Hamilton en Hermeneutiek (3) – Genesis 1
D.J. Bolt
08-02-14
Misschien is het goed om eerst nog iets in het algemeen over de conferentie te zeggen voor we aan het eerste onderwerp beginnen.
We geven samenvattingen van de toespraken en discussies omdat het ons van belang lijkt dat ook onze broeders en zusters hier in Nederland meeleven met wat er in Hamilton/Ancaster naar voren werd gebracht. Want hoewel de conferentie als academic of nature (wetenschappelijk van aard) was aangekondigd werd toch iedereen die belangstelling had van harte uitgenodigd. En behalve de vele honderden Canadese broeders en zusters waren er ook geloofsgenoten gekomen uit de hele wereld (Amerika, Korea, Brazilië, Nieuw-Zeeland, …).
Eigenlijk kon de bijeenkomst nog meer ervaren worden als een geloofsgesprek tussen belangrijke vertegenwoordigers van twee kerkengroepen. Het ging maar niet om academische kwesties maar om zaken die in Canada en Nederland direct de inhoud van ons gereformeerde geloof raken. En op de achtergrond staan ernstige verschillen van inzicht in diverse zaken van leer en leven. Zoals bekend, hebben die zelfs in Vermaanbrieven aan de Nederlandse kerken geresulteerd. Dat maakte de conferentie extra spannend.
Discussies
De discussies verliepen in een broederlijke, ontspannen sfeer. Er was alle ruimte om standpunten in te nemen en toe te lichten. Ook de conferentiegangers leefden intensief mee.
Toch was het wat onbevredigend dat er niet doorgedebatteerd werd over essentiële onderdelen en vragen. Vaak verliep de bespreking in een vraag-antwoord-volgende-vraag-structuur met veel herhaling van al gepresenteerde standpunten. Daardoor werden kansen gemist om dieper door te vragen. In de evaluatie zullen we daar ook een paar voorbeelden van laten zien. Maar dit neemt niet weg dat de standpunten over en weer helder van voren zijn gebracht en ook de (blijvende) verschillen van opvatting duidelijk werden.
Samenvattingen
Alle samenvattingen zijn geheel voor rekening van de auteur van deze serie artikelen. Op geen enkele wijze zijn de sprekers daarbij betrokken geweest of dragen zij daar verantwoordelijkheid voor. Er is gepoogd om recht te doen aan argumentatielijnen in de betogen zonder eigen inzichten daarin te betrekken zodat een eerlijke indruk kan worden gekregen van het naar voren gebrachte. Uiteraard staan we open voor correcties, mochten die nodig zijn.
We laten in samenvattende verslagen van de discussies de namen van de vragenstellers weg. Enerzijds omdat die niet altijd werden verstaan en anderzijds omdat die ook niet echt zo belangrijk zijn. Het gaat immers om de vragen zelf en de antwoorden er op.
Evaluaties
We sluiten de samenvattingen af met een evaluatie waarin ook eigen bevindingen en opmerkingen zullen zijn verwerkt.
The Two Books Debate: What if Scripture and Science Seem to Say Different Things?
Donderdagavond 16 januari 2014
Deze aflevering van de serie Hamilton en Hermeneutiek geeft een verslag van de toespraken en bespreking van het eerste onderwerp The Two Books Debate: What if Scripture and Science Seem to Say Different Things? Vrij vertaald: Het debat over de Twee Boeken: Hoe moeten we er mee aan als de Schrift en de wetenschap elkaar tegenspreken?
Het was natuurlijk te verwachten dat de focus bij dit onderwerp zou liggen op schepping en evolutie en zich zou concentreren op Genesis 1-3. En dat gebeurde ook. Nadat de rector van het Reformed Seminary prof.dr. G.H. Visscher de conferentie op christelijke wijze had geopend discussieerden prof.dr. J. Van Vliet en prof.dr. B. Kamphuis in een overvolle kerkzaal met elkaar en met anderen.
Toespraak prof. Van Vliet
Kinderen wordt al vroeg geleerd hoe God onze wereld in zes dagen maakte. Maar hogere opleidingen confronteren jongeren met een boeiende wereld waarvan wetenschappers zeggen dat die ten minste 13 miljard jaar geleden is ontstaan. Leven zou gevormd zijn in een evolutieproces van miljoenen jaren waarin dood een normale zaak is. Jongeren zitten ermee hoe dit te rijmen is met de Bijbel.
Biedt de leer van de twee boeken daarvoor een oplossing? Die zegt dat wat God wil dat we moeten weten over ons heil, Hij ons leert in de Bijbel. Maar kennis over zijn schepping leert Hij ons in de wetenschap. De Bijbel is het ene boek, de schepping het andere. Ze gaan over verschillende onderwerpen en kunnen elkaar dus niet tegenspreken. Zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat eigenlijk ook niet in artikel 2?
De dogmatiek spreekt van twee openbaringen door God. De Bijbel geeft bijzondere openbaring en de natuur algemene opbaring van Gods werk. Die moeten we uit elkaar blijven houden anders krijgen we problemen en conflicten, zei iemand.
Maar het probleem is natuurlijk wel dat het verhaal in Genesis 1 over een schepping in zes dagen niet spoort met zorgvuldige conclusies van vele wetenschappers. De boeken lijken elkaar dus tegen te spreken. Hoe is dat te rijmen met God die de Waarheid is en ons niet misleidt?
Hermeneutiek gaat over de vraag hoe we de Schrift correct moeten lezen. En welk boek van de twee het andere verklaart. Moeten we het houden bij Genesis 1, of ons laten leiden door de wetenschap, de algemene openbaring? Kan de spanning tussen beide openbaringen worden verminderd?
Drie verkenningen.
1/ Prof. David Diehl[1] wil meer begrip voor de algemene openbaring en die serieuzer gezag verlenen. Hij daagt ons uit met o.a. de volgende argumenten.
Als Gods Woord als bijzondere openbaring ons iets zegt, onderwerpen we ons eraan. Echter als God ons in de algemene openbaring iets openbaart dan onderwerpen we ons niet op dezelfde manier. Bijvoorbeeld, als deze openbaring zegt dat het heelal miljoenen jaren oud is, aanvaarden we dat niet. Maar dat zouden we ook moeten geloven? God schreef toch beide boeken? Deze hebben dan toch hetzelfde gezag?
Diehl voert het begrip creational specificity in. Christenen benadrukken gewoonlijk wel Gods grootheid en macht in de algemene openbaring maar accepteren niet zijn openbaring als het om specifieke zaken (specificity) gaat in zijn schepping. Van een pasgeboren kind bijvoorbeeld belijden ze dat het door een wijze en almachtige God geschapen is. Maar God leert ons veel meer over de schepping, in de natuur en de natuurwetten. Als door de wetenschap bijvoorbeeld de afstand tot een hemellichaam zorgvuldig is vastgesteld dan is dat echte wetenschappelijke kennis van de schepping en tegelijk goddelijke openbaring met goddelijk gezag. Vergelijk Psalm 19:2: De hemelen vertellen Gods eer – bijzondere openbaring -, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen – algemene openbaring.
Echter, we kunnen niet met Diehl meegaan. Romeinen 1 leert dat we uit de algemene openbaring weten dat God bestaat en zekere eigenschappen, kenmerken heeft zoals wijsheid en macht. En dr. J. Ridderbos wees er al op dat het in Psalm 19:1 in de beide tekstdelen inhoudelijk gaat om dezelfde, synonieme zaak, namelijk de glorie van God en zijn eigenschappen. Het kardinale punt is dat alle wetenschappelijke studies en ontdekkingen nooit onfeilbare openbaringen van God zijn. Je mag niet Gods openbaring in de Schrift die gaat over kennis van God zelf, gelijkstellen met kennis van de natuur. God openbaart zich wel met gezag in zijn schepping: Hij bestaat, Hij laat zijn macht en zijn wijsheid zien. Maar hoe goed wetenschappelijke resultaten ook onderbouwd en waar kunnen zijn, we mogen daarmee Gods algemene openbaring niet uitbreiden.
2/ NGB art. 2 spreekt van de schepping als een boek. Het is dus niet een echt boek. En alle schepselen zijn ook geen echte letters. Het is een metafoor, een vergelijkend beeld. Alleen de Schrift is een echt boek.
3/ Hoe mooi de schepping ook is, de NGB leert dat de bijzondere openbaring duidelijker is dan de algemene openbaring is en daar boven staat . De Schrift heeft a.h.w. een hogere resolutie, geeft een hoger en breder beeld. De twee 'boeken' zijn niet gelijkwaardig. Het ene toont ons Gods onzichtbare eigenschappen, het andere leert wat we van God en ons heil moeten weten. Met dit voor ogen is er geen bezwaar om over het boek van de schepping te spreken, hoewel dat niet noodzakelijk is. De belijdenis van Calvijn en de Westminster confessie bijvoorbeeld, doen het ook niet.
Wat is de relatie van de twee boeken met de hermeneutiek? De bijzondere openbaring bepaalt de richting en zet de parameters voor het begrijpen van Gods algemene openbaring. Voor de verklaring van het Woord van God is het fundamenteel naar dat Woord zélf te kijken. Voor onze staan van de Schrift beginnen we altijd met eenvoudige passages om vervolgens de moeilijker proberen te begrijpen en uit te leggen. Dus voor de doop bijvoorbeeld niet beginnen bij 1Petr. 3:21,22 maar bij Mat. 2, 28, Rom. 6.
Onderzoekers van de schepping zouden regelmatig moeten checken of hun feilbare resultaten kloppen met de Bijbel. Of dat ze misschien een fout maken bij de uitleg van de Schrift. Blijkt er een tegenstrijdigheid te zijn dan mag de uitleg van de Bijbel niet in een onnatuurlijke exegetisch onhoudbare richting worden geprest. Eerst moet de genoemde fundamentele regel worden toegepast en vervolgens naar de algemene openbaring gekeken.
Bijvoorbeeld, wetenschappers concluderen na nauwkeurig onderzoek dat allerlei levensvormen zich gedurende miljoenen jaren zouden hebben ontwikkeld. Daarom vragen sommigen zich of het woord dag in Genesis 1 misschien gelezen kan worden als een soort poëtische aanduiding van een lange periode. Maar dit gaat in tegen Gods Woord:
a/ In het vierde gebod (Ex. 20:9) spreekt de Heilige Geest over zes normale werkdagen. En even later over zes dagen waarin de Here de aarde en alles wat er in is, schiep. De betekenis van 'dag' is niet ondertussen veranderd in het gebod.
b/ Genesis 1 spreekt van 'het is avond geweest' en 'het is morgen geweest', de zoveelste dag, een normale dag dus. In vers 14 markeren de lichten aan de hemel de ene dag t.o.v. de andere. En niet alleen dat, ze dienen óók tot scheiding van de jaren en de seizoenen. Als we dát laatste aanvaarden kunnen we ook de dagen van Genesis niet anders zien dan als gewone dagen.
c/ In het Oude Testament wordt het woord dag meer dan 100 keer verbonden met een rangtelwoord: eerste, tweede, enz. En altijd gaat het over een gewone dag.
Het is goed bij nieuwe ontdekkingen en resultaten van de wetenschap opnieuw te gaan kijken of onze verklaring van de Schrift juist is. Maar dat mag er niet toe leiden dat woorden een betekenis wordt toegekend die tegen de Schrift zelf ingaat. In plaats daarvan zullen we terug moeten naar het onderzoek en met een nieuwe verklaring trachten te komen.
Er zijn moeilijke vragen. En met een verantwoorde hermeneutiek Gods Woord verklaren blijft ook een moeilijk werk. Maar met de vaste principes van gereformeerde hermeneutiek kunnen we de uitdagingen aan. En zullen we door Gods genade rust vinden voor onze zielen.
Repliek prof. Kamphuis
Kun je nooit een goede natuurkundige worden als je niet aanneemt dat alles verklaard kan en moet worden door natuurkundige oorzaken? In zekere zin is deze stelling wel correct want in de natuurkunde is geen ruimte voor niet-natuurlijke oorzaken. Deze wetenschap werkt alleen met gegevens uit déze wereld. Het is onmogelijk en godslasterlijk experimenten te doen met Gods handelen, bijvoorbeeld onderzoek naar het effect van gebeden. Je mag God immers niet verzoeken.
Maar het is fout dit absoluut te maken. Want tegelijk kunnen we ook geloven in de schepping, in wonderen en in de opstanding zonder dat natuurkundig onderzoek die kunnen aantonen. God is transcendent, staat boven deze wereld, laat zich nooit in onderzoek vinden. Dat brengt de aard van het onderzoek mee en de instrumenten die je gebruikt. Hoe ver je bijvoorbeeld ook in het heelal zou reizen of kijken, je zult nooit God of de hemel zien. God en zijn werken laten zich alleen kennen in gebed en door zijn openbaring.
Wetenschappelijk onderzoek geeft veel en mooi inzicht in de oorsprong van het universum, de aarde en de soorten maar dit is voor ons nooit de laatste waarheid. Het is maar één manier van kijken naar de werkelijkheid die voor gelovigen altijd dieper en groter is.
Van de andere kant gekomen, ben ik het op dit punt dus eens met collega Van Vliet. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek kun je niet gebruiken als een ander boek van Gods openbaring met hetzelfde gezag als de Schrift. Gods openbaring in de Schrift is niet hypothetisch en niet op voorhand beperkt door methoden. Vergeleken daarmee hebben wetenschappelijke methoden maar een heel relatieve betekenis. We zijn het eens dat de Schrift en de confessie niet iets als een tweeboekenleer kennen. Kennis van de natuur als zodanig is niet hetzelfde als Gods algemene openbaring. Algemene openbaring biedt kennis over God.
Maar er moet iets aan worden toegevoegd. Ook onze bijzondere kennis gaat over God en zijn werk. NGB. art 2 zegt: God maakte zichzelf duidelijker en vollediger door zijn heilig en goddelijk Woord bekend voor zover nodig voor zijn glorie en ons heil, onze redding. Zó moeten we de Bijbel lezen. Het is verkeerd als we de Bijbel lezen voor andere informatie, voor biologie, oorsprong van de soorten, ontstaan van het heelal, enzovoort. Dan stellen we vragen aan de Bijbel die hij niet beantwoordt. En verkeerde vragen leveren verkeerde antwoorden.
Het is niet mogelijk wetenschappelijke conclusies uit Genesis 1 te trekken. God heeft de wereld en alles wat er in is zeer goed geschapen. En God is ook niet de oorsprong van zonde en kwaad is. Genesis is een theodicee, een poging tot antwoord op de vraag hoe een almachtige en goede God en het kwaad in de wereld te rijmen zijn.
Genesis 1, geschreven door Mozes, is in de eerste plaats gericht op Israël. De boodschap is dat het zwakke volk volledig kan vertrouwen op de God de schepper van hemel en aarde. En die betekenis heeft het hoofdstuk nog altijd voor het volk van God.
Wij willen terecht antwoorden hebben op wetenschappelijk vragen m.b.t. de oorsprong van de soorten, de mens, de aarde en het heelal. Maar is Genesis 1 daarvoor geschreven? We kijken naar het prachtige firmament en loven God. Maar welke wetenschappelijke informatie correspondeert met het firmament in Genesis 1? We moeten er geen verkeerde vragen aan stellen. Dat raakt ook de betekenis van het begrip dag in dit hoofdstuk. Inderdaad zijn er sterke argumenten dit woord te lezen als een normale dag. Tegelijk, wat waren de tekenen vóór de hemellichten op de vierde dag werden geschapen? En het moet ons ook behoedzaam maken dat in Genesis 2 het scheppingsverhaal op een andere wijze verteld wordt.
Misschien is de vraag naar de precieze lengte van de scheppingsdag geen goede vraag aan Genesis 1. Veel orthodoxe theologen, ook uw vroegere prof. Ohmann, laten ruimte voor een minder letterlijke interpretatie omdat de Schrift ons niet gegeven is voor een antwoord op deze vraag. In de gereformeerde theologie is er nooit een dominante overtuiging geweest. Het creationisme combineert openbaring met wetenschappelijke kennis, respectvol maar wel gevaarlijk. Misschien moeten we maar zeggen dat we geen oplossing hebben voor het probleem, het verschil in geloof en wetenschap accepteren, en ons geloof toch niet verliezen.
Dupliek prof. Van Vliet
Ik was blij te horen dat we m.b.t. de bijzondere en algemene openbaring tot dezelfde fundamentele conclusie komen. Dat geldt ook t.a.v. de dag in Genesis 1: het is een normale dag. Maar tegelijk lijkt Kamphuis ruimte te willen bieden voor een minder letterlijke verklaring. Ik wil focussen op drie zaken.
1/ Bavinck
Veel orthodoxe theologen zouden ruimte hebben geboden voor een minder letterlijke interpretatie van Genesis 1. Zei Bavinck niet dat de eerste drie dagen van de schepping "buitengewone kosmische dagen" waren? Maar hij zegt ook: "Rekenen met miljoenen jaren in het verleden of in het heden is kinderspel en onwaardig voor volwassen geesten." Afstamming van de mens van dieren achtte hij een niet te handhaven schending van de mens als Gods beeld. Maar het gaat uiteindelijk niet om Bavinck of Ohmann maar wat de Bijbel zegt en hoe we die correct moeten verklaren.
2/ Theologie
Br. Kamphuis zegt dat Genesis een theodicee is maar dat is m.i. niet correct. De vraag is niet hoe een goede God nog de besturing kan hebben over een zondige wereld, hoewel ook daar aspecten van Genesis 1-3 antwoord op geven. Genesis geeft bijzondere en geïnspireerde geschiedenis, selectief maar wel historie. Het boek begint met de openbaring hoe God de wereld schiep. Dat kan alleen Hij als de enige Aanwezige maar hebben verteld. Dus de kernvraag die Hij daar primair beantwoordt is hoe Hij alles schiep.
3/ Vragen
Prof. Kamphuis vraagt om een zorgvuldig omgaan met wetenschappelijke vragen over de oorsprong, over de soorten en de oorsprong van aarde en mensen, etc. Misschien stellen we Genesis 1 de verkeerde vragen, zei hij.
Maar deze vragen zijn niet puur wetenschappelijk. Ten diepste zijn het menselijke vragen, vragen van ieder mens, wetenschapper of niet. Voor de antwoorden daarop moeten we naar Genesis 1. Dáár spreekt God er zelf over.
Terecht zegt br. Kamphuis dat we geen eenvoudig natuurkundig onderzoek kunnen doen naar het scheppen door God. De schepping kan niet worden herhaald en Gods Woord moet niet worden geprest om antwoorden te laten geven over zaken waarover God niet openbaart. Tegelijk zullen wij aan de wetenschap geen vragen stellen die zij niet in staat is te beantwoorden door de beperkingen die Kamphuis noemde.
Bespreking
Vraag 1
Als de Here zegt dat duizend jaren bij Hem als één dag is, hoe valt dat te rijmen met de letterlijke opvatting van een dag in Genesis 1?
Antwoord Van Vliet
In Ps 90:4 gaat het om een tweevoudige vergelijking: als gisteren en als een nachtwake. Wij ervaren duizend jaren als een lange tijd. Maar hier leert de Here dat voor Hem de tijd niet is zo als wij die ervaren. Voor Hem is duizend jaar maar drie of vier uur bij wijze van spreken. Het bepaalt ons dat de Here eeuwig is, van eeuwigheid tot eeuwigheid God is, vers 2. Het is dus geen definitie dat een dag ook duizend jaar lang kan zijn.
Antwoord Kamphuis
Inderdaad wordt in dit specifieke vers gesproken tot ons als mensen. Het is niet goed om Psalm 90 terug te lezen naar Genesis 1. Maar ik blijf zeggen dat we ons moeten afvragen of het de bedoeling van Genesis 1 is om ons informatie te geven over de lengte van de dagen. De Schrift geeft ons kennis over God en ons heil en niet over veel interessante dingen die wíj willen weten.
Vraag 2
Volgens prof. Kamphuis zou Genesis 1 een theodicee bieden en daarom een beperkte scope hebben. Daarbuiten moet je dus geen vragen stellen. Maar is het bijvoorbeeld onjuist te vragen of Adam en Eva echte mensen waren? Of dat God precies twee mensen schiep? Of de vraag of zij afstamden van apen?
Als God Genesis 1 voor Israël schreef dat nog niet geconfronteerd was met onze natuurwetenschap, heeft Hij het volk dan eigenlijk niet voor de gek gehouden? Is uw beperking aan de reikwijdte van Genesis 1 eigenlijk wel geloofwaardig?
Antwoord Kamphuis
Dr. Van Vliet zei terecht dat Genesis 1 geschiedenis is. Maar het is wel aan ons vertelde geschiedenis, geschiedenis met een specifieke bedoeling. Het hoofdstuk heeft een bepaalde structuur met de herhaling van "God zag en het was goed". Dat geeft de richting waarin we de bedoeling van Genesis 1 moeten zoeken, namelijk dat Gods schepping goed was. Dus het kwaad, de dood en de zonde waren niet de eerste dingen. Het is voor mij ondenkbaar dat er geen historische zondeval zou zijn geweest. Zonde, dood of kwaad zijn geen deel van de schepping. Focus van Genesis 1 is hoe onze God is. Dr. Van Vliet heeft terecht gezegd dat de algemene openbaring geen informatie geeft over wat wij willen weten, maar dat het over God gaat, evenals het daarover gaat in de bijzondere openbaring. Naar NGB art.2 gaat het over God, zijn werk en ons heil.
Vraag 3
Wat is het type literatuur van Genesis 1? Het boek Genesis bezit een structuur van verslagen van gebeurtenissen. Als we het daarover eens zijn dan moeten we in de theologie terughoudend zijn in het steeds maar willen vaststellen van wat de voornaamste bedoeling van teksten is. Want dat kan ook gebruikt worden om het historische karakter te ondermijnen zoals veel geleerden dat doen. We moeten niet gaan speculeren over het theologisch doel terwijl de oorspronkelijke lezers de tekst zeker zouden hebben begrepen als pure geschiedenis.
Antwoord Kamphuis
Ik stem er ook mee in dat Genesis 1 en de volgende hoofdstukken spreken over geschiedenis. Maar de vragen die wij hebben te beantwoorden zijn hoe het is verteld en waarom het is verteld. Het historisch verslag heeft een specifieke richting zoals dat trouwens voor veel delen van Bijbel geldt. Dus voor mij is het niet een kwestie van historie ja of nee. Ja, het is historie. Maar hoe wordt het verteld. En waarom wordt het verteld.
Antwoord Van Vliet
De nadruk op de theodicee is misplaatst, hoewel in Genesis 1 daar ook best het een en ander aan gerelateerd is. Maar als we gewoon op de natuurlijke manier dit hoofdstuk lezen vernemen we dat God in het begin de hemel en de aarde schiep en daar details van geeft. Eén van die details is dat hij het goed schiep. Om dat te onderstrepen verhaalt de Heilige Geest in het begin van hoofdstuk 2 dat God de zevende dag heiligde en daarop rustte van al zijn scheppingswerk. Het is a.h.w. een boekenlegger, 'hier is het onderwerp'. Deel ervan is dat we leren: Hij schiep het goed en het is niet langer goed, dát raakt de theodicee. Maar dat is niet het belangrijkste maar een kanttekening.
Vraag 4
Er is gezag van de wetenschap en van de Schrift. Beide sprekers stellen dat in de wetenschap principieel geen enkele referentie aan God is toegestaan. Mijn vraag is dan, hoe waarschijnlijk het is dat de wetenschap toch komt met fundamentele antwoorden over de schepping, onze oorsprong en zelfs op een deel van Genesis 1.
Indien de wetenschap vooronderstelt dat er geen God die we kunnen betrekken bij deze fundamentele vragen is het dan redelijk te verwachten dat zij wel ooit met een antwoord daarop kan komen?
Antwoord Van Vliet
In de eerste plaats, is het wel nodig dat de wetenschap God uitsluit? Is het waar dat natuurkundigen in hun verkenningen zich tot natuurlijke oorzaken moeten beperken?
We moeten van de wetenschap geen antwoorden verwachten die ze met haar methoden niet kan leveren. Zo kun je de schepping niet herhalen of in een computermodel stoppen om haar te analyseren. Dat is onmogelijk, ook al omdat alleen God daarbij was.
Als je als christenwetenschapper na zeer zorgvuldig en grondig onderzoek tot resultaten komt die niet sporen met de Bijbel dan moet je oppassen de Bijbel te pressen om antwoorden te geven waarover God niet spreekt. Tegelijk, beperk het Woord van God niet. Als God spreekt hoe hij de wereld schiep luister dan intensief naar hetgeen hij ons openbaarde. En ga dán verder met je wetenschap. De parameters voor de richting daarin zijn gezet door het Woord van God.
Antwoord Kamphuis
Er is een model dat vier relaties tussen wetenschap en geloof specificeert: keuze; integratie (vergelijk het creationisme en hindoeïsme); dialoog; scheiding. Ik geloof niet in integratie omdat de wetenschap de fundamentele vragen niet kan beantwoorden. En de Schrift is niet gegeven om antwoorden te geven op al onze nieuwsgierige wetenschappelijke vragen over de oorsprong van de wereld of de toekomst van de wereld. Ik geloof ook niet in de strijd tussen wetenschap en geloof. Dialoog is altijd goed maar scheiding is beter. Wetenschap is iets anders dan wat God in zijn Woord aan ons openbaart.
Vraag 5
Als natuurkundige weet ik dat wetenschap beperkingen heeft. De instrumenten die we gebruiken zijn niet nauwkeurig, we kunnen niet teruggaan in het verleden met onze experimenten. We zien alleen de huidige wereld en haar gedrag.
En evolutie vertelt ons niet echt hoe we hier kwamen maar is meer een kader waarin mensen een bepaalde taal gebruiken. Dat betekent een echte beperking van de algemene openbaring zoals u opmerkte. Maar het is niet echt duidelijk waarom prof. Kamphuis dat weerspiegelt ziet in de bijzondere openbaring. Waarom is er een noodzaak om ook de bijzondere openbaring te beperken? Waarom kunnen we er geen vragen van de wetenschap aan stellen? Als de wetenschap ons niet kan vertellen hoe we geschapen werden en de Bijbel wel, kunnen ze ook niet met elkaar in tegenspraak zijn. Waarom dan niet geloven wat de Bijbel zegt?
Antwoord Kamphuis
Ik ben met u eens dat de wetenschap deze beperkingen heeft. Wat ik zeg is niet dat ik een beperking wil aanbrengen aan Gods openbaring maar dat God zich openbaart voor zover als nodig is voor ons om Hem te loven en voor ons heil in Jezus Christus. Veel van onze nieuwsgierige vragen worden niet beantwoord in de Bijbel. Wij weten bijvoorbeeld niet precies wanneer de Here Jezus is geboren. Natuurlijk is Hij geboren. Hij is de steen die van de berg kwam en niemand wist hoe die was losgeraakt. Het is geschiedenis maar zo'n vreemde dat wij in ons beeld van normale geschiedenis er geen precieze plaats aan kunnen geven. Misschien is het het meest logisch om te zeggen dat het Gods historie is omdat het gaat over Gods werk. Dat betekent een overall beperking van Gods openbaring aan ons.
Vraag 6
Ik ken de moeite van de spanning tussen geloof en wetenschap in mijn jonge jaren. Maar tijdens mijn studie in Delft waarin ik deelnam aan onderzoek en ontwikkeling deden we een experiment met compost dat we onder zeer hoge druk van wel 10.000 kg/cm2 zetten. Het werd steenkool. Toen we de druk eraf haalden veranderde de kool in diamant. Zo iets kan ook gebeurd zijn bij de zondvloed waardoor er op bepaalde plaatsen een enorme druk ontstond op de aardlagen. Het heeft me er mede toegebracht om geen moeite meer te hebben met Gods schepping in zes dagen. Ik geloof de Schrift.
Vraag 7
Prof. Kamphuis maakt een scheiding tussen de wetenschap en de Schrift. Maar heeft het feit dat God de Schepper is niet ook wetenschappelijke implicaties? Moet je toch niet stellen dat je geen goede wetenschapper kunt zijn als je God buiten de wetenschappelijke vergelijking houdt? Zonder God in de vergelijking kun je immers alleen maar speculeren over het begin? Het zal de manier beïnvloeden en modelleren waarop je kijkt naar het begin van de wereld.
Overigens ben ik blij dat u zei dat de dagen van Genesis 1 dagen in letterlijke zin zijn. Ik zou zeggen, blijf daar bij.
Het kader is heel verschillend als we God wel of niet in de wetenschappelijk vergelijking betrekken. Evolutie begint uit het niets, de Schrift begint met de Schepper en vertelt daarna over de zondeval. Het zijn fundamenteel verschillende wereldvisies. De beperkte wetenschap kan alleen maar betrekking hebben op wat gezien kan worden terwijl goede wetenschap rekent met het feit dat bij God alles mogelijk is, inclusief zes dagen schepping.
Antwoord Kamphuis
Wetenschap is slechts mogelijk in een wereld die is geschapen door God. Dat geldt ook voor ongelovige wetenschappers. Zonder God is er niets meer. In die zin is het juist om om God in de vergelijking te hebben. Maar het geloof in Gods schepping kun je niet als een wetenschappelijk instrument gebruiken want dat zou blasfemie zijn. God is geen oorzaak in je wetenschappelijke methoden. Wetenschap is heel nuttig maar heeft een zeer beperkt bereik en je kunt haar nooit gebruiken voor de fundamentele vragen. Daarvoor zijn we aangewezen op de openbaring van God.
Vraag 8
Ik heb een carriere gehad in de wetenschap van 40 jaren. En ben heel bekend met de vragen van waarheid en wetenschap. Tegelijk geloof ik vast dat de wereld is erg oud is. Voor mij dat is onvermijdelijk. Vanuit het oogpunt van religie is het een probleem. Een moeilijke vraag die ik elke zondag weer heb.
De URC heeft op haar synodes in 2001 en 2004 in haar Aanbeveling op de verklaring van Genesis 1 niet expliciet gesteld dat een dag van 24 uur de enige verklaring is.
Evaluatie
Ieder gereformeerd mens belijdt dat Gods Woord betrouwbaar en duidelijk is. Maar wat als de Bijbel het ene openbaart en de (natuur)wetenschap iets anders? Als het boek van God – bijzondere openbaring - iets anders lijkt te laten zien dan 'het boek van de natuur' – algemene openbaring[2]? Als Genesis 1 zegt dat God alles in zes dagen heeft geschapen maar wetenschappers vinden dat het heelal minstens 13 miljard jaar oud moet zijn en leven in miljoenen jaren 'per ongeluk' is ontstaan?
We volgen voor deze evaluatie m.n. de hoofdlijn van prof. Kamphuis' opvatting en argumentatie.
Scheiding
Prof. Kamphuis wil een strikte scheiding (separatie) tussen de openbaring van God in de Bijbel en de wetenschap. Gods Woord gaat over kennis van God, zijn werk en ons heil. De wetenschap onderzoekt de natuur. In het onderzoek is absoluut geen ruimte voor goddelijke oorzaken (causes). God komt niet in wetenschappelijke vergelijkingen voor. Het zou godslastering zijn dat wel te proberen. In de wetenschap zul je nooit God of de hemel kunnen ontdekken. Bovendien kan zij principieel geen antwoord geven op fundamentele antwoorden als: hoe is het leven ontstaan, waar komen mensen vandaan, waar gaan ze naar toe, etc.
Kamphuis' 'oplossing' van het probleem is dus openbaring en wetenschap als twee werelden naast elkaar te laten staan zonder nieuwsgierige vragen aan de Bijbel te stellen over zaken waarover God ons geen informatie biedt.
Het betoog van de hoogleraar lijkt aannemelijk. Maar wat is de betekenis van zijn opvattingen voor het Schriftverstaan? Hoe werkt hij die uit als het gaat om concrete geopenbaarde historie zoals in Genesis 1? Dat kreeg in de discussie veel aandacht. Mogen we die tekst gewoon lezen zoals die zich aandient, dus bijvoorbeeld dagen zijn gewone dagen, zoals prof. Van Vliet wil? Is Genesis 1(-3) echte geschiedenis of niet?
Dagen
De discussie spitste zich toe op de betekenis van 'dag' in Genesis 1. Het leek er op dat de hoogleraren het erover eens waren dat de dagen van Genesis gewone dagen zijn zoals wíj die ook ervaren. In de repliek stemde Kamphuis immers zijn collega Van Vliet toe dat de Bijbelse argumenten voor 'een gewone dag' sterk waren. Maar het moet ons niet ontgaan dat hij er onmiddellijk wel een kritische vraag bij stelde: hoe kun je vóór de schepping van de hemellichten al van dagen spreken? En in de beantwoording van de allereerste vraag oordeelde hij dat je eigenlijk Genesis 1 niet mag bevragen op de lengte van de dagen. Zo'n vraag valt in de categorie nieuwsgierige wetenschappelijke vragen waarvoor de Bijbel niet is gegeven. M.i. waren de hoogleraren het op dit punt dus niet eens.
Tussen haakjes, juist van Kamphuis zou je zijn vraagteken bij drie eerste scheppingsdagen niet verwachten. Zo'n vraagteken valt toch eigenlijk ook in de categorie nieuwsgierige vragen? En dus mag je die ook niet als tegenwerping gebruiken. Het was mooi geweest als op de conferentie hierop was doorgevraagd.
Het zou interessant zijn geweest als in het kader van deze discussie ook een andere dag was betrokken, namelijk de verlengde dag van Jozua 10. Daar is onderzoek naar gedaan door dr. K. van Bekkum, docent aan de TU Kampen. In een promotiestudie[3] komt hij tot de conclusie dat de 'Gibeonsdag' niet perse als astronomisch-realistisch behoeft te worden begrepen maar dat het ook een cultuurbepaalde uitdrukking kan zijn geweest van 'iets geweldigs'.
De vraag die hierbij gesteld kan worden is of in de visie van prof. Kamphuis hier zijn collega over de schreef, namelijk die van nieuwsgierige vragen, is gegaan. Immers waarom zouden we níet mogen vragen naar de feitelijke betekenis van de dag van Genesis 1 en wél naar die van Jozua 10?
Iemand vroeg of we met de tekst dat duizend jaar voor de Here is als een dag misschien toch de dagen van Genesis als tijdperken kunnen zien. Terecht wezen beide hoogleraren dat af.
Tegelijk geeft deze tekst ook een mooie parallelle gedachte met Genesis 1: één goddelijke scheppingsdag geeft aanleiding tot duizenden menselijke jaren van studie en onderzoek. Hoe groot moet dan Gods wijsheid en almacht zijn als een week scheppen leidt tot miljoenen mensjaren van onderzoek en studie. En nog steeds zijn er talloze zaken die we niet doorgronden en wellicht ook nooit zullen begrijpen.
Kortom, doen we niet daadwerkelijk tekort aan Gods almacht wanneer we de feitelijke dagen van Genesis 1 loslaten?
Mensen
Maar er staat meer in Genesis 1. Als je volgens prof. Kamphuis eigenlijk in het ongewisse moet laten wat dag daar inhoudt, mag je dan nog wel vragen of Adam en Eva echte mensen waren, dat het precies twee mensen waren en dat ze niet van apen afstamden (vraag 2)?
Het is opmerkelijk dat prof. Kamphuis hier geen rechtstreeks antwoord op gaf maar opnieuw benadrukte dat het in de Schrift gaat om kennis van God, zijn werken en ons heil en niet om onze nieuwsgierige vragen.
Maar nu wordt het wel spannend. Want als wij niet meer zeker kunnen zijn van de historiciteit van de eerste Adam dan is toch vroeg of laat ook die van de tweede Adam in geding is. De geschiedenis van synodaal-gereformeerde kerken in Nederland is een baken in zee op dit punt.
Hoe actueel de gestelde vragen zijn kan blijken uit de nieuwe Christelijke Dogmatiek van G. van den Brink en C. van der Kooi. Daarin wordt het bestaan gesuggereerd van een eerste mensensoort van zo’n 5000 à 10000 mensen die zich bewust werd van haar goddelijke bestemming, en waarbij de mogelijkheid ontstond ‘er willens en wetens van af te wijken’. Die eerste mensen moeten een ‘primitief moreel besef’ gehad hebben ‘waarbij ze zich (hoe vaag ook) bewust waren van goed en kwaad in het licht van Gods gebod’.
Deze dogmatiek kreeg ook in vrijgemaakte kringen een positief onthaal. Prof.dr. E.A. de Boer (TU Kampen/VU Amsterdam) bijvoorbeeld vond het verhaal een mooi voorbeeld van gesprek tussen theologie en natuurwetenschappen en van het debat binnen de theologie om antwoorden te vinden op vragen van nu: Adam en Eva kun je je indenken als clanhoofden van de eerste groep mensen.[4]
Het is bepaald jammer dat in de conferentie op dit punt niet doorgevraagd is geworden. Dan was wellicht nog duidelijker geworden hoe er in allerlei concrete zaken in Kampen diepgaand anders tegen de Schrift en zijn historiciteit wordt aangekeken.
Geschiedenis
Vindt prof. Kamphuis het boek Genesis dan geen geschiedenis meer? Zeker, het is geschiedenis, daarin was hij het met prof. Van Vliet eens. Maar, het is told history, verhaalde geschiedenis. Geen geschiedenis zoals wij die kennen en normaal vinden. Want, betoogt Kamphuis, Bijbelse geschiedenis wordt altijd met een bepaalde bedoeling gegeven. En het is aan ons om die bedoeling te achterhalen. De bedoeling bepaalt welke vragen we wel en niet aan de tekst mogen stellen.
T.a.v. Genesis 1 ging het gelijk mis op dit punt. Want prof. Van Vliet wilde het hoofdstuk gewoon lezen zoals de eerste lezers deze openbaring moeten hebben ontvangen, namelijk als een vertelling hoe de almachtige God alles in zes dagen heeft geschapen. Immers alleen God, die als Enige hierbij is geweest, kan dit zó hebben geopenbaard.
Maar prof. Kamphuis ziet een andere bedoeling, een theodicee[5]. Volgens hem is de bedoeling van dit en de volgende hoofdstukken een antwoord te geven hoe het kan dat God alles zeer goed heeft geschapen terwijl de wereld geheel verdorven en vol kwaad is. Je vragen moet je daartoe beperken en niet allerlei nieuwsgierige (natuur) wetenschappelijk vragen stellen over het ontstaan van mens, dier en plant.
Maar prof. Van Vliet ontkende niet dat het begin van Genesis ook elementen bevat die deze theodicee-vraag (helpen) beantwoorden. Tegelijk hield hij vol dat het in Genesis 1 gaat om een weergave Gods scheppende activiteiten. Dat is de primaire bedoeling en boodschap van het hoofdstuk en mag je het aannemen zoals het, niet bevangen door de wetenschap, kan worden gelezen.
Told history
Geschiedenis lijkt zo bij prof. Kamphuis een ander karakter te krijgen. Het is vertelde geschiedenis benadrukte hij steeds. Feiten daarin krijgen hun betekenis of mogen al of niet bevraagd worden afhankelijk van de gevonden bedoeling van de tekst.
Als voorbeeld noemde hij de precieze geboortedatum van Jezus Christus. Die blijkt moeilijk te kunnen worden vastgesteld want elke mogelijke datum levert problemen op. Maar natuurlijk is Hij wel geboren, zegt Kamphuis. Want Hij is de steen uit Daniëls visioen waarvan niemand wist hoe die was losgeraakt. Een vreemde geschiedenis die we in onze normale geschiedschrijving geen plek kunnen geven. Misschien moeten we dit dan maar benoemen als Gods historie, suggereerde de hoogleraar.
Kamphuis' voorbeeld voedt de gedachte dat zijn opvattingen rond het begin van de Schrift een veel wijdere scope en betekenis hebben. Want waarom antwoordde hij op de vraag naar de werkelijkheid en feitelijkheid van Christus' geboorte niet met hetgeen ons als echte feitelijke historie wordt verteld in de Evangeliën? Waarom haalt hij als bewijs een Oud Testamentische droom aan die veel minder duidelijk is over de komst van onze Heiland[6] dan de Nieuw-Testamentische feitelijke verslagen over de geboorte, Bethlehem, keizer Augustus, etc.[7] Mogen we ook hier niet, net zoals in Genesis concrete vragen stellen aan de Evangeliën over de feitelijke gebeurtenis rond de geboorte van Christus? Niet vragen over de scheppingsdag en dan ook geen vragen over de geboortedag? Kort door de bocht: geen feitelijke vragen bij de eerste schepping dan ook niet bij de herschepping?
Maar op deze wijze raakt de Schrift wel los van zijn historische ankers. Het evangelie blijft nog wel een prachtig, profetisch en geestelijk verhaal en ook zó grote betekenis houden, maar of het historisch allemaal waar is, is van minder betekenis[8]. Echter het geloof vindt zijn vastheid toch vooral in feiten, meer dan in metaforen [update: i.pv. semaforen]?
Of draaf ik door?
Sleutel of slot
Iemand schreef eens dat hermeneutiek een sleutel kan zijn of een slot[9]. Dat laatste lijkt mij het grote gevaar van de benadering van de Schrift door prof. Kamphuis. Wij kunnen hem toestemmen dat wij geen nieuwsgierige vragen aan de Bijbel mogen stellen over zaken die God ons niet openbaart. En dat we de bedoeling van Gods openbaring in rekening moeten brengen. Tegelijk kan maar al te gemakkelijk onze creativiteit in vermeende bedoelingen de feitelijke betekenis van de Schrift verduisteren.
Als actueel voorbeeld kan dienen het vele spreken over Gods bedoeling met het rusten op de zevende scheppingsdag en in het vierde gebod sinds de synode van Leusden 1999. Het heeft ertoe geleid dat in onze kerken op vele kansels het gebod versmald is tot de 'bedoeling' van "op tijd je rust nemen", of zelfs helemaal vervallen wordt verklaard.
Waarom willen we toch niet de klaarblijkelijke[10] tekst van Genesis 1 geloven? Is het toch niet de invloed van de moderne wetenschap die ons al of niet bewust parten speelt?
Maar het gaat niet aan onze vragen over hetgeen wél geopenbaard is te laten blokkeren door buitenbijbelse opvattingen en theorieën. Bovendien wees prof. Van Vliet er terecht op dat de vragen aan de scheppingsgeschiedenis menselijke vragen zijn: waar komen we vandaan, wie heeft ons gemaakt, hoe komt het dat de wereld zo is (geworden), waar gaan we naar toe, etc. Daar geeft de Schrift zelf antwoorden op. We moeten ons deze vragen én de Bijbelse antwoorden erop niet afhandig laten maken doordat ook de wetenschap daarop antwoorden zoekt en probeert te geven. We zullen niets aan de Bijbel toevoegen maar daaraan óók niets afdoen[11]. Gehoorzamen aan het Woord is het ook onvoorwaardelijk naspreken.
Oude opvattingen
Steeds kun je het argument tegenkomen dat gereformeerde voormannen toch ook ruimte hebben geboden voor een ' ruimere' of andere interpretatie van het scheppingsverhaal. En natuurlijk is het goed om daar kennis van te nemen en ze te wegen. Maar misschien is het hoog tijd om eens een dikke streep door veel opvattingen te halen. We hoeven toch niet tot in lengte van dagen de opvattingen van A. Noordtzij, N.H. Ridderbos, H.M. Ohmann te blijven koesteren als die ons hinderen bij een goed Schriftverstaan? Slavernij en apartheidsopvattingen durven we toch ook niet meer verdedigen zoals kerken dat in het verleden wel deden? Het Woord zelf moet de doorslag geven.
Richting
Het is ook mij niet duidelijk geworden waarom we Bijbelse gegevens uit de scheppingsgeschiedenis en uit bijvoorbeeld het zondvloedverhaal niet mee zouden mogen nemen in wetenschappelijk onderzoek. Als we werkelijk geloven in de absolute betrouwbaarheid van Gods openbaring waarom zouden daarin vermelde feiten van wereldbetekenis moeten worden genegeerd? Natuurlijk is de Bijbel geen gedetailleerd natuurwetenschappelijk handboek en is misbruik ervan niet uitgesloten. Maar dat neemt de waarde niet weg van daaraan vermelde gebeurtenissen ook voor wetenschappelijk onderzoek in natuurkunde en geschiedenis. De Schrift mag en moet richting geven aan ons denken ook in dit (wetenschappelijke) opzicht.
Oplossing
Lost de strikte scheiding van Bijbel en wetenschap zoals door Kamphuis voorgestaan, nu echt het probleem op van jongeren (en ouderen!) met Genesis 1 en geeft die rust? Ik geloof daar niets van. De 'menselijke' vragen naar de betekenis van het begin van de Bijbel en zoveel andere geopenbaarde zaken los je niet op door vragen te blokkeren of te negeren. Trouwens geen antwoord is óók een antwoord!
We zijn bang dat onze studenten hun geloof verliezen als ze op de universiteiten in aanraking komen met allerlei evolutionaire theorieën die niet sporen met wat ze hebben geleerd uit de Bijbel. Dat gevaar is niet denkbeeldig. Maar het omgekeerde is minstens even gevaarlijk: je hermeneutiek (mede) laten bepalen door buitenbijbelse invloeden. Dat betekent op termijn ook het einde van het christelijk geloof.
Geloof
Tijdens de discussie zei iemand dat hij gewoon geloofde in de schepping van zes dagen zoals in Genesis is beschreven. De kerkzaal applaudisseerde spontaan. Dat was natuurlijk niet helemaal netjes en mocht dan ook niet weer gebeuren van de voorzitter. Maar in mijn hart heb ik wel even stilletjes meegedaan.
[1]Prof. David W. Diehl is hoogleraar godsdienst aan het King's College in Briarchiff Manor, New York.
[2] We laten hier het punt rusten dat de wetenschap geen onfeilbare 'Gods openbaring' kan toevoegen aan de algemene openbaring, zoals prof. Diehl wil. Daar waren beide sprekers het ook over eens.
[3] Dr. K. van Bekkum, From conquest to Coexistence. Ideology and Antiquarian Intent in the Historiography of Israel’s Settlement in Canaan. Zie voor een diepgaande bespreking van deze dissertatie www.eeninwaarheid.nl , Verovering en vestiging. Jozua 9-13 en het archeologische onderzoek, rubriek Rond de Schrift.
[4] Zie het artikel Bescheiden geworden? in de rubriek Rond de Schrift.
[5] De rechtvaardiging van God, dus níet de rechtvaardiging door God.
[6] Overigens is de steen de metafoor van het Koninkrijk van God en níet van Christus zelf, hoewel Hij natuurlijk alles met dat Koninkrijk te maken héeft (KV Daniël, S. Greijdanus).
[7] Vergelijk Ef. 3:1-12.
[8] In extreme doorgetrokken vorm vonden we dat bij de protestantse dominee Nico ter Linden (ND 24/10/13): "Is de Bijbel Gods woord? Is Jezus Gods Zoon? Dat mag je van mij belijden, maar je moet wel uitkijken met dat 'is', want dat 'is' is een ander 'is' dan dat een krant 'is'." Het mooiste Bijbelverhaal voor wankelmoedig mensen is vaak het verhaal van Jezus die over het water wandelt. "Niet dat ik dat geloof, hoor, want dat kan natuurlijk niet."
Gelooft Ter Linden in een leven na de dood? "Andermaal: weten doen we niets, maar het is een mooie en sterke geloofsfantasie, ik hecht eraan."
[9] Ds. H.W. de Knijff, gereformeerde bondspredikant in de PKN.
[10] Vergelijk de strijd rond het spreken van de slang waar de synode van Assen 1926 een uitspraak over deed.
[11] Openb. 22: 18.19.