Printen

Vrouwen op vrijgemaakte kansels 6

D.J. Bolt
16-11-13

 

We vervolgen deze serie met informatie n.a.v. het deputatenrapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie.

 


GKv Zeist-De Bilt

 

De Nederlands Gereformeerde dominee Judith Cooiman-Bouma geeft catechisatie aan de jeugd van de vrijgemaakt-gereformeerde kerk te Zeist-De Bilt.
 


De Arendshorst, Assen

In het gereformeerd vrijgemaakte zorgcentrum De Arendshorst in Assen, onderdeel van de gereformeerde stichting Accolade voor wonen, welzijn en zorg, worden 's zondags ook kerkdiensten voor de bewoners. Sinds enige tijd gaan  daar niet alleen meer predikanten van vrijgemaakte huize voor maar worden daarvoor alle predikanten van Assen uitgenodigd.
Afgelopen zondag ging tot ontsteltenis van bewoners de eerste vrouwelijke dominee A. van Harten-Tip van de voortgezette Gereformeerde Kerk (de vroegere syn. gereformeerde kerk) voor.
 


 

Nader Bekeken november 2013

 

Het blad publiceerde een drietal artikelen over vrouwen in het ambt. We laten hieronder samenvattingen ervan volgen.

 

Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie

 

Het eerste artikel is van ds J.J. Schreuder met daarin een bespreking van het rapport van deputaten M/V voor de komende Generale Synode Ede 2014. Deputaat Mr. Dick Slump heeft zich in een verantwoording gedistantieerd van het standpunt van de meerderheid. Bij hem sluit ds. Schreuder zich blijkens zijn publicatie van harte aan.

In zijn bespreking geeft ds. Schreuder aan moeite te hebben met conceptbesluit 2 in het meerderheidsrapport (verder 'rapport' genoemd). In dit besluit komt de strekking van het rapport duidelijk naar voren.

Hoe luidt dit conceptbesluit?

  1. de visie dat naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen, zoals deze in dit rapport verwoord is, past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld; 
  2. het al dan niet functioneren van vrouwen als ambtsdragers mag voor de GKv geen belemmering vormen in de kerkelijke contacten met de CGK en NGK en evenmin bij gemeentestichtingsprojecten. 

Hoe ziet ds. Schreuder deze uitspraken? Kan hij zich hier nog enigszins in vinden? Of neemt hij volledig afstand van dit conceptbesluit?

Naar zijn mening gaat het rapport weliswaar over de dienst van mannen en vrouwen in de kerk, maar geeft het daarbij een  achterliggende (veranderde) visie op het gezag van de Bijbel en hoe dat gezag functioneert binnen onze context vandaag. Deze visie kan verregaande gevolgen hebben.

Om zijn zorgen helder in beeld te krijgen vraagt de predikant onze aandacht voor drie zaken:

  1. de hermeneutische visie van de deputaten (meerderheid);
  2. de vragen met betrekking tot de dienst van mannen en vrouwen in de kerk en
  3. de conceptbesluiten 2a en 2b. 

1.      De hermeneutische visie van de deputaten (meerderheid)

 

Ds Schreuder wijst erop dat de hermeneutische visie binnen het rapport onze aandacht vraagt voor de verschillen die er zijn tussen de context waarin de bijbel ontstond en onze tijd. Wij zullen moeten switchen tussen toen en nu om goed te begrijpen wat destijds met de tekst werd bedoeld en wat er nu mee wordt bedoeld. Hoe kunnen we in veranderde omstandigheden toch recht doen aan de bedoeling van de tekst? Met name gaat het hier om de ambten van diaken, ouderling en predikant: mogen die vandaag wél door vrouwen worden vervuld?

 

In het rapport wordt voor wat de context betreft uitgegaan van de tijd van Paulus, dus de eerste eeuw. Maar dat is toch een versmalling?  Paulus was doorkneed in de Schriften en beroept zich dan ook regelmatig op het Oude Testament. Ds. Schreuder wijst erop dat door maar een paar teksten uit de brieven van Paulus over man/vrouw in het rapport te betrekken hier het beeld scheef wordt getrokken. Man/vrouw onderwerpen komen door de hele Bijbel vanaf Genesis naar voren, met daarbij duidelijk de 'dubbele lijn' van 'gelijkwaardigheid én verschil in positie'.
Hetzelfde gebeurt met het beroep van deputaten op de zgn. mediterrane cultuur. Ook hier ziet ds. Schreuder een versmalling optreden. Er waren toch grote plaatselijke en regionale verschillen? Niet alleen cultureel, maar ook tussen Joodse en niet-Joodse christenen! Hoe kun je die allemaal uitvlakken en op één lijn stellen?

 

Wat was toen de bedoeling?
Ds. Schreuder geeft commentaar op de motivering van Paulus, zoals die (ook weer versmald) door deputaten in hun visie naar voren wordt gebracht. Zij hanteren het argument van Paulus dat de voortgang van het evangelie niet gehinderd mag worden (wat dus een doel is – zie het nog volgende artikel van de hand van ds J. de Wolf, 'opdat' en niet 'omdat'), als motief om m/v vragen van onze tijd van tegengestelde antwoorden te voorzien. Hij beoordeelt dit als aanvechtbaar: hier wordt nl. één enkele motivering naar voren gehaald en van onevenredig gewicht verklaard. Vanwege dit doel, de voortgang van het evangelie, moeten wij vandaag onnodige hindernissen wegnemen en andere standpunten innemen. Waarom kan deze redenering van deputaten door ons niet worden overgenomen volgens ds Schreuder? Hij geeft hier deze redenen voor: 

  1. Dat Paulus aansloot bij de cultuur van toen is dubieus. Dubieus, juist omdat hij zo uitvoerig hierover schrijft.
  2. Onnodig de voortgang van het evangelie hinderen? Paulus wil juist een 'voorbeeldig leven' van de gelovigen en géén aanpassing.
  3. Paulus beroept zich op héél de Schrift en speciaal hoe God in het begin aan de man-vrouwrelatie vorm gaf.
  4. Paulus beroept zich op de relatie God-Christus en Christus-kerk, zoals dit ook weerspiegeld  behoort te worden in de relatie man-vrouw. Dit gaat volgens ds Schreuder dan ook ver uit boven hoe 'men' de relatie man-vrouw in die tijd zag.
  5. Door alle motiveringen heen loopt de lijn gelijkwaardig én verschillend (in positie)       Onderling dienstbaar, maar wel elk op eigen plaats.
  6. f. Het doorgaande spreken van de Schrift over de relatie m/v in het huwelijk en in de kerk kan niet worden getypeerd als een onnodige hindernis voor het evangelie. Het is kostbaar onderwijs van de hele Schrift, dat we niet mogen opgeven.

Wat ds Schreuder zich afvraagt is waarom we niet mogen zeggen dat Paulus benadrukt hoe zijn onderwijs aansluit bij wat heel de Schrift zegt over hoe de Here ons de weg wijst binnen kerk en huwelijk.
Het ene argument van Paulus dat we het evangelie niet in de weg mogen staan, wordt door deputaten verheven tot het 'doorgaande argument' om met aangepaste en tegengestelde uitkomsten voor onze tijd te komen en dan op die manier het evangelie niet te verhinderen.

 

Wat is nu de bedoeling?

Volgens ds. Schreuder vinden deputaten zélf dat de voorschriften van Paulus de verkondiging in onze maatschappij in de weg staat. Zij vinden dat doordat gelijkheid nu vooropstaat een navolgen van Paulus een blokkade opwerpt voor het evangelie. De predikant benadrukt dat dit een waardeoordeel van deputaten is en dáárom gevaarlijk! Hij maakt dit met een voorbeeld duidelijk: wanneer in onze maatschappij het gezag onder druk staat door gelijkheidsdenken en individualisme, dan kun je ook stellen dat dit juist dringend correctie nodig heeft door bijbels onderwijs.

Dit eerste punt over de achterliggende hermeneutische visie wordt dan door ds Schreuder afgerond met een ernstige oproep om niet over te gaan tot inhoudelijke aanpassing, maar om ons ervoor te blijven inzetten om uitleg te geven aan het 'mooie, doorlopende onderwijs van de hele Schrift, in taal die vandaag begrepen wordt, zonder op inhoud te gaan schuiven'.

 

2.      Toespitsing op de vragen over man/vrouw in de kerk


Waarom, zo vraagt ds. Schreuder zich af, confronteren deputaten zich niet met belangrijke argumenten die al vaak naar voren zijn gebracht door voorstanders van het 'traditionele' standpunt? Hij noemt een aantal argumenten:

  1. Onze Heiland wijst naar het begin terug bij vragen over echtscheiding. Hier gaat het rapport niet op in. Ook niet op het feit dat de man door de Here als eerstverantwoordelijke/hoofd is aangesteld en dat daarom juist hij ter verantwoording wordt geroepen en niet de vrouw (die toch als eerste zondigde) en hoe door zijn zonde de dood in de wereld is gekomen (vgl. Rom. 5).
    De Here Jezus wijst terug naar het fundament, hoe God het huwelijk vanaf het begin heeft bedoeld. Het rapport verwaarloost deze blijvende betekenis voor wat betreft de man/vrouw-verhouding.
  2. Door mannen, priesters, werd het gezaghebbend onderwijs in Gods Woord in het oude Testament gebracht. Dit komt in het rapport niet naar voren. 
  3. Debora wordt genoemd in het rapport, maar haar werd wél de rechtspraak toevertrouwd, maar niet het gezaghebbend onderwijs. Barak, de man, wordt in gebreke gesteld: hij geeft niet de leiding die van hém wel werd gevraagd.
  4. Het rapport noemt niet het onderscheid tussen de volstrekte gelijkwaardigheid én het verschil in positie tussen God de Vader en God de Zoon. Dat hiermee een vergelijkbaar onderscheid tussen man en vrouw zou kunnen bestaan blijft buiten beeld. Het wordt 'zelfs genegeerd' waar het rapport spreekt over 'een gelijkwaardig functioneren, terwijl het kennelijk gaat over een gelijke positie (p.23)'.
  5. God wordt in 1 Korintiërs 11:3 het hoofd van Christus genoemd. Het rapport gaat voorbij aan de betekenis daarvan voor het geheel van dat vers. Het rapport stelt dat Paulus gezagsrelaties in zijn tijd weerspiegelt, maar juist het noemen van Christus in de reeks God-Christus man-vrouw blijft in het rapport buiten beeld.
  6. Waar ds. Schreuder tenslotte op wijst is dat ook door deputaten onbesproken blijft het argument dat de relatie van gelijkwaardigheid en verschil in positie geworteld is in God zelf (relatie Vader-Zoon) en in zijn scheppingsinstelling en in de leer van onze verlossing (de zonde kwam in de wereld door één man, Adam, en door Één man, Christus, is er genade en eeuwig leven gekomen.

Een belemmering?

Ds. Schreuder ziet een onjuiste suggestie in dit rapport dat de voortgang van het koninkrijk zou worden belemmerd door wat God bij de schepping heeft ingesteld. Hij bekritiseert dit: het zet de eenheid van het werk van Vader, Zoon en Geest onder spanning. De verwijzing naar Galaten 3:28 past hier niet. Allen één in Christus, maar we blijven toch man en vrouw?

Het werk van de Here Jezus betekent geen breuk met het Oude Testament, maar is de vervulling ervan.  De plannen van de Vader worden door Hem niet omgebogen, maar tot werkelijkheid gemaakt. Hier sluit het werk van de Geest bij aan, Hij sluit aan bij wat de Zoon ons heeft geleerd vanuit Gods scheppingsinstelling (Mat.19). Hier bestaat geen spanning of tegenstelling.

 

Breed spoor

Ds. Schreuder is kritisch op de bewering van deputaten dat twee dingen belangrijk zijn voor ambtsdragers, nl. roeping en representatie. Hiermee komen we volgens hem niet verder. Hij vergelijkt dit met ouders: de moeder representeert naar het kind Christus op de plaats waar zij daartoe door God is geroepen. Zoals ze dat ook in andere relaties kan doen. Maar het 'spoor wordt te breed'  als hier aanwijzingen in worden gezien voor bijv. het ambt van ouderling. Voor dat ambt vinden we in de brieven van Paulus concrete aanwijzingen.

 

3.      De conceptbesluiten in het deputatenrapport


Ds. Schreuder bespreekt tenslotte de conceptbesluiten 2a en 2b.

 

Conceptbesluit 2a

Scherp verzet hij zich tegen de stellingname in dit besluit. Wanneer we het evangelie tot een 'kernevangelie' versmallen en menen dat we daardoor onszelf een grotere vrijheid kunnen veroorloven, dan hebben we gecapituleerd voor de opvattingen in de samenleving. Deze visie van deputaten biedt geen principiële weerstand tegen bijv. het homohuwelijk of tegen euthanasie, tegen onschriftuurlijke (doperse) opvattingen over de doop en de uitverkiezing. In plaats van te wijken voor 'trends' zullen we moeten (s)preken over het als man en vrouw verbonden zijn op de wijze waarop Christus zich aan zijn kerk heeft willen verbinden. De hechte band benadrukken, waarin de man naar voorbeeld van Christus zijn verantwoordelijkheid als hoofd neemt en daarom dienstbaar wil zijn aan het welzijn van zijn vrouw. En hoe de man in dat geestelijk leiding geven ook door zijn vrouw kan worden gestimuleerd en hoe zij die leiding dan ook wil accepteren.

Het weglopen voor verantwoordelijkheid kan niet verhuld worden door te beweren dat soms (helaas) misbruik van macht wordt gemaakt. Misbruik heft een juist gebruik van deze verantwoordelijkheid niet op. Dan konden we wel ophouden met het in standhouden van allerlei gezagsposities: ouder-kind, leraar-leerling, overheid-onderdaan, werkgever-werknemer, ouderling-gemeentelid enz. enz.

 

Conceptbesluit 2b

Ook hier bemerken we bij ds. Schreuder een krachtig verzet tegen het gedane advies, nl. een bepleiten van een concentratie op de kern van ons geloof. Hierdoor kan volgens hem de hele raad Gods van onze verlossing op losse schroeven komen te staan.

 

Ds. Schreuder roept ons op om niet te capituleren voor onbegrip, maar om ons juist in te spannen om de rijkdom van Gods onderwijs uit te dragen. Hij wijst op Gods verkiezing, waar in onze maatschappij mensen gelijke kansen moeten krijgen. En op onze overtuiging dat kinderen van gelovige ouders gedoopt behoren te worden, waar onze maatschappij ervoor kiest om dat maar aan de wil van het kind over te laten als het zover is. Hij wijst erop dat Gods genade ons vóór is, zoals blijkt in de doop van kinderen van gelovigen.

 

De predikant bindt ons op het hart om dát dan ook uit te leggen. Laten we, zegt hij, dan ook uitleggen dat we geen probleem hebben met vrouwen die leiding geven in het maatschappelijke leven. Daar heeft de Here ons 'geen expliciete voorschriften voor gegeven'. Maar laten we dan wél de relaties in huwelijk en kerk onder het gezag van de Schrift stellen. Gods Woord zegt duidelijk dat daar zijn voorschriften behoren te worden nageleefd. Dat is volgens ds. Schreuder niet ongeloofwaardig, maar juist prima te verdedigen.

 

Hierop laat ds. Schreuder nog een noot n.a.v. 1 Kor.14:34 volgen. Hier zou volgens het rapport niet duidelijk zijn waar de apostel naar verwijst. Drie hoofdstukken eerder heeft Paulus dat al expliciet gedaan, nl. naar Genesis 1 en 2. De suggestie als zou Paulus hier een mondelinge interpretatie van de Thora bedoelen, wordt door de predikant afgewezen met de vraag: waar gebruikt Paulus het woord 'wet' ooit in die zin.

 

Samenvatting: R. Sollie-Sleijster

 

Een nieuwe manier van bijbellezen.

 

Ds. P. Boonstra bespreekt de nieuwe manier van bijbellezen.

De predikant constateert in het advies van de meerderheid van deputaten aan de Generale Synode een 'forse ommezwaai'. Waar steeds door onze kerken werd geleerd dat vrouwen in de kerk geen ambt mogen bekleden, komt dit rapport tot een tegengestelde conclusie. De predikant vraagt zich af hoe dit komt: welke redenering ligt er achter en kan dit advies nog voluit 'schriftuurlijk en gereformeerd' genoemd worden?

 

Manier van bijbellezen

Deputaten stellen dat 1Timoteüs 2:11-14, waar staat dat 'vrouwen in de samenkomst van de gemeente geen onderricht mogen geven', voor ons niet meer letterlijk geldt. De wijze waarop de bijbel wordt gelezen is volgens hen voor te stellen als een driehoek. De hoeken zijn dan de tekst, de lezer en de context. De tekst blijft hetzelfde, maar de context is anders.

In de tijd van Paulus zou de verspreiding van het evangelie worden belemmerd door vrouwen in het ambt, maar in onze tijd zou die verspreiding juist worden belemmerd als we géén vrouwen in het ambt toestaan. De verspreiding van het evangelie is de overeenkomst. Die overeenkomst komt centraal te staan en nu wordt de vraag: wat verhindert deze verspreiding? Het verschil in context leidt deputaten zo tot een aan de tekst tegengesteld antwoord.

 

Horizonversmelting

Waar komt deze theorie vandaan?

Ds. Boonstra maakt ons attent op de Duitse filosoof Gadamer (1900-2002) die de context van de tekst en die van de lezer zag versmelten tot een soort 'horizon'. Het begrijpen en toepassen van een tekst wordt zo voor iedere tijd weer anders, elke tijd heeft zijn eigen blikrichting. Het kan leiden tot beter begrip van de oorspronkelijke tekst, maar ook tot een wijze van uitleg die met de concrete tekst in tegenspraak is. Volgens Gadamer is dat de enig goede manier om tot een juiste lezing én toepassing van de tekst te komen. De predikant stelt de vraag of we zó de bijbel mogen lezen.

 

Carte Blanche

Ds Boonstra geeft aan dat de objectiviteit van de tekst op deze manier verdwijnt. De versmelting van de beide horizonnen geeft een nieuw tekstbegrip. Niet wat er staat, maar wat na versmelting met onze inbreng er van overblijft. Hier geeft de tekst zelf niet meer de doorslag, maar onze interpretatie. We krijgen 'carte blanche' voor willekeurig welke interpretatie van de tekst dan ook. We houden geen verweer meer over tegen onjuiste exegese, want we kunnen de tekst álles laten zeggen wat we willen!

 

Toepassing op het rapport

De predikant heeft in het voorgaande gewezen op het belang dat deputaten hechten aan de context. Hoe kijkt hij tegen de door hen geschetste invulling daarvan aan? Kan hij zich daarin vinden of is hij kritisch hierover?

Ds. Boonstra vindt zowel de gegeven schets van de Grieks-Romeinse context als die van de huidige tijd aanvechtbaar.  Hij wijst op de grote onderlinge verschillen die vroeger bestonden, maar ook op de aanname dat Paulus zich aansloot bij die cultuur. Dit laatste kan juist betwijfeld worden doordat Paulus zo uitvoerig aanwijzingen geeft (1Kor.11 en Ef.5).

Ook de reconstructie van de huidige tijd is discutabel volgens de predikant. Met evenveel recht kan het tegenovergestelde worden beweerd, nl. dat 'gewillig luisteren naar de voorschriften van Paulus juist de voortgang van het koninkrijk van God bevordert'. Kern is dan de 'gehoorzaamheid aan God, ook al strijdt dat met je verstand en je gevoel'.

Deputaten geven volgens ds. Boonstra geen basis aan om hun interpretaties te onderbouwen.

 

Geen vast punt meer

Uit bovenstaande blijkt volgens de predikant dat de consequenties enorm zijn. Het versmelten van de contexten van vroeger en nu lijken een beroep op de bijbeltekst buiten spel te zetten. Hij denkt aan zaken als ongehuwd samenwonen, homohuwelijk, zelfgekozen levensbeëindiging, scheiden en hertrouwen. Het vaste punt van wat de Bijbel zegt is niet meer doorslaggevend. Waar ligt dan het vaste punt? We vinden het niet meer, het is weggevallen!

 

De 'oude' manier van bijbellezen

Het 'sola Scriptura' zoals we dat belijden in art. 5 van de NGB, waarbij de tekst van wat er daadwerkelijk geschreven staat de doorslag geeft en waarbij we Schrift met Schrift vergelijken, houdt zeker ook rekening met de context, maar deze heeft een ondergeschikte ('dienende') rol. Ds Boonstra benadrukt dat het vaste punt in onze belijdenis is dat de tekst zélf uitsluitsel geeft. Dit vaste punt 'behoedt ons voor eigenmachtige uitleg en willekeur'.

 

Oud en nieuw: dubbele criteria

Opmerkelijk is wat de predikant naar voren brengt over de door deputaten toegepaste hermeneutische visies. Hij wijst erop dat hier inconsequent wordt geredeneerd. Voor de man/vrouw discussie wordt gebruik gemaakt van de 'nieuwe' visie, maar voor de ambtsopvatting blijkt de 'oude' visie beter van pas te komen. Op deze manier worden dubbele criteria aangelegd. De ambten zijn een goddelijke en geen menselijke instelling (p.25). Maar met de nieuwe visie zouden we kunnen zeggen: hoezo? Leiders moeten er zijn, dat is de overeenkomst, maar de context van vandaag vraagt naar 'competentie en charisma' en 'leiders zullen wel vanzelf boven komen drijven'. Daar hebben we geen ambt voor nodig.

Ds. Boonstra denkt nog even door en vraagt dan: 'Hoe kunnen vrouwen toegelaten worden tot de ambten, wanneer volgens de nieuwe manier van bijbellezen voor die ambten zélf géén concrete voorschriften meer hoeven te bestaan?' En hij concludeert dat niet alleen bij de reconstructie van de contexten willekeur is gebruikt, maar hier eveneens.

 

Standpunt innemen

De vraag blijft staan: Mogen we als kerken de Bijbel op deze 'nieuwe' manier lezen?

Hier geeft ds. Boonstra een ernstige waarschuwing: het dreigt ons op gespannen voet te brengen met het belijden in artikel 7 NGB en met het woord van 2 Petrus 1:20. Waarop hij laat volgen: 'Als kerken wordt ons dan de mogelijkheid ontnomen om elkaar te binden aan het Woord van God, zoals dat geschreven staat'.

Als naschrift voegt ds. Boonstra een voorbeeld toe over het trouwen met een ongelovige. Op de nieuwe manier uitgelegd zou Paulus dan niet zeggen dat de Here dat niet wil, maar dat het in onze context een uitdaging kan zijn om de voortgang van het evangelie te bevorderen.

 

Samenvatting: R. Sollie-Sleijster

 

Christelijk of burgerlijk, waar gaat Paulus voor?

 

Ook ds. Joh. De Wolf schreef een kritisch artikel in hetzelfde nummer van Nader Bekeken. Omdat zowel het proefschrift Herderlijke regel of inburgeringscursus? als het boek Als vrouwen het Woord doen van Myriam Klinker-De Klerck af en toe instemmend wordt aangehaald in het rapport van de meerderheid deputaten M/V vraagt ds. De Wolf zich af of zij ook een voorstander is van de visie van deputaten die ruimte zien voor de vrouw in het ambt.

 

Pastorale brieven

Ds. De Wolf vertelt dat Klinker in haar dissertatie zoekt naar verweer tegen de opvatting dat de pastorale brieven van Paulus, 1Timotheüs en Titus, van een latere schrijver zouden zijn. Zij doet dit door de ethische richtlijnen die Paulus in deze brieven geeft te vergelijken met de richtlijnen die Paulus in zijn voorafgaande brieven had gegeven.

Waarop stoelt de genoemde opvatting? Door de nieuw-testamentische wetenschap wordt gesteld dat bijvoorbeeld de eerste brief aan Korinte wijst op een sterke verwachting van een spoedige wederkeer van Christus. Toen dat niet gebeurde en men inzag dat het nog wel een poos kon duren, ging de kerk zich meer aanpassen in haar ethiek om zodoende een plekje in de wereld te krijgen. Dat leidde volgens veel theologen tot een aanpassing aan de burgerlijke moraal. De pastorale brieven van Paulus zouden daarom een latere ontwikkeling in de kerk weerspiegelen en konden dus niet van Paulus zelf zijn.

 

Test

Maar Klinker vond dit verhaal niet overtuigend. Haar proefschrift onderzoekt de motieven voor de ethische richtlijnen van Paulus. Zoekt Paulus in zijn instructies aan Timotheüs en Titus naar aansluiting bij het burgerfatsoen van die tijd of laat hij zijn eigen overtuiging horen?

Met name kijkt zij naar de intermenselijke (gezags-)verhoudingen, zowel tussen man en vrouw binnen de kerk als daarbuiten, op het werk en tussen heer en slaaf. Zij focust op de motieven voor de instructies. Waren die erop gericht om geheel anders te zijn of juist niet? Met nauwkeurige exegese probeert zij hier grip op te krijgen. Vijf vragen stelt ze bij elke pericoop: a. voor wie is de instructie bestemd, b. om welk gedrag gaat het, c. hoe wordt dat gedrag gewaardeerd, d. hoe wordt de instructie gemotiveerd en e. hoe is de verhouding tot de sociale conventies.

 

Resultaat

Ds. De Wolf geeft aan dat deze vragen 'een veelheid aan beweegredenen' opleveren, waardoor het resultaat, zoals door Klinker wordt vastgesteld, een gemengd en gevarieerd beeld oplevert. Het blijkt dat Paulus de ene keer denkt aan de groei en bloei van de gemeente, of aan de voortgang van het evangelie, een andere keer aan de manier waarop het christenleven overkomt in het omringende heidendom. Aanpassing blijkt niet een soort hoofdmotief te zijn in de conclusies. Integendeel Paulus gaat zijn eigen weg, waarbij hij wel oog heeft voor hoe de levensstijl overkomt op de heidenen, want onnodige aanstoot moet worden vermeden.

 

Tweede route

De vraag die Klinker zich nu stelt is of de eerste brief aan Korinte echt andere instructies en motieven geeft. Die brief zou zéker van Paulus zijn. Maar hier vindt zij geen essentiële verschillen. Zij ziet juist 'aanzienlijke parallellen'. Uiteraard zijn er wel verschillen tussen brieven aan medewerkers en gemeentecorrespondentie, maar Klinker concludeert dat de Pastorale Brieven helemaal in het verlengde liggen van de eerste brief aan Korinte. Het zijn dus echt brieven van Paulus.

 

Algemene taxatie

De predikant prijst Klinker om haar grondige exegetische studie. Het resultaat is dat de theorie van de verburgerlijking verder afkalft. Het gaat Paulus niet om een gezapig leventje (stil en gerust), maar om een gemeente die zich tegenover de overheden rustig en gezagsgetrouw gedraagt. Geen oproer. Paulus wil strijdvaardige gemeenteleden, maar niet met het zwaard, maar met het Woord (het zwaard van het evangelie).

 

Motieven zijn geen doelen

Ds. De Wolf wijst op het onderscheid tussen 'opdat' en 'omdat' dat bij Klinker ondersneeuwt.  Hij vindt het merkwaardig dat wat zij 'motieven' noemt, meestal meer doelstellingen zijn. 'Opdat' geeft een doel aan en 'omdat' een beweegreden (dus motief). De eigenlijke grond komt niet ter sprake. Die gronden zijn voor Paulus vaak zo vanzelfsprekend dat hij ze niet eens noemt. Soms zie je de reden wel, zoals bijv. in 1 Tim. 2:13, waar Paulus zegt: “Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva.” Dat is de reden dat de vrouw geen gezag over mannen mag hebben. Hier is echt sprake van een motief. Idem, in 1 Korinte 11:8 en 9, zinnen die beginnen met 'want' en 'immers' en waar eveneens op de schepping wordt teruggegrepen.

 

Hoe beoordeelt de predikant nu zelf het terugverwijzen naar Genesis? Vindt hij dit ook secundair?

Hij vindt het jammer dat Klinker die verwijzing relativeert als één van de vele motieven (p.156). Zelf beoordeelt hij de verwijzingen naar het begin van Genesis als fundamenteel voor de gegeven richtlijnen.

In haar proefschrift leest hij ook dat ze niet goed weet wat ze aan moet met de uitdrukking 'zoals ook in de wet staat' (1 Kor.14 – zie ook noot bij artikel van ds. J.J.Schreuder) met als resultaat dat die reden bij haar 'eigenlijk afvalt en niet meer meedoet'.

 

Dissertatie en deputaten

Samenvattend komt ds. De Wolf tot het oordeel dat hoewel Klinker nog geen definitief standpunt t.a.v. de vrouw in het ambt wil innemen, zij toch de 'deur op een kier' zet en daardoor deputaten grond geeft om op haar dissertatie terug te vallen.

'Het moeilijkst te verteren' vindt hij 'dat de scheppingsorde (inclusief de zondeval) in haar proefschrift een tweederangs argument lijkt te worden'. Daar sluiten deputaten bij aan met hun opmerking dat die (rang)orde destijds goed paste, maar dat dat vandaag enkel bevreemding wekt. Wat ds. De Wolf brengt tot de uitspraak: 'Mogen we nog een beetje vreemd overkomen?' En: 'Bewegen we ons niet in de richting van Gods koninkrijk als we teruggaan naar de normen van het paradijs?'

 

Steentje

Tenslotte concludeert de predikant dat de studie van Klinker zeker heeft bijgedragen tot een erkenning van Paulus als auteur van de Pastorale Brieven en van de inhoudelijke eenheid van alle brieven van Paulus. Ook het antwoord op de boven zijn artikel gestelde vraag is duidelijk geworden: Paulus ging niet voor de verburgerlijking van de kerk, maar wilde een gemeente die in leer en leven helemaal van en voor Christus wilde zijn.

 

Samenvatting: R. Sollie-Sleijster

 


 

De vrouw in het ambt blijft verdeeldheid veroorzaken binnen de CRC

 

Ds. Clayton Spronk
8 november 2013

 

De Synode 2013 van de CRC heeft een voorstel van twee gemeenten ontvangen, waarin deze toestemming vragen om een nieuwe classis te vormen. Deze gemeenten gaven hun verlangen te kennen om een classis te vormen met gemeenten die de overtuiging delen dat de roeping en bevestiging van vrouwen in kerkelijke ambten onbijbels is. In antwoord op dit voorstel heeft de synode drie besluiten genomen. Deze besluiten laten zien dat de CRC moeiten blijven houden door diepe verdeeldheid over de vrouw in het ambt. Hieronder volgen de drie besluiten met hun gronden en mijn antwoorden daarop.

 

Besluit 1:

 

Dat de synode niet instemt met de Voorstellen 3 en 4, die verzoeken om de vorming van een verwante  classis (een classis waarbinnen de gemeenten de overtuiging delen dat de vrouw in het ambt onbijbels is).

 

Gronden:

  1. De vorming van een afzonderlijke classis gebaseerd op en beperkt tot een enkele theologische overtuiging zal een kunstmatige eenvormigheid laten zien die tegen de bijbelse principes en praktijken van eenheid binnen de CRC ingaat (1 Cor. 12:12-31).
  2. Dit is in overeenstemming met het voorheen door de synode genomen besluit om niet toe te stemmen in de “vorming van een classis gebaseerd op theologische overeenstemming” (Acta van de Synode 1996, Artikel 75, C, 4, bl. 561).
  3. De vorming van zo'n classis kan een manier van omgaan zijn met de gewetenszaken en het onbehagen van hen die bezwaar maken tegen de aanwezigheid van vrouwelijke ambtsdragers op classicaal niveau, maar dit geeft geen oplossing voor diezelfde kwesties op synodaal niveau.

Antwoord

De sleutel om dit besluit en zijn gronden te begrijpen is de opvatting van de CRC om de vrouw in het ambt als een zaak “van het geweten” te beschouwen. De CRC weigert de vrouw in het ambt als een ''óf .. óf” kwestie te beschouwen – óf de Bijbel verbiedt de vrouw in het ambt óf niet. Veeleer handhaaft de CRC de vrouw in het ambt als een “zowel .. als” kwestie – de Schrift kan zowel tegen als ten gunste van de vrouw in het ambt worden uitgelegd. De CRC weigert daarom de mening toe te laten dat oppositie tegen de vrouw in het ambt gegrond is op een juiste interpretatie van de Schrift. De tegenstand tegen de vrouw in het ambt kan niet eisen dat de kwestie een zaak is van trouw aan de Bijbel. Beide zijden zijn trouw aan de Schrift. Beide zijden moeten kunnen accepteren dat de andere zijde aan een juiste interpretatie van de Schrift vasthoudt. Als een tegenstander van de vrouw in het ambt niet het andere gezichtspunt kan aanvaarden, kan zijn bezwaar niet gebaseerd zijn op de Schrift, maar is het slechts een zaak van een overgevoelig geweten.

 

De CRC houdt vast aan het idee dat mensen die tegenover elkaar staan in deze zaak in staat moeten zijn harmonieus met elkaar binnen dezelfde gemeente, classis of hetzelfde kerkverband samen te leven. Betekent dat dan dat degenen die vóór de vrouw in het ambt zijn moeten zwijgen en met vreugde een situatie behoren te accepteren waarin hun gemeente geen vrouwen in de ambten toestaan, dat zij moeten zwijgen en met blijdschap accepteren dat vrouwelijke afgevaardigden niet ter classis of synode worden toegelaten? Neen, het betekent dat degenen die tegen de vrouw in het ambt zijn moeten zwijgen en met vreugde lid moeten blijven wanneer hun gemeente vrouwelijke ambtsdragers aanstelt, en moeten zwijgen en blij zijn wanneer vrouwelijke afgevaardigden ter classis en synode verschijnen. Zelfs indien men ervan overtuigd is dat het tegen de Schrift ingaat, zo wordt de orthodoxen gezegd, moet men geen probleem hebben als het een vrouw is die u de collectezak voorhoudt, u het sacrament van het Heilig Avondmaal bedient of op de preekstoel staat.

 

Deze manier van denken vormt de basis van de weigering van de CRC om een classis te vormen die bestaat uit kerken die tegen de vrouw in het ambt zijn. Die kerken behoren geen enkel probleem te hebben met het zich verheugen in eenheid met kerken die wel de vrouw in het ambt hebben.

 

Het is opmerkelijk dat de CRC in dit besluit toegeeft dat zij niet van mening is dat eenheid ook eenvormigheid van “theologische overtuiging” vereist. Dit betekent toegeven dat de CRC van mening is dat eenheid genoten kan worden zonder overeenstemming over de waarheid. Er bestaat een verschil tussen eenheid en eenvormigheid. Absolute eenvormigheid betekent overeenstemming in alle dingen. Absolute eenvormigheid is niet nodig voor eenheid. Eenheid vereist bijvoorbeeld niet dezelfde etniciteit, hetzelfde geslacht, enz. Maar op één gebied is eenvormigheid wel nodig – dat is op het gebied van de waarheid. Natuurlijk is het waar dat er vrijheid is om de Schrift op verschillende manieren uit te leggen, nl. daar waar de betekenis ons niet helder is (hoewel onze interpretatie altijd in overeenstemming met onze Gereformeerde Belijdenissen moet zijn). Maar daar waar de leer van de Schrift duidelijk is, moet er eenvormigheid van overtuiging zijn. En de duidelijk schriftuurlijke veroordeling van de vrouw in het ambt betekent dat er alleen eenheid is, wanneer er eenvormigheid van overtuiging bestaat dat de vrouw in het ambt niet bijbels is.

 

De bewering van de CRC dat eenheid mogelijk is wanneer er geen overeenstemming is over de zaak van de vrouw in het ambt is, klopt niet. De gemeenten die eensgezindheid van overtuiging willen binnen de classis over het onbijbelse van de vrouw in het ambt, hebben gelijk.

 

Bij grond 3. hierboven laat de CRC synode echter een ernstige en genante denkfout zien bij de overweging aangaande de twee gemeenten die om de vorming van een nieuwe classis hebben verzocht. De synode liet een heel scherp inzicht zien met de opmerking: “De vorming van zo'n classis kan een manier van omgaan zijn met gewetenszaken en het onbehagen van hen die bezwaar maken tegen de aanwezigheid van vrouwelijke ambtsdragers op classicaal niveau, maar dat dit geen oplossing biedt voor diezelfde kwesties op synodaal niveau.” Deze grond beargumenteert terecht dat de vorming van een “verwante classis” niets zal veranderen aan het feit dat deze gemeenten zullen moeten leven binnen een kerkverband dat niet dezelfde theologische overtuigingen heeft. Zodoende laat de snode duidelijk de bijziendheid in denken zien van degenen die tegen de vrouw in het ambt zijn en toch in de CRC blijven. Jarenlang hebben zij gepleit voor theologische overeenstemming (lees eenheid) binnen hun eigen gemeenten met betrekking tot de vrouw in het ambt – misschien kunnen we hen “verwante gemeenten” noemen. Nu willen zij theologische overeenstemming over deze kwestie in de classis – een “verwante classis”. Zij staan op het punt zich los te maken van een classis waar zij deze verwantschap niet hebben! Maar hoe zit het met een “verwant kerkverband”? Kennelijk zijn ze niet zo bezorgd over eenheid binnen het kerkverband. Van een kerkverband dat de onbijbelse praktijk van de vrouw in het ambt bevordert, waarin zij geen eenheid met zo veel gemeenten en classes hebben, willen zij zich niet losmaken! Het besluit van de CRC houdt in, terecht, dat iedere gemeente die bereid is onderdeel te zijn van een kerkverband dat de vrouw in het ambt toestaat, ook bereid moet zijn onderdeel te zijn van een classis die de vrouw in het ambt toestaat. Inderdaad behoren deze gemeenten zelfs bereid te zijn tot het aanvaarden van vrouwelijke ambtsdragers in hun eigen kerk.

 

De overweging van de synode bij grond 3. is juist. De enige manier om aan de zondige praktijk van de vrouw in het ambt te ontkomen is om afscheid te nemen van het CRC-kerkverband. En ieder die bereid is binnen de CRC te blijven (en daardoor de vrouw in het ambt op het niveau van het kerkverband accepteert) moet de kwestie loslaten en de vrouw in het ambt overal aanvaarden, ook in zijn eigen gemeente. Er is geen plaats voor eenheid of vrede in de CRC voor degenen die tegen de vrouw in het ambt zijn.

 

Besluit 2

 

Dat de synode aan de Trinity CRC in Sparta, Michigan, en aan de Tweede CRC in Kalamazoo, Michigan, de mogelijkheid geeft om zich aan te sluiten bij de classis die het meest naastgelegen is en die tevens bereid is hen te ontvangen en waarbij zij bereid zijn zich aan te sluiten.

 

Gronden:

  1. Nadat de Synode 2010 niet meeging met het voorstel om de overgang naar de Classis Minnkota toe te staan, hebben deze kerken zich uitputtend beijverd om geografisch dichterbij gelegen mogelijkheden te onderzoeken. Zij zijn tegemoet gekomen aan de zorg van de Synode 2010 om te zoeken naar een dichterbij gelegen classis.
  2. Gelet op de inspanningen van deze twee kerken, de wens van hun classes om hen behulpzaam te zijn om verder te komen en de wens van deze kerken om een eind te maken aan de pijn en spanning binnen hun classes, geeft dit besluit uitkomst binnen deze realiteit.
  3. Dit is in lijn met voorgaande synodebesluiten, die de overgang van kerken naar een andere classis toestaan (zie Acta van de Synode 1995, 2000, 2006, 2007).

Antwoord

Met dit besluit geeft de synode toe dat er “pijn en spanning” binnen de classes bestaat vanwege het gebrek aan overeenstemming over de kwestie van de vrouw in het ambt. Er is geen eenheid en vrede tussen de gemeenten die zich hierin tegenover elkaar zien staan. Toch weigert de synode te erkennen dat het noodzakelijk is in deze kwestie een beslissende uitspraak te doen. Derhalve neemt de synode een pragmatisch besluit. Aangezien deze twee recalcitrante gemeenten het moeilijk vinden om te functioneren binnen een classis waar de vrouw in het ambt is geaccepteerd, laat de synode hen aansluiten bij andere classes, zelfs als zij geen toestemming geeft tot het vormen van een nieuwe classis.

 

De klaarblijkelijke ironie is dat hoewel de CRC de vorming van een zogenaamde “verwante classis” niet toestaat, dergelijke classes al wel bestaan binnen de CRC. Nog meer ironie ziet men, wanneer men overweegt dat het de synode 1995 was die de vorming van “verwante classes” heeft aangemoedigd. Die synode heeft iedere classis het recht gegeven om het woord mannelijk “inactief” te maken, zoals we dat woord tegenkomen in het artikel in de kerkorde dat over de kwalificaties van ambtsdragers handelt. Dat besluit heeft elke classis binnen de CRC tot een “verwante classis” gemaakt. Nadat iedere classis het besluit had genomen om het woord mannelijk te laten vallen óf er aan vast te houden, bestond de CRC uit wat wij zouden noemen A- en B-classes. De gemeenten binnen de A-classes (verwant) zijn het er over eens dat de vrouw niet in het ambt mag worden aangesteld. De gemeenten binnen de B-classes (verwant) zijn eensgezind in het toestaan en in de praktijk toelaten van de vrouw in het ambt. Na het op deze manier scheppen van een situatie met daarin A- en B-classes, hebben de CRC besloten dat zij de vorming van een nieuwe A-classis niet toestaan, maar zij zullen wel twee gemeenten in B-classes zij het met tegenzin toestaan zich aan te sluiten bij A-classes.

 

Het toegeven door de synode van het bestaan van A- en B-classes in de CRC is het bewijs dat er diepe verdeeldheid binnen de CRC bestaat over de kwestie van de vrouw in het ambt. Hun besluit om kerken toe te staan zich terug te trekken uit hun classes en zich aan te sluiten bij een andere classis is alleen maar een aanmoediging om die verdeeldheid voort te laten bestaan.

 

Besluit 3

 

Dat de synode het volgende meedeelt aan de Trinity CRC, Sparta; de Tweede CRC, Kalamazoo; en aan hun respectievelijke classes:

  1. Wij prijzen deze twee kerken voor hun trouwe volharding in deze zaken en voor hun wens binnen de CRC te blijven.
  2. Wij moedigen deze kerken aan wegen te zoeken om binnen hun huidige classes door te gaan.
  3. Wij moedigen deze kerken en classes aan een traject van verzoening, heling en zegening in te gaan.
  4. Wij moedigen deze kerken ook aan wegen te zoeken om verder samen te werken met plaatselijke CRC kerken om het evangelie van Jezus Christus in hun regio's te verspreiden en voor te leven.

Antwoord

Dit besluit is een zinloze poging van de synode om de eenheid te handhaven, ondanks scherpe verdeeldheid over de zaak van de vrouw in het ambt. Tegelijkertijd geeft het er blijk van dat de synode niet werkelijk geïnteresseerd is in het verdedigen en bevorderen van de eenheid. Dit besluit bevat een splijtzwam voor de twee gemeenten die zich van hun classes willen losmaken. Als de synode eenheid wilde, zou zij de beide gemeenten hun zonden voorhouden en hen tot bekering oproepen. Maar in plaats van hen hun zonden voor te houden, draagt de synode de gemeenten op om binnen het kerkverband te blijven. Deze aanbeveling om binnen het kerkverband te blijven wordt zelfs opgelegd ondanks het feit dat de synode de twee gemeenten beschouwt als de oorzaak van een situatie waarin “verzoening, heling en zegening” op classicaal niveau nodig is.

 

Door de gemeenten aan te bevelen binnen  het kerkverband te blijven, zelfs hoewel zij verdeeldheid op classicaal niveau veroorzaken, bevordert het synodebesluit eenheid slechts in naam. Een 'eenheid slechts in naam' bestaat wanneer gemeenten diep verdeeld zijn, maar besluiten om hoe dan ook toch binnen één kerkverband te blijven. Dat houdt in dat 'eenheid slechts in naam' in werkelijkheid een scheuring is.  De synode 2013 is in het spoor van de Synode 1995 gegaan die 'eenheid slechts in naam' bevorderde, maar alleen dan wanneer het de classes toestond om met elkaar van mening te verschillen over de kwestie van de vrouw in het ambt.

 

Het is zonde van de kant van de CRC synode om eenheid te bevorderen los van de theologische overtuiging dat alleen mannen als ambtsdragers mogen worden aangesteld. Het is ook zonde om binnen de CRC te blijven van de kant van hen die overtuigd zijn van het onbijbelse van de vrouw in het ambt. Het is goed dat zij weten dat eenheid voor hen onmogelijk is in een gemeente of classis die de vrouw in het ambt toestaat. Maar wanneer zij in de CRC blijven ondanks hun theologische verwerping van het standpunt van hun kerkverband dat de vrouw in het ambt toegestaan is, dan tonen zij zich bereid om een schijneenheid of 'eenheid slechts in naam' te accepteren. Het gevolg daarvan zal voortdurende spanning en disharmonie zijn binnen de CRC.

 

Bronnen:

 

De Acta van de 2013 CRC Synode
Samenvatting van de Acta can de CRC
Rapport door John van Dyk in Christian Renewal (juli21/augustus 21, 2013) 18-19. 

 



Nederlands Dagblad 20/11/13


In christelijk Amerika is een discussie losgebarsten over de zichtbaarheid van vrouwelijke leiders. ‘God werkt door christelijke vrouwen en we zien het niet.’ Honderd sprekers kwamen vorige week aan het woord tijdens The Nines een tweedaagse conferentie waar christelijke leiders spreken via een videoverbinding, maar daarvan waren slechts vier vrouw. Dat heeft voor veel onrust gezorgd in christelijk Amerika. Volgens de christelijke schrijfster Halee Gray Scott mist de kerk veel wanneer ze vrouwen en minderheden uitsluit want  ‘God werkt door christelijke vrouwen en we zien het niet.’ Als de talenten vrouwen niet worden gebruikt is er iets mis met goed rentmeesterschap. Het is de reden waarom wereldwijd getalenteerde en begaafde vrouwen de plaatselijke kerk de rug toekeren.
 


 
Nederlands Dagblad 27/11/13


Paus Franciscus wil de Rooms-Katholieke Kerk vernieuwen. Hij heeft heb liever een kerk die op straat schaafwonden en pijn heeft opgelopen en vuil is geworden, dan eentje die zich vastklampt aan haar eigen zekerheden, zo sprak hij in een apostolische exhortatie. Maar hij wijst abortus af en  het ambt blijft voor vrouwen gesloten.
 



www.dewaarheidsvriend.nl/blog


Dr. A.H. van Veluw, voorzitter van de PKN/Confessionele Vereniging, voelt niets voor de klassiek gereformeerde visie op vrouw en ambt. Hij vindt dat de PKN/Gereformeerde Bond met de brochure zijn identiteit zoekt in ‘kerkpolitiek getinte bijzaken', waarmee hij bedoelt: geen vrouw in het ambt en geen gezangen.

Het blad noemt zijn argumenten nogal "muf", er is een ander gesprek nodig en niet zoiets "venijnigs" als wat Van Veluw naar voren brengt. In elk geval is duidelijk geworden dat hij geen bezwaren heeft tegen vrouwelijke ambtsdragers.
Van Veluw legt de scheppingsorde in Genesis 2 zo uit dat daar volledige gelijkheid tussen man en vrouw wordt omschreven, zonder verschil in positie, een uitleg die verrassend overeen komt met de gelijkheidsgedachte van onze huidige cultuur. Zijn "magere uitleg" leidt er toe dat elke uiting in de Schrift die de positie van de vrouw als anders dan van de man beschrijft tot cultuur van die tijd wordt verklaard. Zo verklaart hij ook de zgn. zwijgteksten (1 Kor.34-35 en 1 Tim.2:9-15): Paulus zou vermanen om niet in tegenspraak met de heersende moraal van die tijd te  leven.
Van Veluw meent op basis van 1 Timotheüs 3:11 dat er al wel vrouwelijke ambtdragers in Paulus dagen voorkwamen.

Dr. P.F. Bouter protestants/hervormde predikant te Bodegraven en hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bond is niet erg gelukkig met met de opstelling van de Confessionele Vereniging: "de scheppingsorde van Genesis 2 wordt te mager gemaakt, de cultuur van die dagen te veel benadrukt, het onderscheid tussen man en vrouw zoals dat in het Nieuwe Testament voorkomt te veel tot cultuur van toen verklaard. Met als uitkomst dat de Bijbel ineens wel heel dicht bij onze eigen cultuur uitkomt. Dat kan ook niet anders als we het voor ons gevoel vreemde en tegendraadse in de Bijbel tot oude cultuur verklaren."

 

***

Zo is er dus binnen de protestantse kerk een fikse strijd onder de broeders. Heel herkenbaar. Je ziet dezelfde argumenten over tafel rollen. Niets nieuws meer onder de kerkzon. En het duidelijk: ook daar is de rust is niet te vinden.