Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Opnieuw nee 2

 

D.J. Bolt

12-03-22

 

Het vorige artikel heeft wat aandacht getrokken van zowel broeders en zusters in GKN als DGK. Zo werd er door br. J.F. de Leeuw zelfs een 'open brief' aan gewijd. Wellicht is het goed om nog op enkele punten in te gaan. Persoonlijke zaken aan mijn adres laat ik rusten.

 

'Truc'

 

In mijn vorige artikel schreef ik:

 

'We zouden ook zó graag af willen van die GKN 'truc' om steeds weer zonder overleg in het voedingsgebied van DGK-gemeenten een GKN-kerk te stichten, zoals daar in Groningen, en nu ook weer lijkt te worden toegepast in Leeuwarden/Drachten. Het is de zoveelste keer dat dit gebeurt en geeft toch zoveel irritatie en frustratie.'

 

Br. De Leeuw is nogal ontstemd daarover en ontkent in vele toonaarden dat dit het geval is. Maar ik denk dat ik voldoende informatie heb om te handhaven wat ik daarover kort aanduidde. Niet voor het eerst heb ik op dit punt gewezen. Als concreet voorbeeld noem ik GKN Amersfoort die destijds vlak bij de DGK gemeente werd gesticht. En begon dit ook al niet in Dalfsen destijds? Ik ga hier nu niet verder op in, dat heb in het verleden gedocumenteerd gedaan[1].

 

Misschien is het in dit verband ook goed te herinneren aan een precedent in onze kerkgeschiedenis waar juist dit punt zoveel moeite gaf: Dolerenden die kerken stichtten waar al Afgescheiden kerken bestonden::

 

'Dit verschil in methode tusschen Separatie en Doleantie bracht echter mede, dat men ook op plaatsen, waar reeds een Christelijke Gereformeerde Gemeente bestond, zich niet dadelijk bij deze voegde. Eerst toch moest de weer opgetreden Gereformeerde kerkeraad zijn getrouwheid in het ambt bewijzen door trouw te waken voor de hem toevertrouwde kudde. Men moest de achterblijvenden niet aan hun lot overlaten, maar ernstig trachten, ook hen van onder het Synodale juk uit te leiden.

Nu maakte dit optreden van kerken in doleantie óók op plaatsen, waar reeds een Christelijke Gereformeerde Gemeente bestond, in Christelijke Gereformeerde kringen bij velen een pijnlijken indruk; te meer, omdat de Christelijke Gereformeerden volgens de adviezen van het Congres [Gereformeerd Congres, 1887, djb] beschouwd moesten worden „als tijdelijk uitwonende leden, die onze kerk verlieten om haar ergerlijke gestalte, maar, nu ze zich zuiverde, op één wortel met ons bloeien moeten".'

Doleantie, J.C. Rullmann, p315.

 

Kernpunt is wat mij betreft dit.

Als het zo is dat DGK én GKN echt oprecht zo spoedig mogelijk een willen worden – en daar ga ik vanuit - dan zal er bij elke nieuwe gemeentestichting intensief overleg zijn tussen beide kerkverbanden, samen met eventueel naastliggende gemeenten, zodat het bestaan van al aanwezige gemeenten niet in gevaar komt en zo mogelijk een nieuwe evenwichtig samengestelde gemeente kan worden gevormd die niet bestaat uit bijvoorbeeld alleen 'grijze hoofden'. Dan wordt irritatie en 'vinnigheid'[3] voorkomen en geen hypotheek genomen op de fusie van de twee kerkverbanden.

 

En natuurlijk zijn we blij met allen die afscheid nemen van kerken waarin hun ziel langzaam maar zeker vergiftigd wordt door verlating van het Woord. En blij dat zij zich aansluiten bij een van de bestaande gemeenten. Of als het kan een gemeente stichten in een 'witte vlek', dus waar zich nog geen gemeente bevindt.

 

Geduld

 

De 'open brief' van br. De Leeuw besteedt heel veel mooie woorden aan wat er is gegroeid de afgelopen jaren tussen DKG en GKN. En ja, er is zeker sprake van toenadering, tot zelfs de herkenning van elkaar als kerken van Christus! Daar hebben wij ook bij diverse gelegenheden onze grote vreugde over uitgesproken.

Maar in zijn verhaal sneeuwt het punt dat zoveel verdriet en ontsteltenis teweeg brengt wat onder: het gesprek over eenwording is met het classisbesluit minstens twee jaren weggeschoven naar de toekomst. Dát is het punt, en zo moeilijk te verwerken. De zalf die br. De Leeuw hiervoor aanreikt heet geduld. Hij schrijft o.a.

 

'Geduld is misschien niet ons sterkste punt. Maar wanneer we zien hoeveel geduld de Here steeds weer met ons heeft, zouden we dat dan ook niet voor elkaar kunnen opbrengen? We weten dat er in DGK en in de GKN broeders en zusters zijn die moeite met zich meedragen vanwege wat er in de kerken is gebeurd. Hoe we als gelovigen soms met elkaar zijn omgegaan. O zeker, altijd in de overtuiging dat het zo moest en dat zoals we het deden goed was. Maar was het altijd wel goed? Of had het misschien ook anders gekund, of misschien wel gemoeten? Wat gebeurd is kan niet worden overgedaan. Maar we kunnen onze moeiten wel naar elkaar uitspreken en het bij de Here brengen en vragen om herstel en vergeving.'

 

Wat mij betreft is deze verbinding met het geduld van de Heere met ons misplaatst. Het is zeker waar dat de Heere veel geduld met ons heeft anders waren we allang vergaan. Maar dat we Christus' concrete kerkvergaderende werk dwarsbomen met onze moeiten kunnen we hiermee niet goedpraten. Integendeel. Enkele overwegingen.

 

Allereerst, de Heere Jezus zegt uitdrukkelijk dat als we iets tegen een broeder hebben we zelfs een offer voor Hem maar even moeten laten wachten en ons éérst met die broeder moeten gaan verzoenen (Mat. 5,23,24). Dat laat de urgentie zien van uitpraten en schoon schip maken.
Hetzelfde wordt ons bij elke Avondmaalsviering voorgehouden:

 

'… de zelfbeproeving eist dat ieder zich afvraagt of hij gezind is voortaan uit dankbaarheid met heel zijn leven God de Here te dienen en voor zijn aangezicht oprecht te wandelen. Ook moet hij bij zichzelf na gaan, of hij alle vijandschap, haat en nijd van harte aflegt en zich ernstig voorneemt voortaan in liefde met zijn naaste te leven.' (Avondmaalsformulier)

 

Met zijn naaste, in het bijzonder met DGK en GKN broeders die hetzelfde kostbare geloof hebben. Deze vermaning en aansporing in het Avondmaalsformulier heeft sinds die rampzalige scheiding in 2010 al ongeveer vijftig keer geklonken. Is het voor de Heere verantwoord die nog maar weer in de wind slaan? M.i. is de vraag stellen haar beantwoorden. Menselijk geduld met eigen zwakheden en zonden is niet het alternatief voor geboden liefdevol leven met broeders en zusters.

 

Br. De Leeuw geeft nogal hoog op van de fijne samenwerking die er is tussen DGK en GKN. En ook wij waarderen contacten tussen broeders en zusters van beide kerkverbanden. Velen hebben wij bij verschillende gelegenheden ontmoet.
Echter, als Ps. 133 jubelt over Israëls huis

 

'Komt, ziet hoe goed, hoe lieflijk is het

als zonen van Isrels huis

als broeders samenwonen,

in vrede bij elkander zijn.'
(berijmd)   

 

dan gaat het niet over samenwerken maar over samenwonen. Dat is iets wezenlijks anders.  

Dat betekent levensgemeenschap met alles wat daarbij hoort. Centraal staat daarin de Tafel van Jezus Christus waar we samen met Hem en met elkaar de verzoening vieren. Dat gaat ver uit boven in wat voor (plezierige) activiteit we samen bezig kunnen zijn.

En het is juist zo smartelijk dat met het afwijzen van voortgaande samenspreking tegen de Tafelheer is gezegd: Komt U over twee jaar maar eens terug, misschien hebben wij het dan zo ver'.

Dat kan toch niet?

Hoe moet het dan als we elkaar tegenkomen bij de Grote Bruiloft?

 

Vaak moet ik hierbij denken aan dat diepaangrijpend woord van Christus als Hij enkele dagen voor zijn kruislijden klaagt in de richting van Jeruzalem

 

'… Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!'

 

Moeten we niet alles op alles zetten dat onze Heiland dát niet tegen ons moet zeggen? En dat Hij ook het vervolg van deze tekst op ons van toepassing verklaart: 'Zie, uw [kerk]huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten'.

 

Nog een laatste overweging.

We leven op dit moment in een verschrikkelijke wereld, vol van haat, geweld en onverzoenlijkheid. Zouden wij als gereformeerde kerken niet voorbeeldig moeten zijn in liefde, vrede en vergevingsgezindheid? Wij hebben ons immers bekleed met Christus, a.h.w. zijn kleren aangetrokken. Als men naar ons kijkt, zien de mensen Christus, als het goed is: 'Zie hoe lief zij elkaar hebben'. Mensen om ons heen, kerkmensen vooral, die erdoor zouden worden getrokken: Dáár wil ik bij horen!

 

Als ik zó kijk naar de twee kerkverbanden die op hetzelfde fundament staan, namelijk Christus en zijn Woord, dat ook van elkaar zien, dan kan ik het niet verdragen dat die echte gemeenschap in Christus op landelijke niveau haast achteloos weer jaren wordt weggeschoven.

Daar zit bij mij diepe pijn.

 

Oplossing?

 

Broeders die m'n artikel hebben gelezen en erop reageerden deden een suggestie: Als we nou eens gewoon alvast doen alsof we plaatselijk of regionaal één zijn, en een landelijke fusie voorlopig maar even laten voor wat die is. Beleef die eenheid alvast met kanselruil bijvoorbeeld. Dan kunnen we aan elkaar wennen en worden daarmee de pijnpunten van broeders die nu de weg naar verdere landelijke eenheid nog blokkeren, wellicht weggenomen.

 

Het klinkt sympathiek en pastoraal. In de lijn van De Leeuws oproep tot geduld. Toch is dit m.i. niet de weg. Ook nu weer enkele overwegingen.

In de eerste plaats, wordt op deze wijze er niet een oneigenlijk gebruik gemaakt van de verkondiging? Die is toch geen therapeutisch middel om broeders en zusters over hun emotionele problemen heen te helpen?
Het is trouwens ook de vraag of een predikant wel vruchtbaar kan prediken voor een gehoor in een kerkelijke conflict waarin ook hij was betrokken, en dat niet is uitgepraat en waarna verhoudingen niet zijn gezuiverd.

 

Bovendien, en daar knelt het vooral m.i.: Woord en Sacrament horen bij elkaar. En juist bij dat laatste scheiden (nog) de wegen. Concreet: we kunnen niet samen het heilig Avondmaal vieren maar wel samen naar het heilig Woord horen waarvan de Tafel teken en zegel is. Daar wringt het toch?
Dus ook hier: niet gaan 'offeren' want dat neemt de Heere niet aan, maar eerst verzoenen (Mat. 5:21 vv).   

 

Hoe dan wel?

 

Tegen de huidige gang van zaken werd vergelijkbaar al in de dagen van de samenspreking tussen Dolerenden en Afgescheidenen gewaarschuwd:

 

'De roeping tot eenheid was te sterk en de geestelijke overeenstemming te breed dan dat men ter wille van de nog overblijvende accentverschillen elkaar mocht loslaten. Nog méér te willen dan in het beding bereikt werd, zou perfectionisme zijn geweest.

Daarmee stuiten we op een gevaar dat in het streven naar kerkelijke eenheid steeds aanwezig is: het gevaar van het perfectionisme. Kerkelijke eenheid is een heel massief begrip geworden. Men wil tot een zodanige algehele overeenstemming komen, dat de eenheid maar steeds wordt uitgesteld. Altijd moeten er weer dingen worden doorgepraat, waarin men het nog niet helemaal met elkaar ziet zitten. Alles moet eerst gezond zijn, voordat men het met elkaar aandurft. Het komt er dus gewoon nooit van. Want wanneer zal de kerk ooit zo ver zijn, dat er geen bedenkelijke ontwikkelingen verschillen meer met elkaar door te praten zijn?'

(Vereniging in Wederkeer, p208)

 

Uit het hart gegrepen.

En daarom: 'gewoon' Christus volgen in zijn kerkvergaderend werk. Dat betekent dat diegenen die nog steeds zoveel moeite ervaren uit het verleden hun 'offer' op het altaar moeten laten liggen en nu allereerst haastvoets hun broeders moeten gaan opzoeken. Hun moeiten samen voor de Heere brengen. En zich met elkaar verzoenen.
En dat ondertussen 'gewoon' de kerkelijke vereniging voortgaat. 

Moeilijk? Vast!

Maar laten we met de Heere Jezus Christus meebidden 

 

'Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven,

opdat zij allen één zullen zijn,

zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn,

opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.

En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, '

opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn;

Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en

opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt, zoals U Mij hebt liefgehad.

Joh 17:20 vv

 

NOTEN

[1] Click hier.

[3] De vereniging van 1892, ds. H. Bouma v.d.m, p139.