Printen

Hamilton en Hermeneutiek (5) – Ethiek en homoseksualiteit


D.J. Bolt
08-03-14

 

Deze aflevering geeft een verslag van de toespraken en de bespreking van het onderwerp Christian Ethics and God's Use of the Bible. Vrij vertaald: Christelijke Ethiek en de manier waarop God de Bijbel gebruikt.

 

Deze keer was het eerste woord aan prof.dr. A.L.Th. de Bruijne, hoogleraar Ethiek & Spiritualiteit aan de Theologische Universiteit te Kampen. Prof.dr. T.G. Van Raalte van de Canadian Theological Reformed Seminary rekende hem na.

 

We hebben in de titel van dit verslag ook het woord homoseksualiteit opgenomen. Want dit hete hangijzer in de samenleving is voortdurend een soort toetssteen geweest in de beschouwingen over en visies op gereformeerde ethiek.

 

Degenen die voldoende Engels machtig zijn kunnen de video van (alleen) de toespraken vinden op de website van het Seminary, http://www.canadianreformedseminary.ca/general/conference2014.html

 

Hieronder treft u samenvattingen aan van de toespraken en de discussie.

 


Christian Ethics and God's Use of the Bible

 

Zaterdagmorgen 18 januari 2014

Toespraak prof. De Bruijne

Vier stappen:

 

- Relatie tussen fundamentalisme en relativisme

- Het belang van het heil in het historische verhaal

- Oude en nieuwe thema's

- Het belang van schriftuurlijk onderscheiden

 

1

Er is een crisis in veel orthodoxe en evangelische kerken m.b.t. de relatie tussen ethiek en Bijbel. Voorbeeld daarvan: enerzijds worden homoseksuele relaties afgewezen (CGK synode november 2013), anderzijds wordt verklaard dat de kerk verschillende visies daarop moet toestaan (gereformeerde homovereniging Contrario).

Conventioneel Bijbelgebruik wil door exegese Gods wil proberen te ontdekken. De hele traditionele ethiek van echtscheiding bijvoorbeeld wordt dan gebaseerd op de Bijbelse regel dat echtscheiding alleen bij overspel en verlating om het geloof is toegestaan.

Bijbelse normen, en speciaal de Tien Geboden, werden geïnterpreteerd als axioma's en exacte gegevens van waaruit met gezonde redeneringen goede conclusies konden worden getrokken. Soms direct op basis van exegese, soms via een aantal stappen. De combinatie van traditioneel Bijbelgebruik en modern fundamentalisme maakt christelijke ethiek kwetsbaar voor het postmodernisme. Het geloof in een absolute waarheid gaat ten onder in ontelbare individuele opties waarbij emotie beslist.
We moeten erkennen dat wij hieraan hebben bijgedragen door geloof te verbinden met fundamentalisme. Daarom is een nieuwe visie nodig.

 

Het geloof in de ratio leidt steeds minder tot een algemeen aanvaarde Schriftuitleg en daarmee verbonden handelen. Dat we in het verleden het zo eens waren kwam ook door dezelfde traditie en invloeden, en respect voor gezag. De afkalving van eensgezindheid heeft te maken met grotere openheid voor andere tradities die ons denken over Bijbel en ethiek beïnvloedt.

Als we daar geen rekening mee houden voeden we de gedachte dat de Bijbel dubbelzinnig is. We moeten weer leren dat geloofsvertrouwen niet samengaat met rationele zekerheid. Zo heeft de dichter van Ps. 119 niet de wijsheid in pacht voor alle antwoorden. Alleen door intensief te mediteren op basis van de Thora kan hij Gods weg vinden. Alleen God zelf kan het oude Woord in een nieuwe situatie richting laten geven, licht in een donkere plaats laten schijnen (2Petr. 1), genoeg voor een volgende moedige stap. Vrijmoedig vertrouwen daarop biedt een weg tussen modern-orthodoxe zekerheid en postmodern relativisme. Wel in bescheidenheid voetje voor voetje want we kunnen ons vergissen.
 

2

De hele Bijbel en niet maar geïsoleerde bewijsteksten moet betrokken worden bij de leer en óók bij de ethiek. Het gaat in de ethiek allereerst om de heilshistorie en niet om Bijbelse gegevens. Kernthema is: Wees heilig, want Ik ben heilig. We moeten ons richten op Gods eschatologisch doel en Hem daarin volgen.

De apostelen vermaanden altijd in het kader van Gods woord in Christus. Dat schijnt door in de leer, het evangelie en de waarheid. Zij bouwden geen ethiek met logische redeneringen op basis van de Tien Geboden noch systematiseerden zij ethische gegevens uit de Schrift. Het ging er om christenen op een gepaste en optimale wijze te laten antwoorden op Gods werk in Christus op hun weg naar zijn koninkrijk. Dat is fundamenteel voor de verhouding tussen ethiek en Bijbel, toen én nu.

 

3

De apostolische waarheid kwam tot ons in een veelheid van toenmalige praktische situaties. Dat geeft onzekerheid: sommige zaken zijn niet meer van toepassing, huidige zaken kwamen toen niet voor. We moeten dus niet gaan herhalen maar het verhaal van Gods Woord in Christus verbinden met onze situatie.
Als de situatie van toen voldoende overeenkomt met die van ons gelden dezelfde normen nog, vergelijk gemengde huwelijken. Zo niet dan gelden ze niet meer, bijvoorbeeld Paulus' verbod om gebruik te maken van een wereldlijke rechter. Wel maant dat tot terughoudend gebruik van deze mogelijkheid. Dat geldt ook voor teksten m.b.t. homoseksualiteit. Want, hebben we het wel over dezelfde zaken als toen?

 

Zoals Mozes' Thora het leven in het verbond in Kanaän gestalte gaf, zo bereidt Jezus' Thora, waarin de Bergrede, voor op zijn komende koninkrijk. Maar in tegenstelling tot Mozes wetgeving dekt Jezus' ethiek niet expliciet alle levensterreinen. Hij herplaatst Mozes' Thora met de nodige correcties, als bijvoorbeeld de scheidbrief, het gebruik van de eed en het liefhebben van vijanden. Maar de Thora blijft speciaal relevant voor de Joodse context.

Zo zullen we soms op Mozes wetgeving kunnen bouwen maar soms die ook relativeren. Voor nieuwe situaties nú moeten gelovigen Jezus imiteren. Vergelijk de zondagsheiliging. Er is geen direct gebod van Mozes en Jezus. Daarom wordt het gebod overgezet in de nieuwe contekst van het koninkrijk. Volwassen christenen hebben op dit punt dus Jezus' onderwijs geïmiteerd.  Gereformeerde christenen tendeerden vroeger naar fundamentalisme op dit punt, nu naar relativisme. Echter het vierde gebod kan worden gezien als paradigmatisch[1] voor de toepassing van de wet en de Schrift in de ethiek. Zulke vrije en volwassen kerkelijke keuzen zijn onmisbaar om Gods weg naar zijn koninkrijk te vinden.

Voor onderwerpen, die niet direct in de Bijbel voorkomen kunnen we zelf nieuwe 'Tien Geboden' creëren, bijvoorbeeld m.b.t. milieu, bioindustrie, vrije markt kapitalisme, etc. Zulke zaken zijn niet van minder belang omdat ze niet in de Bijbel voorkomen. De vraag is datgene te doen wat God behaagt en past bij zijn koninkrijk.

 

Die vraag moet zelfs bij concrete uitspraken van de Bijbel worden gesteld. Want er blijft een stuk onzekerheid. De Bijbel is voor een deel reactie op zijn tijd en is niet uitputtend. Er kunnen zich bijvoorbeeld nieuwe redenen voordoen om te scheiden, zoals misbruik.    

 

De kernvraag bij homoseksualiteit is: kunnen we zo met homoseksualiteit omgaan dat het recht doet aan Gods heilshistorisch werk in Christus. Recht doen aan  mannen en vrouwen, aan seksualiteit, van de schepping tot het komende koninkrijk. Met deze insteek kan niemand zich verschuilen achter verschillende interpretaties van teksten. Deze kunnen zó juist beslecht worden.

Aspecten rond homoseksualiteit, oorzaken, kenmerken, moeiten, waren niet in beeld bij de apostelen. Dus worden onze vragen ook niet rechtstreeks beantwoord door Bijbelteksten. Daarom moeten we ze overwegen in het perspectief van Gods werk in Christus.

 

Dat perspectief helpt ook verschillen in ethische opvattingen te overwinnen en zelfs meer potentieel in concrete teksten te ontdekken. Ethische opvattingen moeten in het model waarin ze voorkomen worden beschouwd. Bijvoorbeeld Hand. 4 is dan geen gebod meer om al je bezittingen te verkopen maar een stimulans. De Bijbelse visie op lijden geeft een kader in nieuwe situaties van de beëindiging van zinloos medisch handelen. Eén wereldregering is strijdig met de Bijbelse wijsheid van beperking van de macht tot menselijke maat.

Zo kunnen bij homoseksualiteit meer Bijbelse gegevens worden betrokken: dat het niet goed is alleen te blijven; een roeping van God om ongetrouwd te blijven; 'beter te trouwen dan te branden'; het volgen van Jezus betekent kruisdragen; christelijke vriendschap overstijgt huwelijksliefde; een ontmande is welkom in Gods kerk; seksuele zonden richten extra schade aan. Enzovoort.

 

Maar de Bijbel alleen is niet genoeg. Altijd moeten de Bijbelse én onze context bij de overwegingen worden betrokken, zie NGB art. 2. Sola Scriptura betekent alleen dat de Schrift de uiteindelijke doorslag geeft. We zullen ontvankelijk moeten zijn voor de feiten en de realiteit. 

Daarom mogen we ook geen morele oordelen uitspreken over homoseksuelen zonder met hen zelf te hebben gesproken en geluisterd naar hun levensverhaal en ervaringen. We moeten samenlevende homoseksuelen die Christus volgen serieus nemen en dat beoordelen in het licht van de Schrift. 

 

Echter de eerste prioriteit is niet ons maar Gods gebruik van de Bijbel in ons leven. Door zijn Woord geeft God ons alles voor een godvrezend leven. Dat Woord is niet de leverancier van ethisch bouwblokken maar het herscheppende Woord waarin Christus zichzelf investeerde. Eenwording met Hem is het eerste. Door de Geest verandert ons hart en onze geest, en groeien we in de Geest van Christus. Daardoor raken we verbonden met zijn bedoelingen. Dat is een geestelijk en niet een cognitief proces.

 

Een meditatie over Ps. 37, vertrouw op God en doe het goede bevestigde mij dat het niet goed is ons bij voorbaat neer te leggen bij compromissen rond homoseksualiteit: bij ethiek gaat het niet maar om de juiste inzichten maar om een ontvankelijke geestelijke houding. Dan ontvang je geestelijk inzicht naar de mate van vrome omgang met het Woord. Daarin is ook plaats voor vragen om de goede richting te vinden. Ontbreekt het daarin niet in het Westerse christendom?

 

4

De traditionele fundamentalistische benadering is gemodelleerd op natuurwetenschappen. Maar onze interpretatie is meer dan logische analyse want het is ook intuïtief en esthetisch van karakter. We zien of houding en praktijk past bij Gods werk in Christus. Dat heet onderscheiden, gevoeligheid en ethische ervaring.
In de eigentijdse ethiek wordt dit met metaforen weergegeven. Twee verschillende kennisgebieden worden zodanig verbonden dat we de een kunnen zien  in termen van de ander: we leren de werkelijkheid zien in termen van de Schrift.

Daarvoor hebben we elkaar in de kerk nodig. God gebruikt zijn Woord als genademiddel in de kerk. De gaven van de Geest behoren bij Christus' lichaam. En als er verschillen voorkomen moet beslissen wat de liefde dient.

 

We moeten vandaag dringend noodzakelijk het smalle pad tussen post-moderne vrije moraal en onze traditionele, rationele, orthodoxe zekerheid weer ontdekken. Alleen dit pad van geloof, vrijmoedigheid, moed, nederigheid en liefde zal ons dichter bij Gods doel brengen. Zelfs bij het thema homoseksualiteit.

Repliek prof. Van Raalte

De verklaring van de Schrift in de gereformeerde ethiek is een zeer concrete en praktische zaak. Daarmee kunnen we op een prachtige manier onze hermeneutische regels, modellen en methoden testen. Ik deel de zorg van De Bruijne om het postmoderne individualisme en relativisme m.b.t. ethiek. Het is goed na te denken over de relatie tussen de heilshistorie en meer geïsoleerde teksten.
De Bruijne belicht in zijn essays vaak een zgn. moderne fundamentalistische epistemologie[2] gecombineerd met het traditionele beroep op de Bijbel. De moderne orthodoxe zekerheid contrasteert hij met postmodern relativisme en pleit voor een weg daartussen, in een heilshistorische benadering van ethiek. Dat zou de wind uit de sceptische zeilen van het postmodernisme nemen, waaraan we zelf hebben bijgedragen. Het is inderdaad nodig om onze ethiek op de juiste manier te funderen.

 

Echter de traditionele toepassing van de Bijbel is alle eeuwen door steeds weer in een crisis gekomen, en nu dus ook weer in de postmoderne visie op taal en waarheid. Zou die dan nu ook niet kunnen overleven? Ik denk van wel.

 

De Bruijne stelt dat moderne fundamentalistische epistemologie het belang benadrukt van onomstotelijk bewijs en exacte gegevens om zo tot rationele zekerheid te komen. De Bruijne generaliseert dit en  lijkt eronder ook het vroege fundamentalisme te rekenen zoals dat beoefend werd door Calvijn, Bavinck en vele anderen. Hij stelt zelfs de algemene praktijk van zijn voorganger ter discussie om de Tien Geboden te gebruiken om Bijbelse gegevens voor de ethiek te ordenen.

Laat mij een heel korte samenvatting geven van het fundamentalisme en de logica die onze gereformeerde voorvaderen gebruikten voor theologie en ethiek. Want hun aanpak was universeel van karakter en gezond omdat die afgeleid is van de aard van de dingen en in lijn is met de Schrift. Gereformeerde theologen zochten steeds logische argumenten voor hun handelingen, gronden en principes. Daarbij onderzochten ze tot in detail allerlei aspecten van Bijbelse gegevens. Het resultaat in theologische definities weerspiegelt de waarheid van de Schrift. En om te testen of zij inderdaad overeenkomstig de Bijbel zijn is logisch redeneren noodzakelijk. Het woord weten dat de apostelen vaak gebruikten bijvoorbeeld in 'we weten dat alle dingen medewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben' veronderstelt ook een rationeel element.
Natuurlijk is het rationele element niet voldoende voor onze kennis van de Schrift. Maar de aard van Schrift als geschreven communicatie maakt het wel absoluut noodzakelijk zijn waarheid stellig te kunnen uitdrukken.

 

Waar is het Schriftgezag op gebaseerd? De kerk wordt een pilaar en fundament van de waarheid genoemd. Zij is gebouwd op het fundament van apostelen en profeten (Ef. 2:20). Calvijn zegt, dat het fundament de leer van de Schrift is, en geen personen. Op geen enkele manier stelt Calvijn de fundamentmetafoor ter discussie zoals postmodernisten doen. En de NGB belijdt dat we al die boeken in de canon hebben ontvangen om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen.

Al in 1566 werd de eerste synodale gereformeerde apologie gepubliceerd. Daarin werd onderscheiden tussen de zwaarte van verschillende Schriftgedeelten. Directe geboden waren het zwaarst, vervolgens zaken van leer en haar implicaties. Minder zwaarwegend waren voorbeelden en praktijken in de vroege kerk. En het minste gewicht legde het eigen belang in de schaal. Dus in tegenstelling tot wat De Bruijne suggereert zíjn deze onderscheidingen al eeuwen bekend.

Leerstukken rusten in het geheel van de Schrift op teksten die dienden als principia of axioma. Logica werd daarbij als gereedschap gebruikt niet als fundament. Later tijdens de Verlichting was dat wél het geval. Maar zowel in de Westminster Confessie als in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt beleden dat alles wat nodig is voor Gods eer, het heil van de mens, voor geloof en leven, ofwel uitdrukkelijk in de Schrift staat of daarvan kan worden afgeleid.

 

Na deze opmerkingen over de geschiedenis wil ik de aandacht richten op het m.i. valse dilemma. M.n. het valse dilemma tussen enerzijds motieven en thema's en anderzijds de feitelijke geboden in de Schrift. God is één en gaf één Bijbel. Er is geen tegenspraak tussen zijn geboden en ethische geboden. Tegenstelling maken hier is gevaarlijk voor ons geloof.

In de juiste context geplaatst komen allerlei uitspraken als Gods waarheid naar ons toe. De apostelen gaven geen logisch beredeneerde ethiek of handboek ethiek. Toch gingen zij uit van het gezag van de Tien Geboden en verwachtten zij dat christenen ernaar leefden.

 

Ik ben blij met De Bruijne's verwerping van bezwaren tegen de CGK synode m.b.t. homoseksualiteit. Maar waarop is zijn verwerping gebaseerd? Hij wil niet op voorhand een compromis accepteren, en ziet dat bevestigd in een meditatie over Ps 37: Vertrouw op God en doe goed.

Het lijkt alsof hij op basis daarvan tot zijn conclusie komt en niet door een zorgvuldige overweging van de Schriftteksten over homoseksualiteit. Maar die teksten hadden zijn overtuiging eerder toch al vorm moeten geven? Als hij werkelijk gelooft dat homoseksuele praktijken zonde zijn is hij daartoe gekomen op de traditionele wijze. Immers alleen voldoend beredeneerde grond voor ons handelen kan leiding geven aan onze wil en emoties. Dat kan moeilijk zijn als het tegen onze begeerten ingaat maar is wel Bijbels. En kan ook de postmoderne uitdagingen aan. Of het nu gaat om medische ethiek, strafrecht, burgerlijk samenleven of kerkelijke tucht, beslissingen en posities moeten Bijbels en rationeel zijn te verdedigen. Antwoorden op basis van vrijheid en intuïtie zijn veel te subjectief en houden niet stand.

 

Ik wil eindigen met een korte vraag: Hoe relateert De Bruijne Gods gebruik van de Bijbel en ons gebruik van de Bijbel in de ethiek?

Dupliek prof. De Bruijne

Veel nieuwe dingen blijken inderdaad al eerder geopperd te zijn. Bijvoorbeeld in het gebruik van verschillende modellen voor het gebruik van de Bijbel. Veel van het huidige denken en wat we vandaag nodig hebben kan al gevonden worden in het werk van de reformatoren.
De verbinding tussen traditioneel gebruik van de Bijbel en fundamentalisme stamt uit later tijd en is reactie op rationalisme en modernisme, zij het dat er geen sprake was van fundamentalisme in cartesische zin. En in de strijd tegen het moderne fundamentalisme nemen ook wij vaak zijn methodes over.

 

Natuurlijk gebruiken we in academische discussies redenering en gronden. Maar in de christelijke ethiek en in veel literatuur kom je veel tegen waarop ik heb gewezen. Zelfs zeer orthodoxe christenen bewegen zich in deze richting en discussiëren op de meest rigoureuze wijze.

 

Natuurlijk is communicatie rationeel. Maar de vraag is: hoe werkt het, wat gebeurt er als je de Bijbel gebruikt. Ik ben er bang voor om in de kerk alle niet-rationele dingen uit te sluiten. In de kerk wordt gebeden, met elkaar gesproken, elkaars gaven genoten. Daar moeten ethici, theologen etc. op een rationele manier op reflecteren. Dus ik denk dat u mij op veel punten niet goed hebt begrepen. Ik noem twee punten.

 

Mijn visie op homoseksualiteit is niet ontwikkeld op basis van Ps. 37. Maar het punt is dat ik niet op voorhand bereid ben tot een compromis. De strijd kan niet met Bijbelteksten over homoseksualiteit worden beslecht maar wel met een tekst in een heel ander verband. Daardoor kun je er bij bepaald worden dat een moeilijke weg wordt gevraagd, maar dat die uiteindelijk tot zegen is: vertrouw op God en Hij zal je tenslotte belonen.
Dus meditatie is nodig en nuttig om deze dimensie van het probleem op te lossen en niet meer dan dat. Want het hele Woord van God zal betrokken moeten worden zoals het heilshistorisch spreekt over man en vrouw, seksualiteit en homoseksualiteit.

 

Ik wil geen contrast maken tussen de tekst en het hele Woord maar de tekst in de context plaatsen. En dan komt er een toevallig en onzeker, zij het niet tegenstrijdig, element mee. Daarin moet een zekere ordening en balans worden gevonden.

 

In ons gebruik van de Bijbel kunnen we niet Gods positie innemen. Dat is precies mijn punt.

De sociale verbeeldingskracht van het fundamentalisme in zaken van ethiek kan bij orthodoxe christenen leiden tot een houding van willen beheersen, van in bezit willen hebben: wij hebben de waarheid, de antwoorden, wij kunnen die afleiden uit de Bijbel. Dat kan tekort doen aan afhankelijkheid van Gods gebruik van de Bijbel in ethiek. Met die afhankelijkheid, vrijmoedigheid, vertrouwen en nederigheid wil ik onze houding onderbouwen. Wij kunnen niet beheersen maar zijn afhankelijk.

Dupliek prof. Van Raalte

Wat dr. De Bruijne over de functie van Ps. 37 heeft gezegd heeft zeer geholpen en ik stem daarmee in. Het kan mensen helpen die met homoseksuele begeerten worstelen.

 

In Ps. 119 worstelt de psalmist om de waarheid te leren kennen. En daarbij passen inderdaad zoals u hebt aangegeven, vrijmoedigheid, vertrouwen en nederigheid. Maar toch past uw duiding van hem niet erg goed. Want hij denkt wel dat hij de waarheid bezit: vs 79:

 

Laten zich tot mij wenden wie U vrezen, en wie uw getuigenissen kennen, en vss 98-100:

Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, want het is altijd bij mij. Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. Ik heb meer inzicht dan de ouden, want ik bewaar uw bevelen.

 

Zijn gehoorzaamheid is ervaring en niet maar verstandelijk. Tegelijk gebaseerd op bezit van kennis en waarheid uit de Thora: Gods Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Dus geen angstige houding. Daarvan is slechts sprake bij zijn vijanden die de weg kwijt zijn.

 

Daar is nog een punt dat ik nu wil aansnijden.
In de geschiedenis zijn de grote thema's wél aan de orde gekomen. Ook in de Middeleeuwse theologie. Er werd bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen de theologie van God, Gods kennis over Hemzelf, en Gods kennis naar ons. Dat is breed uitgewerkt. Bijvoorbeeld: Augustinus onderscheidde fasen in het zondigen: voor de zondeval waren we in staat te zondigen, daarna waren we niet meer in staat niet te zondigen, na onze verlossing zijn we in staat niet te zondigen en na de wederkomst zijn we niet meer in staat te zondigen. Dat zijn theologische, echter wel heilshistorische onderscheidingen. Zo is er de historische allegorie van de pelgrim die onderweg is. En denk ook aan de hele gereformeerde ontwikkeling van de heilshistorische verbondstheologie. Thema's en teksten werden daarvoor beide gebruikt.

 

Ik waardeer het zoeken naar motieven. In de ethiek hebben we ook steeds met vragen te maken over zaken waarvoor geen directe ge-/verboden zijn gegeven. Maar zij mogen niet de belangrijkste plaats innemen want dat is in strijd met de regel dat minder duidelijke teksten moeten worden verklaard door duidelijker Schriftgedeelten.

Een feitelijk verbod van homoseksualiteit is duidelijker dan een motief van schepping, zondeval, verlossing en heiliging. Het duidelijke verbod dat dan in het thema wordt verwerkt. Wat is uw uitgangspunt?

Tripliek prof. De Bruijne

Ik beweer niet dat er in de geschiedenis niet op deze wijze met ethiek is omgegaan. In de tijd van de Reformatie baseerden inderdaad gereformeerden al hun ethiek op de Tien Geboden. Echter Calvijn doet dat níet, hij gebruikt Romeinen 12, en de eenheid met Christus. Hij had ook de deugden als uitgangspunt kunnen kiezen, zegt hij, maar dat zou te uitgebreid zijn geworden. En als je Augustinus leest doet hij precies dezelfde dingen die ook Paulus doet. Hij doet dus veel meer dan de fundamentalist die het om het resultaat gaat.

Ik denk dat we het hier wel over eens zijn.

 

Natuurlijk, de psalmist van Ps. 119 bezit de Thora. Maar het bezit van de Thora betekent niet het bezit van de antwoorden. Dat blijkt uit al de fasen die hij doormaakt, van zekerheid naar vragen, heel verschillende emotionele toestanden. Hij is een vreemdeling op aarde. Zijn enige zekerheid op aarde is het bezit van de Thora. Maar die moet dan wel door God worden geopend. Zijn houding is er een van vertrouwen: U hebt mij geleid, leidt mij weer. Zijn zekerheid ligt niet in het bezit van antwoorden.

 

Verwerking: R. Sollie-Sleijster

Bespreking

Vraag 1 - Dr. K. van Bekkum

Ik wil graag iets zeggen over Ps. 119. De uitspraak daarin, ik ben verstandiger dan mijn leermeesters is bijzonder. Dat komt omdat de psalmist de Thora bestudeert. Die gaat bovenal. De Thora is wet, onderricht en omvat ook het  leven. Wat ik mooi vind aan deze, en ook aan zulke andere Schriftgedeelten, is dat er vaak een combinatie is van 'doen' en onmiddellijk daarna er een rationele verantwoording komt. Het is  intuïtief leven. Dat komt meer uit in de gesloten samenlevingen van destijds dan in onze moderne samenleving. Het mooie van deze passages is dat je er door wordt geoefend je primaire impulsen te beteugelen. Het gaat er dus níet om de waarheid te grijpen of af te leiden maar om er in te leven.

 

Vraag 2

Ik denk dat ik het meer met dr. Van Raalte eens ben dan met dr. De Bruijne, maar ik heb wel een aantal vriendelijke opmerkingen voor hem, en vragen voor dr. Van Raalte.
Waarom denkt dr. Van Raalte dat gereformeerde ethiek kan worden uitgebreid met een deugdenethiek? Als ik terugkijk in de geschiedenis dan werd gereformeerde ethiek veelal gebaseerd op de geboden, m.n. de Tien Geboden. Is daar een lijn van de geboden in het Oude Verbond naar deugden en wijsheid in het Nieuwe Verbond? Paulus zegt in Galaten dat de wet een tuchtmeester tot Christus is geweest en dat het nieuwe verbond niet zo voorschrijvend als het oude was, bijvoorbeeld over eten en kleding.
We helpen mensen die met homoseksuele gevoelens worstelen waarschijnlijk meer met goede raad in termen van deugden, als zelfverloochening, kruisdragen en lijden, dan met een rechtschapen verbod. Dus, misschien is er toch iets te ontwikkelen in de gereformeerde ethiek als het om de focus op de wet gaat. En meer een ethiek van deugd beoefenen, als vriendelijke geste in de richting van dr. De Bruijne. Ik denk dat hij een aantal goede opmerkingen heeft gemaakt m.b.t. de heilshistorische voortgang en eschatologie. Daar past een deugdenethiek veel beter in.
 

Antwoord Van Raalte

U hebt het veel beter verwoord dan ik dat kon. Het is niet zo dat gereformeerde ethiek altijd tot stand is gekomen door reflectie op de Tien Geboden. Feit is dat gereformeerd onderricht heel vaak materiaal van Thomas van Aquino heeft gebruikt en uitgewerkt. Inderdaad moeten wij eerder in een evenwichtige traditie de gulden middenweg gaan dan de extremen zoeken.
De apostel Paulus spreekt over de bedoeling van de Heilige Geest in de tijd van het Nieuwe Verbond. We moeten beducht zijn voor een simpel 'zeg dit' of 'doe dat'. We hebben vele zaken zorgvuldig mee te wegen, ook datgene wat Van Bekkum naar voren bracht. Dus het is niet zo puur rationeel. Maar als we de dingen wegen doen we dat wel rationeel. Tegen het postmodernisme heb ik dat willen benadrukken.


Vraag 3 - Prof. Van Houwelingen
Ik heb twee vragen voor dr. De Bruijne.

Eerste vraag: Wilt u uw benadering eens combineren met de metafoor van het toneelspel dat ik gisteravond heb toegelicht?

Tweede vraag: Is het niet te optimistisch dat er voor een complex vraagstuk als homoseksualiteit één visie zou kunnen worden ontwikkeld? Moeten we niet op een christelijke manier leven met verschillende visies daarop?

 

Antwoord De Bruijne

Wat de laatste vraag betreft, het punt is niet dat we in de gereformeerde kerken soms het bestaan van meerdere visies toestaan doordat we bepaalde punten nu niet meer zo belangrijk vinden, of dat we ondanks pogingen daartoe geen eenduidige richting kunnen vinden. Maar mijn punt was dat in het huidige klimaat plurale variëteit kan worden gebruikt als een schuilplaats om niet te hoeven veranderen. Nu de CGK een uitspraak over homoseksualiteit heeft gedaan moeten we niet zeggen wij hebben onze eigen visie daarnaast maar open

zijn voor de mogelijkheid dat God ons met hun besluiten iets heeft te zeggen.
Het probleem is dat we tegenwoordig er naar tenderen op voorhand te stellen dat er meerdere visies mogelijk zijn, en dat geloof ik niet. Overwegingen leiden wel vaak tot een provisorische eindconclusie. Dingen kunnen immers in de loop van de jaren ook veranderen.
Dat is ook mijn visie op homoseksualiteit. Het probleem daarbij is dat we niet precies weten wat het is. En we moeten bescheiden zijn in het gebruik van Bijbelteksten. Vaak vertonen we echter meer een exegetisch-relativistische reactiehouding. Toch heb ik er vertrouwen in dat we een derde weg vinden waarop we hiervan terugkomen.

 

Ik zie persoonlijk in het raamwerk van de schepping of in het raamwerk van de man en vrouw een mogelijkheid om vrouwen in de ambten toe te laten. Maar ik vind het erg moeilijk om in het kader van de schepping en op weg naar Christus en zijn koninkrijk, homoseksualiteit als een soort variëteit te zien die we hebben te aanvaarden. Dat zou ik eerst met andere kerken willen doorspreken en dan een beslissing nemen.  

 

De eerste vraag is moeilijk. Voor het vijfde bedrijf van het drama geeft de Bijbel richting door een soort script, dit moet worden gedaan, dat is je roeping. Maar er zijn allerlei situaties die niet expliciet in de Bijbel aan de orde komen. Dus moeten we improviseren. Dat is geen improviseren in de gebruikelijke zin waarbij we ons alleen laten beïnvloeden door de cultuur en onze eigen voorkeuren. Maar improviseren dat heilshistorisch beperkt wordt, dat beheerst wordt door het volgen van Christus, en dat zó onderscheidt wat de Bijbelse weg is. Dus de richting opgaan die Hij wijst.

In zekere zin is ethiek erg eenvoudig. Immers veel thema's komen niet in de Bijbel voor. Wat we dan doen is combineren van zaken die we wél weten uit de Bijbel en deze combineren met onze vragen. De uitkomst daarvan is echter niet zeker.

Het is de kerk die deze rol speelt in het laatste der dagen. Haar rol wordt altijd bepaald door haar identiteit in Christus en níet een eigen gekozen rol. Hij bepaalt de richting. Hierin ligt de verbinding met mijn nadruk op de eenheid met Christus en op de verandering van verstand en hart om de Schrift te begrijpen.

 

Vraag 4 - Prof. C. van Dam

Ik wil wat commentaar geven want het onderwerp wordt steeds maar gecompliceerder.

Als we de richting opgaan die dr. De Bruijne wijst dan betekent dat het einde van het normatieve karakter van het Woord van God. Interactief met de cultuur worden we richtingloos. De kerk gaat steeds meer de cultuur in haar leven toelaten in plaats van daar weerstand tegen te bieden.
In de kerkgeschiedenis lag de nadruk op de normen. Als er een ethisch probleem was werd intensief geluisterd naar wat God zegt in het Oude Testament. Dat was fundamenteel. Vervolgens werd nagegaan wat gezegd werd in het Nieuwe Testament, zonder dat daarmee het Oude Testament had afgedaan. Zo moeten voor vandaag beide openbaringen worden gebruikt om onze principes te vinden.

 

Het liefdegebod is zeer belangrijk maar in zichzelf niet voldoende. De Bruijne stelt dat absolute standaards iets is van de wetenschap en niet van de Schrift. Misschien dat ik hem verkeerd heb begrepen, maar dat is onjuist: de Schrift geeft absolute normen. De hele tendens in de drama metafoor is dat we interactief met cultuur en tijd onze weg moeten vinden. Maar we verliezen dan wel dat de Schrift duidelijke normen heeft voor bijvoorbeeld seksuele relaties.  Homoseksuele mensen die worstelen met hun geaardheid worden niet geholpen als de goede normen van de Schrift worden gebagatelliseerd. En de vraag of een homoseksuele relatie er een is van 'liefde en trouw', gaat langs het punt heen waarom het draait. De norm van de schepping waarin onderscheid wordt gemaakt tussen homoseksuele relaties en huwelijk kan hier helpen.

Indien we de richting gaan die mijn geachte collega De Bruijne wijst dan zullen we alle normativiteit verliezen en ons eenvoudigweg aanpassen met de cultuur als norm. We hebben dat allemaal al gezien in de kerken om ons heen die de norm aanpasten. En tenslotte ook het evangelie.

 

Antwoord - De Bruijne

Ik accepteer normen, duidelijke zaken als de geboden zijn goed. Maar mijn punt is dat ethiek niet op deze normen is gebouwd. Ethiek moet normen lokaliseren om uit te vinden of deze nog steeds voor ons vandaag gelden, of dit álle normen voor een bepaald onderwerp zijn, en of er nog andere dan direct normatieve factoren zijn die ons moeten leiden.

Daarbij zijn ook de Tien Geboden betrokken. Christus vooronderstelt dat als Hij zegt dat Hij de wet niet afschaft maar vervult. Hij vooronderstelt in zijn normen ook de Tien Geboden en meer geboden dan die. Maar die kunnen vandaag niet op voorhand direct worden toegepast en onze normen vormen, vergelijk het Sabbat Gebod. We hebben ze altijd te plaatsen in het kader van de tijd.

Veel normen zoals seksuele normen blijven geldig, ik zie geen reden waarom ze in de komende jaren zouden veranderen. Ook de Tien Geboden blijven, hoewel sommige veranderen doordat ze, zoals het Vierde Gebod, vervuld zijn.

Dus geldigheid zelf is niet het punt maar de verbinding met tal van andere factoren en de plaatsing in een kader, een context. Dat is niet om te relativeren maar om te versterken. Alleen met Bijbelse normen werken lijkt duidelijke antwoorden te geven en lijkt sterk. Maar we hebben in het Westen ervaren dit dat leidt tot inactiviteit.

 

Ook ik wil de cultuur weerspreken. Het is de taak van christenen en de kerk in menig opzicht. Maar we kunnen alleen een tegencultuur vormen indien we weten wat de betekenis van dingen in onze cultuur is. Dan kunnen we vruchtbaar de bedoeling van Gods openbaring inbrengen. Zo kunnen we ontdekken wat Gods wegen in de cultuur zijn, en niet haar of onze wegen.

 

Vraag 5 - Prof.dr. A.J. de Visser

Mijn collegae uit Kampen hebben nogal veel gebruik gemaakt van de drama metafoor, zie ook de boeken van De Ruiter en Van Houwelingen. Ik denk dat er een fundamentele spanning is tussen het gebruik van deze metafoor en wat we geloven over de volkomenheid van de Schrift. Ik denk dat we dit verder moeten bespreken.

 


Evaluatie

Als ik eerlijk mag zijn, en dat is toegestaan bij een academische conferentie, was de verhouding in de discussie tussen prof. De Bruijne en prof. Van Raalte niet helemaal in balans. Wellicht had dat te maken met het feit dat er een ethicus en een kerkhistoricus met elkaar in debat gingen. Dat is best boeiend, er kwamen ook specifieke dingen naar voren die dit kenniskoppel kenmerkten, maar het was o.i. beter geweest als twee ethici de degens hadden gekruist. Dan waar er wellicht minder misverstanden geweest en had dieper doorgestoten kunnen worden op verschillen in visie op het fundament van de ethiek. Nu leek het alsof de sprekers elkaar naderden en de verschillen verflauwden, terwijl naar onze mening er ten diepste een fundamentele tegenstelling bleef tussen Kampen en Hamilton.

Het probleem

Prof. De Bruijne heeft een behoorlijk probleem met de wijze waar gereformeerde ethiek gestalte werd gegeven door zijn gereformeerde voorganger, prof. dr. J. Douma, en anderen de laatste paar eeuwen. Ze zijn te fundamentalistisch geweest en dat leidt in onze postmoderne situatie tot relativisme.
Fundamentalistisch: we hebben ons morele handelen teveel en te direct gebaseerd op de geboden en exegese van de Bijbel, op onverbiddelijke logica en verstandelijk redeneren. We hebben te gemakkelijk situaties en voorschriften in de Bijbel toegepast op onze situatie. En daarbij veel te weinig allerlei factoren uit de cultuur waarin wij leven (en ook de Bijbelschrijvers leefden) in rekening gebracht. En ook te weinig beseft dat we onderweg zijn naar Christus' komende koninkrijk.
Vroeger  toen onder kerkelijk gezag mensen tot eenheid in opvatting kwamen, kon dat. Maar dat gezag is zo goed als verdwenen. Dat maakt dat mensen allerlei zaken gaan relativeren. Immers de een zegt zus, de ander denkt zo. Wie ben ik dan om mijn keuze dwingend op te leggen? En dat doet niemand in de wereld meer, en dus ook de kerk en de ambtsdragers niet.

 

Dat relativisme in onze (kerkelijke) samenleving waar De Bruijne op doelt, kan ieder waarnemen. Nog deze week stond er bijvoorbeeld in het ND een eenvoudig ingezonden met als vette kop Zekerheden weg, dat dit treffend aangeeft[3]:

 

Die vrije wil, die had je vroeger niet. Dat had Gomarus al voor ons besloten en met hem alle gereformeerden die mijn godsdienstige opvoeding voor hun rekening namen. Maar nu, na meer dan vijftig jaar, blijkt hij toch te bestaan, de vrije wil.
Het gevoel van verwarring dat het artikel van dominee Gert van den Brink (ND 24 februari) bij me achterliet, ervaar ik de laatste tijd vaker. Allerlei zaken die vroeger rotsvast stonden in het gereformeerde leven, blijken nu veel genuanceerder te liggen of zelfs totaal anders. Toch hebben die ‘waarheden’ – gebracht alsof mijn eeuwige zaligheid daarvan afhing – behoorlijk mijn leven bepaald, soms met schadelijke gevolgen.
Ik verbaas me erover dat ik nog nooit iemand sorry heb horen zeggen voor al die, ongetwijfeld welgemeende, gereformeerde zekerheden die mij vroeger geleerd zijn, maar die nu herijkt worden. Hoewel ik er blij mee ben dat die al te grote stelligheid losgelaten is, voel ik me tegelijk verloren. De oude kaders, die een stempel op mijn leven hebben gezet, zijn weggevallen. Wat nu?

 

Zomaar een persoonlijk getinte reactie. Het treft je in het hart en doet pijn. En dat is maar niet een reactie van een zeldzame excentrieke abonnee van het ND die de kerkelijke kluts kwijt is. Laten maar eens luisteren naar dr. H. Geertsema, coördinator van de theologische opleidingen aan de Gereformeerde Hogeschool te Zwolle en tevens directeur van het gloednieuwe Praktijkcentrum, Instituut voor Praktisch Theologisch Onderzoek, een samenwerkingsverband van deze hogeschool en de theologische universiteit te Kampen. Dus hij is zeker niet de eerste de beste. Geertsema en zijn mensen heeft een onderzoek gedaan naar de cultuur in de vrijgemaakte kerken. In een lezing over kerkverlating[4] zegt hij daarover onder meer:

 

Wat de vrijgemaakten ook typeert is: zij zeggen altijd eerst wat er in de Bijbel staat. Dat is ook zo'n kenmerk van vrijgemaakt dat we niet in eerste instantie te rade gaan bij 'wat vind jij er van' en 'wat vind jij er van' maar dat we altijd zeggen 'wij willen ons laten gezeggen door dat Woord van God'. Hoe ingewikkeld of hoe makkelijk dat ook te begrijpen is. We zullen altijd diepgaand studeren daarover.

 

Dat klinkt prima voor orthodox gereformeerde oren. Maar is dat nóg wel zó? Geertsema haalt als voorbeelden aan hoe wij in de kerken omgaan met, hoe kan het ook anders, de vrouw in het ambt en homoseksualiteit. Hij constateert dan:

 

Het punt is niet dat ik zeg dat wij het een of het andere standpunt in homoseksualiteit moeten hebben, het punt is ook niet dat ik zeg dat wij het een of andere standpunt voor wel of niet vrouwelijke ambtsdragers moeten hebben. Hét punt is dat wij het er niet meer over eens zijn en dat we niet weten hoe we er uit moeten komen. Onze rituelen zijn veranderd en onze cultuur is veranderd. Er bestaat geen eenheid meer. Dat is een groot vraagstuk voor de vrijgemaakte kerken.

 

Inderdaad daar zit het grote probleem. Dat 'fundamentalisme' (als het al zo mag worden genoemd) dat onze gereformeerde voorgangers volgens De Bruijne kenmerkte, is allang verlaten. En als er al eenheid groeit is dat in het afwijzen van wat onze vaderen hebben beleden en tot stand gebracht. Hun vermaledijde 'ware-kerk-denken', hun doordrammende 'doorgaande reformatie' drift, hun 'weten hoe het zat'[5].

 

Het vrijgemaakte 'fundamentalisme' heeft dus op grote schaal plaats gemaakt voor relativisme. Maar dat wil De Bruijne niet! Wat is dan zijn oplossing?

Nieuwe Benadering

Prof. De Bruijne wil van de ethische fundamentalisme af en tegelijk ook niet toegeven aan het weerloos makende relativisme. Daarvoor zoekt hij een tussenpad, een middenberm tussen de postmoderne vrije moraal en de traditionele, in zijn ogen rationele, orthodoxe zekerheid.
Om allerlei ethische vragen van een antwoord te voorzien moeten naast de Bijbel ook allerlei andere factoren worden betrokken. We moeten diepgaand de cultuur, de wereld leren kennen waarin we leven. Voor de oplossing van onze ethische vragen zullen we dan niet vertrouwen op ons logisch redeneren maar op nadenken, mediteren over toepasselijke gedeelten in de Schrift.  Eenwording met Christus dat daarbij het eerste. Zo gebruikt God zijn Woord om ons licht in het duister te verschaffen, zijn bedoelingen te begrijpen. En dat niet individueel maar gezamenlijk. De Heilige Geest wil ons sámen de weg wijzen waarop we verder kunnen[6].  

 

Uiteraard is dit maar een heel beknopte schets van De Bruijnes ideeën maar het geeft wat ons betreft wel de kern ervan aan. Het is hier nu niet de plaats om uitgebreid zijn Nieuwe Benadering van ethiek grondig te bespreken en door te lichten. We hopen dat dit in de binnen- en buitenlandse gereformeerde pers door gekwalificeerde theologen zal worden gedaan. Een eerste voorproefje daarvan publiceren we deze week al[7].

Maar we willen wel een aantal opmerkingen maken. Immers deze Nieuwe Benadering raakt ons kerkelijk leven, ons persoonlijk geloof en de omgang met de Schrift.

Theologen voorop

Een grondlijn van dr. Bruijnes betoog lijkt te zijn dat zijn Nieuwe Benadering noodzakelijk is geworden door ontwikkelingen in kerk en cultuur. Of beter, doordat lange tijd in de kerk is vastgehouden een fundamentalistische omgang met de Bijbel, hebben we de slag met de postmoderne cultuur verloren of dreigen we die door relativisme te verliezen. Dus een zaak van kerk-oorzaak en cultuur-gevolg dat zijn Nieuwe Ethiek "dringend noodzakelijk" maakt.

 

We hebben bezwaar tegen deze voorstelling van zaken. Het is zeker zo dat de cultuur zich in de laatste eeuw razendsnel heeft ontwikkeld. Maar de vraag is hoe het komt dat ook het kerkvolk hoe langer hoe meer in die cultuur is meegezogen zodat uit onderzoeken blijkt dat het verschil in levensstijl en gedrag van vrijgemaakte kerkmensen en ongelovigen steeds kleiner wordt. Dat kan o.i. niet simpelweg verklaard worden met die 'verouderde fundamentalistische ethiek' van onze (voor)vaderen. Is het niet veeleer zo dat bij de opkomst van het postmodernisme, gereformeerde theologen niet voldoende de wacht hebben betrokken maar eerder voorop liepen in de aanpassing van het nieuwe levensgevoel? Is er niet sprake van de vicieuze cirkel van academische denken dat de 'gewone mens' direct of indirect beïnvloedt in zijn denken en gedrag terwijl theologen daarop weer reflecteren. Zo is de cirkel rond. Hoe vaak hoor je niet als er de zoveelste verandering in de kerk moet worden verdedigd: Het kan niet meer, de tijd is veranderd. En vervolgens in boek en blad geprobeerd wordt daar een 'Bijbels' fundament onder te leggen.

 

Waarom horen we in de vrijgemaakte kerken vrijwel nooit meer iets over antithese, de tegenstelling tussen kerk en wereld? Een tegenstelling die strijd betekent, niet alleen maar in de publieke arena maar ook in je eigen zondige hart? Is het niet een symptoom van een veel dieper probleem dat het hart van het evangelie raakt namelijk dat we geen strijd meer willen? Dat 'gedoe' vinden? Hoeveel preken horen we niet waar God alles geeft en Hij echt helemaal niets terugvraagt. Wat je ook doet of niet doet, maakt niet uit, God is liefde, klaar.[8]

Zijn het niet de 'herders van de kerk' die als eersten verantwoordelijk zijn voor de misère (Geertsema: "het grote vraagstuk") waar we als kerken is zijn verzeild? Waarbij niet het minst moet worden gedacht aan de leiding die van de theologische universiteit in Kampen is uitgegaan? We zullen proberen dat zo meteen wat concreter te maken.

Logica en redeneren

De Bruijne gispt het rationele verstandelijke denken van vroegere ethici en ook dogmatici. Zij trachten door logisch te redeneren antwoorden te vinden op vragen t.a.v. leer en leven. Hun denken zat als het ware een voet te hoog, niet in het hart maar in het hoofd.

 

We kunnen ermee instemmen dat het ontdekken van Gods wil niet iets is van alleen logica en redeneren, van elkaar met Bijbelteksten om de oren slaan. Inderdaad past het gebed om de verlichting door de Heilige Geest als we bezig gaan Gods wil te verstaan. En we zullen in alle fijngevoeligheid trachten te begrijpen waarop het aankomt.
Maar tegelijk ervaren we De Bruijnes voorstelling van zaken als een karikatuur van de manier waarop met moraal en ethiek in onze kerken werd omgegaan. Wat is er mis mee als we nauwkeurig en precies nagaan wat de wil van de Here is? En allerlei zaken met elkaar vergelijken, er consequenties aan verbinden, er conclusies uittrekken? Dan hoeven we toch zeker ons verstand niet uit te schakelen? We dienen de Here toch ook met heel ons verstand en alle krachten? De collegae van Hamilton hebben uitgebreid op deze zaken gewezen.

 

Het opmerkelijke is dat in er Hamilton nu juist door 'Kampen' soms op een manier werd gesproken die alle kenmerken van een logische redeneerkunst had. We denken hierbij aan de behandeling van 1Tim.2 m.b.t. de vrouw in het ambt. Als er één onderwerp in Hamilton was waar er door 'Kampen' het onderste uit de kan aan argumenteren en redeneren werd gehaald dan was het daarbij. Zelfs een inschatting van het gewicht van Paulus' argumenten, zijn mogelijke aanpassing aan de heersende cultuur, etc. alles werd in stelling gebracht tot het einddoel beredeneerd was bereikt: Paulus' verbod geldt niet meer. Eigenlijk vertoonde dat trekken van een neo-fundamentalisme: net zolang wetenschappelijk cut and paste tot de gewenste resultaat is bereikt. Zat eigenlijk dáár niet de rede, de wetenschap op de troon?

Eenheid

Prof. De Bruijne verwacht dat met zijn Nieuwe Ethiek meer eenheid in overtuiging en handelen zal kunnen worden bereikt. Maar we hebben daar een hard hoofd in. Het opmerkelijke is dat iemand als dr. Geertsema in zijn eerder genoemde lezing daar ook helemaal geen brood in ziet. Voor hem zijn onderlinge geloofsgesprekken de oplossing voor de groeiende verscheidenheid. En dan niet in die zin dat daarmee eenheid in leer en leven wordt bereikt maar dat we leren met verschillen om te gaan. In die geloofsgesprekken kunnen deelnemers vertellen hoe zij persoonlijk met de Bijbel omgaan en hun leven hebben ingericht. Daarmee kun je elkaar dienen in een veelkleurige, ja plurale kerkgemeenschap. Zo alleen kan de eenheid, nu in de zin van samen lid zijn van een gemeenschap, in vrede bewaard blijven.

 

Maar bedoelt dr. De Bruijne dat ook? Naar onze indruk niet. Hij wil zich juist niet op voorhand bij verschillen neerleggen. Hij koerst aan op consensus na het overwegen van toepasselijke teksten in het geheel van de Schrift en met verwerking van allerlei aspecten uit de cultuur. En door gezamenlijke meditatie geeft de Geest dan hopelijk een samen gedragen overtuiging. Zo'n uitkomst zal wel altijd provisorisch zijn, volgens De Bruijne, want we kunnen het mis hebben en de omstandigheden kunnen wijzigen. Niet meer dan een levende gereformeerde traditie dus.

 

Zou het werkelijk zo 'werken'? We stellen het maar even scherp. Als een gebod van iemand levenslange strijd vraagt, denk aan ongetrouwd blijven, geen ambtsdrager kunnen worden bijvoorbeeld, is er dan niet alleszins een grondige en heldere onderbouwing vanuit de Schrift nodig? Met het gewicht van zo spreekt de Schrift, dat wil de Here? Als dat niet gegeven kan worden zal elk ge/verbod toch als bovenschriftuurlijk sneuvelen als het er op aankomt en navenant worden gehandeld? Als ambtsdragers al bij voorbaat met een 'provisorisch' ge- of verbod komen, gebaseerd op Bijbel en een zich ontwikkelende cultuur, wat is dan het gezag daarvan nog?

 

En als 'samen' betekent 'gemeente' wordt het dan niet helemáál problematisch? Krijg je dan niet een soort gemeente-ethiek die varieert per gemeenschap en zo alleen maar meer verwarring sticht? Een lokale traditie die het gezag van het sola Scriptura aantast?

 

Deze Nieuwe Benadering is inmiddels niet zo nieuw meer. Want deze wijze van omgang met de Schrift is al beoefend op de synoden van Zuidhorn en Amersfoort-Centrum in de kwesties van het Vierde Gebod en echtscheiding en hertrouwen. Misschien is het goed om wat consequenties van de Nieuwe Ethiek in de praktijk te laten zien.

Toetssteen 1

In heel de discussie over ethiek, en ook bij andere onderwerpen, dook steeds weer het onderwerp homoseksualiteit op. Het kan gezien worden als de ultieme toetssteen voor een nieuwe ethiek. Hoe gaat men dáár mee om? Het onderwerp haalt vrijwel dagelijks de kranten in meerdere berichten, soms in uitgebreide artikelen. Het leeft in de media, denk maar aan de Winterspelen in Sotsy. In onze samenleving is afwijzing van homoseksualiteit not done. Je kunt verwachten dat als de TUK openlijk homoseksuele relaties afwijst de rijkssubsidiëring in gevaar komt vroeg of laat. Het onderwerp is van alle kanten beladen, temeer omdat het gaat om mensen van vlees en bloed waar een afkeuring van relaties een zeer grote levenslange impact op zal hebben.

 

Het is opmerkelijk dat pogingen om dr. De Bruijne duidelijkheid te laten verschaffen over de positie van homofiele broeders en zusters in de kerk niet veel helder resultaat hadden. Weliswaar erkent hij dat de doorgaande lijn in de Schrift niet positief is over homoseksualiteit maar zijn (cultuur)vraag is of we het dan hebben over een verschijnsel dat vergelijkbaar is met dat in Paulus' dagen. Verbood Paulus in zijn dagen wel wat nu wordt genoemd een homoseksuele relatie in liefde en trouw?, vraagt De Bruijne zich af.
Maar zo'n vraag kan toch nooit worden  beantwoord? Homoseksuele broeders en zusters wil De Bruijne persoonlijk bij het gesprek over hun handelen betrekken maar zo'n gesprek is met mensen uit Paulus' tijd uiteraard niet meer mogelijk. Hoe willen we dan, als dat nodig zou zijn, op dat punt ooit een eerlijk antwoord krijgen zonder allerlei veronderstellingen en vermoedens?

 

En zo komt er al jaren uit Kampen geen duidelijk, eenduidig antwoord op deze moeite van anders geaarde broeders en zusters. De sterk op de cultuur leunende ethiek werkt verlammend op Schriftuurlijke ethische besluitvaardigheid. Dat maakt deze ethiek ook paradoxaal: terwijl nadrukkelijk aspecten van de huidige cultuur in de ethiek geïntegreerd moeten worden om meer eenheid in opvattingen en gedrag, bewerkstelligen, groeien ondertussen de verschillen in de kerken m.b.t handelen jegens de homoseksuele broeder of zuster.

Een component in heel deze verwarrende problematiek is ook de groeiende eenheid met de Nederlands Gereformeerde Kerken waar homoseksuele relaties al jaren in hoge mate zijn geaccepteerd. Er studeert zelfs een commissie op de vraag of homoseksueel samenlevenden ook ambtsdragers kunnen zijn.
In Kampen bijvoorbeeld zijn in de NGK homoseksuelen die samenleven 'in liefde en trouw' volledig aanvaard en hebben ook toegang tot het Heilige Avondmaal. Wel worden ze in het formele beleid "vooralsnog" uitgesloten van het ambt omdat zij niet "onomstreden zijn".
Maar ondertussen zijn de vrijgemaakte kerken in Kampen wel een samenwerking met de NGK ter plaatse  aangegaan en wordt er ook gezamenlijk Avondmaal gevierd, naar verluidt. Ook hier, net als met vrouwelijke ambtsdragers, wordt via de 'achterdeur' de nieuwe ethiek uit de NGK binnengesmokkeld. Overigens is het verschillende andere vrijgemaakte gemeenten ook geen punt meer…

 

Zo loopt de actuele ethiek een eind achter de praktijk aan terwijl de ethici voorop zouden moeten lopen. Het Reformatorisch Dagblad vraagt zich dan ook met een vette kop af: Waar zijn de ethici?[9] Het blad herinnert met enige weemoed aan vroegere tijden waarin, als er een kwestie of het gebied van ethiek of moraal was, de redacteuren riepen: "We hebben Velema onder de knop en onder de andere zit Douma". En na wat rondkijken concludeert de krant: "Een gemis dat er momenteel nauwelijks orthodoxe ethici zijn".
Kampen en Apeldoorn worden zelfs niet genoemd.

Toetssteen 2

De Nieuwe Benadering van ethische vraagstukken is trouwens niet zo nieuw. We zijn die uitgebreid tegengekomen tijdens synoden van Zuidhorn en Amersfoort-Centrum. Tijdens deze vergaderingen waren hot items echtscheiding en hertrouwen. Daar werd de eeuwenoude gereformeerde ethiek rond het christelijk huwelijk gebroken. Allerlei associaties tot in de terminologie toe, kwamen bij ons boven tijdens de presentaties in Hamilton. Wat is er door de deputaten Echtscheiding waarin ook, toen nog drs., De Bruijne prominent deel uitmaakte, destijds niet op dezelfde wijze geredeneerd om onder de klem van de geboden van de Here Jezus in de Bergrede en onder concrete uitspraken van Paulus uit te komen. In de toespraak van De Bruijne te Hamilton kun je de weerslag ervan vinden: afwijzing van een huwelijksethiek waarin leidend is dat het huwelijk niet mag worden verbroken anders dan om de twee gronden 'overspel' en 'kwaadwillige verlating om het geloof'. Er moesten tal van buitenbijbelse factoren[10] worden meegewogen om een uitspraak te kunnen doen of een scheiding geoorloofd was. Er werd een Raad van Advies opgericht om advies uit te brengen aan onmachtige kerkenraden die op deze wijze de problematiek niet meer aankonden.
Maar in definitieve besluiten van Amersfoort-Centrum ontbrak zelfs elke verwijzing naar het zevende gebod…! De stijl van het koninkrijk was bepalend.
En na aanvankelijk afwijzing werden kerkenraden onder bepaalde voorwaarden[11] zelfs verplicht tot kerkelijke bevestiging van een nieuw huwelijk.

 

In een brochure[12] schreven wij tien jaar geleden:

 

"Als de 'Nieuwe Benadering' in onze kerken zijn beslag krijgt heeft dat grote consequenties. Want deze benadering vormt een fundamentele nieuwe basis onder al ons ethisch handelen. Het zal invloed hebben op onze visie op zaken als samenleven voor het huwelijk, homohuwelijk, vrouw in het ambt, abortus en euthanasie om maar wat te noemen. In de praktijk van het ambtelijke werk zullen de gevolgen voortdurend merkbaar zijn."

 

Wat is het resultaat geweest in deze tien jaar? Het aantal echtscheidingen is zeer toegenomen. Is er nog wel een familie waar geen scheiding heeft plaatsgevonden? Hertrouwen lijkt geen enkel probleem meer te zijn. Niemand hoort van tucht m.b.t. scheiding en hertrouwen. Zelfs predikanten scheiden en blijven 'gewoon' hun dienst vervullen.
Inmiddels is de vrouw in het ambt ook geen punt meer bij velen tot en met zij die leiding hebben te geven in de kerken, zo hebben we ook in Hamilton gemerkt. En je hoeft geen profeet te zijn na al het voorgaande dat nu acceptatie van homoseksuele relaties het volgende station is dat al dan niet geruisloos wordt, en hier en daar al is, gepasseerd.

Problematisering

Naar onze overtuiging leidt De Bruijnes middenberm tot generale problematisering van wat de Schrift concreet ons gebiedt en verbiedt. Want inderdaad zijn er talloze situaties in onze moderne wereld die niet precies zo in de Schrift voorkomen en waarop de Bijbel geen rechtstreeks antwoord geeft. Maar het aloude adagia van Schrift met Schrift vergelijken, duidelijker teksten licht laten schijnen op minder gemakkelijke, en onze situatie spiegelen aan de Schrift kan ook ons altijd verder helpen. Want de Schrift is door de Geest ingegeven. Die heeft ook ons 21ste eeuwse mensen op het oog gehad. En, zijn we werkelijk zó anders dan die mensen uit Oude en Nieuwe Testament?

 

Het maakt op mijn geen enkel indruk als er bijvoorbeeld gesteld wordt dat incest, pornografie, second love[13], 'onze' homoseksualiteit, 'ons' flirten, etc. niet zo letterlijk in de Bijbel voorkomt. En dat we dus tal van culturele en psychologische overwegingen nodig zouden hebben om tot een passende stijl van het Koninkrijk te besluiten. Want waarom nemen niet gewoon onze beproefde eeuwenoude Catechismus te baat als het gaat om de ook op deze conferentie veel refereerde seksualiteit?:

 

Vraag/antwoord 108:

Wat leert ons het zevende gebod?

Dat alle onkuisheid door God vervloekt is.

Daarom moeten wij die hartgrondig haten en rein en ingetogen leven, zowel in het heilig huwelijk als daarbuiten.

 

Vraag/antwoord 109:

Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreuk?

Omdat zowel ons lichaam als onze ziel een tempel van de Heilige Geest is, wil God dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren.

Daarom verbiedt Hij alle onreine daden, gebaren, woorden, gedachten, begeerten en wat de mens daartoe verleiden kan.

 

Daarmee kunnen we heel veel ethische vraagstukken aan. Misschien moet er af en toe even stevig worden nagedacht want wij zondige mensen zijn zeer vindingrijk in het kwaad. Maar God geeft ons hiermee toch voldoende richting om een weg te gaan die Hem behaagt?

 

Nog een laatste punt in dit verband.
In zijn toespraak illustreerde dr. De Bruijne zijn afwijzen van het gereformeerde 'fundamentalisme' met onze omgang met het Vierde Gebod in het verleden. Maar sinds de synode van Leusden 1999 hebben ons daarvan bekeerd en sindsdien een andere visie gekregen op dit gebod. Het zou niet meer een goddelijk gebod zijn maar een kerkelijk gebod. Een deputatenrapport van honderd pagina's probeerde dat ons duidelijk te maken.

 

Maar de praktijk in onze kerken heeft inmiddels bewezen dat je niet straffeloos Gods geboden weg kunt exegetiseren. Predikanten in onze kerken ontkennen nu zonder dat een strobreed in de weg wordt gelegd dat het Vierde Gebod niet meer geldt[14]. In vele voorlezingen van de Tien Geboden wordt het gebod verknutseld tot 'op tijd je rust nemen'. Een steeds meer komt de zondagsheiliging in de knel met sport en spel. Het houden van middagkerkdiensten is problematisch geworden. Er zijn gemeenten waarin er 's middags nog een handvol mensen in de kerkdienst zit terwijl het er 's morgens nog vol zat. En was de middagdienst in Amsterdam en Maastricht ook al niet afgeschaft?
Zou het niet tot nadenken over God geboden moeten stemmen?

Tenslotte

Wat is precies de samenhang in de theologiebeoefening in Kampen? Want het gaat niet alleen om ethiek. Ook om hoe de Schrift wordt gezien, de vragen van hermeneutiek en exegese zoals die ook in Hamilton zijn gesteld. Want naar ons gevoelen is er verband tussen de verhalen van Kamphuis, Burger, Van Houwelingen en De Bruijne. Wat bijvoorbeeld betekent precies het veel gehoorde in Christus in relatie tot christelijk geloof en leven? Wat betekent het voor de eenheid van christenen? Voor hun handelen?
Die vraag is actueel. Want het is opmerkelijk hoe vaak concrete vragen van christelijk leven gepareerd worden met we zijn een in Christus. Maar wat betekent die eenheid dan precies? Zeiden we niet altijd dat Christus naar ons toekomt in de gedaante van zijn Woord?
Af en toe werd dat punt in de toespraken en discussies geraakt maar nergens goed doorgesproken naar onze waarneming. Het lijkt ons zinvol en noodzakelijk om hier eens grondig over door te denken en te spreken.

 

Soms kregen we het gevoel dat er met de Nieuwe Benadering een soort systeemdenken wortel heeft geschoten. Een alles omvattend kader waarin elke vraag en elk probleem systematisch wetenschappelijk kan worden getackeld. Waarin op een ingenieuze manier relaties tussen de oude Bijbel, de moderne cultuur en de ontwikkelde mens worden gelegd, ondersteund en geanalyseerd door de sociale wetenschappen. Maar verliezen we niet het concrete godvruchtige leven met de Here op die manier?, is onze grote zorg.

 

Ergens haalt prof. De Bruijne 2Petr. 1:20 aan: een lamp, die schijnt in een duistere plaats.
We laten hier de context volgen waarin het staat:

 

1:6 Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit. Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. 18  En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren. 19 En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. 20 Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; 21  want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken. 2:1 Toch zijn er ook valse profeten onder het volk geweest, zoals ook onder u valse leraars zullen komen, die verderfelijke ketterijen zullen doen binnensluipen, zelfs de Heerser, die hen gekocht heeft, verloochenende en een snel verderf over zichzelf brengend.

 

Geen vernuftig gevonden verdichtsels, geen profetie die een eigenmachtige uitlegging toelaat, pas op voor valse profeten. Tegen die achtergrond van ernstige waarschuwingen staat de helder schijnende lamp die het duister van onze harten verlicht.
Zouden we de waarschuwing van prof. Van Dam in Hamilton niet ter harte moeten nemen?:

 

Indien we de richting gaan die mijn geachte collega De Bruijne wijst dan zullen we alle normativiteit verliezen en ons eenvoudigweg aanpassen met de cultuur als norm. We hebben dat allemaal al gezien in de kerken om ons heen die de norm aanpasten. En tenslotte ook het evangelie.

 


Noten

[1] Een denkkader van de werkelijkheid.

[2] Kennistheorie, de leer wat de aard, oorsprong, reikwijdte en voorwaarden van ons kennen zijn.

[3] Janneke Wieger, ND 4/3/14

[4] GKv Drachten-ZuidWest 29/01/14.

[5] "De wereld heeft het helemaal mis en de kerk weet hoe het zit. Nou dat schiet dus niet op." Preek ds. W. van der Schee, gelezen op 23/02/14 in GKv Drachten-ZuidWest.

[6] Misschien heeft de huidige generale synode dit gepraktiseerd toen zij twee dagen achter gesloten deuren in een conferentieoord ging bidden en mediteren om wijsheid m.b.t. het vraagstuk van de vrouw in het ambt.

[7] Zie Hoe moeten we de Bijbel lezen, van rev. C. Bouwman, Canadian Reformed predikant te Smithville, Canada.

[8] Vergelijk een preek van ds. W. van der Schee gelezen op zondag 23 februari in Drachten-ZuidWest (16.30uur), te beluisteren op www.kerkdienstgemist.nl.

[9] RD 1/3/14.

[10] We tellen er al gauw 18.

[11] Ze konden alléén weigeren als ze van te voren publiek bezwaar hadden gemaakt tegen het volgende huwelijk.

[12] Echt geboden, 2004.

[13] Een internetbedrijf in Nederland dat overspel faciliteert.

[14] Voorbeelden: ds. W. Wierenga, ds. A.H. Verbree.