Ethiek

Ethiek

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Vredestichters

 

Drs. F.J. Bijzet

11-01-25

 

Vele conflicten

Onze hemelse Heer liet in zijn eerste ‘preek’ hier op aarde (Matth 5:9) weten, dat Gods kinderen als vredestichters bekend moeten staan. Daarmee bedoelde Hij niet in de eerste plaats dat ze als conflictbemiddelaars moeten optreden bij ánderen. Maar dat ze er voortdurend op uit zijn zélf in vrede met hun medemensen te leven. Deze oproep hebben zijn apostelen dan ook doorgegeven in hun brieven. Lees bijv. maar eens Rom 12:18, 14:19, 1 Thess 5:13 en Hebr 12:14.

Maar staan wij nu ook zo bekend? Hier in Nederland in 2024? Als kerken en kerkleden? De eerlijkheid gebiedt om te erkennen dat in veel opzichten het tegendeel het geval is. En dat dit ook één van de redenen is waarom verontruste broeders en zusters in de Nederlandse Gereformeerde Kerken aarzelen om zich bij één van onze gemeenten aan te sluiten. Na het ontstaan van een aantal DGK-gemeenten rond 2004 leidden in het maar kleine kerkverband onderlinge conflicten al gauw tot een scheuring in een aantal gemeenten: Zwijndrecht, Hardenberg, Zwolle, Mariënberg…. Ik noem dit hier openlijk, omdat sommige van deze gemeenten zelf op hun websites die beschamende geschiedenis breed uitgemeten hebben. Ook weet ik van een heel aantal kerkleden dat zich na een conflict onttrokken aan de plaatselijke kerk waartoe ze volgens de overeengekomen kerkgrenzen behoren, en zich gevoegd hebben bij andere gemeente. Deputaten appèlzaken stuitten op broeders die stukliepen op elkaar, op het zich niet begrepen of zelfs bedreigd voelen, op hardheid, een vreemde ambtsopvatting, op vooroordelen. Ambtsdragers vroegen daarom om ontheffing. En als ze die niet kregen legden ze hun ambt neer.

 

De crisis der jeugd

Zo’n bedroevend omgaan met elkaar zelfs in de kerk komen we heel de

kerkgeschiedenis door tegen. Ik las deze weken weer eens het boekje De crisis der jeugd. In 1914 geschreven door prof. dr. H. Bouwman, over de eerste ‘jeugdjaren’ van de vanaf 1834 van de Ned. Hervormde Kerk afgescheiden gemeenten. Bouwman moet vanuit de primaire bronnen vertellen van veel onderlinge strijd, al snel na de Afscheiding. Tussen gemeenteleden onderling, tussen de gemeenten onderling, tussen de voorgangers… Hij schrijft:

 

'…weldra openbaarden zich droeve verschijnselen van krankheid en zwakheid: vervolging van buiten en verdeeldheid van binnen drukten het jonge leven bijna ten doode toe…' (7).

…de wijsheid van mensen faalde, en de liefde in de gemeente dreigde schipbreuk te lijden. Dit gebrek aan liefde werk ook plaatselijk openbaar. Onder de voorgangers der gemeente waren uitstekende en krachtige mannen, versierd met gaven van kennis, ootmoed en godzaligheid, maar sommigen van hen waren hard en onbuigzaam van karakter, mannen voor leiding ongeschikt. Ook in kleinen kring hebben menschen zoveel bedorven. Persoonlijke gevoelens en gevoeligheden stonden wel eens teveel op den voorgrond. En men vergat wel eens de apostolische vermaning: 'Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de één den ander uitnemender dan zichzelf'.' (33,34).

Een aanhaling uit Fil. 2:3.    

            

Daarom sloot Bouwman zijn boekje af met de les

 

'…dat het de kerk dán wel gaat, wanneer hare voorgangers zich niet blind staren op bijzaken, op persoonlijke wenschen of grieven, maar wanneer zij, met handhaving van het recht en de waarheid Gods, zoeken de eenheid der gemeente, en met liefde en zelfverloochening arbeiden aan den opbouw van Sion.' (67)

 

Voorgangers voorop

Uiteraard moeten niet alleen de ambtsdragers vredestichters zijn. Elk gemeentelid, elk kind van God moet daarom bekend (willen) staan. Maar de ambtsdragers hebben wel een bijzondere verantwoordelijkheid daarin. En daarom focus ik in dit artikel vooral op hen. Terecht noemde Bouwman hen: voorgangers. Zij moeten de gemeente voorgaan in het vrede stichten. Als voorgangers moeten ze daarin ook voorbeelden zijn. Daarom stelt Gods Woord ook op dit punt een duidelijke voorwaarde aan te verkiezen ambtsdragers: ze mogen 'niet vechtlustig' of 'strijdlustig' zijn” (1 Tim.3:3). In zijn brief aan Titus typeert Paulus de ambtsdrager als: 'niet opvliegend, niet driftig' (Tit 1:7). Niet met een kort lontje dus. Hij moet 'geen ruzie maken' (2 Tim 2:24). Hij moet juist 'vredelievend' zijn - zo zou ik het woord 'welwillend' in 1 Tim 3:3 liever vertaald zien.

Als wij dus als kerken meer als vredestichters bekend komen te staan, zullen de kerkenraden in alle gemeenten om te beginnen ernst moeten maken met deze vereiste voor een voorganger. Liever wat langer met een vacature voortgaan, dan bij gebrek aan beter een broeder aanstellen van wie bekend is dat hij een kort lontje heeft,  iemand met een groot ego en die niet bepaald als vredelievend door het leven gaat.

 

Orde gericht op vrede

Verder zullen de voorgangers er alles aan moeten doen om voor alles onderling de vrede te bewaren. Allereerst plaatselijk. Maar ook in de meerdere vergaderingen. Daarvoor hebben we o.m. een Kerkorde aangenomen. Veel mensen denken dat die er is om de órde te bewaren. Omdat God een God van orde is. Zo staat dat toch in 1 Kor. 14:33? Nee, dat staat daar niet! God is een God van vréde, schreef Paulus. Je houden aan een bepaalde, samen afgesproken orde in de kerk moet er altijd op gericht zijn de vrede te bewaren. Of te hervinden.

In onze Kerkorde hebben we o.m. afgesproken, in art. 34, dat een voorzitter van een kerkelijke vergadering, kerkenraad, classis, synode, de belangrijke taak heeft ervoor te zorgen 'dat de discussies ordelijk verlopen. Sprekers die een woordenstrijd voeren over kleinigheden of die zich door heftige emoties laten meeslepen, moet hij het woord ontnemen en hen berispen als zij geen gehoor geven.' Hebben de voorzitters in onze kerkenraden en meerdere vergaderingen nog de geestelijke moed om zo ook op te treden? En heeft de als tweede voorzitter aangestelde broeder zo nodig de moed om de voorzitter aan deze taak te herinneren?

 

Onderlinge terechtwijzing

Onze Kerkorde kent ook een art. 81: 'De predikanten, ouderlingen en diakenen zullen onderling christelijke censuur oefenen en elkaar inzake de bediening van hun ambt aansporen en vriendelijk terechtwijzen'.

Toen ik predikant werd, paste men overal dit artikel zo toe, dat eens in de drie maanden, in de laatste vergadering voor de avondmaalsviering, aan elk kerkenraadslid afzonderlijk gevraagd werd of hij ook moeite had om met één of meer van de medeambtsdragers het Avondmaal te vieren. Vrijwel altijd zei iedereen dan: 'Nee, dank u, praeses', waarna de voorzitter allen een gezegende avondmaalsviering wenste. Ik heb de indruk dat veel kerkenraden nog steeds zo artikel 81 KO toepassen.

Maar dit is een vreemde verschraling van de bedoeling van dit artikel.  Vreemd, omdat het toch raar is om pas in de vergadering van de kerkenraad te vernemen dat een medebroeder vindt dat hij met jou niet het Avondmaal kan vieren? Had hij dan niet allang met jou persoonlijk daarover in gesprek moeten gaan? Vreemd ook, omdat het hele artikel niet rept over een avondmaalsviering. Dit artikel dringt aan op een geregeld je samen bezinnen op je ambtsdienst: gaat het nog wel goed? Schieten wij, of iemand van ons, op een bepaald punt tekort? Wat kan en moet er beter? Zó dwing je elkaar om de door God gewilde en door Jezus Christus bewerkte vréde voor ogen te houden. En daarom was die toepassing ook een verschraling. Want i.p.v. eens in de drie maanden zo’n vrij zinloos ritueel zou dit kerkordeartikel élke vergadering op de agenda moeten staan. En gevraagd worden of er iemand is die meent ergens de vinger bij te moeten leggen. Dat zal dan lang niet altijd het geval zijn. Maar het houdt je wel samen scherp. Het legt op tijd bloot wat er dreigt mis te gaan.

 

Eerst vrede maken, dan bidden

Daarnaast geef ik elke kerkenraad, classis en synode in overweging om aan het einde van elke vergadering als laatste agendapunt vóór het afsluitende gebed op te voeren: 'Gelegenheid om op verkeerd woordgebruik of gedrag terug te komen'. Bij dat punt kan iemand die bij nader inzien beseft wel erg fel van leer getrokken te zijn, daarop terugkomen en zijn excuses daarvoor aanbieden. Maar ook kunnen anderen - als hij het zichzelf niet, of onvoldoende, bewust is – hem laten weten van zijn gedrag geschrokken te zijn. Of er zelfs door bezeerd zijn. Dan kan onder de wijze leiding van de voorzitter zoiets uitgepraat en opgeruimd worden. En is de weg vrij om echt sámen in vrede voor God te verschijnen in gebed.

 

Loop als ambtsdrager ook niet te snel weg als er binnen de kerkenraad onenigheid is opgetreden. Je ambt eigenmachtig neerleggen is kerkrechtelijk onjuist. Maar ontheffing vragen omdat je het met de meerderheid van de raad niet eens bent is ook geen goede oplossing. Want wanneer aan een kerkenraadslid dat grote moeite heeft met één of meer kerkenraadsbesluiten maar ontheffing verleend wordt, wekt de kerkenraad daarmee de indruk dat hij zich op de gemakkelijkste manier van de moeiten van deze broeder afmaakt. Dan wordt niet verder geprobeerd zijn moeiten op te lossen en de raad kan zijn verkeerde gang blijven gaan: de bezwaarde broeder is buitenspel gezet, terwijl de kerkenraad zou kunnen aanvoeren dat hij toch zichzélf buiten spel gezet heeft.

 

Echter met zo’n 'oplossing' is niemand gediend: de kerkenraad niet, de gemeente niet, de bezwaarde broeder ook niet. Want de moeite blijft levensgroot bestaan. En het gevaar bestaat dat het ex-kerkenraadslid al gauw búiten de kerkenraad zijn moeiten gaat ventileren in de gemeente. Met als gevolg dat de moeiten alleen maar groter worden. De vrede wordt niet hervonden en het gezamenlijk gebed raakt geblokkeerd!

 

Op tijd vredemakers inschakelen

Mochten er toch dieperliggende geschillen blijven bestaan, die de eenheid binnen een kerkenraad bedreigen, besef dan samen welke weerslag dat op de eenheid van de gemeente kan hebben. En zoek zo snel mogelijk hulp, bij de kerkvisitatoren of de classis. Of eventueel ook andere wijze broeders in het kerkverband. En laten die hulpverleners de moed hebben om door te stoten naar de wortel van de problematiek, i.p.v. weg te lopen voor hun verantwoordelijkheden en de zaak eerst maar weer terug te verwijzen naar de kerkenraad.

 

Een nieuwe start

Prof. dr. H. Bouwman mocht zijn boekje over de eerste crisisjaren van de Afgescheiden kerken in de 19e eeuw afsluiten met de vrede die tussen deze kerken toch herkregen werd in 1854:

 

'Het was de trouw Gods, die de bewustheid wekte, dat men, trots (ondanks FJB) alle verschil in bijzaken, elkander noodig had. Jaren lang had men naast elkander gestaan. Wantrouwen had de harten van elkander vervreemd. Kleine verschillen waren tot beteekenisvolle beginselen opgedreven. En de breuk was zo groot geworden, dat de broeders elkander een tijdlang niet meer ontmoetten. Maar de eenheid in Christus, de overtuiging van eenheid in belijdenis trok te sterk dan dat men bij den voortduur gescheiden van elkander kon leven'. (64)

 

Een soortgelijke toenadering beleven wij als DGK en GKN momenteel ook. Beide kerkverbanden schuiven in elkaar. Plaatselijke conflicten zijn en worden uitgepraat. Wederzijds wordt er vergeving geschonken.  

Laat dit ons de bekendheid geven dat we tóch vredestichters willen zijn. In onderworpenheid aan de God van vrede. Gelukkig hebben ook de meeste gemeenten de beschamende geschiedenis van hun ontstaan inmiddels van hun websites afgehaald. Laten zij die dat nog niet deden, dit goede voorbeeld snel volgen! Laten we niet meer vertellen wat wij wáren, maar wel wat wij willen zíjn.

En waarom.                                                                                     

 


 

Reflectie

D.J. Bolt

 

Bovenstaand artikel lazen wij in Weerklank (08-10-24). Desgevraagd stond ds. Bijzet ons welwillend toe het ook te publiceren in ons magazine. Hij bood ons daarbij spontaan aan er eventueel commentaar aan toe te voegen.
Wij doen dit graag in de vorm van een 'reflectie', een weergave van iets dat ons in het bijzonder heeft geraakt, van wat de predikant bij ons (ook) heeft losgemaakt.

 

Kern van Bijzet's betoog is, als we het goed hebben begrepen: Laten we leren op een goede christelijke manier met elkaar om te gaan, ook als er verschil van inzicht of opvatting is. Want hoe vaak gaat het op dit punt niet mis!

Inderdaad is de kerkhistorie er vol van. In het ND grossiert Willem Bouwman al jaren in verhalen over mis-handeling van kerkmensen en kerkelijke instanties. En zonder het een moment te willen bagatelliseren, het is iets van alle, ook de oudste tijden: de brieven in het Nieuwe Testament weerspiegelen het zó vaak, zie alleen maar even 3 Johannes. En dan laten we de verschrikkingen in de oudtestamentische kerk op dit punt nu rusten.

 

Toch zijn de christelijke leer én het christelijke leven onlosmakelijk verbonden. Ook leven in vrede met elkaar is een onmisbaar onderdeel van ware godsvrucht die de Heere ons gebiedt. Het vraagt voortdurend aandacht en oefening. Daarom ben ik blij met het artikel van ds. Bijzet dat ook hier, oefening, een belangrijk accent heeft.

Een aspect wat ons vooral geraakt heeft, is het pleit dat hij voert voor openheid. Als er iets niet goed zit praat het uit! Laat het niet woekeren als een gifplant. Want dat gebeurt als moeitevolle zaken onder het kerkkleed worden geschoven. Uiterlijk kan het lijken of er vrede is maar het is nep. Kwesties, moeiten, gevoelens worden tot cobra's die maar een vonkje nodig hebben.


We moeten denken aan de Zuid-Afrikaanse Waarheidscommissie waarvan de Anglicaanse bisschop Tutu destijds voorzitter was. In deze commissie mochten slachtoffers van apartheid hun verhaal doen en kregen daders de kans zich te verweren. Het hoofdprincipe van deze commissie was:

 

'De waarheid moet boven tafel komen en dat zal bevrijdend en verzoenend werken'.

 

Het leverde Tutu de Nobelprijs voor de Vrede op (1984). Het voorkwam een bloedige vernietigende revolutie!

Bevrijdend en verzoenend! Niet wachten tot sterfbedden, niet verdoezelen, niet koesteren in hartenhoekjes maar openhartig met elkaar in liefde door- en uitpraten, vergl. Fil. 2:2-4.

Het betekent niet dat het resultaat altijd tot precies eender denken en voelen moet en kan leiden. Dat ieders geweten gelijk-ruimtelijk bemeten moet zijn, vergelijk 1 Kor. 10:23-33. Wel dat je elkaar ook bij eventueel overblijvende verschil in Christus aanvaardt. Dingen voor de Heere kunt neerleggen en aan Hem het oordeel overlaat. Maar wel samen in liefde verder gaat.

 

In de Gereformeerde Kerken zijn we 'één in Christus' dat is de basis, we hebben het vele malen gehoord de afgelopen tijd. Maar bij deze constatering kan het niet blijven. Ook niet bij een keurige inrichting van het kerkverband, hoe belangrijk ook. De band van liefde en vrede moet worden gesmeed. Door ieder als vredestichter. In gebed om en onder de leiding van de Heilige Geest. Zodat we de vrede die alle verstand te boven gaat, met elkaar meer en meer gaan ervaren.

 

Iemand suggereerde samen feest te gaan vieren t.g.v. de vereniging. Een dag van blijdschap en dankbaarheid om de herwonnen eenheid van broeders en zusters die elkaar maar al te lang hebben gemist. Gewoon een hele zaterdag, of beter nog een weekend, feest ter ere van de Heer van de Kerk, en van vredestichten tussen broeders en zusters die elkaar mocht hervinden. Met zang en muziek, verkondiging en gebed. En vooral veel ontmoeting en gesprek.
Wie neemt het initiatief?