De beschermwaardigheid van het menselijk leven (2)
Mr. Elisabeth P. van Dijk en mr. Marianne Daverschot
09-03-19
In onze twee voorgaande artikelen (1) kwamen de Nota medische ethiek van minister Hugo de Jonge en vervolgens de beschermwaardigheid van het menselijk leven vanuit Bijbels perspectief aan de orde. In dit slotartikel willen we ingaan op de bescherming van het menselijk leven in het nationale recht.
Inleiding
In de toelichting op het ontwerp van de huidige Wet Afbreking Zwangerschap, nu ongeveer 45 jaar geleden, lezen we:
"De opvattingen in de samenleving omtrent sexualiteit huwelijk, zwangerschap en gezinsvorming zijn in beweging geraakt: de verschillen in oordeel over de waarde van menselijk leven en in ethische waardering van menselijke gedragingen nemen toe. Aan de kwaliteit van het individuele menselijke bestaan in lichamelijk, geestelijk en ook in maatschappelijke opzicht worden hogere eisen gesteld Daarbij groeit het verlangen dat bestaan naar eigen levensbeschouwing of inzicht in te richten en daarvoor zelf verantwoordelijkheid te dragen." (2)
De toenmalige regering erkende dat zich in onze samenleving ingrijpende veranderingen voordeden. Dat proces van toenemende verschillen in oordeel over het menselijk leven is doorgegaan. We vinden dit terug in verschillende wetten die levensbeëindiging mogelijk maken als er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals een ongewenste zwangerschap en ernstig lijden.
Concreet zullen we bij een aantal wetten aangeven hoever de bescherming van het menselijk leven reikt. Tegelijkertijd willen we daarbij kijken naar het waarom van de ontwikkelingen in onze Nederlandse samenleving. Want recht vormt zich in samenhang met de ontwikkelingen in de samenlevingen en dat geldt ook voor de verschillende Nederlandse wetten waarin de aantasting van de bescherming van het menselijk leven zichtbaar wordt.
In dit artikel moeten we veel laten liggen. We komen er bijvoorbeeld niet aan toe in te gaan op de betekenis van mensenrecht-verdragen in het Nederlandse recht. Evenmin is er ruimte in te gaan op de zorgvuldigheidsvereisten die worden gesteld in de wettelijke regelingen die in dit artikel aan de orde komen.
Recht vinden
Soms zijn er uitspraken van een rechter in het nieuws waar iedereen wel iets van vindt. Maar hoe en op grond waarvan beoordeel je iets? Wat is recht(matig)?
Recht is noodzakelijk om verhoudingen tussen mensen onderling, de verhouding tussen burgers en de overheid en die tussen de verschillende staatsorganen te regelen.
Waar vinden we het (geschreven) recht? We denken dan al gauw aan wat er in wetten staat. Het is zeker belangrijk allereerst te kijken naar wat in wetten is opgeschreven. Daar zijn ook rechters aan gehouden. Toch beperkt het 'recht' zich niet alleen tot wat in wetten is bepaald. 'Recht' is ook wat in rechterlijke uitspraken wordt overwogen en geoordeeld; vaak aangeduid met rechtspraak of jurisprudentie. Wetten en rechtspraak zijn twee niet de enige - maar wel belangrijke bronnen van waaruit we het recht kennen. Wetten zijn belangrijk, maar toch kunnen ook rechterlijke uitspraken van grote betekenis zijn of worden, zoals we nog zullen zien.
Wetten
Wetten worden gezamenlijk door de regering en het parlement gemaakt. Ook provinciale of gemeentelijke overheden kunnen wetten maken. Maar vanwege ons onderwerp concentreren we ons op wetten die door de regering en het parlement gezamenlijk worden gemaakt. Wetten bevatten regels die voor elke burger (in gelijke omstandigheden) gelden.
Een nieuwe wet of een wetswijziging komt niet zomaar uit de lucht vallen. Vaak leven er al bepaalde ideeën in de samenleving. Die ideeën kunnen vaste vorm krijgen, zo dat het gevestigde opvattingen worden waar veel burgers het mee eens zijn. Je ziet die opvattingen soms terugkomen in rechterlijke uitspraken, zie ook hierna onder 'Rechtspraak'. Die opvattingen kunnen zo sterk
worden dat de politiek vindt dat die opvattingen tot wijziging van een wet moeten leiden of zelfs tot nieuwe wetgeving. Een dergelijke gang van zaken is in de zeventiger jaren van de vorige eeuw aanleiding geweest tot het indienen van verschillende wetsontwerpen ter regeling van het straffeloos verrichten van abortus provocatus. Uiteindelijk is het vierde wetsontwerp - de Wet afbreking zwangerschap (Abortuswet) - in 1980 aangenomen en vier jaar later van kracht geworden.
Abortuswet
De Abortuswet, in samenhang met artikel 296 vijfde lid Wetboek van Strafrecht (3), maakt het mogelijk dat ongeboren kinderen straffeloos geaborteerd kunnen worden, als aan bepaalde zorgvuldigheidsvereisten is voldaan. De redenering is dat onder bepaalde omstandigheden een zwaarder belang gehecht moet worden aan de nood van de ongewenst zwangere vrouw dan aan het belang van het ongeboren kind om te leven. De nood van de ongewenste zwangerschap overstijgt als het ware de zorgplicht van de vrouw voor haar ongeboren kind. De wetgever gaat er dan van uit dat er sprake kan zijn van overmacht, zie ook hierna onder 'Rechtspraak'.
In de Abortuswet zelf wordt geen termijn genoemd tot welke zwangerschapsweek kan worden geaborteerd. Dat moeten we afleiden uit een wettelijke bepaling in het Wetboek van Strafrecht (artikel 82a). Daaruit kun je afleiden dat een abortus mag plaatsvinden zolang het kindje, naar redelijkerwijs verwacht mag worden, niet in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven. Voor de strafwet wordt een termijn van 24 weken aangehouden. Artsen houden in de praktijk 22 weken aan als grens. Dat is omdat zij tot op twee weken nauwkeurig de duur van de zwangerschap kunnen bepalen. (4)
Middelen die de innesteling van een embryo in de baarmoeder voorkomen, zoals de morningafterpil, vallen niet onder de Abortuswet.
Volledigheidshalve merken we op dat er vanaf 16 dagen overtijd een wettelijk een bedenktijd van 5 dagen tussen het eerste gesprek over de abortus en de uitvoering van toepassing is.
Naast de Abortuswet, willen we nog voor twee andere wetten kort aandacht vragen:
- De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Euthanasiewet) aangenomen in 2001 en een jaar later in werking getreden
- De Wet houdende regels inzake handelingen met geslachtscellen en embryo's (Embryowet) aangenomen in 2002 en datzelfde jaar in werking getreden.
Euthanasiewet
De Euthanasiewet maakt het mogelijk, in samenhang met artikel 293 tweede lid Wetboek van Strafrecht (5), dat het leven van iemand op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen straffeloos wordt beëindigd als aan bepaalde zorgvuldigheidsvereisten is voldaan. Verder wordt het mogelijk gemaakt dat er hulp bij zelfdoding wordt verleend. Ook dan moet aan bepaalde zorgvuldigheidsvereisten zijn voldaan. De redenering die hierbij wordt gevolgd is vergelijkbaar met die bij de Abortuswet. De wetgever gaat ervan uit dat er onder omstandigheden sprake kan zijn van overmacht.
Ook minderjarigen vanaf 12 jaren kunnen een beroep doen op de mogelijkheden van de Euthanasiewet. Er moet dan wel voldaan zijn aan een aantal aanvullende vereisten.
De Euthanasiewet heeft een olievlekwerking. Er is in de loop van de jaren, naast lijden van lichamelijk zieke patiënten, nadrukkelijker aandacht gevraagd voor uitzichtloos en ondraaglijk lijden ook bij psychiatrische patiënten, bij mensen met dementie en mensen die hun leven voltooid achten.
De embryowet
Op grond van de embryowet is het onder meer mogelijk 'restembryo's' die zijn verkregen bij reageerbuisbevruchting (invitrofertilisatie) (6) te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Er moet aan formele - en kwaliteitsvereisten worden voldaan. Een embryo mag niet langer dan 14 dagen 'doorontwikkeld' worden. Dat is de termijn die de overgang naar een volgende ontwikkelingsfase van het embryo markeert. Na 14 dagen moet het embryo vernietigd worden.
Vanuit de wetenschap wordt aangedrongen op het mogelijk maken van het tot stand brengen van embryo's alleen voor wetenschappelijk onderzoek, zie ons artikel Over de Nota medische ethiek van minister Hugo de Jonge (zie voetnoot 1).
Uitvoeringsregelingen
Wetten zijn er om uitgevoerd te worden. Daarvoor moeten soms extra uitvoeringsregels opgesteld worden. Dat gebeurt vaak door het ministerie die verantwoordelijk is dat een bepaalde wet in praktijk wordt gebracht. We noemen twee voorbeelden. Op het tweede voorbeeld zullen we iets nader ingaan.
Voorbeeld 1: Besluit afbreking zwangerschap (1984).
In deze ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan de uitvoering van abortussen in abortusklinieken en ziekenhuizen.
Voorbeeld 2: De Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bijpasgeborenen 2016. (7)
Deze regeling gaat over de instelling van een beoordelingscommissie. Die commissie moet aan de hand van vastgestelde criteria beoordelen of late zwangerschapsafbrekingen (ná 24 weken) en levensbeëindigingen bij pasgeborenen (tot 1 jaar) op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. De voorloper van deze regeling is het zogenoemde Groninger protocol dat in 2004 onder leiding van kinderarts Eduard Verhagen, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen, tot stand is gekomen en veel kritiek in het buitenland heeft gekregen. De huidige regeling gaat over levensbeëindiging van kindertjes tussen 24 weken zwangerschap tot één jaar na de geboorte.
Het aantal meldingen bij de commissie is niet groot. Dit heeft mogelijk te maken met de introductie van de 20-weken-echo. Als bij de 20-weken-echo een kindje met afwijkingen wordt gezien kan desgewenst binnen de 24-wekengrens abortus provocatus plaatsvinden.
Rechtspraak
De rechter bepaalt wat recht is in een concrete situatie (rechtsvinding). Hij doet dat aan de hand van de wet. Maar je kunt niet volstaan met alleen maar letterlijke toepassing van de wet in een concrete situatie. Want er kan wel een regel zijn maar die regel moet soms nader toegelicht of uitgelegd worden, wil die in een concrete situatie rechtmatig toegepast kunnen worden.
Er is verschil in soorten rechtspraak: strafrecht, burgerlijk recht en bestuursrecht. Voor ons onderwerp is vooral het strafrecht van belang. Bij overtreding van een strafrechtrechtelijke bepaling kán maar hoeft niet - strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. Vervolging gebeurt door het Openbaar Ministerie. Dat is de door de wetgever aangewezen autoriteit die belast is met vervolging van strafbare feiten. Ook het Openbaar Ministerie maakt gebruik van richtlijnen om zijn taken zorgvuldig uit te voeren. In verband met het onderwerp van ons artikel zijn de volgende richtlijnen van belang: de Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeboren (8) en de Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake actieve levensbeëindiging op verzoek (euthanasie en hulp bij zelfdoding) (9). Zo probeert het Openbaar Ministerie binnen haar organisatie tot een eenduidige behandeling van zaken te komen.
De beoordeling van feiten en omstandigheden vindt plaats door de strafrechter. Bij de beoordeling door de strafrechter is van belang dat hij nagaat of er sprake is van een strafbaar feit en of er mogelijk omstandigheden zijn die die de strafbaarheid opheffen. Bijvoorbeeld als iemand, omdat hij zich heel erg bedreigd weet, uit noodweer iemand anders verwondt, kan dat de strafbaarheid van het toebrengen van die verwonding opheffen. Iemand kan ook een beroep doen op overmacht. Bijvoorbeeld, een psychisch zieke patiënt vertelt zijn arts dat hij morgen zijn buurman gaat vermoorden, dan kan de arts met beroep op overmacht zijn beroepsgeheim doorbreken. Immers hij móest zijn beroepsgeheim doorbreken vanwege een zwaarder wegend belang, namelijk voorkomen dat er iemand zou worden vermoord. Of de betreffende arts slaagt in zijn beroep op overmacht is ter beoordeling aan de rechter.
Vooral via dit beroep op overmacht (deze overmachtsconstructie) zijn euthanasietoepassingen door de rechter niet strafbaar verklaard als aan bepaalde zorgvuldigheidsvereisten was voldaan. Later is deze jurisprudentie uitgangspunt geworden voor de Euthanasiewet, zie hierboven. Zo kan jurisprudentie doorwerken in wetgeving.
Een ander actueel voorbeeld betreft het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel aan ouders ten behoeve van hun nog ongeboren kind. In de rechtspraak blijkt dit sinds 2004 mogelijk te zijn (10). De discussie is of dit nu in een wet moet worden vastgelegd.
Evaluatie
Als je het bovenstaande overziet kun je geen andere conclusie trekken dan dat de bescherming van het menselijk leven in bijzondere omstandigheden (zoals hierboven aangegeven) in wetgeving en rechtspraak wezenlijk is aangetast. We willen hiermee niet de suggestie wekken dat voor mensen die instemmen met de Abortus-, Euthanasie- en Embryowet de bescherming van het menselijk leven niet telt. Iedereen zal erkennen dat het bij de bescherming van het menselijk leven om een groot belang gaat. Maar in genoemde wetten is het belang wel betrekkelijk gemaakt. Daarmee bedoelen we dat de waarde van het menselijk leven afhankelijk is gemaakt van andere belangen, zoals de ervaren noodsituatie van de ongewenst zwangere vrouw, het ernstige lijden dat wordt ervaren of verwacht of wetenschappelijke winst. Onder die omstandigheden kan dan de balans straffeloos doorslaan naar beëindiging van menselijk leven. Impliciet geef je daarmee aan dat het lijdende en geschonden - en het nog ongeboren menselijk leven minder beschermwaardig is. Dat is een wezenlijke aantasting (11).
In de juridische literatuur zijn er die uitgaan van progressieve rechtsbescherming (12). Dit uitgangspunt is gebaseerd op een juridisch mensbeeld, waarbij de beschermwaardigheid toeneemt naarmate een mens zich ontwikkelt (embryo vóór innesteling - embryo na volledige innesteling in de baarmoeder - levensvatbaar buiten de baarmoeder, enz.). Dit gedachtengoed heeft de hierboven genoemde wetgeving in de afgelopen tientallen jaren bepaald.
De grote vraag is echter op grond waarvan het - in zich beperkte - recht zich kan uitspreken over de waarde of de onwaarde van het menselijk leven? Hoe is de waarde van een uniek mensenleven in termen van het recht te meten en te wegen? Er is zoveel dat niet juridisch te meten is in de verbinding tussen mensen onderling en bovenal in de verbinding tussen God en mens!
Nabeschouwing
Je hoort mensen wel eens zeggen dat rechters subjectief bezig zijn in hun uitspraken. Daarmee wordt bedoeld dat rechters persoonlijke gevoelens, zoals compassie met de patiënt of de arts, mee zouden laten wegen.
Toch, als we nu in het bijzonder kijken naar de abortus- en euthanasierechtspraak zoals deze zich in de loop van de jaren heeft ontwikkeld, gaat het maar niet om het mee laten spreken van persoonlijke gevoelens van rechters. Dat zou te gemakkelijk gezegd zijn. We leren uit het bovenstaande dat we een flinke spade dieper moeten afsteken. Het gaat om een fundamentele verandering in onze samenleving die de joods-christelijke wortels van onze West-Europese cultuur ondergraaft. Een essentiële waarde die voortvloeit uit deze joods-chrlstelijke wortels is dat de waardigheid van het menselijk leven in God, als bron van alle leven, ligt verankerd. Dit wordt door steeds minder mensen erkend. Déze verandering heeft de verandering in rechtspraak en wetten mogelijk gemaakt als het gaat om abortus provocatus en euthanasie. Laten we ons dit goed realiseren, want wij maken deel uit van déze samenleving! Hoe willen wíj christen zijn in deze samenleving?
Reacties graag naar: elisabeth.p@jag.nl
NOTEN
1) Weerklank jaargang 6 nr. 7 (September 2018) pag. 8 e.v.; Weerklank jaargang 6 nr. 10 (December 2018) pag. 6 e.v.
2) Het volledige citaat waarin de noodzaak van een nieuwe wettelijke regeling wordt toegelicht luidt als volgt:
"Vooral sedert het midden van de jaren zestig hebben de opvattingen in onze samenleving omtrent abortus provocatus en de taak van de wetgever in deze een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt. Die ontwikkeling staat niet op zichzelf. Ze moet worden gezien in samenhang met de gewijzigde - en zich nog steeds wijzigende - opvattingen op een veel breder terrein die in de Nederlandse samenleving zichtbaar zijn. In dit verband is de volgende passage uit de memorie van toelichting bij het in 1972 bij de Tweede Kamer ingediende regeringsontwerp tenminste even toepasselijk als ze destijds was: (… zie hierboven … ) "Mede als gevolg van deze ontwikkeling heeft abortus provocatus als uitweg uit de ernstige moeilijkheden van de ongewenste zwangerschap nieuwe actualiteit gekregen. Ook hier worden normen, die tot voor kort als onaantastbaar golden, aan herwaardering onderworpen.'''' (Memorie van Toelichting bij de Wet afbreking zwangerschap (TK 1978-1979,15475, p.12)
3) "Het in het eerste lid bedoelde feit (afbreking van zwangerschap, EPvD, MD) is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht."
4) https://www.rijksoverheid.nV onderwerpen/ abortus/vraag-en-antwoord/abortus-hoeveel-weken.
5) Het in het eerste lid bedoelde feit (iemands leven beëindigen op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen, EPvD, MD) is niet strafbaar, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
6) We realiseren ons dat er onder ons verschillend wordt gedacht over het toepassen van in-vitrofertilisatie (IVF). Pro Life Zorgverzekeringen bieden, voor wie dat wil, de mogelijkheid tot wat de Pro Life Zorgverzekeringen noemt "verantwoorde IVF"; https:// www.prolife.nl/over-pro-life/publicaties/Paginas/ivf-en-andere-mogelijkheden.aspx.
7) https://www.lzalp.nl/wet-en-regeling/documenten/regelingen/2016/ januari/26/regeling-beoordelingscommissie-latezwangerschapsafbreking-enlevensbeeindiging-bij-pasgeborenen.
8) https://www.om.nVorganisatie/ beleidsregels/overzicht-O/specialistisch/@101249 / aanwijzinginzake-1/
9) https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-O/specialistisch/@99021/aanwijzinginzake/
10) De uitleg van artikel 1:2 Burgerlijk Wetboek is hier van belang: "Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert."
11)Zie ook wat over het lijdende - en ongeboren leven wordt geschreven in: 'Die al wat leeft bemint', notities bij het vraagstuk van de bescherming van het leven, Kok 1992 (vertaling uit het Duits), onder meer p. 42 e.v., 78 e.v. en 90 e.v.
12)Prof. dr. HJ,J. Leenen, prof. mr. J.K.M. Gevers, prof. mr. J. Legemaate, Handboek Gezondheidsrecht, deel I, vijfde geheel herziene druk 2007, p. 47 e,v., p. 140.
Bovenstaand artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit Weerklank, gereformeerd maandblad voor toerusting en informatie, jaargang 7 nr 2 – februari 2019.
Het was daar genummerd als (3).