Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Hamilton en Hermeneutiek (10) - Confessionele hermeneutiek

 

R. Sollie-Sleijster

21-06-14

 

Deze aflevering geeft samenvattingen van de toespraken m.b.t. het onderwerp Interpreting the Bible in and with the Church: An evaluation of 'Post-Liberal' or 'Post-Critical' Hermeneutics. Vrij vertaald: Een evaluatie van de postliberale of postkritische hermeneutiek

 

Het eerste woord was aan prof. dr. C. Venema van het Mid-America Reformed Seminary te Dyer (IN). Daarop reageerde dr. R.D. Anderson, predikant van de Free Reformed Churches of Australia, Rockingham, West-Australië. Het slotwoord was weer van prof. Venema.

 

Degenen die voldoende Engels machtig zijn kunnen de video van de toespraken vinden op de website van het Seminary, http://www.canadianreformedseminary.ca/general/conference2014.html

 


 

Interpreting the Bible in and with the Church: An evalutation of 'Post-Liberal' or 'Post-Critical' Hermeneutics

 

Vrijdag 17 januari 2014

 

Toespraak prof. Venema

 

Centraal staat in deze lezing dat de postkritische, postmoderne poging om tot de oude benadering van het lezen van de Schrift terug te keren vruchteloos zal blijken, tenzij wordt teruggegaan naar de voorkritische overtuiging van de inspiratie en het daarmee verbonden volledige gezag van de Schrift.

Ik stel dat het onderzoeken van teksten in hun fenomenale context verschilt van het onderzoeken van wat zich achter of onder deze feiten zou kunnen bevinden om daarmee scheidingen aan te brengen en bepaalde 'diepere lagen' (strata) te benadrukken.

 

Eerst wil ik een overzicht geven van de wijze van uitleg van de Bijbel door de eeuwen heen.

De aandacht van theologen was altijd met name gericht op de Goddelijke inspiratie, het gezag en de waarheid van de leer van de Schrift. Maar meer recent is die aandacht verdrongen en verschoven naar de uitleg van de Schrift, de interpretatie of de hermeneutiek daarvan. Daarbij wordt de Bijbelse tekst als willekeurig welke andere historische tekst onder de loep genomen. Wat daaruit voortkomt is niet de betekenis van een tekst, maar resulteert in een veelheid van betekenissen.

Het verlies van de eigenlijke betekenis van de tekst,  is nauw verbonden met het verlies van de overtuiging dat de Schrift Goddelijk geïnspireerd is en daardoor volledig gezag heeft.

 

1. Pre-kritische interpretatie en de Kerk

 

De kerk werd tot ongeveer de tijd van de Verlichting (18de eeuw) gezien als de plaats waar het Woord van God werd gelezen en geïnterpreteerd. Karakteristiek was dat de Bijbel werd gelezen als één boek en dat wat beschreven wordt, werkelijk heeft plaatsgevonden en betrekking heeft op de door God geschapen werkelijkheid van schepping, val en verlossing. Het Nieuwe Testament werd gelezen in het licht van het Oude Testament, als vervulling van de belofte (preparatio Christi). En de kerk als geloofsgemeenschap, waarin de Schrift oorspronkelijk is gegeven, legt de Schrift uit volgens haar eigen geloofsconfessies.

 

2. Historisch-kritische interpretatie en de Kerk

 

Wat gebeurde er in de volgende periode, de tijd van de historische kritiek, de bijbelkritiek?

Het antwoord hierop is dat de Schrift niet langer werd gezien en ontvangen als een aan de kerk toevertrouwd heilig en samenhangend geheel. Onder invloed van de Verlichting wordt zij op één lijn gesteld met andere historische verhalen. Door de wetenschapper moet worden bepaald wat authentiek is en wat niet, wat werkelijk is gebeurd en wat niet. Het principe van één Auteur en uiteindelijk één Schrijver wordt losgelaten. De tekst van de Schrift wordt wetenschappelijk beoordeeld op zijn historische waarheid. Evenals dat wat de mensen destijds in hun context zouden hebben geloofd. Modern wetenschappelijk onderzoek moet met hulp van buitenbijbelse bronnen duidelijk maken wat de werkelijke betekenis van de tekst is. De canonieke vorm van de Schrift wordt zo ondergraven en zelfs vernield (deconstructie). Binnen deze bijbelkritische traditie wordt de waarheid van het gebeurde afhankelijk van het buitenbijbelse 'bewijs'. Uiteindelijk zien we dat er niets overblijft dan gebakken lucht.

In onze tijd zien we in de 'reader respons' benadering een extreme uitloper hiervan. De lezer geeft de tekst betekenis en de tekst zelf wordt steeds minder relevant. Uiteindelijk leren we in de exegese op deze manier meer over wat de moderne mens denkt en gelooft en kan accepteren dan over wat de tekst werkelijk zegt.

 

3. Post-kritische Bijbelse interpretatie en de Kerk

 

In de recente geschiedenis, de post-kritische of post-vrijzinnige, wil men terug naar de voor-kritische benadering. Het Woord moet weer uitgelegd worden binnen de kerk. We vinden hier namen als Karl Barth, Brevard Childs en George Lindbeck. Zij willen allen terug naar de oude benadering van het lezen van de Schrift. Barth wordt wel beschouwd als een soort vaderfiguur van deze theologen Hun taal is belangrijk, want teruggaan kan alleen wanneer ook de onderliggende uitgangspunten worden overgenomen. Die liggen in het aanvaarden van het volledige gezag van Gods Woord met alle daarin gegeven historische bijzonderheden.

Maar in deze postkritische, postmoderne school wordt uiteindelijk een soort protestantse versie gegeven van de rooms-katholieke overtuiging dat de kerk bepaalt wat geloofd moet worden. In deze postmoderne context betekent het dat wat waar is voor de kerk, niet waar zou kunnen zijn voor een ander. Het kan willekeurig waar zijn voor wie dan ook, zelfs voor de ongelovige.

Op dat spoor wil ik mij niet begeven.

 

4. Bijbelse interpretatie in en met de Kerk

 

Een evaluatie van de postkritische opvattingen.

 

4.1.De leer van de Schrift en de Kerk

Vanuit de kerk moet de Schrift worden gelezen. Niet door wetenschappers, maar door de kerk wordt bepaald hoe we de Schriften moeten lezen. Het belangrijkste is dat in de voorkritische periode de overtuiging heerste dat we in Gods Woord met al zijn bijzonderheden uiteindelijk te maken hebben met het levende Woord dat God Zelf heeft gegeven en beveiligd. En dat we daarin alles vinden wat we nodig hebben om te weten voor dit leven in Gods wereld en in het bijzonder voor onze redding door Zijn Zoon Jezus Christus. God is degene die in menselijke taal heeft gesproken met volkomen helderheid. Deze fundamentele overtuiging komt voort uit het wezen van de Schriften. De Schriften kunnen worden uitgelegd, maar dan wel op de juiste manier. Niet op de wijze van de postkritici. De reader respons benadering is een voorbeeld van onjuiste interpretatie, omdat zij het onderliggende geloof in de volkomenheid van de openbaring is kwijt geraakt.

 

4.2.De canonieke vorm van de Schrift

Een belangrijke stap in de goede richting bij de postkritische benadering is de terugkeer tot de canonieke en holistische wijze van lezen van de Schriften. Teksten behoren binnen de directe en indirecte context verklaard te worden en ook binnen het grotere geheel van het Oude en Nieuwe Testament. Ik waardeer de terugkeer naar het grote verhaal van de Schrift, de erkenning van het geheel, de manier waarop geweigerd wordt de weg kwijt te raken in de deconstructie van teksten en in het opsplitsen van delen van de Bijbelse tekst.

 

4.3.Het probleem van de historische afstand

Hoe kunnen oude teksten ons in onze moderne tijd nog aanspreken?, vroegen de postmoderne theologen zich af. Zij redeneren dat als het lezen van de Schrift niet in de Academie thuishoort, zoals de vrijzinnige kritiek in principe zei, maar in de kerk, dat dan de afstand tussen toen en nu niet zo groot is als we zouden kunnen denken. Wij behoren bij dezelfde kerk als de kerk in de eerste eeuwen, het is deze gemeenschap waar we deel van uitmaken en leden van zijn. En samen lezen we de Schrift door de eeuwen heen. Dit leidt tot zijn laatste punt.

 

4.4.De Kerk als gemeenschap waar de interpretatie van de Schrift plaatsvindt.

Wij staan op de schouders van hen die ons voorgingen. Zij hebben zich ingespannen om trouw en gelovig vast te leggen wat Gods Woord ons leert en dat vinden we terug in onze belijdenisgeschriften. Hoe zit het met de rol van deze confessies bij het op de juiste manier lezen van de canonieke Schrift? Zonder deze geschriften gelijk te stellen aan de Schrift zullen we toch vasthouden aan wat hierin beleden wordt. De Heilige Geest heeft Christenen in vorige eeuwen geleerd door en in de kerk bij hun lezen van het Woord van God. Zoals zij dat begrepen, beleden en opgeschreven hebben, zo zal ook ik niet geïsoleerd, als historisch afgescheiden, maar in eenheid met onze voorgangers deze confessies aanvaarden. Dat is wat we de collegiale gezamenlijke natuur van de onderneming van schriftuurlijke interpretatie zouden kunnen noemen.

Eén van de dingen waar we niet blij van worden bij de moderne scheiding tussen academie en kerk voor wat de hermeneutiek aangaat is dat we déze overtuiging zijn kwijtgeraakt!

 

Repliek dr. Anderson

 

Mij is gevraagd om een korte reactie te geven op de lezing van dr. Venema. Wat persen we wel en wat niet binnen die limiet van 10 minuten? Altijd lastig om daar een keus in te maken.

In ieder geval kan ik van harte instemmen met de duidelijke richting die dr. Venema ons wijst. Hoewel er weinig historische afstand zit tussen zijn opstel en mijn antwoord, zal dit vanwege onze gemeenschappelijke kerkelijke achtergrond hoe dan ook geen rol spelen. Omdat een repliek bedoeld is om een discussie op gang te brengen, zal ik daar nu een voorzet voor proberen te geven.

 

Zoals ik het begrijp pleit Dr. Venema voor vier principes voor de benadering van Bijbelse hermeneutiek:

  1. veel belang hechten aan de inspiratie en het gezag van de Schrift
  2. een canonieke benadering
  3. een kerkelijke benadering en
  4. een confessionele benadering.

Binnen de canonieke benadering ontzenuwt hij de argumenten van de historisch kritische school, zoals deze de precanonieke betekenis van Bijbelse teksten wil vaststellen.

De kerkelijke benadering ziet hij als het antwoord op de kloof tussen de Bijbelboeken en onszelf. De kerk overbrugt deze kloof.

De confessionele benadering volgt hier weer uit. Als de kerk altijd de canon van de Schrift heeft geïnterpreteerd en wanneer dat goed is gedaan, dan zullen wij rekening moeten houden bij ons voortgaande onderzoek met de uitkomsten daarvan, zoals die door de eeuwen heen tot ons zijn gekomen.

 

Wat mij bijzonder bevalt is dat dr. Venema de inspiratie en het gezag van de Schrift bovenaan plaatst. Dit is zo fundamenteel dat ik me afvraag of hier recht aan is gedaan door het naast elkaar te plaatsen met de drie andere principes. Kan de nadruk op de canonieke vorm in de postvrijzinnige poging om de bijbel goed te lezen geen uitvlucht zijn in plaats van een 'bijdrage'? En op die manier de werkelijke zaak van het al of niet gelovig aanvaarden van inspiratie en gezag van de Schrift verbergen? Wat is de zin van Schriftstudie gebouwd op een onzekere Schrift?

 

Misschien een misverstand, maar bij de verachting van kritisch historisch onderzoek mag niet over het hoofd worden gezien dat het andere uiterste kan leiden tot een karikatuur. Wanneer het volle gewicht van de dogmatiek in elk Bijbelboek wordt ingelezen, ongeacht de plaats ervan in geschiedenis van de openbaring, dan zal dat niet zijn wat dr. Venema bedoelt. Misschien dus toch enige waardering?

 

Mijn tweede vraag betreft de mogelijkheid om de ontwikkelingsgang van Gods openbaring in de historie van Woord en wereld te onderzoeken in het licht van Gods openbaring zelf? Op eigen voorwaarden, waarbij elke theorie die de canonieke vorm in twijfel trekt per definitie wordt uitgesloten?

 

Neem bijvoorbeeld het boek Genesis dat ons zelf niet vertelt over de oorsprong of over het tijdstip van het schrijven ervan. Verschillende mogelijkheden zijn hier. We kunnen een hypothese dat het via oude Sumerische tabletten via via is overgeleverd in het Hebreeuws, leggen naast een veronderstelling van een dictaat van Goddelijke oorsprong, bijv. uit de tijd van de Koningen. De eerste stelling lijkt mij waarschijnlijker dan de tweede, nog afgezien van een eventueel overleg tussen Joodse Schriftgeleerden om een weerlegging van Babylonische oorsprongstheorieën samen te stellen.

Het beantwoorden van dit soort vragen zal weer nieuwe oproepen.

 

In het kader van de voortgaande openbaring in de geschiedenis kun je denken aan Genesis 1, waarin God spreekt over 'ons', dus meervoud. Wijst dit op de Drie-eenheid? Deze wordt zeker niet ontkend, maar wordt die hier al geopenbaard?

 

Heb ik dr. Venema goed begrepen dat zijn kritiek gericht is op de aandacht binnen de historisch kritische traditie voor de context van de hoorders van destijds en op wat de tekst voor die hoorders betekende? Er bestaat toch een behoorlijk verschil tussen de wereld van de kerken nu en de wereld van de eerste eeuw? Dat noemen we toch historische afstand?

 

Ik hoop dat mijn commentaar en vragen discussie en bespreking zullen uitlokken.

 

Dupliek prof. Venema

 

Ik stel de doordachte respons van dr. Anderson op prijs en misschien heb ik mijn punt wat te sterk geaccentueerd, waardoor enig misverstand kon ontstaan.

De postkritische, postmoderne poging om tot de oude benadering van het lezen van de Schrift terug te keren is vruchteloos, tenzij ook wordt teruggegaan naar de voorkritische overtuiging van inspiratie en het daarmee verbonden volledige gezag van de Schrift.

En het onderzoeken van de tekst in zijn fenomenale context verschilt van het onderzoeken van wat zich achter of onder deze feiten zou kunnen bevinden. Dit laatste probeert bepaalde strata (diepere lagen) naar voren te halen en scheidt deze vervolgens van de eigenlijke (boodschap van de) tekst.

 

Wat betreft uw zorg over mijn globale verwerping van historische kritiek: deze is altijd afhankelijk van hoe die wordt gedefinieerd. Het blijkt een soort theologisch steno te zijn voor een veelomvattende benadering die wordt ondersteund door een aantal aannames, die we niet hard kunnen maken. Van verschillende onderdelen, zoals het herkennen van de specifieke kenmerken van een boek in zijn bijzondere historische context, of met name van de studies NT, kunnen we goed gebruikmaken, maar zonder daarbij de vooronderstellingen van de historische kritiek over te nemen.

Ook denk ik niet dat de bevindingen van voorgaande generaties in de kerk alle problemen zullen oplossen en dat die ons ontslaan van de plicht ons te verdiepen in wat de oude tekst voor ons vandaag betekent, in toepassing en in prediking.

Wat mij interesseert is onder andere het feit dat je niet meer meetelt, wanneer je over bepaalde delicate onderwerpen, zoals bijv. homohuwelijken, een van de populaire cultuur afwijkende mening hebt.

 

Als geloofsgemeenschap, de kerk van onze Here Jezus Christus, lezen wij de tekst van de Schrift op dezelfde plaats in de geschiedenis als gebeurde in de eerste eeuw. Gebouwd op het fundament van profeten en apostelen bouwt Christus zijn kerk tot Hij weerkomt. Dat fundament is voldoende. Er is geen verdere openbaring te verwachten tot Christus komt.

Theologisch gezegd: we bevinden ons op dezelfde historische plaats als verloste kerk en onder dezelfde afgesloten canonieke Schriften als de gelovigen voor ons en tot Christus wederkomst. Hij, Jezus Christus, is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid; die is en die was en die komt (zie Hebr.13:7,8)).