Ethiek

Kerkrecht

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Betrokken gemeente bij verkiezing tot het ambt - 3

 

D.J. Bolt

05-04-25

 

We vervolgen het betoog van prof. dr. C. van Dam over de betrokkenheid van de gemeente bij het verkiezing van ambtsdragers. Het is te vinden in zijn boek In Holy Service, hoofdstuk 10.
Vandaag het laatste deel.

 


 

Is stemmen het uitoefenen van gezag?

 

Is stemmen door de gemeente een uitoefening van gezag? Om het anders te zeggen: is een kerk een democratie of is de stem slechts adviserend, waarbij slechts een voorkeur wordt uitgesproken en de uiteindelijke beslissing aan de ambtsdragers wordt overgelaten? Wat komt er eigenlijk kijken bij het kiezen van een ambtsdrager door de

gemeente?

 

De kerk is geen democratie

 

Een kerk van Jezus Christus is geen democratie. Het is de kerk van Christus.

Hij heeft het hoogste gezag. Hij bepaalt de normen voor de ambten en Hij is degene die mensen roept tot de kerkelijke ambten. Het hele idee van democratie en de macht om te regeren door middel van stemmen heeft geen plaats in de kerk. Christus regeert de kerk door zijn Woord en Geest via zijn ambtsdragers. De apostolische vermaning aan de oudsten maakt dat duidelijk. 'Let goed op uzelf en op de hele kudde, waarin de Heilige Geest u tot opzieners heeft aangesteld, om zorg te dragen voor de gemeente van God' (Handelingen 20:28). De Heilige Geest, de Geest van Christus (Gal 4:6), het hoofd van de kerk (Kol 1:18), heeft de oudsten of opzieners over de kerk aangesteld. Zij zijn daarom in de eerste plaats verantwoording schuldig aan Christus en niet aan mensen. Dit punt wordt ook gemaakt in Efeziërs 4:11-12. De Heere Jezus is degene die 'de apostelen, de profeten, de evangelisten, de herders en leraars gaf, om de heiligen toe te rusten'. Zij zijn dus in de eerste plaats verantwoording schuldig aan de Heere en niet aan de gemeente.

 

We moeten democratische opvattingen vergeten als we het hebben over de verkiezing van ambtsdragers. De oudsten regeren de gemeente als vertegenwoordigers van Christus. Stemmen voor ambtsdragers van de gemeente is geen uitoefening van bestuurlijk gezag. Met haar stem geeft de gemeente eenvoudigweg haar voorkeur aan voor wie zij gewijd willen zien. Als de gemeente bestuursbevoegdheid zou hebben, is er voor de regering van kerk een ander bestuursorgaan nodig naast de kerkenraad. Zo'n opzet is vreemd aan de Schrift, en dus met de gereformeerde en presbyteriaanse kerkregering.

 

Als het gaat over verkiezing van ambtsdragers is het belangrijk op te merken dat de bijbelse voorbeelden van betrokkenheid van de gemeente het belangrijke gezag van de ambtsdragers over de gelovigen onderstrepen. Degenen die gewijd zijn als vertegenwoordigers van Christus, zoals apostelen en oudsten, bepaalden de normen waaraan moest worden voldaan om een verkiezing geldig te laten zijn (Handelingen 1:21-23; 6:3). In het geval van Matthias lieten zij door het werpen van het lot de uiteindelijke beslissing over aan God (Handelingen 1:26). Daarmee erkenden zij dat de keuze uiteindelijk gemaakt werd door de hemelse autoriteit. Bij andere gelegenheden maakten gewijde ambtsdragers als leidinggevenden de uiteindelijke keuze (Handelingen 14:23; 15:23- 26). Via hen roept de Heere mensen tot een ambt.

 

Samenvattend, de Schrift bevestigt het recht van de gemeente om betrokken te zijn bij het verkiezingsproces van toekomstige ambtsdragers. Tegelijkertijd echter onderstreept

Gods Woord de speciale plaats van ambtsdragers die over de gemeente zijn gesteld, die de voorwaarden voor de verkiezing hebben bepaald, die de aanstelling in het ambt hebben gedaan, en, waar dit wordt vermeld, die ook de wijding hebben gedaan. (Handelingen 6:6). De Schrift geeft geen aanleiding voor de idee dat een gemeente bestuurlijk gezag heeft. Integendeel, de gemeente wordt vaak vermaand om te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan het leiding van de kerk (1 Kor. 16,16; 1 Tess. 5:12-13; Heb. 13:17; vgl. Hand 20:28).

Bij het stemmen voor ambtsdragers maakt de gemeente eenvoudigweg haar voorkeur kenbaar uit de kandidatenlijst die is voorgesteld door de kerkenraad. Zij doet dat op basis van wat zij opmerkt van de gaven die Christus heeft gegeven aan de verschillende kandidaten voor het ambt. De stemming maakt deel uit van het roepingsproces en moet dan ook worden gezien in het licht van wat het formulier voor de bevestiging vraagt aan nieuwe ouderlingen en diakenen, namelijk een bevestigend antwoord te geven op de vraag: 'Voelt u in uw hart dat God zelf, door zijn gemeente, u tot deze ambten heeft geroepen?' (15)

 

Als de gemeente geen bestuurlijke autoriteit heeft, zijn dus alle argumenten dat vrouwen geen stemrecht toekomt omdat dat zou betekenen dat ze dan gezag over de mannen uitoefenen (vgl. 1 Tim 2:12), niet ter zake en irrelevant. A.N. Hendriks en K. Deddens zeiden t.a.v. het stemmen van vrouwen toen zij het verkiezingsproces beschreven: 'Deze verkiezing geleid door de kerkenraad is een gemeenschappelijke handeling van zowel de kerkenraad als de gemeente, waarbij gemeenteleden niet deelnemen aan het bestuur van de kerk, maar waarbij de kerkenraad de gemeente betrekt die, op grond van haar met Pinksteren bereikte volwassenheid, voortdurend zoekt naar de gaven die voor het ambt nodig zijn.' (16) Op een vergelijkbare manier gaf W.W.J. Van Oene aan dat de idee

 

dat deelnemen aan verkiezingen een daad van regeren zou zijn, beslist onjuist is. De kerkenraad geeft de gemeente de gelegenheid om de kerkenraad te adviseren door middel van een verkiezing, maar uiteindelijk is de kerkenraad niet gebonden aan dit advies, al moet hij wel goede en dwingende redenen hebben om ervan af te wijken. Het is de gemeente die kiest; het is het consistorie met de diakenen die benoemt en roept [in het geval van een predikant]. Adviseren is nog niet hetzelfde als besturen. (17)

 

Getuigenis vroeger en nu

 

Het idee om de belijdende zusters van een gemeente de mogelijkheid te geven om deel te nemen aan de verkiezing van ambtsdragers is geen nieuw idee. Orthodox gereformeerde mannen hebben het stemrecht van vrouwen in de kerk verdedigd. Al in de zeventiende eeuw verdedigde de orthodoxe Schotse presbyteriaan Samuel Rutherford  het recht van de hele gemeente, inclusief vrouwen, om ambtsdragers te kiezen. Toen als bezwaar werd aangevoerd dat, als zij kunnen kiezen, zij ook gewijd zouden kunnen worden, antwoordde Rutherford dat je onderscheid moet maken tussen verkiezing en wijding. Wijding is meer dan verkiezing en daarom worden de twee in Handelingen 6:3 en 6 onderscheiden. (18)

In de meer recente kerkgeschiedenis van de Nederlandse gereformeerde traditie, hebben zeer betrouwbare gereformeerden het recht verdedigd van belijdende vrouwen om deel te nemen aan de verkiezing van ambtsdragers. Lichtende voorbeelden zijn Lucas Lindeboom, hoogleraar Nieuwe Testament in Kampen, (19), de bekende dogmaticus Herman Bavinck, (20) en een vooraanstaand predikant, J. C. Sikkel. (21)

 

Het is ook opmerkelijk dat vrouwen in trouwe kerken elders dit recht hebben genoten. In de Secession Church van Schotland was stemmen door vrouwen voor ambtsdragers een algemene praktijk sinds 1820 en in de Free Church sinds 1843. (22) Vrouwelijke belijdende leden mogen ook stemmen in andere orthodoxe kerken zoals de Evangelical Presbyterian Church of Ireland, Reformed Presbyterian Church of Ireland, Presbyterian Kerk van Oost-Australië, Églises Réformées Évangéliques Indépendantes in Frankrijk, Griekse Evangelische Kerk, Église Réformée Confessante au Zaïre, Afrikaanse Evangelische Presbyteriaanse Kerk van Oost-Afrika (Kenia), Reformed Church of East Africa (Kenia), (23), de Canadian Reformed Churches en de United Reformed Churches in  Noord-Amerika.

 

Conclusie

 

Uit de Schrift is het duidelijk dat de gemeente deelnam aan de proces dat leidt tot de wijding van ambtsdragers. Volgens de bijbelse kerkregering heeft de Heere Jezus Christus het gezag over de kerk en wordt Hij vertegenwoordigd door zijn ambtsdragers. Zij zijn degenen die het gezag in de kerk hebben. De gemeente heeft dit gezag niet. De schapen staan onder het gezag van de gewijde herders. De gemeente kan haar wensen kenbaar maken, maar een vergadering van ambtsdragers beslist welke bijbels gekwalificeerde kandidaten ter overweging aan de gemeente worden voorgesteld. Na het vaststellen van de voorkeuren van de gemeente door middel van verkiezingen benoemt de kerkenraad mannen in de respectievelijke ambten en na approbatie van de gemeente worden ze gewijd.

 

In dit hoofdstuk heb ik geprobeerd aan te tonen dat als de gemeente stemt voor ambtsdragers, vrouwen als deel van de gemeente ook aan de verkiezing moeten deelnemen. Naar mijn mening ondersteunt de Schrift dit standpunt. Echter, de kwestie blijft controversieel voor sommigen. De Bijbel geeft geen specifiek en ondubbelzinnig antwoord op de vraag of vrouwen in de gemeente moeten stemmen, de Schrift geeft ons geen kant-en-klare kerkorde. Omdat de Schrift deze zaak niet rechtstreeks behandelt zijn daarover verschillende opvattingen mogelijk zonder daarmee de gemeenschap van gelovigen te breken. De plaatselijke kerk is vrij om haar eigen regels voor de verkiezing van ambtsdragers te maken. Als een kerkenraad of kerkelijke vergadering een besluit neemt - voor of tegen het stemmen van vrouwen -, waarmee men niet tevreden is dan moet men zich neerleggen bij de genomen beslissing en geen onnodige problemen veroorzaken. In het grote geheel is dit een relatief kleine zaak. Het moet niet buiten proporties worden opgeblazen en tot een splijtzwam worden. Als vrouwen geen stemrecht hebben, zijn ze nog steeds betrokken bij het voordragen van kandidaten en bij de goedkeuringsfase van de verkiezingen. Bovendien zijn er nog vele andere bijdragen die de zusters in de gemeente kunnen leveren aan de opbouw van de kerk, zoals elders in dit boek is aangegeven.

 

Er is één argument dat geen deel zou moeten uitmaken van deze discussie, namelijk dat het toekennen van stemrecht aan vrouwen het betreden van een hellend vlak zou zijn dat zal leiden tot de wijding van vrouwen. Deze twee kwesties zijn totaal verschillende zaken. Over de kwestie van de vrouwelijke wijding is de Schrift heel duidelijk. Er mag geen twijfel bestaan over de onwettigheid van de wijding van vrouwen in kerkelijke ambten. Zie verder hoofdstuk 12 en 13 in dit boek. Bovendien laat de geschiedenis van de Schotse kerken zien dat het geven van dit stemrecht niet hoeft te leiden tot de wijding van vrouwen. De Free Church of Scotland laat al vele generaties lang vrouwen stemmen maar staat de wijding van vrouwen in het kerkelijk ambt niet toe omdat een dergelijke praktijk in strijd is met de Schrift.

 

NOTEN

  1. Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen in Book of Praise, 626 (cursief van mij).
  2. A. N. Hendriks, 'The Place and Significance of the Offices in the Congregation of Christ,' Diakonia 4, no. 2 (1990): 37–38 (cursief als in het origineel).
  3. W. W. J. Van Oene, With Common Consent: A Practical Guide to the Use of the Church Order of the Canadian Reformed Churches (Winnipeg: Premier, 1990), 19.
  4. Samuel Rutherford, The Due Right of Presbyteries for the Government of the Church of Scotland. (Londen: Whittaker & Crook, 1644), 198-202, 476-77, 493-94; Travis Fentiman, An Analysis of Rutherford and M'Crie on Whether Ladies Have the Right to Vote in the Election of Church Officers (2015), beschikbaar op https://reformedbooksonline.com/.
  5. Zijn kleinzoon, die ook voor vrouwenstemrecht was, merkte op dat prof. Lindeboom in 1918 verklaarde dat hij veertig jaar lang de weigering van het vrouwenkiesrecht als een verkeerde inschatting had gezien; geciteerd in A.M. Lindeboom, Een recht van eeuwen her: de zusters der gemeente bij de verkiezing van ambtsdragers, en de opbouw van het tempelhuis (Amsterdam: S.J.P. Bakker, 1941), 89.
  6. H. Bavinck, De vrouw in de hedendaagsche maatschappij (Kampen: J.H. Kok, 1918), 149-52. Hij vermeldde ook dat Abraham Kuyper het vrouwenkiesrecht in de kerk verdedigde.
  7. J.C. Sikkel, De grote toekomst en de vrouw (Rotterdam: Libertas, 1920), 37-39.
  8. L.O. Macdonald, 'Women in Presbyterian Churches,' in Dictionary of Scottish Church History and Theology, ed. Nigel M. de S. Cameron (Downers Grove, Ill: InterVarsity, 1993), 885-86.
  9. Deze lijst is ontleend aan het Commissierapport inzake het vrouwenstemrecht in Acta GKv 1993, 299.