Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Schepping, evolutie en arrogantie

 

N. van Dijk

05-04-14

 

De discussie over schepping en evolutie laait weer stevig op de laatste tijd. In de ‘nd Gulliver’ van 7 februari schrijft René Fransen (freelance wetenschapsjournalist) wat hij leerde van vijf jaar Darwindebat. In zijn boek ‘Gevormd uit sterrenstof’ betoogt Fransen dat er een overweldigend bewijs is voor evolutie. Hij probeert deze conclusie te verbinden met zijn geloof in de God van de Bijbel. Voor hem als bioloog zijn de bewijzen voor evolutie overtuigend. “De discussies gaan vaak over de individuele draadjes, geen van die draadjes is een doorslaggevend bewijs voor evolutie”. Fransen meent door “de draadjes het tapijt te zien” en vraagt van hen die niet veel van wetenschap weten toch respectvol te luisteren naar mensen die oprecht menen niet om het bewijs van evolutie heen te kunnen.

De  argumenten voor evolutie roepen theologische vragen op, zoals: Hoe lezen we Genesis en de teksten in het NT die naar schepping en zondeval verwijzen. Fransen vraagt zich af of de discussie niet meer moet gaan over Bijbelwetenschap en minder over fossielen:

 

“Mijn kijk op de Bijbel is de afgelopen jaren wel veranderd, ik ben mij meer bewust geworden van de culturele en menselijke kant van wat ik toch echt nog als Woord van God erken. Dat is best eng, maar ook leerzaam. Theologen als Talstra kunnen die angst wegnemen. Ik hoop dat zij zich nadrukkelijker met dit debat gaan bezighouden”.

 

In het ND van 1 februari vraagt Eep Talstra (emeritus hoogleraar Oude Testament) ruimte voor ‘vertrouwen en nieuwsgierigheid’ in het evolutiedebat. Ook de resultaten van Bijbelwetenschap zijn van belang: hoe God met mensen omgaat, de eeuwen door. Talstra meent dat het in de discussie lijkt alsof er geen Bijbelwetenschap bestaat en vindt dat gegevens over het ontstaan van de Bijbel binnen de antieke cultuur er wel toe doen. Het is tijd om ruimte te maken voor een gesprek, “allereerst over de vraag: welke ‘waarnemingen en gegevens’ hebben wij? Zowel in de natuurwetenschappen alsook in de Bijbelwetenschap (oud-oosterse godsdiensten, oud-Israëlitische inscripties, Hebreeuwse en Griekse tekstoverlevering)”. Talstra meent na studie van Genesis dat de tekst niet eerder dan ongeveer 300 v. Chr. voltooid kan zijn geweest. Het Bijbelse scheppingsverhaal (ergens uit de vierde of vijfde eeuw v. Chr.), is in de eerste plaats oppositieliteratuur (een afwijzing van de oud-oosterse scheppingsverhalen). De vraag die Talstra aan de lezer stelt is: Bent u iemand uit de vierde eeuw voor Christus?

 

“We geloven niet in de antieke cultuur, ook niet in tijdloze waarheden, maar in God, die ook de 24 eeuwen na het boek Genesis met ons meetrok. Niet als de sluitsteen van ons wereldbeeld, maar als de God die ons aanspreekt in de Bijbel en in Jezus ons leven en sterven deelde”.

 

In ‘Het eeuwige evangelie en de vierde mens’ schreef dr. W.G. de Vries destijds ondermeer over het zelfgetuigenis van de Schrift, en in dat kader ook over de dictatuur van de wetenschap. Hij citeert dan H. van Riessen (1966) die ten aanzien van wat toen het standpunt van Kuitert was opmerkt:

 

“Als de wetenschap van bijvoorbeeld Kuitert ons wil aantonen, dat de eerste hoofdstukken van Genesis ons niet vertellen wat geschied is, maar een verhaal zijn dat ontleend is aan verhalen die rondom Israël in zwang waren en waarin de boodschap van de God van het verbond met de mensen verwerkt is, dan lijkt het alsof wij in grote verlegenheid zijn, want door gebrek aan deskundigheid hebben wij geen verweer”.

 

Maar van Riessen vervolgt dan:

 

“Het lijkt zo, want op deze manier wordt de gelovige afhankelijk gemaakt van (in dit geval) de geschiedkundige wetenschap, die dictatoriaal tussen de bijbel en de mens in gaat staan. De gedachte, dat de entourage van het verhaal niet belangrijk is voor de zaak, brengt namelijk mee dat Adam niet bestaan heeft en dat de zondeval geen feit was. Het is deze methode, die vele gelovigen in hun wetenschappelijke weerloosheid zeer verontrust. Zij menen, dat aldus het kruis van Christus, waarvan Paulus zegt, dat het daarop aankomt, zijn betekenis verliest. En zij vermoeden, dat een leerling van Kuitert straks op wetenschappelijke gronden zal gaan beweren, dat het onbelangrijk is, of de Heer waarlijk is opgestaan. Terecht”.

 

De Vries benadrukt dat van fundamentele betekenis is de vraag: ‘Hoe fundeert u in de Bijbel zelf deze beschouwing?’ En Van Riessen licht dit dan toe:

 

“Ook Kuitert is van oordeel, dat de Schrift haar eigen uitlegger is. Welnu, dan moet ons uit de Schrift zelf duidelijk worden, dat Genesis 1 een sage is. Dat maakt de Schrift niet duidelijk, integendeel, zij maakt ons duidelijk dat hetgeen in Genesis staat geschied is. Ik beklaag de leerlingen van Kuitert die verleid worden om in de wetenschap het criterium te zoeken voor de beoordeling van wat in de Heilige Schrift is zoals het gezegd wordt, en wat niet is zoals het gezegd wordt”.

 

En nog onlangs schreef ds. F.J. Bijzet (predikant GKv Brouwershaven) een artikel in het Nederlands Dagblad: ‘Darwinisme maakt arrogant’. De evolutietheorie raakt ons hele mensbeeld. Wanneer de mens het meest geëvolueerde wezen is, is hij slimmer dan (en gaat neerkijken op) zijn voorgangers. Hij waarschuwt ervoor niet te onderschatten wat de invloed hiervan is op de beschrijving van de (kerk)geschiedenis, “wij zouden het vandaag beslist niet meer zo doen”. En ook beïnvloedt het de theologie:

 

“onder de druk van het overheidstoezicht op de universiteiten moet er voortdurend iets nieuws geproduceerd worden. Theologen moeten met telkens nieuwe inzichten komen, anders loopt de universiteit kans haar keurmerk (en dus overheidserkenning) te verliezen”.

 

Bijzet denkt dat dit ook een rol speelt in de veranderende kijk op de positie van de vrouw in de kerk en een veranderend oordeel over homoseksuele relaties.

 

“Eeuwenlang heeft de kerk hierover een duidelijk standpunt ingenomen, op grond van het onderwijs in Gods Woord. En nu zou voortschrijdend inzicht ons dwingen het roer toch maar om te gooien. We zijn zoveel verder geëmancipeerd, geëvolueerd, dat we nieuwe inzichten nodig hebben om in de wereld van vandaag te kunnen overleven”.

 

Maar, zo vervolgt hij:

 

“kerk en theologie weten zich toch geroepen tot een voortdurend reformeren in plaats van evolueren? Dat houdt niet in dat de kerk moet blijven stilstaan. Maar het is wel zaak dat we de weg ‘bewaren’. Jezus Christus kwam ook geen geheel nieuwe weg wijzen, maar terugroepen naar de weg van het begin, de stijl van het paradijs. En Paulus roept Timotheüs op, te blijven bij wat hem van jongs af geleerd is. De Reformatie van de zestiende eeuw was daarom ook geen emancipatie van het christendom in Europa. De reformatoren grepen terug op Gods Woord en op de kerkvaders uit de eerste eeuwen”.