingen van de moderne wereld" worstelden? Nergens, immers volgens Dekker:

 

"Gezien vanuit deze invalshoek [die van de mondig-wording van mens en wereld, djb] zijn alle veranderingen die in de vrijgemaakt-Gereformeerde Kerken plaatsgevonden hebben en nog plaatsvinden niet veel meer dan te laat gekomen en te laat komende aanpassingen aan de vernieuwing die in de wereld plaatsvinden".[4]

 

En dus rijst de vraag:

 

Harinck

Wat te doen? Was er een remedie te bedenken? Het Reformatorisch Dagblad zuchtte: we moeten ervoor wachten tevreden te zijn met uiterlijke regels en uitwendige traditie en de vrijgemaakte ds. D.W.L. Krol maant in de Asser Kerkbode dat er alleen perspectief is als we ons geluk van boven verwachten.  

Zo deden de orthodoxen precies wat ze eigenlijk niet wilden: hun godsdienst maken tot een troostspeen of vluchtheuvel in deze werkelijkheid, tot een plek die onaantastbaar is voor de concreetheid van het leven. Het antwoord op de secularisatie was de wereld afwijzen en het alleen stellen met Christus, het leergezag tegenover de ervaring positioneren, tegenover de tijdgeest de band aan de belijdenis aanhalen, of zoals ds. J. Maasland het in De Waarheidsvriend zei:

 

‘Wie kennelijk kleine openingen toelaat in de dijk van het in de gereformeerde confessie beleden Schriftgezag, komt vroeg of laat te staan middenin de dijkdoorbraak. Dan valt het objectieve van Gods openbaring weg. En dan blijft het subjectieve van de menselijke ervaring over. Niet meer het ''Alzo spreekt de Heere'' geeft de doorslag, maar het ''ik vind en voel het zo''.’

 

Het is natuurlijk niet moeilijk om een cynische karikatuur te maken m.b.v. eenregelige citaten. Maar slaat Maasland hier toch eigenlijk niet de spijker op de kop? Ten diepste ging het in de synodale kerken toch om het Schriftgezag, de zeggenschap van God in zijn Woord over heel het leven? Het rapport God met ons dat het "relationele waarheidsbegrip" introduceerde, plaveide het begin van een weg die met "Het algemeen betwijfeld geloof[5] eindigde. Naar nieuwe dogma's als 'alle kennis over Boven komt van beneden"[6].

Geen "fopspenen" of "vluchtheuvels" maar moedig als mondige mens "de concreetheid van het leven" tegemoet treden, lijkt Harincks parool. Geen negatief woord meer over 'de wereld', maar voluit positief over de mondige en autonome wereld van Bonhoeffer en zijn leerling Dekker.

 

Harinck

Je hoeft geen Gerard Dekker te heten om te begrijpen dat dit wel een vlucht voor de secularisatie is, maar geen verweer, geen antwoord, geen perspectief ook. Want, zoals ik aan het begin al zei: kerk en religie zijn niet te scheiden van de cultuur, hoe hoog je de dijken ook bouwt en hoeveel poorten je ook sluit. Pieter Boomsma, de synodepreses van de Gereformeerde Kerken, zei bij de presentatie van De stille revolutie terecht dat dit boek alleen zin had als je het zag als een uitdaging voor zijn kerken en „niet als een probleem, want dan kun je groeten, zijn je dagen geteld".

De orthodoxe defensieve reactie bevestigt Dekkers klemtoon op de verwevenheid van religie en cultuur. In zijn ogen is de orthodoxe reactie namelijk fataal. Zijn eigen kerken hebben één ding goed gedaan, meent hij, en dat is wél open te zijn naar de cultuur en de verwevenheid van religie en cultuur te verdisconteren, hij sociologisch en anderen theologisch, bijvoorbeeld in het rapport God met ons, over de aard van het Schriftgezag. 

 

Hier wordt de echte 'antithese' duidelijk. Aan de ene kant 'orthodoxen' die willen blijven spreken van 'zo spreekt de Here in zijn Woord' en die het 'alleen met Christus willen stellen'. En aan de andere kant de Dekkers en Harincks die zich verbroederen met de wereld en haar cultuur en zo alleen nog toekomst denken te zien voor de kerk. Wil je met de laatsten mee dan is de prijs hoog. Dan moeten absolute waarheidclaims van het gehalte zo spreekt de Here los worden gelaten zoals in het rapport God met ons gebeurde, een schrijven dat Harinck hier terecht refereert. Want de wereld accepteert geen absolute christelijke waarheidclaims, alleen haar eigen wetenschappelijke dogma's en seculiere culturele verworvenheden.  

 

Er zit  overigens een opmerkelijke paradox in deze filosofie. Seculiere mensen in  de mondige en autonome wereld gaan frank en vrij hun eigen weg. Zij bepalen hun eigen nómos, hun eigen waarden en wetten. Scheppen een eigen (cultuur)wereld in vrijheid en zelfbepaling. Zij zijn immers auto-nómos?

Maar als zulke vrije mensen werkelijk bestaan, dan bezitten christenmensen toch óók diezelfde mondigheid en vrijheid? Zij kunnen die dan toch gebruiken om zich vrijwillig te onderwerpen aan een andere wet, namelijk die van God? En zo naar 'eigen mondige keuze' veilig achter dijken en poorten in Gods Koninkrijk te gaan wonen? Als vrije mondige christenen ben je toch geheel vrij niet te kiezen voor cultuurslampampers van de overkant?[7]

Óf bedoelt Harinck dat alleen de seculiere mens mondig kan zijn en de christenen zielige  slaafjes blijven? Onmondig zolang zij zich onderwerpen aan Gods geopenbaarde wil?

Zit hier niet een kronkel bij Harinck? Heeft dit misschien iets te maken met de 'religieloze' godsdienst van Bonhoeffer?

 

Echter, er is nog een ander punt om aan te roeren. Volgens Harinck kunnen geen dijken en poorten worden gebouwd die het kerkvolk kunnen weerhouden van onderdompeling in  een seculiere cultuur. Maar is dat een wonder als hij zelf de waterkering verlaagt en poorten ontgrendelt? Allereerst door een soort secularisatieautomatisme te suggereren, waarbij christenen op voorhand ontmoedigd worden zich 'onbesmet van de wereld te bewaren'[8]. Maar ook daarin praktisch voorgaat. We herinneren bijvoorbeeld aan zijn pleidooi voor homoseksuele relaties in de kerkgemeenschap[9]. En voor vrouwen in alle ambten[10]. Daarmee infiltreert deze hoogleraar een verwereldlijkte cultuur in onze kerkgemeenschap. Ja, als zó voorlieden van onze kerken zelf  barrières naar een verwereldlijkte cultuur ondermijnen wordt profetie over ontoereikende dijken en poorten wel erg self fulfilling en goedkoop.

Het is dringend nodig om hier verder op in te gaan. Naar ons idee komen hier in elk geval twee vragen bij elkaar, namelijk: wat is vrijheid? en wat is waarheid? We hopen dat later wat meer uit te kunnen werken. Want naar ons gevoelen wordt hier met scherp geschoten op de gereformeerde leer en levensovertuiging.

 

Harinck 

En juist om deze reden zijn de ontwikkelingen in de vrijgemaakte kerken het onderwerp geworden van een volgend boek van Dekker. Deze kerken zijn niet gedomineerd door de pavlov-reactie op de secularisatie die we in andere orthodoxe kerken en kringen zien. Hier kreeg het neocalvinistische cultuurideaal, ik zeg niet een succesvolle, maar wel een nieuwe vorm en daarin onderscheidden deze kerken zich van de rest en zijn vandaag, zoals een kerkhistorische collega van mij onlangs zei, alle ogen op de vrijgemaakten gericht: daar gebeurt het op het ogenblik

 

Welke kant zal het opgaan met de vrijgemaakten? Dat was in 1992 onduidelijk, maar niet onduidelijk was dat de vrijgemaakten nu voor de orthodoxie de proeftuin waren. Nadat de orthodoxe commentatoren op De stille revolutie hun analyses hadden geboden keerde hun aandacht naar de vrijgemaakten. Journalist G. Roos schreef enkele maanden na Dekkers boek:

 

‘Wie zich verdiept in de stand van zaken binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt komt tot de verbijsterende vaststelling, dat het ooit zo hechte bolwerk van Schilder dreigt te verbrokkelen in onderling geruzie. De grotere openheid, zoals door het  ooit strikt kerkelijke Gereformeerd Politiek Verbond aangekondigd, is geen op zichzelf staand verschijnsel. En als de vrijgemaakten niet oppassen, zo hoog laait het vuur wel op,  kost het hun straks hun eigen krant.’

 

En Chris Janse, hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, vroeg zich in zijn recensie van De stille revolutie af hoe het stond met de secularisatie in de gereformeerde gezindte en wees met name op de vrijgemaakten

 

‘die nu eenmaal historisch gezien het dichtst bij de Gereformeerde Kerken staan en dezelfde ''geloofsvanzelfsprekendheid'' kennen als de vorige generatie synodaal-gereformeerden. Juist in hun kring doen zich de laatste jaren, nog niet zozeer in leer, als wel in leven, allerlei veranderingen voor die bepaald geen verbetering zijn.’

 

Dit was een nieuwe ontwikkeling die gemarkeerd wordt door de verschijning van De stille revolutie. Tot die tijd waren onder de orthodoxen de christelijk-gereformeerden de groep waar het gebeurde: daar was men orthodox en discussieerde men over abortus, daar was zowel contact met de middenorthodoxie als met de oudgereformeerden, ze waren het oliemannetje onder de orthodoxen en toonden meer souplesse en variëteit dan andere geestverwanten kerken en groepen. Maar nu, in 1992, namen de altijd zo starre, ongenaakbare vrijgemaakten het stokje over en zakten de christelijk-gereformeerden na twee decennia in de kijker te hebben gestaan weer terug naar de orthodoxe middelmaat.    


Inderdaad zijn het Gereformeerde Politiek Verbond en het Nederlands Dagblad als gereformeerde entiteiten verloren gegaan. Het GPV is ondergegaan in de ChristenUnie die bepaald geen gereformeerde identiteit heeft. Alleen het feit al dat roomsen er lid van kunnen zijn en ook daadwerkelijk de partij vertegenwoordigen, toont dat aan.
Het Nederlands Dagblad is een platform-krant geworden waarin zeer divers gevederde vogels hun liederen vrijelijk fluiten.[11]. En om nog een andere belangrijke instantie te noemen: in dezelfde richting van identiteitsvervaging beweegt zich ook het gereformeerde onderwijs, van primair onderwijs tot aan de theologische universiteit in Kampen.

In tegenstelling tot journalist Roos wijten we deze ontwikkeling niet aan geruzie. Er is door 'kopstukken' in onze kerken bewust voor deze lijn gekozen. Vervolgens is een heftige strijd[12] gevoerd om deze te implementeren. De gevolgen laten zich steeds meer zien.  

 

Maar er is hier iets belangrijkers op te merken in dit onderdeel van Harincks betoog.

Er komt iets opgewondens, haast iets triomfaals in zijn toespraak. Want ja, tot de beginjaren negentig waren de christelijke gereformeerden degenen die in de spotlights van het (Nederlandse) christendom stonden. Zij waren "oliemannetje onder de orthodoxen". Máár, toen rond 1992 (ze wisten het zelf nog niet …!) namen de vrijgemaakten "het stokje" van hen over. De eens zo starre en ongenaakbare vrijgemaakten veranderden in snel tempo in leer en leven werden zo "de proeftuin" van 'de orthodoxie' terwijl  de christelijke gereformeerden wegzakten naar "de middelmaat".
Kijk eens aan! Zonder het zelf te weten, stegen wij van grijze geloofsgrauwheid naar de top van de geestelijke wereld en stootten daarmee de christelijke gereformeerden van de troon.  

We are the champions now!  

 

Heeft Harinck niet gelijk? Een journalist van het Reformatorische Dagblad vertrouwde ons toe dat RD medewerkers graag op vrijgemaakte synoden zijn. Want daar gebeurde tenminste iets. In tegenstelling tot bijvoorbeeld op die van de Gereformeerde Gemeenten.
Inderdaad, vanuit journalistiek oogpunt is het volgen van nieuwe ontwikkelingen in de GKv boeiender dan bij de 'orthodoxe middelmaat'. Maar de vraag is of dat betekent dat deze kerken daarmee bovenaan staan in de positieve ranking van de gereformeerde orthodoxie?

Zou de trots van Harinck niet daarmee te maken hebben dat hij zijn eigen overtuiging langzaam maar zeker ziet verwezenlijkt en onze kerken in de richting ziet gaan waarin hij op zijn plaats mee helpt duwen? Dus achter de synodalen aan?[13]  Is Harinck niet zelf een van de oliemannetjes op dit glibberpad?

Harinck

Hoe keken de vrijgemaakten daar zelf tegen aan? Kars Veling, hoogleraar aan deze instelling, schreef een behoedzame recensie in het Nederlands Dagblad waarin hij a la Job Cohen oproep de boel bij elkaar te houden en niet te vervallen in negativisme. Er was in 1992 veel kritiek op de kerk in vrijgemaakte kring en er was verdeeldheid en groepsvorming. Er was een Gereformeerd appel ’92, een pleidooi voor eenheid met de Nederlands Gereformeerden, er waren de nieuwe bladen Reformanda en Bij de Tijd en enkele maanden na het verschijnen van Dekkers boek beëindigde het Nederlands Dagblad zijn vrijgemaakte binding. Maar dat ze de prima ballerina van de orthodoxie aan het worden waren – niemand had het in de gaten.

Wat gebeurde er? Ontstond daar nu hetzelfde hellende vlak als bij de synodalen? Journalist Wim Houtman was geboeid door Dekkers analyse van de vrijgemaakten en hun spannende kuyperiaanse cultuurvisie, zoals de socioloog die in september 1992 voor de EO-microfoon uiteenzette. Maar, zo meende hij, de vrijgemaakten hoeven niet dezelfde weg te gaan als de synodalen. Ze zijn inderdaad kuyperianen, maar ze zijn ook christenen en kunnen luisterend naar het Woord van God ook andere keuzes maken dan de synodalen deden.

 

Ja, dat kan. Maar het punt is nu juist dat uit Dekkers nieuwe boek blijkt dat de 'vrijgemaakte kuyperianen' kennelijk geen andere keuzen maken. Weliswaar is de situatie nog steeds niet gelijk aan de (voormalig) synodaal-gereformeerde kerken maar alle tekenen wijzen er op dat zij wél dat pad hebben gekozen en daarop ook in galop voortgaan. De omslag die heeft plaatsgevonden in het denken over de Schrift en zijn gezag, draagt en bevordert dit proces.

 

Harinck

Hoe dat kiezen in zijn werk ging was in 1992 onduidelijk, want de situatie was zoals altijd onoverzichtelijk. In hetzelfde Nederlands Dagblad van 24 september als waarin Houtman schreef, stond ook een interview met de rector van deze universiteit, Barend Kamphuis. Hij was bezorgd over de theologische studenten, die Kuitert weliswaar niet omarmden, maar inmiddels wel Berkouwer verslonden. Er was een mythe van rust in de kerken, zei Kamphuis, een ontlopen van de werkelijke kwesties. Maar intussen meldde hij dat studenten twijfelden aan het Schriftgezag, aan de band met de belijdenis; het rapport God met ons lonkte. Een bladzijde verder zei de nieuwe hoogleraar Gert Kwakkel dat de ontwikkelingen onder vrijgemaakten hem te snel gaan: het GPV moest vooral stopen verder te gaan op het pad van het open stellen van het lidmaatschap. Ook in het Nederlands Dagblad van die dag stond een artikel van toen nog journalist Henk Hoksbergen, die overal om zich heen het vermaledijde remonstrantisme zag opduiken en waarschuwde tegen het loochenen van de erfzonde en wat dies meer zij. Die dag bood de krant ook de uitslag van een bescheiden enquête onder ND-lezers over bijbellezen: de helft van de ouderen deed dat nog driemaal daags, bij de middengroep nog maar een derde, maar opbeurend was dat van de twintigers bijna 40 % dit deed, van een afloop snel als de wateren was dus misschien geen sprake. In de rubriek ingezonden liep ondertussen een discussie over vrouwenstemrecht en viel enerzijds het woord bovenschriftuurlijke binding en zuchtte een ander over al het gehakketak.  Het was een verwarrend nummer van het Nederlands Dagblad, waarin op de voorpagina alleen het richtinggevende woord van buitenstaander Gerard Dekker orde schiep onder de kop: Vrijgemaakten zijn extra kwetsbaar voor secularisatie. Zoveel is duidelijk uit dit ene nummer van het ND: er was verwarring, behoudzucht, afwijking en zorg, maar ook standvastigheid en positief nieuws. Zeker was in 1992 voor vriend en vijand alleen dat uit De stille revolutie bleek de vrijgemaakten in de komende decennia de spannende kerkelijke proeftuin in een seculiere cultuur zouden worden. Hier begon de nieuwe prima ballerinarol van de vrijgemaakten. Of ze dat nog steeds zijn? Dat zullen de volgende twee verhalen uitwijzen. 

 

Harinck noemt een aantal namen en feiten en doet  daar nogal uit de hoogte over. Daarmee markeert hij zijn eigen houding ten opzichte van de gereformeerde leer en het gereformeerde leven. Het verbaast niet dat deze hoogleraar zich nauwelijks verholen enthousiast betoond over de ontwikkelingen sinds 1992 en zoals ze door Dekker op een rij zijn gezet. Die gaan toch ook in de richting die hijzelf voorstaat[14]?
We herinneren in dit kader aan zijn geruchtmakende interview enkele jaren geleden[15] waarvan we verslag deden.

 

Harinck

Of ze dat nog steeds zijn? Dat zullen de volgende twee verhalen uitwijzen. 

 

Oliemannetje, kerkelijke proeftuin, prima ballerina. De vrijgemaakten klimmen daarmee torenhoog boven de "orthodoxe middelmaat" uit, volgens Harinck. Maar kunnen twee van zijn collegae aan de TU wel meekomen? Gaan deze in Harincks euforie mee of roepen ze terug van de weg die hij met de kerken willen gaan?

 

Wordt vervolgd

 

 

NOTEN



[1] Zie de artikelen Canada en de BBK in de rubriek Kerkverband.

[2] Met  kleine tekstuele correctives.

[3] Voor degenen die eerst kennis willen nemen van de toespraak zonder te worden onderbroken door onze vragen en bedenkingen, verwijzen we naar http://www.adckampen.nl/node/63.

 

[4] De doorgaande revolutie, p136.

[5] Titel van een boek van synodaal-gereformeerde prof. dr. H.M. Kuitert waarin hij afrekent met het christelijk geloof.

[6] Een uitspraak ook van H.M. Kuitert.

[7] Prof. dr. K. Schilder in Christus en cultuur:  "Een 'onbegonnen werk', dat is inderdaad onze cultuurtaak achter Jezus Christus. Gezegend mijn verstandige wijkouderling, die goed huisbezoek doet, een cultuur-kracht, al weet hij het waarschijnlijk zelf níet. Laat ze maar lachen: ze weten niet wat ze doen – die cultuurslampampers van de overkant."

[8] Jac. 1:27. Zo ook in Filip. 2:15.

[9] "Homoseksualiteit is natuurlijk bij ons een omstreden zaak, maar ik sta er helemaal niet negatief tegenover. (…) Homoseksuelen zijn er altijd geweest en ik vind dat geen enkel probleem. Mannenvriendschappen: prima. Aan die discussies over een bijbels verbod en zo doe ik niet mee. Dat geanalyseer is niet mijn stijl. Relaties? Geen probleem."

[10] "Ik heb niets met die teksten die voortdurend van stal worden gehaald in discussies over de vrouw in het ambt. Daar heb ik echt helemaal niets mee. Dat vind ik onzin. De vrouw in het ambt had gisteren al gemoeten".

[11] Overigens zal het waarschijnlijk niet lang meer duren voor deze krant gedwongen zal worden op te gaan in een grotere krant gezien het dalend aantal abonnees: Van ooit meer dan 32.000, nu (2012) nog ruim 25000.

[12] We denken bijvoorbeeld aan een paginagrote advertenties van vooraanstaande personen in onze kerken om het GPV open te stellen voor níet kerkelijk gereformeerden.

[13] Het is goed om in dit kader nog eens het artikel "Vuur en Vlam, die níet koesteren maar verslingen" van  S.J. Driessen te lezen, gepubliceerd op www.eeninwaarheid.nl, in de rubriek Kerkverband.

[14] Zie het geruchtmakende interview dat hij enkele jaren geleden gaf: Flits 31 – Hoogleraar en hoog mis, en Flits 32 – Harinck of Kuit(ert)? in de rubriek TU Kampen. Bovenstaand verhaal is geheel in lijn met het beeld dat wij toen van de opvattingen van deze hoogleraar kregen.

[15] Uitgezonden op 26-0108 en 02-02-08 voor de Groot Nieuws zender.