Printen

Wat is orthodox?

 

N. van Dijk
08-10-14

 

Maandelijks is in het Nederlands Dagblad een bijdrage te lezen van documentairemaker Hans Busstra. Busstra maakt voor de EO een documentaire over de worsteling die hij ervaart met zijn geloof. Hij noemt zich al zijn hele leven christen, maar hij blijft twijfelen en ervaart weinig rust. Door het portretteren van overtuigde christenen hoopt hij te ontdekken wie Jezus echt voor hem is.

 

Busstra heeft ook één markante ‘ongelovige’ gefilmd, Klaas Hendrikse (PKN), de dominee die openlijk atheïst is. “Als Klaas me met zijn uiterst vrijzinnige denkbeelden zou kunnen overtuigen, dan kan mijn zoektocht meteen stoppen”. Zo’n  vijf à tien jaar geleden zou Busstra deze dominee waarschijnlijk een ‘ketter’ hebben genoemd, maar “gelukkig zing ik nu wat toontjes lager”. Busstra bekent tegenover Hendrikse “zich toch ook nog aangesproken te voelen door het letterlijke beeld van Jezus, zittende ter rechterhand Gods”, waarop Hendrikse reageert: “Ja hoor, Jezus op een subtroon waar jij een lijntje mee hebt. En dan nodig je die uit in je hartje en daarna ben je happy”.

 

Een paar weken later filmt hij Hendrikse in Zierikzee, waar hij preekt, en wordt hij geraakt door de woorden aan het einde van de dienst:

 

“Men moet geduld hebben met onopgeloste zaken in het hart en proberen de vragen zelf te koesteren als boeken die in een zeer vreemde taal geschreven zijn. Als je de vragen leeft, leef je misschien langzaam maar zeker, op een goede dag, het antwoord in”.

 

Voor Busstra is Hendrikse niet de ‘zwarte zwaan’ die voor hem alles onderuithaalt.

 

***


In een ander artikel in het ND ‘Ik geloof, maar niet zoals mijn ouders dat doen’, schrijft Elizabeth Kooman (literatuurrecensent ND) over haar ‘verander(en)de geloofsleven’, het schuldgevoel dat dit geeft, samen met een

 

“gevoel van weemoed, een lichte jaloezie naar het kinderlijk vertrouwen dat ik achter me liet. Als ik mijn vader hoor bidden, ontroert mij dat. Hij brengt de mensen die hij liefheeft bij God. Hij bidt voor het dagelijkse leven in alle facetten. Hij gelooft in wat hij zegt. Wanneer ik dezelfde woorden in de mond neem, is die oprechtheid weg. Hoe te danken voor eten dat anderen niet krijgen? Hoe te bidden voor het welzijn van geliefden als ik God er niet verantwoordelijk voor wil houden wanneer het hen niet zo goed gaat als ik zou willen?”

 

Het geloof in een persoonlijke God aan wie ze alles uit haar leven kon voorleggen, verdween, om zo het geloof in God te kunnen behouden. Ze citeert de ex-vrijgemaakte Stevo Akkerman (schrijver van ‘Donderdagmiddagdochter’):

 

“De gaten in het geloof van mijn jonge jaren worden groter, en ik laat dat zo. Ik wil ze niet vullen met de goedkope plamuur van de alleswetende orthodoxie, maar ik wil ze ook niet groter laten worden dan God zelf”.

 

Kooman schrijft ook over Emiel Hakkenes en zijn boek ‘God van de gewone mensen’. Bij Hakkenes verdween het geloof. Eén van de oorzaken hiervan zou volgens hem zijn het

 

“nieuwe denkklimaat dat rond 1980 ontstond in de Gereformeerde Kerken. De kerk stond toen voor de keuze zich aan te passen aan of te verzetten tegen een wereld die steeds minder aan God deed. De Gereformeerde Kerk koos voor aanpassing. Tolerantie, vrijblijvendheid en dialoog- het is allemaal prachtig, maar voor de kerk op lange termijn funest”.

 

Het spijt Kooman oprecht dat het nieuwe denkklimaat Hakkenes zijn geloof ontnomen heeft, zelf ziet zij geen vrijblijvendheid aan tolerant zijn, het vraagt van haar ‘een constante inspanning om mensen met open hart te benaderen. Als Christus, die met ontferming bewogen is’. Voor haar lijkt het nieuwe denkklimaat de redding van haar geloof:

 

“Sinds ik de Bijbel van mijzelf meer mag benaderen zoals ik andere literatuur lees – oog hebbend voor de context, voor beeldspraak en vertelperspectief – is die mij meer gaan zeggen, al lees ik er minder in. Vroeger, in de kerk en op school, was de verticale lijn heel belangrijk: het moest goed zitten tussen God en jou, door Christus. Nu zoek ik dat verticale via het horizontale: het moet goed zitten tussen mijn medemensen en mij, en via hen met God. Akkerman gebruikt voor leerstelligheden het beeld van cadeaupapier waarin God wordt ingepakt. Mensen hebben dat nodig om grip op God te krijgen, maar het neemt het zicht op God weg”.

 

***

 

In één van zijn columns in het ND schrijft Dr. Govert Buys onder de indruk te zijn gekomen van de Glide Community Church in San Francisco. Hij woonde daar een dienst bij. Orthodox was het volgens hem allemaal bepaald niet. Het was er afgeladen vol, “en iedereen is er – mensen uit allerlei lagen van de bevolking, gegoede burgers naast daklozen, blank en zwart, jong en oud, mensen met verschillende seksuele oriëntatie, toeristen”. Het was er een vrolijke boel.
De kerk wil een ‘radicaal inclusieve, rechtvaardige en liefhebbende gemeenschap’ creëren. Dat betekent onder meer

 

“dat men in een vroeg stadium (jaren zestig) bewust de integratie van homoseksuelen in de kerk en in de samenleving nastreefde. De algehele sfeer in de dienst is er één van volstrekte acceptatie van iedereen”.

 

Eenmaal buiten was Buijs onder de indruk van de enorme rij mensen (duizenden) waaraan Glide iedere dag maaltijden verstrekte. Het liet hem niet los en bracht de vraag naar boven waarom zoiets “toch kennelijk zo moeilijk met een meer christelijk-orthodoxe oriëntatie te verenigen is”. Hij vervolgt zijn column met op te merken dat Glide ook symbool is van een fascinerende beweging in de wereldgeschiedenis:

 

“Rond 1830 sprak de aristocraat Alexis de Tocqueville al van een wereldhistorische overgang van een aristocratische naar een democratische samenleving. Ik zou de stelling aandurven dat deze ingrijpende transitie is ingezet door de ontmoeting met de God van Israël. Overal waar men Genesis 1 leest, breekt het besef door van de gelijkwaardigheid van alle mensen, in Israël, in het christendom, in de islam. Ieder mens is door God gelijk geschapen. Waar men Genesis 1 niet leest, vindt men dat besef eigenlijk niet”.

 

Tegelijk heeft elke religieuze traditie (ook  jodendom, christendom, islam) volgens Buys moeite om concreet vorm en inhoud te geven aan die gelijkwaardigheid. Het is voor hem één van de diepste paradoxen van het christendom: een boodschap die zich doorzet ondanks de dragers van de boodschap en hij vraagt zich dan ook af:

 

“Wie, wat is orthodox?”

 

En zo worden in het Nederlands Dagblad heel wat vragen opgeworpen als het gaat over orthodoxie, de gezonde leer, het geloof van onze ouders, en wat de kern is van het evangelie.

 

***

 

Mooi is het dán een artikel te lezen in Nader Bekeken (12 dec. 2013). Dr. A.N. Hendriks schrijft daar een artikel over orthodoxie en liturgie. Hij merkt op dat de meest oorspronkelijke betekenis van orthodoxie de rechte lofprijzing van God is. In de kerkdiensten - die erediensten zijn - komen we niet iets halen, maar iets brengen.

 

“In die eredienst balt zich samen wat wij met heel ons leven moeten doen: Gods naam grootmaken, de grote daden verkondigen van Hem die ons geroepen heeft uit de duisternis naar zijn wonderbaarlijk licht”.

 

Om orthodoxie te doen, moeten wij ook orthodox zijn, rechtzinnig zijn, de zuivere leer bewaren. Lofprijzing moet samen vallen met de rechte leer. “Daarom was de Reformatie van de zestiende eeuw niet slechts een terugkeer tot de gezonde leer, maar ook een ingrijpende liturgische vernieuwing”.

Wij willen vaak een aanstekelijke preek en een liturgie waar wat te beleven valt. Als dat ontbreekt verzuimen we de middagdienst. Maar Hendriks benadrukt wat de kern is in onze omgang met de Here, nl. dat Hij ‘gevreesd’ wil worden, er moet diep ontzag zijn voor God, want Hij is heilig, maar ook

 

“trouw aan zijn verbond, onze Vader bij Wie wij van harte welkom zijn. Een aangepast Godsbeeld (God is enkel liefde, een warme deken voor moderne mensen met al hun noden) zal steeds weer gecorrigeerd moeten worden door de rechte leer die ook spreekt van Gods heiligheid en het diepe ontzag dat wij voor de hemelse Majesteit moeten hebben. Zuiverheid juist in de Godsleer leidt tot de rechte verering van God. Het abc van de orthodoxia en dus van onze liturgie is wat de Heidelberger noemt in antwoord 117: ‘Ten eerste dat wij alleen de enige ware God, die Zich in zijn Woord aan ons geopenbaard heeft, van harte aanroepen…’
Liturgie en leer gaan inderdaad hand in hand”.