Printen

Vrouwen op vrijgemaakte kansels 4

 

 

D.J. Bolt
02-11-13

 

We vervolgen deze serie met informatie n.a.v. het deputatenrapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie.

 


 

Een van de zeven M/V deputaten, mr. D.A.C. Slump, kon de conclusies en voorstellen van de het deputatenrapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie niet onderschrijven. Daarvoor verantwoordt hij zich in een bijlage bij dit rapport.

Hoewel deze tegenstem in de pers maar relatief weinig aandacht heeft gekregen, De Reformatie bijvoorbeeld wijdde alleen aan het meerderheidsstandpunt inhoudelijke aandacht, is het toch van groot belang er van kennis te nemen. We geven een ruime samenvatting van de bijlage. Zijn volledige verhaal is te vinden op www.gkv.nl.

 

***

 

Deputaat mr. D.A.C. Slump

 

Inleiding

Hoewel br. Slump vindt dat er passages in het deputatenrapport dingen staan die hij onderschrijft, kan hij toch voor de voorgestelde besluiten geen verantwoordelijkheid dragen. Hij betreurt het dat er geen eenstemmig rapport ligt maar is niet overtuigd geworden dat de weg van de meerderheid naar de Schrift is. En dat is voor hem beslissend.

 

Aansluiting

Slump kan zich in grote lijnen goed vinden in de publicatie Dienende mannen en vrouwen in het huwelijk en in de kerk' van ds. J.J. Schreuder (Woord & Wereld 85, 2010). En ook in het artikel van Dr. P.F. Bouter, Waarom alleen mannen in het ambt?, in het themanummer “Vrouw en ambt” van het blad Kontekstueel jrg. 27/nr.1/ september 2012). Daarin wordt meer recht gedaan aan het geheel van het Bijbels onderwijs zoals dat in 1 Tim.2:13,14; 1 Kor.11:8.9; 1 Kor.11; Ef.5:21-24 is blijven staan naast Gal.3:28. Paulus schrijft over verschillende aspecten van  de verhouding man en vrouw en doet dat nadrukkelijk als apostel van Christus. Zijn onderwijs maakt deel uit van de gesloten canon die voor de kerk de wil van God volkomen bevat (art. 7 NGB).

Kern van Slumps kritiek op het meerderheidsrapport richt zich op het begrip cultuur en de onvoldoende verantwoording van de voorgestelde afwijking van de lijn die de kerken eeuwenlang hebben gevolgd.

Culturele context
Slump vindt het niet overtuigend gemotiveerd dat de culturele context van groot gewicht was voor wat Paulus en anderen schreven. De Bijbel geeft dat ook niet aan. Bovendien is het begrip cultuur zo complex dat nauwelijks meer is na te gaan wat relevante c.q. normerende begrippen en situaties zijn geweest. Zo is het niet overtuigend dat Paulus zich voor de vrouwen wél en voor de mannen níet aangesloten zou hebben bij de gangbare cultuur.

Toch meent de meerderheid dat het verschil tussen Paulus' en onze context, in vijf punten,  kan worden aangegeven. Bij drie ervan maakt br. Slump vervolgens opmerkingen.

 

Paulus zou in 1Tim. 2 waarschuwen tegen dominant gedrag van vrouwen. In onze cultuur moet juist gewaarschuwd worden tegen dat gedrag van mannen. Maar, vraagt Slump, destijds was de dominantie toch minstens zo sterk t.a.v. vrouwen als nu? Paulus spreekt juist mannen daarop aan (Ef. 5) evenals Petrus dat doet (1Pet.3:7).

Bij gezag hoort ook dienen! Vergelijk ook de correctie door de Here Jezus van zijn discipelen (Mat. 19). En 'alle mannen én vrouwen' in 'alle gemeenten' worden door Paulus aangesproken. De plaats van mannen en vrouwen in onze samenleving wordt daarom ook bepaald door dit onderwijs.

 

Het meerderheidrapport stelt dat het kerkelijk voorschrift van Paulus conform de geaccepteerde maatschappelijke situatie in zijn tijd is, maar dat dat nu net andersom is.

Maar Slump merkt op dat Paulus juist goed had kunnen aansluiten bij het feit dat priesteressen in die tijd niet ongewoon waren. Bovendien moet nog maar bewezen worden dat Paulus' afwijzing van vrouwelijk ambtsdragers voortkomt uit het feit dat vrouwen toen een andere maatschappelijke positie hadden dan mannen.

 

Een verschil dat men noemt is dat men in de tijd van Paulus collectief dacht en wij meer individualistisch. Maar is dit relevant?, vraagt Slump. Zou deze tijd niet met minstens zoveel recht om een zichtbare kerkelijke tegencultuur vragen (vergelijk HC Z21)?

 

Paulus’ argumentatie cultuurbepaald?
In het rapport wordt het beroep op de schepping (1 Tim 2) in een paar stappen sterk gerelativeerd en cultuurbepaald verklaard. Het zou niet gaan om een normatief beroep op Gods voorschriften, maar slechts om een herinnering aan de geschiedenis van Adam en Eva. Toen werkte dat, nu bevreemdt het.

Echter Paulus gebruikt de historische schepping en zondeval als normatief voor het gedrag van mannen en vrouwen in de gemeente. Dan is het toch op zijn minst merkwaardig dat het rapport dit als niet-normatief voor onze tijd verklaart omdat het niet om een Schriftgegeven of voorschrift zou gaan? En dat terwijl de tekst daarvoor geen aanwijzing geeft.

De reden dat vrouwen moeten zwijgen zou zijn omdat ze anders aanstoot geven en zo de voortgang van het evangelie belemmeren. Maar, zegt Slump, als dát Paulus' motief zou zijn geweest wekte zijn verwijzing naar schepping en zondeval wel onnodig misverstand op. De meerderheid neemt hier te gemakkelijk cultuurbepaaldheid aan.

Slump proeft in Paulus' woorden een strijd tegen de misvorming in de verhouding man-vrouw als gevolg van de zondeval en een pleidooi voor herstel van goede verhoudingen waarin man en vrouw samen beeld van God zijn. Het is een essentieel onderdeel van de evangelieverkondiging (verg. 1 Kor. 11:7-10 en 11-12).

 

Verleden
 Eeuwenlang heeft de christelijke kerk geen vrouwelijke predikanten en ouderlingen toegelaten. Dat is vandaag veelal nog steeds het geval. De kerk heeft dit uit de Schriften zó verstaan en daaruit afgeleid dat altijd en overal de eindverantwoordelijkheid in de kerk is toevertrouwd aan mannelijke ambtsdragers, m.n. de oudsten. Het gezaghebbend spreken in de gemeentelijke samenkomst is aan de man voorbehouden. Ondanks verschil over de precieze duiding van Paulus onderwijs, bestond er grote overeenstemming over de hoofdlijn.

In de laatste halve eeuw heeft een onoverzienbare veelheid aan ontwikkelingen geleid tot een visie waarin het principiële onderscheid tussen mannen en vrouwen langzaam maar zeker wordt ontkend. Of is het net andersom: heeft de visie dat er geen onderscheid is tussen mannen en vrouwen deze ontwikkelingen waarin ook kerkleden geruisloos mee lijken te gaan, gestuurd? Hebben we wel in de gaten gehad dat culturele ontwikkelingen niet waardevrij zijn?
De Bijbel hecht grote betekenis aan een gemeenschappelijke overtuiging.  Dat mag ook meespelen want het evangelie is immers niet bij ons begonnen (1 Kor.14:36).

 

Slump meent dat het rapport te weinig recht doet aan de betekenis van het Woord van God. Er is naar de Schrift heel veel ruimte voor de dienst van vrouwen in de kerk. Maar er zijn naar Paulus' woord wel grenzen. Gezaghebbend spreken en geestelijk leiding geven is in de gemeente voorbehouden aan de mannen.

Door sommigen worden de 'zwijgteksten' alleen betrokken op de verhoudingen in het huwelijk. Maar dat geeft wel aanleiding tot de gedachte dat een vrouw maar beter niet kan trouwen als haar vrijheid haar lief is. Een ongewenst neveneffect in onze cultuur daarbij dan is dat de gedachte gevoed wordt dat een levenslange huwelijksverbintenis maar vrijheidbeknottend is.

 

Conclusie
"Het rapport geeft geen overtuigend positief antwoord op de primaire vraag. Het rapport confronteert zich vrijwel niet met de uitleg die tot voor kort aan het bijbels onderwijs over deze kwestie werd gegeven. Het verschil in culturele context tussen de kerk in de Grieks-Romeinse cultuur in de tijd van Paulus en de cultuur van de kerk in Nederland anno 2013 is de dragende grond om tot een andere conclusie te komen. Die grond is discutabel en mijns inziens veel te zwak om die conclusie te kunnen dragen. Het rapport biedt ook geen overtuigende argumenten om van de vraag of vrouwen een regeerambt mogen uitoefenen een vrije kwestie te maken. Ondanks de vrijheid in Christus en de vele taken die we vrouwen zien verrichten in het NT (trouwens ook in het OT), koos Jezus alleen mannen als apostelen en werden alleen mannen als oudsten aangesteld en voerden vrouwen niet het hoogste woord in de bijeenkomsten van de gemeente.

Het lijkt me dus veel beter om vast te stellen dat een overtuigende en samenbindende motivering om de bijbel op dit punt anders te lezen dan eeuwenlang is gedaan niet is gegeven en dat we dus niet voldoende gefundeerd een andere koers kunnen aanbevelen."

 

Contouren van een andere benadering M/V
Volgens Slump had het rapport langs een andere lijn tot een andere conclusie moeten komen. 

  1. Waarom is men er tot nu niet in geslaagd tot een duidelijke conclusie te komen over vrouwelijke ambtsdragers? Slump ziet drie problemen:

a. het probleem van het Schriftverstaan;
b. onduidelijk wat specifiek tot de verantwoordelijkheid van het ambt behoort;
c. spanning tussen de gegroeide praktijk in kerk en wereld en de ‘klassieke visie’ 

  1. Bevestiging van de gereformeerde visie op het Schriftverstaan.
    De Schrift is haar eigen uitlegger, dus geen teksten tegen elkaar uitspelen. Verschillen tussen de(?) cultuur van de Bijbel en de onze kunnen niet doorslaggevend zijn voor de bevoegdheden van vrouwen in de gemeente. Haar optreden dient de grenzen die Paulus daarvoor geeft te eerbiedigen.
     
  2. Omschrijven van de kerntaken van oudsten en diakenen in hun eindverantwoordelijkheid en zorg voor de gemeente. Deze mannen spreken en beslissen gezaghebbend in prediking, opzicht en tucht op grond van de volmacht van Christus. Zij vormen samen de kerkenraad.
     
  3. Omschrijven op welke wijze het onderscheid tussen mannen en vrouwen ook in deze tijd moet functioneren. Daarbij in rekening brengen dat Paulus destijds ook de mannen niet aansprak op een wijze die naadloos aansloot bij de cultuur.
    Er moet uitdrukkelijk aandacht gegeven worden aan de verantwoordelijkheid van vrouwen om mannen te stimuleren de primaire verantwoordelijkheid in de gemeente ook te nemen. Paulus' verwijzing naar de zondeval is ook een aanklacht tegen Adam. De plaats en verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen samen in hun onderlinge verhouding moet in het licht van Gods bedoeling vanaf de schepping benadrukt worden. De onderscheiden posities moeten in de gemeente zichtbaar worden gemaakt en behouden.
    De kerk mag in deze individualistische tijd uitdrukkelijk ook een tegencultuur zijn, een  gemeenschap waar de Bijbelse begrippen ‘roeping’, ‘gehoorzaamheid’ en ‘verantwoordelijkheid’ bepalend zijn.
     
  4. Omschrijven dat veel werk in de gemeente door zowel mannen als vrouwen kan worden gedaan onder (eind)verantwoordelijkheid van de kerkenraad. Structuren daarvoor moeten worden gevonden zonder dat het werk een (pseudo) ambtelijke status krijgt. Zie bijvoorbeeld het rapport “Dienst van de vrouw in de gemeente’ dat onder verantwoordelijkheid van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland 2001, is uitgegeven.
     
  5. Beschrijven dat het uit het voorgaande ook een oproep doorklinkt voor een kerkelijke en Bijbelse bezinning op  de roeping van mannen en vrouwen in deze wereld. Zo kan een tegenwicht worden geboden tegen een cultuur waarbij het uitwissen van het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk en het individuele geluk het hoogste goed acht.
    Hierbij past een normatieve benadering vanuit de schepping van man én vrouw die samen met onderscheiden verantwoordelijkheden en positie het beeld van God mogen vertonen.

 

Nader Bekeken oktober 2013

 

Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie

 

Ds. C. van Dijk

Onlangs verscheen het rapport van het deputaatschap M/V in de kerk. Het is getiteld Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie.
De Generale Synode van Harderwijk benoemde deputaten met de bedoeling om de lastige knoop rond vrouwen ambt te helpen ontwarren. Niet om opnieuw enorme studies aan dit thema te wijden. Er staan boekenplanken vol over man en vrouwen ambt. De deputaten kregen expliciet de opdracht daar hun winst mee te doen, niet om er nog een stukje aan toe te voegen.

Het ging erom een weg te wijzen waarop we de komende jaren als ker­ken met elkaar verder kunnen. Daarbij stond in de opdracht de suggestie om bijvoorbeeld te overwegen het ambt van diaken onder voorwaarden open te stellen voor vrouwen.

Binnen de kerk blijken er verschillende inzichten te zijn, en de kwestie speelt ook een rol in de contacten met de NGK, waar de ambten voor zusters zijn opengesteld naar aanleiding van het veelbesproken VOP-rapport (Vrouwe­lijke Ouderlingen en Predikanten).  Het deputaatschap heeft nu een rap­port uitgebracht. In dat rapport be­pleiten deputaten dat de synode het volgende gaat uitspreken:

 

De visie dat naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen, zoals die in dit rap­port verwoord is, past binnen de bandbreedte van wat als schriftuur­lijk en gereformeerd kan worden bestempeld.
Het al dan niet functioneren van vrouwen als ambtsdrager mag voor de GKv geen belemmering vormen in de kerkelijke contacten met de CGK  en de NGK en evenmin bij gemeente­stichtingsprojecten.

 

In een volgend besluit geeft men aan geen heil te zien in een nieuw depu­taatschap MIV in de kerk. Er dient slechts een commissie te komen die de kerkrechtelijke gevolgen in kaart brengt en die met afspraken en regelingen komt die de vrede in de plaatselijke kerk dienen.

 

Een van de deputaten, br. D.A.C. Slump, wil niet de verantwoording voor het eindproduct dragen. In een aparte verantwoording aan het eind van het rapport geeft hij rekenschap van zijn positiekeuze. Daarin breekt hij een  lans voor het klassieke verstaan van de relevante bijbelteksten. En hij neemt afstand van de in zijn ogen te grote en te diffuse rol van het begrip 'cultuur'  in de afwegingen van zijn mededepu­taten. De cultuur in de dagen van de apostelen en de cultuur van onze da­gen bepalen te zeer wat vandaag de be­tekenis van de bijbelwoorden is. En over dat begrip 'cultuur' is onvoldoende begripsmatige duidelijkheid.

 

Aardverschuiving

De conclusies van het deputatenrap­port zijn verrassend en zeker een aard­verschuiving te noemen. De GKv wisten het altijd heel goed: het ambt komt al­leen mannen toe, en kerken die het an­ders doen, werden daarop veroordeeld. Het functioneren van beide geslachten in de ambten was een breekpunt voor de samenwerking met de NGK. Het functioneren van zowel vrouwen als mannen in het ambtelijk leiderschap bij missionaire projecten van gemeen­testichting werd als een probleem beschouwd. En daar is nu ineens, in de visie van deputaten, alle ruimte voor.

 

Wanneer dit rapport op deze wijze wordt aangenomen, betekent dat dat de kwestie vrouw en ambt van de synodetafel verdwijnt en als een vrije kwestie in elke plaatselijke kerk opduikt. Daarbij ligt op  dat plaatselijke gesprek ondertussen dan al wel de hypotheek dat de  visie dat mannen en  vrouwen samen in alle ambten mogen dienen, volgens de synode past binnen de bandbreedte van wat als schrif­tuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld.
Maar tegenstanders van de vrouw in het ambt zullen toch zeggen: 'Ik heb als tegenstander van de vrouw in het ambt niet genoeg aan een stukje van de bandbreedte van de kerk, een reser­vaatje. Ik zie de vrouw in het ambt als ongehoorzaamheid aan Gods Woord!'  Heel concreet: mag ik na de synode van Ede nog steeds als gereformeerd pre­dikant zeggen dat de Here het niet wil hebben dat vrouwen een ambt bekle­den, dat dat ongehoorzaamheid aan de uitspraken van de apostelen is? Past die uitspraak ook binnen de gereformeerde bandbreedte? En wat betekent eigenlijk dat woord 'bandbreedte'?

 

We zijn denk ik niet op een punt dat we als kerken samen de conclusies van de  deputaten willen en kunnen trekken. Er is zo veel op te merken over het rap­port, dat in dit nummer er amper een begin mee kan worden gemaakt. 

Rode lijn

Het blad De Reformatie van 20 septem­ber bevat een stukje van de hoofdre­dacteur, ds. B. Luiten.  Hij beschrijft hoe we het toelaten van vrouwen in de ambtelijke dienst altijd hebben beschouwd als een soort van rode lijn waar je niet overheen mocht. Andere kerken (NGK) die daar wel over­heen gingen, waren niet meer geschikt om verregaand mee samen te werken. De rode lijn lag blijkbaar niet bij de ver­kondiging van Gods verlossing in Jezus Christus. De rode lijn lag bij een on­derwerp 'dat daar niet toe doet en dat vooral iets is van de eigen overtuiging'.

 

Luiten geeft aan dat het ambt als zo­danig een nederige en tijdelijke dienst is. En op de vraag of vrouwen in die tijdelijke nederige dienst mogen staan, moet een eerlijk antwoord komen. Maar hoe belangrijk is dat in het licht van de eeuwigheid? Het gaat om de boodschap zelf: Jezus Christus moet worden verkondigd, confronterend en bevrijdend. 'Wie die boodschap brengt is daaraan ondergeschikt, daarover zouden wij niet moeten strijden en al helemaal geen ban uitspreken.'

 

Hij brengt hier een waardevolle onder­scheiding aan: het evangelie zelf moet worden verkondigd. En ja, als dat door vrouwen gebeurt, kan dat nog steeds datzelfde onversneden evangelie zijn. Wie heeft het niet van zijn of haar moeder gehoord?

 

Maar toch, is dat werkelijk een goede voorstelling van zaken? Waarom zou je tegen het toelaten van vrouwen in de ambtelijke dienst zijn? Ik ben daarop tegen. Want ik zie het als een stukje loslaten van de wegwijzing die de Here geeft in zijn Woord. En dat lijkt me ook de enige reden om ertegen te zijn. Ik weet zo zusters te noemen die prima ambtsdrager zouden kunnen zijn. Ik zou niet weten waarom zusters het niet zouden kunnen ...

 

'De vrouw in het ambt' werd altijd gezien als een rode lijn die niet over­schreden mocht worden. Dat had denk ik niet zo veel met het thema zelf te maken. Dat er een vrouwonvriendelijke tendens in de kerk achter zou liggen of zo. Ik denk eerder dat het te maken heeft met een ander omgaan met de Schrift, dat bij dat onderwerp boven­komt.

 

Hoe je de zogenaamde zwijgteksten ook uitlegt, ze betekenen in elk geval dat Paulus toen en daar vrouwen niet in de leiding van de gemeenten wilde hebben.  De discussie begint bij wat dat voor vandaag betekent, bij een veranderde situatie. Daarbij zoeken de deputaten naar motieven die Paulus dreven om het toen zo te besluiten. En de stelling is dat diezelfde motieven vandaag ons ertoe kunnen brengen tegengesteld te concluderen dan Paulus deed: vrouwen wel in de ambtelijke dienst.

 

De moeite zit hem bij mij dat het blijk­baar mogelijk wordt geacht op gedrags­niveau tegengesteld te concluderen aan de door de apostel aangewezen weg: 'geen vrouwen' wordt 'wel vrouwen'. Dat ervaar ik als een heersen van onze redeneringen boven de Schrift. En dan ga je in mijn ogen een rode lijn over. Natuurlijk ga je nog veel verder de rode lijn over als je een kerk hebt met alleen mannelijke ambtsdragers die in alle vroom gekrakeel vergeten Christus te verkondigen. Dat is een groot punt van gelijk bij collega Luiten.

 

Het is een spannende vraag of er wer­kelijk exegetisch ruimte is om achter de aanwijzingen van de apostelen door te schuiven naar hun motieven, en met behulp van die motieven andere aan­wijzingen te formuleren dan de apos­telen doen. 
Ds. Luiten wijst op een parallel in de Bijbel waar het gaat over het wel of niet eten van vlees. Beoordeel niet op gedrag, maar op achterliggende over­tuiging (1 Kor. 8 en 10). Of en hoe je  deze aanwijzingen kunt gebruiken als motief om af te wijken van, ja tegen­gesteld te concluderen aan concrete apostolische aanwij-  zingen, is volgens  mij een exegetische  discussie. En aan die  discussie willen we  als blad onze bijdrage in de komende maanden geven.


Blijvend oneens

Stel nu dat je het niet eens wordt... Dat is natuurlijk niet een idiote gedachte. Het lijkt me dat we niet moeten dro­men dat we allemaal in de kerken gelijk gaan denken over het thema vrouw en ambt. Over sabbat en zondag zijn we het ook niet eens geworden, maar we wisten elkaar vast te houden. Het de­putaatschap MN heeft daarover nage­dacht. In hun laatste hoofdstuk schrij­ven ze over omgaan met verschillen. 
Het valt mij op dat ze daarin vooral gebruikmaken van publicaties uit de PKN, waar men heeft moeten leren omgaan met pluraliteit in de kerk (René de Reuver, Een in meervoud. De ecclesia­logische waarde van pluraliteit; Marius  Is dat het perspectief dat ons naar zich toe wenkt? De deputaten schrijven dat er geen boventijdelijke waarheid is in dit verband. We zijn als schepselen aan tijd en plaats gebonden en heb­ben elkaar nodig om het juiste spoor te vinden. Dat is niet maar een beperking. Het is ook een uitdaging. De uitdaging om samen in vertrouwen te leven.
Als de kerk zo ruim is, waarom fuseren we dan niet met de PKN?

 

Geen ban! Consensus

Ondertussen vraagt ds. Luiten om geen ban uit te spreken. Daarin wijst hij, als ik hem goed begrijp, impliciet naar de harde veroordelingen richting de NGK die er in het verleden rond dit thema zijn geuit. Hij schrijft ook dat het on­derwerp vrouw en ambt niet samenvalt met Gods verlossing in Jezus Christus en 'vooral iets is van de eigen overtui­ging'.
Twee opmerkingen daarover. De eerste is dat hier 'Gods verlossing in Jezus Christus' geïsoleerd van het totaal van de Schrift lijkt te worden voorgesteld. Een soort laatste schans die wel het verdedigen waard is. Tegenstanders van de vrouw in het ambt zijn nu juist zo scherp omdat naar hun oordeel het bijbelgebruik zodanig verandert, dat er nog niet te overziene gevolgen zullen zijn die het totaal van de Schrift zul­len raken. En die Schrift is het gewaad waarin de boodschap van Gods verlos­sing in Jezus Christus ons heeft bereikt.
De tweede opmerking is dat in dit schrijven van Luiten het lijkt alsof het voorgestelde besluit van het rapport eigenlijk al is genomen. Het gaat om een ondergeschikt punt waarin we elkaar vrij moeten laten. Daar zijn we mijns inziens als kerken in gezamenlijk­heid niet aan toe. Collega Luiten heeft het over het uitspreken van een ban over elkaar. De Here beware ons ervoor. Maar als je ervoor moet waarschuwen, illustreert dat naar mijn idee duidelijk dat we nog ver zijn van een consensus. Nee, we kunnen als kerken niet als één man (m/v) achter dit rapport staan.

 

Synoderapport of discussienota? 

Nu kun je zeggen: laten we dan maar wachten wat de vergadering die er wat over moet gaan vinden, de GS van Ede, ervan vindt. En eigenlijk is me dat het sympathiekst. De ene GS geeft een opdracht. De andere GS ontvangt het resultaat en handelt ermee. Goede ker­kelijke praktijk.

 

Maar inmiddels is het zo dat deputa­tenrapporten meer kerkelijke discus­sienota's aan het worden zijn. En in dat besef worden ze ook geschreven.
Op de dag dat het rapport verscheen, lag er een nummer van De Reformatie in mijn bus, een themanummer over vrouw en ambt. De redactie had dui­delijk voorinzage in het rapport gehad (zij het dat nergens bleek dat er ook een  teqenqeluid in het rapport klonk van deputaat Slump). Ik heb mij daarover verbaasd. Waarom kreeg De Reformatie hier een voorkeursbehandeling boven andere landelijke en regionale kerkelijke bladen?
In elk geval was er zo de aftrap voor een kerkbrede discussie.

 

Daar kun je blij mee zijn of niet. Hoe dan ook, de discussie is er gewoon, en laten we die dan ook maar voeren. Dis­cussies onder het kleedje vegen is geen oplossing.
En we hopen dat de broeders die in Ede geroepen worden om besluiten te ne­men, hun winst doen met de discussies op fora en in bladen. In die discussie te­kent zich op dit moment nog geen een­stemmigheid af. En datzelfde geldt voor de contacten met buitenlandse kerken en met een kerkgenootschap als de CGK: de eenheid en de vrede worden behoorlijk op de proef gesteld bij een debat over vrouw en ambt. Is het dan, met de vrede van de kerk voor ogen, niet beter om af te zien van conclusies zoals de deputaten ons voorleggen?

 

De broeders synodeleden hebben veel te overdenken. We dragen hen op in het gebed, dat ze zich mogen laten leiden door de Geest van de Here, die spreekt in zijn levende en blijvende Woord.

 


 

Het homohuwelijk in dienst van het evangelie

 

Conclusies en aanbevelingen van het deputaatschap 'homohuwelijk in de kerk'.

 

De Generale Synode van Ede 2014 besloot om deputaten homohuwelijk in de kerk te benoemen. Hun taak was het beantwoorden van vragen betreffende dit thema. Deze week verschijnt het rapport van het deputaatschap.

Dit artikel biedt een samenvatting van het rapport en van de belangrijkste conclusies. De vragen waarop de synode van het deputaatschap een antwoord verlangde zijn deze:

  1. Is het op grond van de Schrift geoorloofd naast hetero- ook homohuwelijken te erkennen en kerkelijk te bevestigen? Welke gevolgen heeft de beantwoording van deze vraag voor de taak en de verantwoordelijkheid van de kerkenraad in dezen?
  2. Welke gezamenlijke uitspraken en afspraken zijn er gegeven de antwoorden op de genoemde vragen nodig en/of mogelijk?

Actueel
Het onderwerp is actueel. In het eerste hoofdstuk van hun rapport stellen deputaten vast dat in de huidige samenleving gehuwde homoseksuelen voluit deelnemen aan het brede maatschappelijke leven. Ook in de kerk zijn homoseksuelen op allerlei fronten actief, ook in leidinggevende en onderwijzende taken. Zodoende zijn er redenen om de vraag of dit huwelijk kerkelijk kan worden erkend en ook bevestigd, verder te onderzoeken.
 

Steeds vaker ervaren kerkleden een spanning tussen de positie en rol  van homoseksuelen binnen en buiten de kerk. In de praktijk wordt deze spanning zichtbaar. Binnen gemeentestichtingsprojecten speelt de vraag welke positie homoseksuelen in het leiderschapsteam mogen innemen. De Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken, waarmee inmiddels kon worden verenigd, stelde in 2011 een deputaatschap in dat moest onderzoeken of homoseksueel samenlevenden ook kunnen dienen in de ambten.

 

Theologische inzichten
Vanzelfspre­kend spelen in de discussie ook theolo­gische inzichten een rol. De belangrijk­ste theologische vraag is hoe Bijbelse voorschriften over homoseksualiteit, gegeven in een concrete culturele situatie, van toepassing zijn op onze huidige situatie. Deputaten willen deze vraag uitvoerig bespreken. Dat  betekent wel een keuze,  want daarmee wordt het  standpunt afgewezen dat  iedereen die buigt voor de  Schrift dus ook simpelweg tot de conclusie moet komen dat de discussie over homoseksualiteit niet meer gevoerd hoeft te worden. Dit standpunt doet geen recht aan de verlegenheid rondom de vraag hoe we de heilige Schrift over dit onderwerp moeten lezen. Bovendien willen deputaten zorgvuldig te werk gaan, door niet alleen teksten  te lezen en de bespreking ervan op papier te zetten. Ze willen expliciet aandacht besteden aan de vraag hoe wij de Schrift vandaag moeten lezen, een vraag die binnen de christelijke kerk bewust of onbewust altijd een rol speelt. Deputaten geven vanwege deze zoge­naamde hermeneutische voorvragen geen rechtstreeks antwoord op de vragen die hun door de synode van Ede gesteld zijn. Simpelweg ja of nee zeggen is, met alle kerkelijke gevoe­ligheden rondom dit thema, geen echte oplossing. Wat deputaten wel rapporte­ren is een visie die naar hun overtuiging bij het licht van de Schrift verantwoord is, in de hoop dat hierover wordt doorge­sproken in binnen- en buitenland.

 

Patroon
Het rapport bespreekt in hoofdstuk 2 een aantal teksten en lijnen uit het Oude en het Nieuwe Testament rondom het thema huwelijk. Hieruit wordt geconcludeerd dat 'met betrekking tot de verhouding tussen huwelijkspartners in het Nieuwe Testament een duidelijk patroon te zien is: een vrouw dient zich te onderschikken aan haar man, een man dient zijn vrouw lief te hebben en haar te respecteren, en met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. Dit centrale gegeven wordt door de Schrift gepresenteerd als een typisch christelijke invulling van gangbare culturele patronen met het oog op de voortgang van het evangelie. Zowel in de aansluiting bij, als in de kritiek op de sociaal-culturele situatie in de tijd van het Nieuwe Testament is de voortgang van Gods boodschap van redding en bevrijding het centrale motief.

 

Hermeneutiek
Dan volgt in hoofdstuk 3 een bespreking van de herme­neutische overwegingen die bij het Bijbellezen een rol spelen. Hermeneu­tiek wordt opgevat als bezinning op en verantwoording van het hele verstaan­sproces. Dit hoofdstuk maakt duidelijk hoe de verschillen in context tussen toen en nu onze manier van lezen be­ïnvloeden. In de gereformeerde traditie is dit besef al veel langer aanwezig, zo laten deputaten zien. Dit betekent niet dat wij met ons eigen Bijbellezen de kracht en het gezag van de Bijbel als Gods Woord gaan overheersen. Juist door ons bewust te zijn van de verschil­len in context, willen we op het spoor komen van wat de Geest ons in dat Woord wil zeggen in de context waarin wij vandaag leven.

 

Scheppingsorde
Wanneer we ons bewust zijn van het verschil in context, zo gaat hoofdstuk 4 verder, wat hebben de belangrijkste teksten over huwelijk en homoseksualiteit ons dan te zeggen? De Bijbel laat zien dat culturele patronen inzake de huwelijksverhouding gebruikt en benut worden als bedding waarin Gods koninkrijk zijn weg vindt. Toch kunnen deze patronen het zicht op wat werkelijk goed is ook belemmeren. Dan moet er kritisch mee worden omgegaan. Dit geldt dan ook voor rolpatronen  zoals we daar binnen de kerk aan gewend zijn. Wij  moeten waar nuttig aan-  sluiten bij de cultuur, en  waar nodig kritisch ingaan op de cultuur. Concreet  betekent dit dat zowel  mannen getrouwd met een vrouw als de mannen getrouwd met een man in dienst van de verspreiding van Gods evangelie op een gelijkwaardige manier mogen worden ingeschakeld.  Het vaak gebruikte argument dat Paulus in Efeze 5 toch verwijst naar een blijvende scheppingsorde, waarin juist niet homoseksuele relaties op zo'n gelijkwaardige ma­nier mogen worden ingeschakeld, wordt in drie opmerkingen besproken. Aller­eerst herinnert Paulus daar niet alleen aan de schepping, maar ook aan zon­deval en verlossing. Een beroep op een scheppingsorde moet er altijd rekening mee houden dat deze door de zonde ern­stig verstoord is. Bovendien gebruikt Pau­lus de scheppingsgeschiedenis in een ver­gelijkend argument. De gedachte aan een scheppingsorde, waarin iedereen de hem of haar toegemeten positie toebedeeld heeft gekregen, sloot goed aan bij wat destijds maatschappelijk gangbaar was, terwijl die in onze situatie bevreemding wekt. Ook de inzet van dit argument wordt dus gekleurd door de context. In de derde plaats blijkt de verwijzing van Paulus naar Adam en Eva onderdeel van een palet aan motiveringen, zonder dat duidelijk wordt welk gewicht elk van die motiveringen afzonderlijk heeft.

 

Huwelijk
In het vijfde hoofdstuk wordt ver­volgens het begrip en het concept 'huwelijk' beschreven, zoals dat in de traditie van de kerk vorm heeft gekregen. Kern van het huwelijk is dat het de manier is waarop gezinsleden op een betrouwbare manier bij Christus be­waard worden. Deze opvat­ting sluit homohuwelijken niet uit. Tegelijk zijn er veel meer relaties dan alleen huwelijksrelaties. Over de invulling en vormgeving hiervan, en de inzet van mannen en vrouwen hierin, moet ook verder doorgedacht worden.

 

Verscheidenheid
In het voorlaatste hoofdstuk worden suggesties gedaan  om met de verschillen die er leven ten aanzien van het huwelijk om te gaan zonder elkaar te veroordelen. Belangrijk is daarbij de vraag of de christelijke kerk het vermogen weet te bewaren of te ontwikkelen om de waarde van verscheidenheid te zien. Verscheiden­heid is de keerzijde van de eenheid van de kerk, terwijl de kerk tegelijkertijd ook haar grenzen moet kennen en bewaren. Omgaan met verscheidenheid moet hoog op de agenda staan van zowel onze ker­ken als geheel als van lokale gemeenten.

 

Conclusies
Hoofdstuk 7 geeft tenslotte de conclusies van deputaten weer:

  1. De visie dat mannen mannen en vrouwen vrouwen mo­gen huwen is bij het licht van de Schrift legitiem.
     
  2. Gelet op de huidige situatie binnen de GKv, waar verschillende visies bestaan over het huwelijk, betekent dit niet dat homohuwelijken overal moeten kunnen worden bevestigd.
     
  3. Het al dan niet aanvaarden van homohuwelijken mag voor de GKv geen belemmering vormen in de kerkelijke contacten met CGK en NGK.
     
  4. Gegroeide kerkelijke structuren zul­len steeds opnieuw doordacht moeten worden, zeker in dit geval samen met andere kerken van gereformeerde be­lijdenis, om ten volle te honoreren dat mannen en vrouwen in hetero- én homoseksuele relaties door God geroe­pen zijn in dienst van het evangelie.

Voorstel
Deputaten stellen aan de GS voor op basis van dit rapport onder an­dere het volgende uit te spreken:

  1. De visie dat naast het heterohuwelijk ook het homohuwelijk wordt erkend en kerkelijk kan worden bevestigd, zoals deze in dit rapport ver­woord is, past binnen de bandbreedte van wat als Schriftuurlijk en gerefor­meerd kan worden bestempeld.
     
  2. Het al dan niet functioneren van homohuwelijken mag voor de GKv geen belemmering vormen in de kerkelijke contacten met de CGK en de NGK en evenmin bij gemeentestich­tingsprojecten.
     
  3. Een commissie in te stellen die de - met name kerkrechtelijke - con­sequenties voor de GKv van besluit a) in kaart brengt en deze zodanig vertaalt naar kerkelijke afspraken en regelingen dat daarmee de vrede in de plaatselijke kerken gediend wordt.

***

 

De aandachtige lezer had natuurlijk gelijk in de gaten dat bovenstaand verhaal fictief is: er zijn (nog) geen deputaten die een dergelijk voorstel in opdracht van een synode hebben gedaan. Waarom dan dit verhaal?
Wel, bovenstaande tekst is maar niet willekeurig uit de duim gezogen. Het is gebaseerd op de letterlijke samenvatting die het vrijgemaakte theologische magazine De Reformatie gaf van het deputatenrapport M/V in de kerk. Van dat verhaal is slechts het onderwerp veranderd, van vrouwelijke ambtsdragers naar homoseksuele huwelijksrelaties. De daarvoor nodige aanpassingen van de samenvatting bleken minimaal te zijn, ze zijn in het verhaal cursief weergegeven. De argumentatie is onveranderd gebleven. Het toont aan hoe de nieuwe hermeneutisch contextbenadering ook toepasbaar is op andere kernelementen in onze overtuiging en ons Schriftgeloof.


De gevolgen en omvang van die nieuwe Schriftuitlegkundige benadering zijn niet te overzien. Want de huidige twee onderwerpen namelijk vrouwelijke ambtsdragers en homohuwelijken zijn met vele uit te breiden. Denk bijvoorbeeld aan abortus, aan euthanasie. Het is immers niet moeilijk om op ethisch vlak (grote) verschillen tussen culturen in de Bijbelse tijd en onze tijd aan te wijzen. Die worden alleen maar groter naarmate de verwereldlijking toeneemt. Daarbij zal de afstand tussen wereldse cultuur en 'klassiek', d.w.z. godvruchtig en Schriftuurlijk leven vergroten, en het onbegrip van de wereld voor christelijke waarden en normen, voor Gods scheppingsordeningen verdiepen. Met 'de visie' van de deputaten is het zwaard van de Geest, het Woord van God, bot geworden, het woord van cultuurwetenschappers geeft de doorslag.


Dat staat op het spel.
 


 

ND 09/10/13

 

Ingezonden van ds. W. van der Schee vrijgemaakte predikant in Amsterdam. 

 

De dominee reageert onder de titel Katholiciteit, tellen en wegen? op een eerder artikel van M. de Jong en prof. dr. B. Kamphuis die in de discussie over vrouwelijke ambtsdragers ook de katholiciteit van de kerk mee willen wegen (ND 3 oktober).

 

Volgens Van der Schee hebben de meeste kerken wereldwijd geen vrouwelijke ambtsdragers maar het overgrote deel van de gereformeerde kerken wel. Echter katholiciteit is geen kwestie van tellen, vergelijk het maar met de slavernij. Het grootste deel van de christelijke jaartelling heeft de kerk geen reden gezien op te treden tegen slavernij. Daar verdedigen we nu toch ook geen wantoestanden meer mee.

Van der Schee kent maar één grote cultuur met gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen: de westerse. Die is gevormd door een eigen variant van het christelijk geloof. Volgens de dominee is de kerk het grootste deel van de kerkgeschiedenis uitgegaan van ongelijkwaardigheid van vrouwen en mannen. Maar dat lukt in het Westen nu niet meer. Christenen die daar nog vanuit gaan hebben nog wat te leren, onderwijst hij.

 

Het maakt groot verschil volgens Van der Schee of je uitgaat van Bijbelteksten of vanuit "een beroep op de vertegenwoordiging van Christus in de liturgie" zoals in de roomse en oosters-orthodoxe kerken. In het laatste geval is de redenering "soms eenvoudig": Christus is een man dus moeten ook zijn vertegenwoordigers dat zijn. Daarom betekent het invoeren van vrouwelijke ambtdragers dan een ingrijpende breuk met de visie op het apostolisch ambt van de vroege kerk.

 

De ene, heilige, katholieke en apostolische kerk is een gescheurde kerk. Niemand kan meer direct namens de hele kerk spreken. Er komt in 2014 in Ede geen oecumenisch concilie samen, maar "een synode van een zoveelstegraads afsplitsing van een regiokerk". Vanuit die eigen positie in de kerk maak je zélf je overwegingen. Daar kun je onafhankelijk van andere kerken spreken over het licht dat de Geest geeft. We moeten zo eerst onszelf zijn en een eigen overtuiging vormen, een "eigen smoel" aanmeten. Daarna valt er "iets oecumenisch te verhandelen". Want "als je probeert je smoel te vormen naar wat je denkt dat anderen ervan zullen vinden, zul je nooit verder komen dan een mombakkes."

 


 

 Kerkblad GKv Amersfoort-Oost 21/09/13


GEEN BELEMMERING VOOR VROUW IN AMBT

 

Deputaten MA/ in de kerk hebben uit wat zij uit de Bijbel afleiden over de man-vrouwverhouding, geen belemmeringen gevonden om vrouwen tot de ambtsdienst toe te laten. Ook de ambtsleer levert volgens hen zo'n belemmering niet op.

Dit schrijven zij in het rapport dat zij de komende synode van Ede 2014 zullen aanbieden.

Het rapport kreeg de titel 'Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie' mee. Daarmee benadrukt het deputaatschap dat christenen in onze tijd vooral geroepen zijn om het evangelie met kracht te verkondigen. Onnodige belemmeringen moeten

daarbij vermeden worden.

 

Dit betekent niet dat iedereen in de GKv hetzelfde zal denken over de rol van de vrouw in de kerk. Dat is zelfs binnen het deputaatschap niet het geval. Deputaat Dick Slump geeft in een bijgevoegde verantwoording aan niet achter de visie van het deputaatschap te kunnen staan. "lk kan hen op deze weg echter niet volgen." Het uiteindelijke rapport en de discussies die aan de totstandkoming daarvan vooraf zijn gegaan hebben hem niet overtuigd dat de principiële vraag die de synode van

Harderwijk het deputaatschap meegaf, vanuit de Schriften zelf positief kan worden beantwoord.

 

Die vraag was of het op grond van de Schrift geoorloofd is, naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in de ambten van diaken, ouderling en predikant. Het antwoord hierop heeft het deputaatschap geformuleerd in een visie:

Wat wij uit de Schrift afleiden over de man-vrouwverhouding vormt geen belemmering om vrouwen tot de ambtsdienst toe te laten. Ook de ambtsleer leverde volgens ons zo'n belemmering niet op. Christenen in onze tijd zijn geroepen om het evangelie met

kracht te verkondigen en onnodige belemmeringen moeten vermeden worden.

Het deputaatschap kiest voor het formuleren van een visie, omdat zij vindt dat deze vraag niet met een eenduidig ja of nee beantwoord kan worden. "ln de huidige kerkelijke situatie denken mensen soms totaal verschillend over dit vraagstuk.

Daardoor zou na zo'n 'ja' of 'nee' gemakkelijk een heftige strijd kunnen ontstaan waarbij alle aandacht uitgaat naar de praktische uitwerking ervan. Het inhoudelijke gesprek over de achterliggende visie wordt dan nauwelijks gevoerd."

Het gehele rapport staat op vvw.gkv.nl/beleidsrapporten.

 


 

 Kompas Vrije Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika

 

Ook in het kerkblad Kompas van onze zusterkerken in Zuid-Afrika wordt aandacht besteed aan het deputatenrapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie.
Link: https://dl.dropboxusercontent.com/u/146308559/Kompas_Okt_2013.pdf.
Het artikel is geschreven in het Zuid-Afrikaans maar heel goed leesbaar. En niet alleen om de taal!

 

***

 

Kerke in rep en roer oor deputaterapport

Kerknuus – Nederland

 

Ds. P.G. Boon, sendeling van die Vrye Gereformeerde Kerke in Soshanguve

Oktober 2013

 

Afgelope September het daar in die GKv in Nederland ’n deputaterapport die lig gesien wat die kerke in rep en roer gebring het. In ’n onlangse uitgawe van die tydskrif De Reformatie (6 Sept 2013) is ook uitvoerig aandag aan hierdie verslag bestee. In onderstaande artikel bespreek ek kortliks die deputaterapport asook die spesiale temauitgawe van De Reformatie. As lid van die deputaatskap BBK (betrekkinge met buitelandse kerke) probeer ‘n mens om op die hoogte te bly van ontwikkelings in die buiteland. Ek skryf hierdie artikel egter in persoonlike hoedanigheid. In die komende maande sal deputate BBK ongetwyfeld ook aan hierdie rapport aandag skenk.

 

“Deputaten M/V: mannen en vrouwen in dienst van het evangelie”

 

In hierdie rapport word daar aan die sinode van ons Nederlandse susterkerke voorgestel om alle ampte (diaken, ouderling en predikant) oop te stel vir vroue. Daar word uitvoerig aandag bestee aan die druk wat die kerke vanuit die maatskappy ervaar. Daar word die vraag gevra hoe ‘n mens die Skrif vandag moet lees. Die antwoord wat hierop gegee word, kom daarop neer dat ons die Bybel vandag anders (moet) lees as wat vorige generasies dit gedoen het. Die konteks oftewel maatskappy speel in die verslag ‘n groot rol. Die feit of iets bevreemding by buitekerklikes oproep, funksioneer as ’n belangrike maatstaf. Soos een van die persone in De Reformatie skryf: “Ik kan het mijn facebook-vrienden en collega’s in elk geval niet uitleggen” (p.529).

 

Dit het natuurlik alles met hermeneutiek te make – die manier waarop die Bybel gelees word, oftewel die verklaringsmetodes wat gebruik word. Die feit dat die apostel Paulus (bv. in die brief aan Timotheüs) duidelik maak dat die besondere ampte nie deur vroue beklee mag word nie, word beskou as ’n aanpassing by die maatskaplike konteks van sy tyd. Die kultuur sou toe sterk manlik dominant gewees het. As Paulus kon aanpas by die toenmalige kultuur, hoekom sou’n mens dit vandag nie weer kon doen nie?

 

In die voorlaaste hoofstuk word daar gestel dat voor- en teenstanders van die vrou in die ampte met mekaar moet omgaan sonder om mekaar te veroordeel. Elkeen moet die waarde van verskeidenheid waardeer. Die rapport sluit af met ’n aantal konklusies, wat in besluitvorm aan die sinode voorgelê word:

 Noot 1 Net ter verduideliking: In die Nederlands Gereformeerde Kerken word vroue in alle ampte toegelaat. Die Christelijk Gereformeerde Kerken het in die verlede ’n sinodebesluit geneem dat volgens die Bybel vroue nie tot die besondere ampte toegelaat mag word nie.

 

Evaluering

 

Wat vir my die meeste opval in hierdie rapport is dat die wiel opnuut uitgevind is. Daar is eintlik nie veel nuut nie. Dis nou as ‘n mens kyk na al die rapporte en argumente wat ander denominasies in die verlede gebruik het om die ampte vir vroue oop te stel. Daar word dan ook nouliks aandag geskenk aan die kritiese evaluering van hierdie rapporte uit ander denominasies in die verlede. Daar is byvoorbeeld tereg aangetoon dat ‘n mens nie eenvoudig van ‘die’ kultuur in die toenmalige Grieks- Romeinse wêreld kan praat nie. Dit was ’n lappieskombers van verskillende kulture, asook ’n veelvoud van kulturele en maatskaplike stromings. Dit is ook ’n onhoudbare aanname dat die vroeg- Christelike kerke aan wie Paulus geskryf het, in hulle konteks geen bevreemding by ongelowiges sou opgeroep het nie. Sê Paulus nie self dat die evangelie vir die Griek ‘n dwaasheid is nie? Dit is hierdie evangelie wat die einste Paulus, net soos die ander apostels, die Grieks-Romeinse wêreld ingedra het. Waarom word kulturele gelykheid dan vir vandag as so ’n swaar maatstaf hanteer? ’n Mens sien hier dat die behoefte om relevant te wil wees, ter ver deurgedraai het, sodat dit nou sinoniem aan wêreldgelykvormigheid geword het. Het Christene vandag nog die moed om anders te wees, omdat God dit van ons eis?

 

Wat opval is hoe die rapport die indruk wek dat daar geswig word voor maatskaplike druk. Die GKv moet nou ook volg in die ry van denominasies wat aan hierdie druk toegee. Die ander kant van dieselfde muntstuk is dat dit baie maklik word om die gevolgtrekking te maak dat die kerk van Christus vir soveel eeue teen vroue gediskrimineer het. Dat Christus dit self ook gedoen het toe Hy twaalf manlike apostels aangestel het... Die rapport stel dit beslis nie so nie, maar tog moet ‘n mens binne die rapport se wyse van redenasie konkludeer dat Paulus en Christus hulle by die toenmalige kultuur aangepas het, sodat hulle nie ’n aanstoot sou wees nie. Begin u die konsekwensies van hierdie soort redenasie ’n bietjie te verstaan? Wat bly oor van die feit dat die kerk ’n teenkultuur vorm in ’n wêreld wat van haar Skepper af weggedwaal het? Dit bring ’n heel ander teologie in die kerke in, wat haaks staan op hoe die belydenisskrifte byvoorbeeld die Skrifte uitlê.

 

En dit is waarskynlik die belangrikste kritiek op hierdie rapport. Daar word met ’n nuwe hermeneutiese bril na Bybeltekste gekyk, sonder om na te gaan hoe die belydenis die Skrif naspreek. Die rapport skenk nie aandag aan wat daar in die belydenisskrifte oor die onderwerp staan nie. ‘n Mens dink byvoorbeeld aan die Nederlandse Geloofsbelydenis, artikel 30, wat oor die kerklike ampte handel: “Op hierdie wyse sal alles in die kerk behoorlik en ordelik geskied wanneer betroubare persone gekies word ooreenkomstig die voorskrif wat die apostel Paulus in die brief aan Timotheüs daarvoor gee (1 Tim 3).” In hierdie hoofstuk word die pligte van opsieners en diakens uiteengesit, en daar word uitdruklik oor broeders gepraat. Die oorspronklike teks van die NGB (die amptelike Latynse teks) gebruik die woord ‘manne’, soos wat ‘n mens dit byvoorbeeld in die Engelse vertaling terugvind: “when faithful men are chosen in agreement with the rule that the apostel Paul gave to Timothy” (sien die Book of Praise, p. 465).

Dit is ’n onaanvaarbare leemte in ’n deputaterapport wat so ’n koerswysiging voorstel. ’n Groot deel van die rapport word opgeëis deur die feit hoe ‘n mens deur die bril van die nuwe kulturele maatskaplike konteks die Bybel nou skielik heel anders lees as die kerk in die verlede. Maar hoe die belydenis die Skrif naspreek – daaraan word nie eens aandag geskenk nie.

 

Hermeneutiek

 

Eintlik is hierdie deputaterapport net ’n simptoom van ’n dieperliggende saak: dit gaan oor die manier waarop die Bybel gelees word, oftewel die hermeneutiek. Hoewel elke eeu ’n eie hermeneutiese aanpak kan hê, is dit belangrik om na te gaan of die benadering binne die bandbreedte van die gereformeerde belydenis val, of dat die Bybel geïnterpreteer word soos dit self spreek. Dit is ’n basiese beginsel wat – hoewel onaantreklik in hierdie postmoderne tyd – tog moet bly staan, naamlik die feit dat die Skrif sy eie verklaarder is.
 

In hierdie deputaterapport vra ‘n mens jouself af of die Skrif wel vir homself kan praat, of dat die stem van die kulturele konteks harder klink as die stem van die Skrif. Al word dit ontken, is ek bevrees dat dit die geval is. Trouens, dit word ook erken. Die Gees kan vir mense in nuwe tye nuwe insigte gee wat bo die teks van die Skrif uitstyg. Dit is belangrik om te besef dat hierdie selfde hermeneutiek ook as instrument gebruik (kan) word om homoseksualiteit te sanksioneer. In teenstelling tot die letterlike teks van die Bybel, sou die Gees dan in ons tyd nuwe insigte openbaar. ‘n Mens dink dan aan die kerklike goedkeuring van homoseksuele omgang, die homo-huwelik, asook die oopstelling van die ampte vir persone wat homoseksueel aktief is. As die rapport die beroep op die skeppingsorde in die besluitvorming oor die vrou in die ampte buite werking stel, beloof dit nie veel goeds vir die diskussie oor homoseksualiteit nie. Met skeppingsorde word bedoel hoe God dinge geskape het, byvoorbeeld die mens as man en vrou en die onderlinge verhouding tussen hulle.

Die apostel Paulus verwys na die skeppingsorde in 1 Timotheüs 2, spesifiek wat betref die verhouding tussen man en vrou. En die skeppingsorde wat betref seksualiteit is byvoorbeeld dat ’n man en ’n vrou so geskape is om seksueel by mekaar te pas, terwyl twee mense van dieselfde geslag – volgens die skeppingsorde – nie vir mekaar bedoel is nie.

 

Nou is daar mense wat nie hou van hierdie vergelyking nie: vrou in ampte – homoseksualiteit – selfs pedoseksualiteit. Tog is daar ’n verband in dié sin dat die onderliggende manier van omgaan met die Bybel ooreenstem. ’n Hermeneutiek word hanteer wat dit moontlik maak om hierdie dinge te ‘wettig’. Hierdie soort hermeneutiek kan beskryf word as ’n onderliggende kondisie wat aanleiding gee tot die verskillende simptome. Ter vergelyking: as iemand byvoorbeeld kla dat hy al hoe maerder word, kan die dokter nie net sê dat hy meer moet eet nie. Die dokter moet eers soek na die oorsaak. As hy sou uitvind dat die persoon se pankreas nie meer insulien produseer nie, sal hy die pasiënt waarsku: jy word nou maerder, maar ek voorspel dat jou organe ook gaan skade ly, jy kan selfs blind word, jy kan selfs jou voete verloor, ens. Tensy jy nou jou dieet aanpas en die regte medisyne gebruik. Nou is my vraag: mag ‘n mens dieselfde nie ook van ’n bekwame teoloog verwag nie? Naamlik dat hy simptome onderken en betyds waarsku teen wat nog kan volg? Liewers nou die waarheid as later die ernstige simptome. Die geskiedenis wys uit dat die kerke wat die een toegelaat het, binne afsienbare tyd ook tot die volgende gekom het. Dus inderdaad: vrou in ampte → homoseksuele huwelik → ... Wie die kerklike ontwikkeling in Nederland volg, weet dat dit nie vergesog is nie.
 

Wat hartseer is, is wanneer mense wat opkom vir die Bybelse ampsvisie daarvan verwyt word dat hulle diskrimineer teen vroue, of dat hulle blind is vir al die onreg wat reeds deur die eeue aan vroue aangedoen is, as synde die swakker geslag. Nog erger is as die Bybel self die verwyt kry dat dit patriargaal is in dié sin dat dit aanleiding daartoe gee dat vroue onderduk, teen gediskrimineer of gemarginaliseer word. Hierdie gedagtes hoor ‘n mens gereeld om jou heen oor die radio, op televisie, in tydskrifte, in teologiese publikasies. Tog is dit nie waar nie.

Wanneer ‘n mens die Bybel vergelyk met heidense kulture, is dit baie opvallend hoe die Bybel opkom vir vroue se regte en die vrou se gelykwaardigheid aan die man. Deur die eeue het God se Woord ’n gesonde emansiperende werking op heidense kulture uitgeoefen. Ons sien dit hier in Afrika nog daagliks gebeur: mans mag nie hulle vroue slaan en domineer nie, al is hulle daartoe in staat omdat hulle die sterker geslag is. Vroue is nie net ’n wellus-objek nie. Vroue is nie net ’n statussimbool nie (dink aan poligamie). En so kan ‘n mens meer voorbeelde noem oor hoe vroue in heidense kulture behandel word.


Maar die sekulêre Europa (en dit geld ook vir ’n deel van Suid-Afrika) verkeer tans in ’n post- Christelike tydperk, waar op sig gesonde prosesse wat deur die Christelike geloof begin is, nou op hol geslaan het en tot die uiterste deurgedryf word. ‘n Mens kan dink aan dinge soos 

Hoewel die betrokke deputaterapport nie ’n mening oor hierdie tendense uitspreek nie, is dit tog belangrik om te besef dat ’n hermeneutiese deur oopgemaak is wat wel toegang hiertoe verskaf. En soos reeds gesê, in ander denominasies is reeds behoorlik ‘vordering’ gemaak op hierdie dwaalweë.

 

Omgaan met verskille

 

Die rapport bestee ook ’n hoofstuk daaraan hoe om met verskille om te gaan. Die deputate hoop dat vooren teenstanders mekaar ruimte kan gun. Daar kan gemeentes in die kerkverband wees wat die ampte vir vroue oopstel, terwyl ander dit nie doen nie. En hulle moet kan saamleef.

Dit is dalk maklik om dit te skryf, maar die praktyk is anders. Ondersoek laat sien wat daar in ander denominasies gebeur het. Inderdaad is daar ‘n periode van toleransie, maar dit is tydelik. Aanvanklik word mense wat besware teen die nuwe gang van sake het, getolereer. Maar na ’n tyd word dit al hoe moeiliker. Hoe kan ’n klassis of sinode byvoorbeeld vergader met vroulike afgevaardigdes, as sommiges die afvaardiging nie erken nie? Hoe moet ’n predikant wat gewetensbesware het, funksioneer in ’n kerkraad met vroulike ampsdraers? Hoe moet ’n ouderling funksioneer in ’n gemeente met ’n vroulike predikant? Die praktyk wys eenvoudig dat wie die nuwe mening nie deel nie, op die ou end geen toegang tot die ampte meer het nie, òf weens sy eie gewetensbeswaar, òf omdat hy geweier word. Dit word òf die een òf die ander. Hierdie twee sienings is in die praktyk nie versoenbaar nie, selfs nie in ons postmoderne tye nie.

 

In die tema-uitgawe wat De Reformatie aan hierdie onderwerp gewy het, het hulle ’n aantal persone gevra om op die rapport van deputate m/v te reageer. Daar kom egter niemand aan die woord wat wesenlike kritiek op die verslag uitspreek nie. Selfs word geen woord gerep oor bylae 2 van die deputaterapport, waarin een van die deputate, Dick Slump, ingrypende kritiek op die rapport uitspreek en hom daarvan distansieer nie.

En saam met hom sal daar baie in die GKv wees wat hierdie kritiek deel. Sê dit al iets oor die toekomstige vermoë om verskeidenheid aan visies in dieselfde kerkverband te kan akkommodeer? Om ‘n persoon en sy publikasies te ignoreer, is dikwels die eerste stap van intoleransie.

 

Dit is duidelik dat die GKv in 2014 voor ’n belangrike kruispad te staan gaan kom. Laat ons nie vergeet om vir hulle voorbede te doen nie. Laat ons ook nie vergeet dat daar baie lidmate in die GKv is wat graag trou wil bly, maar wat toenemend ervaar dat hul kerklike gemeenskap teen ’n vinnige tempo wêreldgelykvormig raak, en wat hulself afvra hoe dit hulle geloof gaan affekteer, en hoe hulle hul kinders in so ’n klimaat moet opvoed. ’n Deputaterapport soos hierdie val natuurlik nie uit die lug uit nie. Dit weerspieël ’n tydsgees in die GKv (met die universiteit in Kampen dalk voorop). Dit sal ’n onverdiende genadewonder wees as die kerke volgende jaar op sinode hierdie voorstelle kan stuit. Kom ons bid vir ons broers en susters, dat hulle die moed sal kry om te bly staan vir God se Woord. En terselfdertyd moet ons onsself ondersoek: wie meen dat hy staan, moet toesien dat hy nie val nie.

Ook hier in Suid-Afrika is die druk om wêreldgelykvormig te raak, groot. Dink aan maatskaplike tendense soos finansiële oneerlikheid, korrupsie, gebrek aan Sondagsheiliging, rassisme, die feit dat ’n lewe in ons land maar goedkoop is (aborsie, geweld, mense se bestuursgedrag op die paaie), verbrokkeling van gesinswaardes, maar ook hier by ons die sekulêre stokperdjies soos vroueemansipasie en homo-emansipasie.

 


 

Nader Bekeken oktober 2013

 

Ds. R. Th. Pos

 

Column

 

Een eerlijk gesprek

 

Deputaten M/V in de kerk hebben een finaal rapport met advies aan de GS 2014 uitgebracht. Dit rap­port komt niet uit de lucht vallen. De GS van Harderwijk (2011] heeft daartoe een opdracht gegeven en in die opdracht duidelijk gemaakt dat de volgende GS op grond van dit rapport een beslissing zou moeten kunnen nemen. Ik denk dat velen hadden verwacht dat depu­taten een weg zouden wijzen in de richting van: het ambt van diaken wel open voor zusters, het ambt van ouderling niet. Het rapport ziet er verrassenderwijs anders uit. Heel kort komt het erop neer: zowel het standpunt dat de ambten alleen openstaan voor mannen, als het standpunt dat ook zusters een kerkelijk ambt mogen bekleden, past binnen de bandbreedte van wat de Schrift ons leert.

 

Aanvankelijk werd het rapport in de pers 'binnengesleept" als: de­putaten zijn vóór. Sommige koppen in de pers riepen de suggestie op dat de GKv alle ambten vanaf he­den openstellen ook voor zusters. Terwijl het in het rapport alleen nog maar om een advies gaat en deputaten juist op het punt van de praktijk nogal terughoudend zijn. Ook blijkt een van de deputa­ten zich niet te kunnen vinden in het advies, hij krijgt (terecht] alle ruimte in het rapport om zijn over­tuiging toe te lichten.

 

We kunnen in onze tijd niet meer zonder de media. Zij zijn het die ons attenderen op het uitkomen van zo'n belangrijk rapport. Zij gie­ten het nieuws daarover wel in een bepaalde vorm, maar geven tege­lijk aan ieder die wil, de gelegen­heid te reageren. Zo ontstaat er een soort gesprek waarmee ieder die zich een mening wil vormen, zijn lm/vl winst kan doen. Jam­mer is natuurlijk wel dat het echt inhoudelijke gesprek vervolgens gevoerd gaat worden in de diverse bladen die lang niet door iedereen gelezen worden.

 

Niemand zal bestrijden dat het, zeker ook binnen de kerk, om een eerlijk gesprek moet gaan. Een gesprek waarin serieus en aandachtig geluisterd wordt naar elkaar. Die intentie zal er bij ieder ook wel zijn, alleen in de praktijk valt dat niet altijd mee. Dat heeft in dit geval te maken met het feit dat de meesten van ons al stevig voorgesorteerd staan en ook blijkt dat het onderwerp ons persoonlijk raakt. Sommige zusters vinden het heel moeilijk te verteren dat ze wel iets kunnen, maar het niet mogen. En er zijn broeders die het moeilijk vinden zo'n boodschap te 'verko­pen' aan zusters. Ik denk dat ieder wel begrijpt dat in een gesprek over het onderwerp m/v in de kerk de emoties zomaar een grote rol kunnen gaan spelen. En meestal komt dat een eerlijk gesprek niet ten goede. Het is daarom ook goed rekening te houden met de gevoe­lens van degenen die een ander standpunt innemen. Laat ieder zich, om te beginnen, eens bewust zijn van het feit dat een heel grote groep mensen in de kerk hele­maal niet om dit gesprek gevraagd heeft. Uiteraard moeten deze men­sen wel bereid zijn, terwille van hun broeders en zusters, het ge­sprek aan te gaan, maar zij moeten zich niet gedwongen voelen. En zo'n gevoel voed je zomaar door het eeuwenoude kerkelijke stand­punt van de tafel te vegen door even op te merken: 'Dat is toch niet meer van deze tijd.' Afgezien van het feit dat de tijd en vooral deze tijd niet een echt betrouwbare gids is, is zo'n opmerking nogal denigrerend naar degenen die in alle oprechtheid menen zich met de kerk tot anno nu te kunnen baseren op de Schrift. Zulke op­merkingen vervuilen de discussie, Dat gebeurt ook, waarschijnlijk onbedoeld, als het rapport van deputaten gekenschetst wordt als een moedig rapport, Dat wekt op z'n minst de indruk dat het je aan moed ontbreekt als je het stand­punt van deputaten niet deelt.

 

Als kerken staan wij voor een uit­dagende opdracht. En de aanpak van deze opdracht zal van grote in­vloed zijn op het resultaat. Als wij een standpunt innemen op grond van tijd, cultuur, gevoel, emotie of angst, zal vanaf datzelfde moment de Bijbel in dienst komen te staan van onze standpunten. We gaan zoeken naar teksten die onze me­ning bevestigen. De vrede in onze kerken kan daardoor nooit gediend zijn. Maar als wij kans zien, met hulp van de Here, om onze eigen mening krijgsgevangen te geven aan de gehele Schrift als actueel Woord van God, dan kunnen we een boeiend en opbouwend ge­sprek tegemoetzien dat maar één winnaar kent en dat is de Here, die onze onderlinge liefde blijft voeden vanuit zijn onvoorstelbare liefde voor mensen lrn/v] die van zichzelf niet luisteren kunnen en toch zijn stem horen. Hij is een Goede Her­der en wijst zijn schapen nooit een weg die het kostbare leven van de kudde in gevaar brengt.