Printen

Aanpassen van de preek?

 

N. van Dijk

05-10-13

 

In een column in het Nederlands Dagblad schrijft dr. A. van de Beek over de roep om actuele preken, vooral voor de jeugd van belang. Hij vraagt zich af wat er met actueel preken bedoeld wordt. Vaak is deze roep gericht op een bepaalde stemming, “een fijne dienst, waar je blij van wordt”. Volgens v.d. Beek heeft dit weinig met de actualiteit te maken:

 

“als ik ’s zondagsmorgens voordat ik naar de kerk ga het nieuws beluister, dan is het merendeel van de berichten helemaal niet fijn. De actualiteit is hard en wreed. Moet daar de prediking over gaan? Dan hebben we tenminste actuele prediking. Of wil men de zgn. actuele prediking om al deze ellende te overstemmen?  De Bijbel benoemt voortdurend de harde actualiteit. Er speelt zich een hoeveelheid ellende af in die boeken! Midden in die actualiteit staat het grootste nieuws: dat God in Christus daarvan het centrum is. Als we ons dat bewust zijn hoeven we de actualiteit niet te overschreeuwen door pseudo-actueel  te doen, maar kunnen we Hem volgen  in het dragen van het kruis. Wie de boodschap wil aanpassen aan de verlangens van mensen heeft de clou gemist. Het evangelie is nu eenmaal voor verlorenen. Voor mensen die leven in ellende, en in het bijzonder in de ellende die ze zelf over zich halen. De catechismus, die begint met de ellende, is heel wat actueler dan de actualiteit van een fijne dienst. In de actualiteit van de ellende van het nieuws klinkt de boodschap waar je blij van wordt: het evangelie van Christus”.

 

Dat het niet eenvoudig is om Bijbelgetrouw te preken is ook te lezen in een artikel over de Duitse theologie (RD 3 aug.). A. de Heer schrijft hier een artikel over de 72-jarige prof. dr. Klaus Berger (emeritus hoogleraar nieuwtestamentische theologie aan de universiteit van Heidelberg), een uitspraak van hem is:

 

“wie anno 2013 aan een Duitse universiteit theologie wil studeren, predikant wil worden , heeft een  “uitzonderlijk sterk geloof”. Want de Bijbel wordt er “uit elkaar gehaald en gesloopt, zó dat er bijna niets van overblijft”.

 

In aanmerking voor een promotietraject komt een Bijbelgetrouw theoloog niet. Berger uit zijn zorgen over de historisch-kritische exegese van de laatste 200 jaar. Ook is hij uiterst kritisch over de (liberale) theologie in Nederland. Verschillende Duitse theologen herkennen zich in het verhaal van Berger:

 

“Wat in Duitsland niet historisch-kritisch is, wordt vaak afgedaan als onwetenschappelijk, en dat heeft gevolgen voor leerstoelen, maar ook voor het publiceren in theologische vaktijdschriften of het laten uitkomen van boeken  bij theologische uitgeverijen”.

 

In Giessen  is de Vrije Theologische Hogeschool. Dat is een zelfstandige hogeschool, een alternatief voor de universitaire theologie in Duitsland, “waar men theologie wil beoefenen die wetenschappelijk is en die tegelijkertijd ruimte laat voor Gods openbaring, die door vertrouwen in de Bijbel getypeerd wordt”. Je kunt op dit niet-openbaar opleidingsinstituut niet promoveren. Promoveren is bijna niet mogelijk voor wie ook wetenschappelijk voor de historiciteit van de Bijbel wil opkomen. In het artikel wordt de door Berger beschreven situatie een mogelijkheid genoemd voor een opwekking van christenen die in slaap gesukkeld zijn.

 

Enerzijds past men preken aan om zoveel mogelijk aan de huidige (belevings)cultuur tegemoet te komen. Anderzijds worden preken en theologische studies geschreven vanuit  de inzichten van de hedendaagse wetenschap, zowel vanuit de natuurwetenschappen als vanuit de sociale wetenschappen. Ook de nieuwe ‘Christelijke Dogmatiek’ van dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi, die in orthodoxe kringen lovend is ontvangen, gaat uit van inzichten van de leer van de ‘theïstische evolutie’, en is dus in feite niet ontkomen  aan de moderne ‘wetenschappelijke inzichten’ die in een groot deel van de christelijke wereld op dit moment gangbaar zijn.

 

In de kleinere kerken (DGK, GKN), die afgescheiden zijn van de GKV, vanwege o.a. de zorgelijke ontwikkelingen, zoals hierboven geschetst, ondervinden predikanten en theologiestudenten dan ook zeker beperkingen.  Toch blijven zij vasthouden aan de absolute betrouwbaarheid van Gods Woord en hebben een gezond wantrouwen tegen het zgn. ‘voortschrijdend inzicht’.

In een studie, uit de bundel ‘Dertien in een dozijn’, schrijft ds. R. v.d. Wolf (GKN Hardenberg) over de profeet Jeremia (Jer. 1: 4 -19). In de dagen van Jeremia is het zowel politiek als maatschappelijk  en kerkelijk een geweldige chaos aan het worden.

 

“Jeremia staat in het krachtenveld van wisselende grootmachten, secularisatie en verzet tegen de aloude paden van het verbond (Jer. 6: 16). Het zal niet makkelijk zijn om vanuit een eenzame positie daar verandering in aan te brengen. Integendeel, het zal het verzet mogelijk nog doen toenemen. We komen hier bij een nog altijd actueel probleem. Want wanneer het Woord van de HERE op het oog zeggingskracht verliest en in een samenleving niet meer gehoord en gehoorzaamd wordt, wat moet de kerk dan doen? Moet ze middels aanpassingsgedrag niet met de tijd en de tijdgeest meegaan? Moet ze de scherpe kantjes niet van de prediking weg slijpen? We kunnen vandaag de dag denken aan de zgn. missionaire gemeentes, die de omgeving ver tegemoetkomen met een evangelie waarin zoveel mogelijk ruimte wordt geboden voor een eigen verantwoordelijkheid en keuze betreffende de levensstijl. Wie luistert er nog naar een kerk, die tot aan de rand van de samenleving is weggedrongen? Dit soort vragen komt vooral op wanneer de kerk inmiddels met het Woord van God is omgegaan als haar eigen boodschap, en meent dat de boodschap dringend aanpassing behoeft, omdat ze geen resultaat ziet. Toch, als de kerk een tijdlang alleen maar chaos en verwarring ziet, als het Woord uit de samenleving wordt verstoten en de secularisatie een volk in de greep krijgt, dan blijft de HERE toezien en waken over Zijn Woord. Het zal niet leeg tot Hem terugkeren (Jes. 55). Dat kan de kerk zomaar vergeten. De HERE waarschuwt en troost Jeremia aan het begin van zijn ambtsdienst ‘Ik houd de wacht, Ik waak over Mijn Woord om dat te doen’.

 

Wanneer Jeremia de boodschap van de HERE brengt, halen de mensen hun schouders op. Als Jeremia over het oordeel begint, dan wordt dat spottend weggelachen. Want het volk heeft leren leven bij een eigen Godsbeeld. Een God die liefde is en zich met een eed aan Abrahams huis verbonden heeft. Van Zijn kant hebben ze niets te vrezen. Het volk gaat zijn eigen gang en laat de HERE staan. Maar het Woord dat Jeremia moet brengen is het Woord van de levende God. Het volk moet inzien dat het op een kruispunt van wegen staat en een keuze moet maken (Jer. 6: 16, en 7: 21- 23). De reactie op het verkondigde Woord brengt scheiding tussen geloof en ongeloof.  En het gevolg zal zichtbaar worden, want de HERE Zelf waakt over Zijn Woord om het te doen. Juist in een tijd dat de omgeving en de leefwereld zich ver van het Woord verwijderd hebben, is Jeremia 1 een troostwoord voor hen die zich aan dit Woord vastgrijpen.  Het is niet een menselijk woord, dat in uitwerking kan falen. Het is het Woord dat tot in eeuwigheid blijft. In een geseculariseerde wereld en te midden van een groot verval wordt des te meer duidelijk dat het Woord geloof vraagt. De HERE zegt tegen Jeremia: Ik ben wakker. God ziet toe en let op. En als het tijd is, treedt Hij naar buiten.

 

Dat is vandaag nog zo. Het evangelie van onze Here Jezus Christus wordt tot aan de einden der aarde gebracht. Gods geduld is nog niet ten einde. Maar er komt een dag dat elk van Zijn woorden uit zal komen. God waakt. En de vraag is, of ook ik wakker ben”.

 

(uit: Dertien in een dozijn (1), in dienst genomen – Bijbelstudies voor de gemeente. Uitgave van DomineeOnline, www.domineeonline.org).