Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Studie- en ontmoetingsdag Ermelo - Verslag

 

D.J. Bolt

07-10-23

 

Op 23 september vond, georganiseerd door de Kerngroep bezinning GKv, opnieuw een Studie- en Ontmoetingsdag plaats, nu in Ermelo. In de Rehoboth kerk aan de Dirk Staalweg kwamen ongeveer 150 mensen bijeen om te luisteren naar de hoofdspreker prof. dr. H.J. Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.

Daarnaast was er gelegenheid tot bezinning over de vraag 'hoe verder' in moeilijke situatie waarin velen zijn gekomen door ontwikkelingen in de kerken, m.n. in de NgK en de CGK.

 

De agenda van de dag zag er in grote lijnen als volgt uit:

 

Morgensessie

  1. Openingswoord ds. H.J. Room
  2. Referaat prof. dr. H.J. Selderhuis
  3. Reflectie mr. dr. P.T. Pel
  4. Reflectie mr. D.A.C. Slump
  5. Reactie prof. Selderhuis
  6. Plenaire bespreking

Middagsessie

  1. Bezinning en gedachtewisseling

 

1. Openingswoord - ds. H.J. Room

 

Wij zijn door de hereniging van NGK en GKv in heel moeilijke situatie terecht gekomen.

Dat zou niet het geval zijn geweest als de fusie had plaats gevonden op basis van de Schrift en belijdenis, en met een kerkorde gebaseerd op gereformeerde uitgangspunten voor het kerkrecht. Als we zó het verbond met de Here hadden kunnen vernieuwen.

Maar naar onze mening is dat níet gebeurd. Dat stemt verdrietig. En we maken ons zorgen, ook over de broeders en zusters die zich zonder dat ze zich daar goed van bewust zijn, laten meenemen in de ontwikkelingen.

Daarbij verootmoedigen we ons voor onze Here. Hebben we voldoende gewaarschuwd en op tijd aan de bel getrokken?

Ook voor ons geldt: ‘Wie staat, moet toezien dat hij niet valt’.

 

Tegen deze achtergrond hebben we zojuist Ps. 133 gelezen.

 

Hoe goed is het, hoe heerlijk

Als broeders bijeen te wonen.

Dat broeders ook eensgezind samenwonen. (HSV)

 

En dat ‘broeders’ is inclusief: het gaat om broeders en zusters. Heel het volk van God. Wat een vrede en eensgezindheid spreekt uit deze Psalm!

Past dat wel bij de huidige omstandigheden?

 

Vergeet dan niet dat deze Psalm geschreven is óf tegen de achtergrond van het koningschap van David. Een tijd waarin er enorm veel verdeeldheid tussen de stammen van Israël was. Óf geschreven is in de tijd van na de ballingschap. Evenmin een tijd van grote eensgezindheid en broederlijke omgang. Denk alleen al aan de armoe die heerste en de sociale ongelijkheid. Zelfs zo, dat vermogende Israëlieten de kinderen van arme Israëlieten als slaven namen, om de uitstaande schuld te innen.

Wat kun je dan verlangen naar de tijd van eensgezindheid en ware broederschap. Wat zie je dan uit naar de vreugde die het geeft, wanneer alles ‘goed is’. Goed in de ogen van God. Zo heeft Hij toch alles gemaakt  -  en zie ‘het was goed – helemaal goed’.

 

Die vreugde over zo’n broederschap moeten we verbinden aan de tempel in Jeruzalem.

Het is een diep religieuze zaak, een zaak van gelóóf. Het gaat namelijk over de zalving van de hogepriester. Die vreugde over die verbondenheid als broeders en zusters, is als zalfolie die van het hoofd van Aäron druipt op zijn baard en via zijn baard op zijn gewaad. Een heerlijke geur!

Die vreugde over de diepe eenheid met elkaar, is er rond de verzoening die plaats vindt in de tempel, door middel van de dienst van de hogepriester. Het is de verbondenheid en vrede die Gód geeft, wanneer Hij mensen met zich verzoent. In de weg van het offer.

In die weg geeft Hij zegen.

 

Want die vreugde wordt niet alleen vergeleken met de zalfolie waarmee Aäron wordt gezalfd. Maar ook met de dauw die van de Hermon afdaalt als zegen op de heuvels rond Sion. De Hermon, die hoge berg, meer dan 150 km noordelijker. De overvloedige dauw op de Hermon ziet Ps. 133 in verbeelding neerdalen op de heuvels rond Sion – en hoe het die heuvels vruchtbaar maakt. Hij beschouwt die dauw – en daarmee die eensgezindheid onder broeders en zusters – als een geschenk waarmee de Here zijn stad vruchtbaar maakt. Het is zijn zegen voor het leven tot in eeuwigheid.

 

Het wonder van werkelijke broederschap is een geschenk van God, dankzij de verzoening door de Hogepriester uit de orde van Melchizedek. Het is Zijn zegen op het offerwerk van zijn Zoon. Tegelijk betekent dit, dat van die broederschap Hij alleen koning moet zijn. We zullen staande moeten houden, dat voor die eenheid, de waarheid van God nodig is. Waar leer en leven in strijd komen met Gods wil, kan die broederschap en vrede niet opbloeien.

Maar we moeten niet wanhopen aan de kracht van de Heilige Geest. De echte broederschap kent één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is (Ef. 4). Alleen Christus kan echte vrede geven door de kracht van de Heilige Geest.

 

En daarmee zitten we midden in het onderwerp van vandaag. Onze God is een God van vrede – de vrede die Christus heeft verdiend. Díe vrede moet alle ruimte krijgen in de kerk van Christus, die zijn lichaam is. Als geurige zalfolie en als verfrissende dauw.

Om die vrede alle ruimte in Christus kerk te geven, daarom wil God dat alles ‘op gepaste wijze en in goede orde’ gebeurt (1 Kor. 14: 33, 40)

 

2.  Referaat - prof. dr. H.J. Selderhuis

 

Meegaan of weerstaan?
De Schrift, de tijd en het kerkverband.

 

Waar bent u voor gekomen?

Als het goed is voor een antwoord op de twee vragen die mij gesteld zijn:

  • ‘Allereerst de vraag naar de normatieve betekenis van een gereformeerde kerkorde. Ligt er een verband met de Schrift en de belijdenis? Welke is dat? Of gaat het vooral om het vastleggen van gegroeide praktijken en spelregels voor de kerkelijke organisatie. Uiteraard denken we hierbij aan de verschuivingen in de nieuwe KO 2023 van de gefuseerde Nederlandse Gereformeerde Kerken.’
     
  • ‘In de tweede plaats speelt de vraag naar de aard van het kerkverband en de binding van de plaatselijke kerken aan de vastgestelde kerkorde? Kunnen, mogen en/of moeten we elkaar daaraan houden?  Zo ja, hoe gaat dat dan in de praktijk? We zien dat zowel in de nieuwe NGK maar ook in de CGK nadrukkelijk de verhouding tussen de plaatselijke kerken en het kerkverband onder spanning staat.’

Of bent u gekomen om bevestiging van uw eigen opvattingen te krijgen? Dat bent u niet als u gereformeerd wilt zijn. Gereformeerd zijn betekent immers:

  • Norm is alleen de Schrift en niet de traditie.
  • Wij zijn van: reformata semper reformanda – steeds weer hervormen.
  • Wij zijn van een Calvijns kerkmodel: dat wil zeggen vaste bestanddelen in flexibele omgang en variabele vorm.

Ik kom hier aan het einde op terug en neem u nu eerst mee op een korte reis door de beginselen van gereformeerd kerkrecht. Onderweg zult u mijn antwoord op de bovengenoemde vragen horen.

 

Cruciaal: God van vrede

 

Centrale tekst in het gereformeerde kerkrecht is 1 Korinthe 14:33, waar gezegd wordt dat God een God van vrede is en niet van wanorde. Tegenover wanorde wordt dus niet orde gesteld maar vrede.

Wanorde heerst in de gemeente van Korinthe en wordt zichtbaar als de gemeente samenkomt en ieder meent iets te mogen zeggen en de een zichzelf geestelijker vindt dan de ander. Daarachter liggen zonden die volgens de apostel onder andere bestaan in gebrek aan liefde en zelfverloochening, onverdraagzaamheid, zelfzucht en eigengereidheid.

Er ontstaat wanorde als mensen die zich aan deze zonden schuldig maken in de kerkdienst samenkomen. Opvallend echter is dat de apostel dan niet zegt dat God een God van orde is, maar een God van vrede. Het gaat er dus maar niet om dat het in de samenkomst ordelijk verloopt maar dat de vrede van God aan de orde komt. Niet orde maar vrede is het doel; daarvoor gebruikt de apostel het Griekse woord eirene en dat woord staat gelijk aan wat het Oude Testament shalom noemt. Dat is het woord dat de hogepriester spreekt als op de Grote Verzoendag het offer gebracht is en de verzoening een feit is. Vrede is niet de afwezigheid van oorlog maar de aanwezigheid van God. De hogepriester wijst met het woord shalom op de herstelde relatie tussen een zondig volk en de heilige God. En die relatie wordt hersteld als vrucht van de verzoening.

 

Shalom is ook het woord dat de Heiland spreekt na Zijn opstanding. Door Zijn verzoenend werk aan het kruis is de relatie met God hersteld. Daarom spreek ik over cruciaal: het gaat om de boodschap van Christus en die gekruisigd. Vrede op aarde is er niet als de wapens zwijgen, maar als de God van genade spreekt. Daarom is ook de boodschap van de kerk: laat u met God verzoenen. Wie niet de vrede met God vindt, blijft onder Zijn oordeel.

Daarom spreekt de Schrift ook over de bediening der verzoening. In de verkondiging wordt die verzoening aangeprezen en worden mensen opgeroepen zich met God te laten verzoenen en in die verzoende relatie te leven; want dan is er vrede met God. Niet verzoening is het doel, maar leven in de herstelde relatie met God; daartoe is verzoening het middel. Echter, als er wanorde in de kerk is, stoort dat de vrede van God. God wil vrede met mensen en laat daarom verzoening verkondigen, maar wanorde in de kerk belemmert dat. Om die reden wil God dat alles wat in de kerk gedaan wordt ‘op een gepaste wijze en in goede orde’ (1 Kor. 14:40) gebeurt.

 

Voor het kerkrecht betekent dit dat het fundamentele doel van een kerkorde is dat Gods boodschap van vrede bij de mensen komt en dat het leven in de shalom met God beschermd en bevorderd wordt. God zoekt vrede met mensen en laat daarom Zijn boodschap van verzoening verkondigen. Een kerkorde moet wanorde tegengaan, niet omdat God wil dat het ordelijk toegaat maar omdat God vrede wil. In de kerk moet het ordelijk toegaan om te zorgen dat mensen niet verloren gaan maar in de vrede met God komen. God wil naar mensen toe en de kerkorde moet de weg vrijhouden, omdat mensen en hun zonden die weg permanent dreigen te blokkeren, zoals in Korinthe gebeurde.

Dat God niet een God van wanorde maar van vrede is, legt op de kerk de claim te zorgen dat de dingen goed geregeld zijn en dat die regels ook gehouden worden. Als dat niet gebeurt, komt Gods vredewens en het eeuwig heil van mensen op het spel te staan. Maar de claim is dan ook dat de regels niet zo omvangrijk en ingewikkeld zijn dat Gods vrede de weg kwijtraakt.

 

Doel

 

Zoals elke organisatie heeft ook een kerk regels nodig om goed te kunnen functioneren. Dat geldt voor een plaatselijke gemeente, maar geldt ook als je als meerdere plaatselijke gemeenten gezamenlijk dingen wilt regelen. Dat immers is de basis van een kerkverband:  individuele kerken besluiten op bepaalde punten samen te werken omdat je sommige dingen gewoon beter samen kunt doen dan alleen. Basis van zo´n samenwerking is dan het gemeenschappelijk uitgangspunt namelijk dat je samen kerk wilt zijn op grond van de Bijbel en in gebondenheid aan de gereformeerde belijdenis.

De regels voor die samenwerking hebben we als zelfstandige gemeenten met elkaar afgesproken en we hebben ook afgesproken dat we ons daar aan zullen houden. Het gaat om afspraken die met gezamenlijk goedvinden ook weer veranderd kunnen worden.

 

Kerkrecht en kerkorde zitten dus heel simpel in elkaar. Hoofddoel is echter dat de weg van het Woord vrij blijft en dat voor zondaren de gemeenschap met Christus tot stand kan komen, versterkt en uitgebreid kan worden. Dat maakt de kerk tot een heel bijzondere  organisatie en de kerkorde tot een heel bijzondere bundel afspraken. Bij elke verandering, toevoeging of afschaffing moet dan ook de vraag zijn: dient dit besluit de eer van God, het behoud van mensen en het welzijn van de kerk?  De kerk is namelijk niet van ons en al helemaal niet van mij. De kerk is van Christus. Hij heeft het voor het zeggen en dat moet in elke kerkordelijke regel zichtbaar worden.

 

Kerkorde en belijdenis

 

De Bijbel kent geen kerkverband, maar beschrijft wel hoe plaatselijke nieuwtestamentische gemeenten elkaar ondersteunen. Het kerkverband is dan ook niets anders dan een georganiseerde vorm van ondersteuning. Die wederzijdse ondersteuning kan financieel maar ook geestelijk zijn. Zo kunnen gemeenten elkaar helpen de leer te bewaren en te verspreiden.

Het kerkverband dient er ook toe gezamenlijk aan te pakken wat een plaatselijke gemeente alleen niet voor elkaar krijgt, zoals de opleiding tot predikant of grotere projecten van zending of hulpverlening.

De basis voor het kerkverband is een gezamenlijke overtuiging over de leer van de kerk. Als er op dat punt verschil van mening is, ontstaan al snel fundamentele discussies, bijvoorbeeld over wat de boodschap van de preek bij zending en evangelisatie moet zijn. De grondslag van een kerkverband is eenheid in de leer en een gezamenlijk belang die leer te verspreiden, te verdedigen en vorm te geven.

Calvijn legt in dit verband de relatie tussen ordo en doctrina. Orde moet er niet zijn omdat het er in de kerk netjes aan toe hoort te gaan, maar orde dient de leer, waarbij te bedenken is dat bij Calvijn de leer altijd inclusief het leven is.

 

Een kerkorde dient het juiste leven met God, en om dat goed te doen heb je elkaar als kerken nodig. Uitgangspunt is wel steeds dat de kerk plaatselijk is en dat de Schrift geen enkele kerk verplicht lid van een kerkverband te zijn. Maar geestelijke eenheid brengt wel bij de plicht en roeping elkaar te dienen. Plaatselijke kerken treden vrijwillig tot een kerkverband toe en stemmen door toetreding met de bestaande regels in. Toetreding betekent in het gereformeerde kerkrecht ook dat een gemeente vrijwillig een deel van haar zelfstandigheid afstaat doordat ze instemt met de regel dat besluiten die bij meerderheid genomen worden ook door de minderheid geaccepteerd worden. Daarbij is het volgens gereformeerd kerkrecht wel de afspraak dat de kerken elkaar zo veel mogelijk vrijheid laten en elkaar alleen in wezenlijke zaken binden.

 

Het gezag van een kerkenraad over de gemeente is daarom van geheel andere aard dan die van het kerkverband over een gemeente. Zeggenschap van zogeheten meerdere vergaderingen, dat wil zeggen vergaderingen van meer dan één kerk, berusten op onderlinge afspraak, maar het gezag van de kerkenraad over de gemeente berust op de opdracht en bevoegdheid die Christus hem gegeven heeft.  Ik neem in dit verband het kerkverband waar ik deel van uitmaak als voorbeeld. Al het bovenstaande wil zeggen dat niemand verplicht is CGK te zijn – hoewel ik geen reden kan bedenken waarom iemand niet CGK zou willen zijn – maar als je het wilt zijn, houd je je aan de afspraken ook als die jou niet altijd passen. En als je het wilt zijn accepteer je ook die ander, ook al past die misschien niet zo bij jou.

 

Flexibel

 

De vraag blijft of er geen bepalingen zijn die te remmend werken en of de structuur van de kerk nog wel slagvaardig genoeg is. Nu nam de kerk van de Reformatie radicaal afscheid van het kerkrecht van Rome dat niet alleen gekenmerkt werd door hiërarchie maar ook door een berg onoverzichtelijke wetten en regels die het kerk-zijn meer in de weg stonden dan dienden. Nadat Luther in 1520 gewoon die hele kerkorde letterlijk in brand stak, was het voor onze traditie vooral Calvijn die zei dat je in de kerk toch wel iets geregeld moet hebben om wanorde te voorkomen.

De reformatorische kerk in Nederland pakte dit op en maakte een nieuwe en zeer beknopte kerkorde die zich tussen 1571 (Emden) en Dordrecht (1618/19) ontwikkelde tot een helder en goedwerkend middel.

 

Beginsel was wel steeds dat wat we als kerken met elkaar afspreken voor ieder van ons geldt, maar ook dat elk onderdeel van de kerkorde veranderd kan worden als we erachter komen dat het beter kan als het anders gaat. Onze kerkorde is dus in principe flexibel en veranderbaar en elk kerklid en elke kerkenraad heeft de mogelijkheid, het recht en zelfs de plicht voorstellen voor verbetering te doen. Onze afspraak was en is, dat als ik een regel tegenkom waar ik moeite mee heb, ik die regel niet laat voor wat die is maar dat ik mijn moeite aan de orde stel. Ons beginsel was en is trouwens ook steeds geweest dat ik mij openstel voor voorstellen van broeders en zusters. Voorstellen die weliswaar zorgen voor verandering maar die wel een verbetering zijn. Dat immers is reformatorisch: steeds hervormen om de kerk levend en bij het Woord te houden.

 

Nu klinkt dat allemaal mooi en het is ook mooi maar we zijn hier wel in een vicieuze cirkel aangekomen. Want als ik een voorstel heb, moet dat via kerkenraad, classis, particuliere synode naar de generale synode en dat kan dus jaren duren. Kan dat niet sneller? Zeker wel, maar dan moet je de procedure veranderen. En dat kan via een voorstel via kerkenraad, classis, particuliere synode en generale synode… Als we onze principiële flexibiliteit en veranderbaarheid serieus nemen, zouden we als kerken ook een structuur moeten hebben waardoor we alerter en effectiever kunnen handelen. En zo´n structuur is best te bedenken.

Tegelijk heeft het ook voordelen als dingen niet te snel veranderd kunnen worden. Het geeft tijd van bezinning en voorkomt dat de kerk zich door de tijd laat opjagen.

 

Oplossingen

 

De kerkorde kan veranderd worden en moet ook steeds veranderd worden. De Bijbelse beginselen veranderen niet, maar de wijze waarop deze in de kerk vorm krijgen kunnen en mogen wel veranderen. Dat is noodzakelijk omdat de kerk midden in de samenleving staat en te maken krijgt met alles wat daar gebeurt. Daarmee ben ik ook bij een van de redenen waarom de kerkorde in sommige opzichten niet lichter maar zwaarder moet worden. De regels die we in de kerk hanteren mogen niet illegaal zijn want het kan niet zo zijn dat de kerk zich niet aan de wet houdt, ook al zijn er situaties geweest - en kunnen die er komen - waarin dat noodzakelijk was.

 

In de huidige situatie in Nederland houdt de kerk zich aan de wet en als de wet regels maakt voor bijvoorbeeld privacy heeft de kerk zich daaraan te houden. Dat betekent dat we als kerk extra regels moeten opstellen voor de omgang met adresgegevens, het noemen van namen in kerkelijke stukken, het noemen van namen bij afkondigingen in kerkdiensten die via internet worden uitgezonden.

Nieuwe wetgeving op gebied van huwelijk en echtscheiding kan de kerk bijvoorbeeld noodzaken uitvoeriger te beschrijven wat zij onder een huwelijk verstaat en hoe om te gaan met gemeenteleden die met een echtscheiding te maken krijgen. Belastingwetgeving en ontwikkelingen op gebied van arbeidsrecht zijn andere terreinen waar de kerk mee te maken heeft en als er daar iets veranderd moeten we als kerken misschien wel onze kerkorde aanpassen en uitbreiden.

Kortom, je kunt wel een lichtere kerkorde willen maar het kan ook zijn dat een kerk die in de wereld geloofwaardig wil overkomen juist een steeds zwaardere kerkorde nodig heeft.

 

Het verlangen naar een lichtere kerkorde heeft - zo vermoed ik – echter meer te maken met andere thema´s.  Afspraken over liturgie, kanselruil, plaats, omvang en functie van de kerkenraad, bediening van de sacramenten, en vragen over de tucht zijn meer de thema´s die volgens sommigen aan herziening toe zijn. En daarachter de vraag of wij gezamenlijk niet teveel hebben afgesproken, dat wil zeggen of we elkaar niet teveel gebonden hebben. Nu hoor ik die vraag nog wel eens maar als ik vraag naar concrete voorbeelden wordt het nogal eens stil.

 

Ook de vraag of je je als gemeente echt zo strak aan de regels moet houden is wat vreemd omdat het gaat om regels waar je zelf mee ingestemd hebt. Bovendien snapt ieder wel dat het in elke organisatie misgaat als mensen binnen die organisatie zich naar eigen believen wel of niet aan de regels houden. De gemeente Zwartewaterland kan ook de maximale snelheid binnen haar gebied niet zelfstandig verhogen met als argument dat het belang van haar bewoners gaat boven het landelijk belang. Of ja, dat kan wel, maar dan moet je nationaal de verhouding lokaal en nationaal veranderen.

Laat ik het kerkelijk zeggen: hoe geloofwaardig ben je als kerkenraad als je een synodaal besluit over ‘vrouw en ambt’ naast je neerlegt maar wel een beroep doet op synodale afspraken als je gemeente financiële steun nodig heeft of je predikant ziek wordt.

 

Is alles in de kerkorde even belangrijk?

 

In de kerkorde staat veel wat gezamenlijk is afgesproken maar er staat ook veel niet. Wat er niet staat is doorgaans niet per ongeluk vergeten maar bewust weggelaten. Basis voor het gereformeerde kerkrecht is namelijk dat gemeenten zelfstandig zijn en dat we elkaar alleen binden op wezenlijke zaken. En er zijn ook zaken die niet wezenlijk zijn. In artikel 85 van de kerkorde worden dat ´middelmatige dingen´ genoemd.

Nu gaat dat artikel over buitenlandse kerken en de boodschap is dat als ze de dingen daar anders doen dan wij, dat geen reden is ze te veroordelen. Een beetje een raar artikel, vind ik, want in de eerste plaats is het zó logisch dat je niet doet wat daar staat dat je dat in een kerkorde niet hoeft op te nemen, en in de tweede plaats klinkt het vreemd dat de gedachte zelfs maar op kan komen om buitenlandse kerken te veroordelen omdat ze sommige dingen anders doen. Waarom zouden wij daar iets van moeten vinden en dat dan ook nog gezamenlijk vast moeten leggen?

En bovendien, binnenlands veroordelen we elkaar al zoveel over deze dingen dat je aan het buitenland helemaal niet meer toe komt.

 

Middelmatige dingen zijn dingen die er eigenlijk niet toe doen. Bij de doop drie keer water sprenkelen of een keer? Maakt niets uit. Bij het votum aan het begin van de dienst één hand, twee handen of geen enkele hand opheffen? Maakt niets uit. Gebed onderaan de preekstoel of juist op de preekstoel achter de Bijbel? Maakt niets uit. Het is ´middelmatig´. Die term is ook ´raar´ want middelmatig is wel degelijk een beoordeling en dat was juist niet de bedoeling.

Maar goed, die dingen maken niets uit omdat de Bijbel er niets over zegt. Dan gaan we er dus elkaar ook niet op vast pinnen. Of toch wel? Zijn ´middelmatig´ dingen wel zo ´middelmatig´?

In de kerkgeschiedenis was er in de gemeenten juist veel gedoe over dingen die er niet toe deden, want de ene groep zei. `Maakt niets uit en dus doen we het wel´ en de andere groep zei `Maakt niets uit en dus doen we het niet´. En vervolgens heb je gedoe over dingen die er eigenlijk niet toe doen.

 

Wat niet ´middelmatig´ is, betreft hetgeen je in een kerkorde vastlegt  en waar je elkaar dus aan bindt. Maar daarom moeten we als kerken wel voortdurend alert zijn dat we ´middelmatige dingen´ niet tot halszaken gaan maken of anderzijds met wezenlijke dingen omgaat alsof ze er niet toe doen. Tweede dienst, zingen, kleding van ambtsdragers, catechisatie, kerkverband. Wat deze dingen betreft, wordt tegenwoordig nogal snel geroepen ´dat het daar toch niet om gaat´. Als we beseffen dat de kerk niet van ons maar van Christus is, worden verschillende heiligverklaarde gebruiken een stuk minder wezenlijk, maar blijken ook veel dingen helemaal niet middelmatig te zijn maar van het hoogste, en zelfs van eeuwig belang. Als de kerk ´een middelmatig ding´ was, had Christus niet aan het kruis gehoeven om haar te redden.

 

De realiteit van de zonde

 

Kerkrecht leeft van de zonde en van de genade.
Wat dat eerste betreft is de belijdenis dat mensen van nature zondig – dat wil zeggen: niet op God maar op zichzelf gericht – essentieel voor het kerkrecht. Wat buiten de kerk geldt, geldt zeker in de kerk: regels en toezicht op het houden daarvan zijn nodig omdat mensen zich er van nature niet aan houden. Dat geldt voor verkeersregels en dat geldt ook voor de regels die het verkeer tussen God en mensen regelen.

Voor het gereformeerde kerkrecht komt daar nog de bijbelse notie bij dat ook bekeerde mensen zondaar blijven. De Bijbel is vol van zulke mensen en de kerk van vandaag ook. Luther heeft dat zo onder woorden gebracht toen hij zei dat de gelovige ‘simul iustus et peccator’ is. De bekeerde mens is een rechtvaardige maar blijft tegelijk een zondaar en met dat laatste moet het kerkrecht rekening houden. Negatief gezegd rust een kerkorde op de zonde.

 

Zorgvuldige bepalingen voor wie wel en niet mag preken hebben alles te maken met onze neiging ons eigen woord in plaats van Gods Woord te brengen. Regels voor tucht over gemeenteleden en ambtsdragers hebben alles te maken met het feit dat ook gelovigen verkeerde dingen kunnen gaan doen of zeggen. Afspraken over wie er gedoopt mag worden zijn er om te voorkomen dat dit sacrament niet serieus worden genomen en om de neiging tegen te gaan kinderen van ouders ‘die mij niet zo liggen’ af te houden van de doop. Wat er rondom het avondmaal bij gelovige mensen allemaal mis kan gaan, wordt ons uit Paulus’ brieven aan Korinthe al wel duidelijk.

De realiteit van de zonde spreekt ook uit wat bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis in verschillende artikelen over orde in de kerk zegt. Zo spreekt artikel 30 uit dat het erom gaat dat de ware godsdienst onderhouden en de ware leer bevorderd wordt. Artikel 32 voegt daaraan toe het bewaren van de onderlinge eendracht en eenheid, terwijl artikel 28 spreekt over de opbouw van de gemeente.

De ware godsdienst wordt dus niet vanzelf onderhouden en dat eendracht en eenheid bewaard moeten worden, geeft al aan dat beide voortdurend bedreigd worden. Wie kerkelijke regels overbodig acht, onderschat de realiteit van de zonde en miskent de bijbelse noties hierover. Wie kerkelijke regels overbodig acht, heeft trouwens ook weinig zelfkennis en is daarmee zelf ook een kerkelijke bedreiging.

 

Veelzeggend is hoe de Heidelbergse Catechismus in Zondag 21 de apostolische belijdenis over het punt van de gemeenschap der heiligen uitlegt. Als eerste wordt daar genoemd dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk een band aan Christus hebben. Daaruit vloeit dan het tweede voort, namelijk dat zij verplicht zijn hun gaven tot nut van de ander te gebruiken. Het spreken over verplichting wijst er al op dat gelovigen dat niet uit zichzelf doen, maar belangrijker is dat de omgang met elkaar voorafgegaan wordt door de omgang met Christus. De gelovige kiest niet zelf de mensen uit met wie hij of zij verbonden wil zijn, maar de band aan Christus verbindt het gemeentelid ook met mensen die hij zelf niet uitgekozen zou hebben. Datzelfde geldt voor een kerkverband dat je niet vormt met gemeenten die vinden wat jij vindt en doen wat jij doet, maar met gemeenten die met jou Christus willen belijden en net als jij gemeente naar Zijn wil willen zijn.

 

Bezinning

 

En vanuit die catechismuszondag naar de NGK. En ik neem ook maar even de CGK mee, en de PKN, en de HHK en wat er verder vanuit de Reformatie kerk wil zijn.

 

Bezinning op hoe de kerk georganiseerd moet worden is noodzakelijk en is gereformeerd. Die bezinning is er vanzelfsprekend bij fusies van kerkverbanden met verschillende kerkordes en verschillende geschiedenis. Die bezinning is er vanzelfsprekend ook als je niet met een fusie meegaat.

Gereformeerd is het ook om na te denken hoe we wat de Schrift over de kerk zegt het beste vorm geven als de tijden veranderen. PKN en GKV hebben daar vorm aan gegeven en getoond oog te hebben voor de snel gewijzigde positie van de kerk in de wereld en van de impact die de veranderende wereld op de kerk heeft. Het feit dat men in die kerken ging nadenken over een andere organisatie van het kerkverband is op zich voluit gereformeerd.

 

Gereformeerd is het ook om na te denken hoe we vanuit de Schrift de tijdgeest weerstaan die onder het mom van de vrijheid van een christenmens zondig individualisme ruimte wil bieden. Dat zondig individualisme dat roept ‘Christus is Heer’ maar wel zelf de dienst wil uitmaken, zie ik als een virus zich verbreiden in kerken die zich van een kerkverband wat aantrekken voor zover het hen past, maar ook bij hen die willen dat het bij anderen net zo toe gaat als bij hen. Meer nog zie ik het in gemeenteleden die – vaak door gebrek aan kennis vanwege gebrek aan catechese en catechismusprediking – van alles roepen en van alles doen en vooral ook niet doen, maar niet leven bij ‘alzo spreekt de Heer’.
Meer nog zie ik het trouwens bij mijzelf die wel wil zegt te leven bij het Woord en dat ook echt probeer maar toch zo vaak vind dat anderen moeten vinden wat ik vind.

 

Als kerken fuseren moeten zij nadenken over kerkrecht en kerkorde. Als er in kerken onrust is over kerkelijke besluiten moeten zij nadenken over kerkrecht en kerkorde. Daarbij zijn vanuit de Schrift en in lijn met de gereformeerde traditie verschillende modellen mogelijk, maar elk model waarbij de gereformeerde belijdenis ook maar iets in gevaar komt, leidt tot een kerkverband dat een gevaar wordt voor zichzelf. En voor het eeuwig wel en wee van mensen.

Tegelijk geldt dat wie zich onverkort en onbekommerd aan die belijdenis bindt, ook moet beseffen dat het binnen die gereformeerde kaders ook anders kan dan we gewend waren. Het kan en het moet soms anders. De tijden veranderen en dat hoeft niet altijd verkeerd te zijn maar dan moet wel gesproken worden vanuit het fundament en op basis van het fundament en dat is in een gereformeerd kerkverband – hoe dat er ook uit ziet – toch de Schrift en de belijdenis.

 

Nú gaat het onder ons teveel over thema’s en te weinig over de zaak. Dat hoor ik ook van hen die het niet zo op hebben met kerkorde, kerkrecht en kerkelijke vergaderingen. De leus is dan: ‘Het gaat niet om regels maar om Christus.’ Juist, het gaat om Christus en daarom om regels.

Regels zoals Hij ze zelf geeft. Maar ook regels om Hem en niet mensen centraal te stellen. Regels om Zijn Evangelie en niet de gedachten van voorgangers te laten preken.

Regels om de kerk te bewaren bij wat de Schrift over Christus leert.

Regels om te zorgen dat de jeugd van de kerk goed onderwijs over Christus ontvangt.

Kerkorde en kerkrecht gaan over de kerk van Christus zoals de naam kerk al zegt. Misschien moeten we daar wel beginnen, namelijk bij het besef dat de kerk niet van mij maar van Hem is. Als ik dat besef, is er wellicht meer mogelijk dan ik denk, is er wellicht minder mogelijk dan ik wil, maar is het zeker dat ik dienstbaar kan zijn aan Hem en aan allen die van Hem zijn.

 

Ik zou nog veel meer kunnen noemen maar ik denk dat voor een goed gesprek nu voldoende gezegd is.

 

3. Reflectie - mr. dr. P.T. Pel

  1. Dank voor het geboden overzicht. Ik denk dat we volledig met elkaar delen dat een gereformeerde kerkorde een instrument is, een middel, om dienstbaar te zijn aan de doorgang van het Woord in de kerk. En dat geldt ook voor een kerkverband. Orde in de gemeente en orde tussen gemeenten zijn beide middelen tot vrede en dan gaat het om de vrede van God voor mensen uit 1 Kor.14.
     
  2. We houden er dus, ook in lijn met Calvijn, een tamelijk functionele opvatting op na: hoe komt het christelijk leven en samenleven in de gemeente en tussen de gemeenten het beste tot zijn recht. Dat geeft ook een zekere flexibiliteit: de kerkorde zegt ook zelf vanouds dat regels veranderd kunnen worden. Mits het dienstig is aan het doel van de kerk.
     
  3. Tot zover het goede verhaal en de uitgangspunten. Maar dan komen er toch enkele problemen. Ik noem er in grote lijnen twee:
    – Het eerste probleem raakt de inhoud van de KO.
    – Het tweede probleem is de niet-naleving van de KO.
    Die beide punten raken precies de twee vragen die hier vandaag aan de orde zijn.

      1 - Inhoud van de KO

  1. Er is geen wet van Meden en Perzen over wat er allemaal in een KO moet staan. Prof. Selderhuis spreekt van ‘middelmatige’ dingen die er niet in hoeven of sterker: er niet in horen. Regels buiten de kerk veranderen en kunnen daarmee soms aanpassing verlangen van de kerkorde Maar hoe wordt er nu er in de kerk(en) bepaald wat wel of niet opgeefbaar is, dus van binnenuit de kerk gedacht.
     
  2. Wat we in de praktijk zien is dat de meerderheid gewoon beslist. De kerk is geen democratie zeggen we, maar de kerk gedraagt zich wel als een democratie. De meerderheid in de GKv besliste dat er vrouwelijke ouderlingen en voorgangers mogen zijn en dan komen ze er. De meerderheid besliste ook nog dat de minderheid er anders over mag denken, maar dat helpt en werkt natuurlijk niet. Want de meerderheid voert het besluit gewoon in.
     
  3. Wat volgens mij vanmorgen niet genoemd is, maar wat hier essentieel is en het hart van het gereformeerde kerkrecht vormt, is het criterium van het aloude artikel 31 KO: “hetgeen door de meeste stemmen goedgevonden is zal voor vast en bondig worden gehouden, tenzij dit bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods” (of de aangenomen kerkorde, maar dat laten we even rusten).
     
  4. Dus niet: de meeste stemmen gelden gewoon, maar: Gods Woord ze zullen het laten staan (Luther). Hoe gaan we daarmee in de praktijk om? In een gezond gereformeerd kerkverband kun je elkaar daarop aanspreken. De Bijbel is daar beslissend en het toetsingsrecht c.q. de toetsingsplicht van artikel 31 KO bevestigt die geloofsregel nog eens uitdrukkelijk. Geen boven-bijbelse of buiten-bijbelse binding, maar wel een bijbelse binding.
    Maar je merkt dat een gereformeerd kerkverband en een gereformeerde kerkorde niet meer werken als een beroep op de Bijbel niet meer doorslaggevend is. Formeel heeft de Bijbel dan gezag, maar materieel niet meer. Als het zo staat, heerst de meerderheid over de Bijbel en laat zij de Bijbel zeggen wat zij vindt. En dat is de ontnuchterende werkelijkheid. Het Woord is in geding.
     
  5. De kerk is daarmee onveilig geworden, hoezeer veiligheid ook een topic is. Het kerkverband biedt geen bescherming meer, maar vormt integendeel een bedreiging. Er is ook geen recht meer. Het klinkt wel mooi op papier dat je kerkelijk in appel of revisie kunt, maar het werkt niet meer. Het ‘tenzij’ van artikel 31 KO is een lege huls geworden. De vraag is: wat doe je dan? Dat is waarmee (oud)GKv-ers zijn geconfronteerd. Je bent uitgepraat. Wat doe je dan?

      2 - Niet-naleving van de KO

  1. Het tweede punt, de niet-naleving van de KO, raakt volgens mij hetzelfde hart van artikel 31 KO. Als de meerderheid een besluit neemt en dat is na zorgvuldig afwegen in overeenstemming met Gods Woord, wat geldt dan voor een minderheid – op de synode en/of buiten de synode – die zich daar niet aan wil houden? Als het ‘tenzij’ niet van toepassing is, dan geldt toch de hoofdregel van artikel 31 KO. Dan geldt toch het bindend karakter.
     
  2. Houd je je als individuele kerk daar niet aan en ga je je eigen gang in afwijking van het meerderheidsbesluit c.q. de KO, dan breek je daarmee de eenheid op. Dat is wat prof. Selderhuis noemt “onder het mom van de vrijheid van een christenmens zondig individualisme de ruimte willen bieden.” Dat is, lijkt mij, waarmee de CGK intern geconfronteerd wordt. En ook dan is de vraag: wat doe je dan? Die vraag geldt voor CGK-ers zelf. Die vraag geldt ook voor zoekende (ex-)GKv-ers die zich afvragen of zij in de CGK terecht zouden kunnen. Wat doe je dan?
     
  3. Laat ik zelf een voorzet aangeven: m.i. werkt het louterend in beide situaties als het principe van artikel 31 KO wordt nageleefd omdat het een Bijbels principe is:
  • als in een onveilig kerkverband een beroep van kerkleden op Gods Woord niet meer de doorslag geeft, is er voor hen geen blijvende plaats daar;
  • als in een veilig kerkverband een beroep van de synode op Gods Woord voor individuele kerken niet meer de doorslag geeft, is er voor die kerken geen blijvende plaats daar.

Wellicht kunnen we straks over deze beide situaties doorspreken.

 

4. Reflectie – mr. D.A.C. Slump

  1. Ook ik wil prof. Selderhuis graag bedanken voor zijn referaat. Het is mooi om te horen hoe u in de kerkelijke actualiteit van vandaag opkomt voor het goed recht van een gereformeerde kerkorde. Gereformeerd, omdat het uitgangspunt wordt gevonden in de Schrift en in de binding aan de gereformeerde belijdenis. U onderstreept terecht de verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerken met hun ambtsdragers voor de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de dienst aan de Heer van de Kerk. Niet independentistisch,  maar met de roeping elkaar als gereformeerde kerken in woord en daad te helpen om gehoorzaam te blijven aan het Woord van de Heer en daarmee aan Christus zelf. Daar is het kerkverband voor,  met een kerkorde waarin we elkaar alleen in wezenlijke zaken binden en waar  we beloven in te stemmen met besluiten die door de kerken gezamenlijk (bij meerderheid) worden genomen.
     
  2. Ik wil in mijn bijdrage aansluiten bij het slot van de bijdrage van Pieter Pel. Daarin legt hij de stelling neer: Als in een veilig kerkverband een beroep van de Generale Synode op Gods Woord voor individuele kerken niet meer de doorslag geeft, is er voor die kerken geen blijvende plaats meer.  
    Wat ik graag wil weten van prof. Selderhuis: Voorziet het gereformeerde kerkrecht in de mogelijkheid voor het kerkverband om de band met zo’n ‘eigenwijze’ kerk daadwerkelijk te verbreken. Ik ben wat in verwarring geraakt door de discussie daarover binnen de CGK n.a.v. besluiten van verschillende classes over plaatselijke kerken die zich openlijk met woord én daad hebben verzet tegen de besluiten van de Generale Synode over MVEA.
     
  3. Het is niet mijn bedoeling om mij in die discussie te mengen. Ik stel die vraag in de actuele kerkelijke situatie waarin wij ons als gereformeerde kerken bevinden en ook uitdrukkelijk in de context van deze studiedag. De Kerngroep is er, evenals de drie GKv-kerken die niet zijn meegegaan met de fusie, niet op uit een nieuw permanent kerkverband op te richten naast bv. de GKN, de DGK, de CGK en de HHK. Wij voelen ons verbonden met deze kerkverbanden omdat zij trouw willen blijven aan de Schrift en de gereformeerde belijdenis. De droom van een echte gereformeerde oecumene, wellicht in de vorm van een kerkelijke herverkaveling die u eens hebt gesuggereerd, drijft ons dus ook uitdrukkelijk samen met anderen naar de CGK, nota bene onze zusterkerk in de GKv.
     
  4. Mijn vraag ziet op de situatie dat een generale synode een besluit neemt waarin zij duidelijk en gemotiveerd uitspreekt wat de Schrift ons leert in een concrete zaak die aan haar is voorgelegd. Omdat het Woord niet tot één plaatselijke kerk is gekomen maar alle kerken gezamenlijk van dat Woord moeten leven, is het in het gereformeerde kerkrecht uiteindelijk de taak van de kerken gezamenlijk om te ontdekken en vast te leggen welke boodschap het Woord heeft in een concrete situatie. De bij het kerkverband aangesloten plaatselijke kerken hebben beloofd een dergelijk besluit als bindend te aanvaarden.
    Wat nu als een plaatselijke kerk – ook nadat de GS zich opnieuw heeft gebogen over deze zaak n.a.v. een revisieverzoek – zich toch niet wil neerleggen bij het besluit en bewust in strijd daarmee handelt? M.a.w. als zij haar eigen – door de vergadering van de gezamenlijke kerken afgewezen – uitleg van de Schrift als norm hanteert. Is er dan nog plaats voor haar in het kerkverband?   
     
  5. Voordat er bij mij verwarring ontstond over het antwoord op die vraag, leefde ik in de veronderstelling dat het antwoord eenvoudig was. Als die kerk, na gesprekken en vermaan door de classis, volhardt dan plaatst zij zich feitelijk buiten het kerkverband. En dat betekent concreet dat de kerkenraden die verantwoordelijk zijn voor dit besluit “het niet vreemd moeten vinden als het kerkverband deze houding (nl. het zichzelf feitelijk buiten het kerkverband plaatsen) gaat bevestigen en de geloofsbrieven vanuit deze kerkenraden niet langer aanvaardt”. Prof. Selderhuis zal dit antwoord ongetwijfeld herkennen, want ik geef hier weer wat het ND in 2019 heeft opgetekend uit uw mond na een lezing voor 150 christelijk-gereformeerde ambtsdragers. Ik hoop dat u er in essentie nog zo over denkt.
     
  6. Ik ben echter in verwarring geraakt toen ik op de website van de CGK het rapport las van Deputaten kerkorde en kerkrecht over “bevoegdheden van meerdere vergaderingen t.a.v. kerken die afwijken van kerkordelijke besluiten” (december 2020). Daarin staat vermeld dat de classis o.m. een rol heeft bij het toezien op de zuiverheid van de leer en bij het niet nakomen van uitspraken van de GS over de leer en in het uiterste geval kan overgaan tot tuchtrechtelijke maatregelen. Feitelijk, lezen we, heeft de CGK maar twee keer een ‘leeruitspraak’ gedaan (nl. over het duizendjarig rijk en over de veronderstelde wedergeboorte). Maar er zijn ook andere GS-besluiten aangaande de uitleg van de Schrift, die ook bindend zijn, maar die “staan kerkrechtelijk op een lager niveau dan de officiële leeruitspraken”, aldus het rapport. Indien kerken van die besluiten afwijken heeft de classis echter maar twee instrumenten: (1) in gesprek gaan met de kerkenraden, en (2) bij volharding kunnen de visitatoren namens de classis overgaan tot vermaan. En dan vervolgt het rapport kort met: “Verdere stappen zijn niet mogelijk”. 
     
  7. Als ik ervan uitga dat de genomen en nog te nemen besluiten van de GS over de kwestie van Man/Vrouw-en-ambt (MVEA), behoren tot die tweede categorie bindende besluiten aangaande de uitleg van de Schrift, dan is mijn vraag wat dit concreet betekent?  
    Betekent dit – om het wat scherp te formuleren – dat alle goede woorden over de principiële achtergrond van een kerkorde die de kerken samenbindt en verplicht elkaar bij Christus te houden, in de praktijk niet gehandhaafd kan worden? Meer concreet: Betekent dit dat de plaatselijke kerken die willens en wetens in strijd handelen met de eigen kerkorde en/of met besluiten die zijn gebaseerd op de Schrift, uiteindelijk gedoogd moeten worden in het kerkverband?
    En betekent dat dan, vanuit onze kant bezien, dat kerken en kerkleden die zich zouden willen aansluiten bij de CGK van de regen in de drup komen?
    Ik hoop van harte dat uw reactie de verontrusting hierover bij ons kan wegnemen.           

5. Reactie - prof Selderhuis

 

We vatten de reactie van prof. Selderhuis als volgt samen.

 

De hoogleraar heeft altijd veel contact met 'de vrijgemaakten' gehad, onder andere door het gereformeerd onderwijs voor zijn kinderen. Hij geeft daarvan enkele humoristische voorbeelden en voorvallen. In elk geval waren er veel dingen om blij mee te zijn.

 

Prof. Selderhuis had de huidige situatie in de CGK niet verwacht. Het ontstaan ervan heeft te maken met de contacten tussen CGK enerzijds en GKv en NGK anderzijds in de zgn. samenwerkende- en samenwerkingsgemeenten. De synode van de CGK heeft daarvoor modellen vastgesteld waarin bepaald werd dat deze gemeenten zich zouden houden aan de minst verstrekkende besluiten van de kerkelijke achterbannen. In het geval van de vrouw-in-ambt zou dat dus betekenen dat er geen zusters zouden worden toegelaten tot de ambten. Maar dat blijkt in de praktijk moeilijk, vooral bij een relatief klein CGK-deel in zulke gemeenten. En zo zijn er enkele plaatsen die zich niet aan deze afspraak houden.

 

In de CGK komt daar t.a.v. de vrouw-in-ambt nog een andere problematiek bij. Er werd namelijk destijds op de synode een meerderheids- en een minderheidsrapport ingediend  t.a.v. de vraag of zusters tot de ambten kunnen worden toegelaten. Het meerderheidsrapport werd aangenomen. Het verbood de vrouw-in-ambt, maar de visie in het minderheidsrapport werd niet als onschriftuurlijk aangemerkt. Was dat wel het geval geweest dan zouden ook maatregelen moeten zijn genomen. Dat werd dus niet gedaan. De manier waarop in de CGK met elkaar wordt omgegaan is heel mooi, heel apart - niet uit te leggen – maar die schept ook onduidelijkheid.

Trouwens dat was al vóór de kwestie vrouw-in-ambt het geval. Zo mag niet elke predikant overal preken.
Selderhuis schildert het verschil met de vroegere GKv. Als er in deze kerken iets was besloten moest het ook overal worden ingevoerd, koste wat het kost. Nu is het daar, in de NgK, precies andersom.

 

Hoe moet het nu verder in de CGK? Moet een classis geloofsbrieven van een kerk die zich niet houdt aan de afspraken, en niet luistert naar vermaan, niet aanvaarden? De kerkenraad afzetten misschien? Maar dat wil niemand.

Het is een probleem dat ook in de HHK, de PKN/GB, ja in alle kerken speelt. Het probleem wordt versterkt door de grote mate van onkunde door gebrek aan catechismusprediking en catechese. Je hoort de wildste dingen over de Bijbel ('t is maar een oud boek'), over de Drie-eenheid, de ambten, de twee naturen van Christus, de opstanding …

 

Volgens de hoogleraar spreken we teveel over thema's. Het zou echter meer moeten gaan over de inhoud van de belijdenis. Dáár gaat het om. Ruimte bieden voor afwijking van de belijdenis is gevaarlijk want de belijdenis is een samenvatting van de Schrift – wijk je af dan kom je aan de Heer van de Schrift.

De kerkorde bindt aan de belijdenis. Dan gaat het maar niet over de vrouw-in-ambt of kinderen aan het Avondmaal maar hoe sta je tegenover die belijdenis? Durf je die te ondertekenen met een goed geweten als ons gemeenschappelijk uitgangspunt waarop het kerkverband is georganiseerd?
Dáár moeten we elkaar op bevragen. Sta je nog achter wat de belijdenis zegt over de Schrift? Zo niet, dan zijn er ook andere wezenlijke zaken aan de orde. Dan zal ook blijken dat de vrouw-in-ambt peanuts is. Als we het dáár niet meer over kunnen hebben, zullen we moeten onderzoeken hoe we de problemen kerkrechtelijk moeten oplossen.

Anders kom je niet verder.    

 

6. Plenaire bespreking

 

Vanuit de zaal worden verschillende vragen (onderstaand samengevat en cursief weergegeven) gesteld en door prof. Selderhuis beantwoord. We geven een 'bloemlezing'.

 

Volgens de NgK zijn er belangrijke en minder belangrijke zaken in de belijdenis. Had Luther het daar ook al niet over? Zouden we misschien als belijdenis van de kerk kunnen volstaan met de drie oecumenische belijdenissen?

 

Prof. Selderhuis gaat hier niet in mee. Er zijn geen 'meer of minder' belangrijke delen in de belijdenis. Zouden de artikelen over de kerk 'hoger of lager' zijn dan die over de godheid van de Geest? Wie bepaalt dat? Het zal een eindeloze discussie geven.

En neem van de drie oecumenische belijdenissen nu eens die van Athanasius. Ik heb,  illustreert Selderhuis, deze eens in een dienst gebruikt maar kreeg als reactie 'nooit meer doen'…  

 

Velen leefden mee met de CGK synode, in de hoop dat t.a.v. de vrouw-in-ambt de Schrift voor ieder de doorslag zou geven. Maar dat is niet gebeurd. En was de argumentatie van dr. Loonstra niet gelijk aan die van de GKv?
 

De kerk staat of valt met de trouw aan de Schrift en de belijdenis. Alleen als we daaraan trouw blijven functioneert Christus als Hoofd van de kerk. Dan zijn we ook weer met elkaar verbonden.

Volgens prof. Selderhuis was het gesprek in CGK en GKv verschillend. En dr. Loonstra behoorde tot de minderheid op de synode.

 

In de CGK waren er een meerderheids- en een minderheidsrapport. Maar in de GKv meende men dat vanuit de Schrift zowel de vrouw-in-ambt kan worden verdedigd als het omgekeerde. Maar de Schrift spreekt toch niet twee monden, is toch niet voor tweeërlei uitleg vatbaar?

 

Als een kerk een leeruitspraak bij meerderheid van stemmen doet dan is het ook gewoon een kwestie van fatsoen dat je je er aan houdt, volgens prof. Selderhuis. Anders verklaar je in feite de gemeente 'vogelvrij' voor dwalingen. Dan kan elke 'rare snuiter' zijn ideeën ventileren. De kerkorde beschermt daar tegen, waakt dat het evangelie blijft worden verkondigd zoals samengevat in de belijdenis.


Maar als je elkaar niet meer verstaat wat betreft de uitleg van de Schrift, wat dan? De ervaring leert inmiddels dat op kerkenraden het gesprek over is want 'we hebben het er al zo vaak over gehad'. Niets helpt dan meer. Want dan te doen als het fundament zó ter discussie staat?

 

Ja, als het er zó bijstaat, zegt de hoogleraar, dan rest niets anders dan uit elkaar gaan, hoe bitter ook. Die situaties zijn er. In de CGK is er sprake van duurzame ontwrichting. Ook breder in ons land. Hoeveel kerken gaan er niet dicht. Mensen willen niet meer. Er zijn grote zorgen om jonge mensen.

Hoewel er slechts één Naam onder de hemel is, komen we er niet uit want de uitgangspunten zijn verschillend. Dáár zijn we bij aangekomen, bij herverkavelen. Zodat we weer samen met verkondiging, catechese en evangelisatie bezig kunnen op basis van het Woord en de belijdenis. 

 

Tot slot doet prof. Selderhuis' ontboezeming goed dat hij 'altijd blij is geweest met de vrijgemaakten en van ze houdt, ook in het onderwijs en de universiteit'.

 

***

 

In de lunchpauze is er volop gelegenheid tot ontmoeting en gesprek.

 

***

 

7. Bezinning en gedachtewisseling

 

Na de lunchpauze was er in het kader van de bezinning op 'hoe verder' en 'waar naar toe' gelegenheid tot verdere gedachtewisseling en bespreking.
Een goed verhaal van prof. Selderhuis, zo trapte ds. Room van de Kerngroep de bezinning af, maar wat roept het bij ons op? Het gaat om Gods Woord, zeker, maar wat betekent dat nu voor de praktijk? De aanwezigen stelden vragen, we geven ze samengevat cursief weer, en vermelden wie van de Kerngroep er op inging.

 

In de GKv kregen de artikelen 27-29 NGB soms alle nadruk, maar in de NgK is nu de hele belijdenis in geding. Dominees houden zich op de preekstoel vaak nog in maar gaan in de pers, het ND bijvoorbeeld, hun 'boekje' te buiten. Hoe kan in deze kerken nog weer het Woord centraal komen te staan? Moeten we niet de moed hebben te vertrekken, te herverkavelen? Wie blaast op de verzameltrompet?

 

Br. Slump refereert aan hetgeen prof. Selderhuis openhartig constateerde namelijk dat de belijdenis van de kerk in de NgK geen levende werkelijkheid meer is. Ouderlingen hoeven hun handtekening er ook niet meer onder te zetten want ze kennen de belijdenis ook niet meer, mede als gevolg van de afschaffing van middagleerdiensten. Het heeft ook grote gevolgen voor de kinderen.

Prof. Selderhuis noemde 'herverkavelen'. We proberen katalysator in dat proces te zijn, initiatieven te nemen om, ons bindend aan Schrift en belijdenis, die kant op te gaan. Daarin verder te groeien zonder terug te willen gaan naar alle oude vormen.  

 

Br. Pel constateert dat we in de NgK kerken eigenlijk uitgepraat raken. En wat moet je dan doen? Bezinningsdagen als deze zijn een goed middel om daar samen over na te denken in eerlijkheid en veiligheid. Zo'n verhaal als van Selderhuis helpt ons daarbij.

Als de Schrift geen gezag meer heeft zakt de kerk door de bodem van zijn bestaan. Ieder van ons moet zelf afwegen of blijven nog langer kan. Daarvoor biddend de tijd nemen, maar dat niet voor zich uitschuiven.  

 

Wij ondersteunen initiatieven m.b.t. preekplaatsen. In diverse plaatsen zijn er vergevorderde plannen. Die zijn niet ideaal, het gaat om een noodsituatie. Maar zo kan er in diverse plaatsen weer sprake zijn van zuivere prediking, onderwijs en gezamenlijke ontmoeting voor de Heer en Zijn Woord.
 

We proberen te verbinden door gesprekken aan te gaan met DGK en GKN. Maar het begint allemaal plaatselijk, daar kom je samen en vraag je je af wat te doen in een open en eerlijk gesprek, zonder groepsvorming. Hopelijk leidt dit naar verdere eenheid met CGK, DGK, GKN en PKN/GB.

 

De Heer zal ons wel leiden. We moeten Selderhuis' verhaal over de binding aan Schrift en belijdenis weer herkennen en leren, aldus br. Slump. Dan gaan we wonderen zien, zullen ook karikaturen t.a.v. DGK en GKN verdwijnen. Maar dat proces moeten we niet opjagen noch vertragen.
 

Preekplaatsen

Het preekplaatsenplan krijgt vervolgens nog bijzondere aandacht.

 

Iemand noemt de tweede dienst een uitstekende basis om te werken aan de gemeenschap der heiligen, aan de opbouw van de gemeente. Het kan werken als een mosterdzaad, als een zuurdeeg. De Heere wil werken op die manier, zo wordt gesteld. We zouden een financieel steunpunt in moeten stellen om deze activiteiten, en de drie GKv kerken te ondersteunen.

 

Anderen hebben bedenkingen.

Waarom preekplaatsen organiseren als er als die er ter plaatse al zijn in een Schriftgetrouwe kerk? Waarom dáár de gemeenschap der heiligen niet beoefenen? Bovendien, is het niet hoog tijd op te roepen de NgK te verlaten nu, zo is de afgelopen jaren zo bedroevend gebleken, ouderen en jongeren meegesleurd worden in de afval van het Woord?

 

En stimuleren we broeders en zusters niet toch maar in een afvallige kerk te blijven omdat 's middags er 'nog goed gepreekt wordt'? Vergelijk Vollenhove waarin in het kerkgebouw van NgK zij morgens haar dienst houdt en 's middags daar een onder verantwoordelijkheid van GKv Urk een preekplaats is georganiseerd.


Iemand attendeert in dit kader op prof. dr. J. Douma die op hoge leeftijd de overstap maakte naar de GKN. Is dat niet een goed voorbeeld dáárvan, dat het niet gaat om wat mij goed uitkomt maar wat een verantwoorde keuze voor de Heere is? 

 

Br. Pel herkent deze problematiek. 'Waar naar toe' hangt van veel factoren af, en er zijn alternatieven, DGK, GKN en CGK. Het is een ieders verantwoordelijkheid daarin zijn weg te zoeken.
Er is een proces van herkenning van de problemen. De Kerngroep organiseert activiteiten die leiden tot bewustwording daarvan. Maar ieder is verantwoordelijk in zijn situatie wat te doen. In de weg naar de toekomst vormen de preekplaatsen slechts een tussenstation. Er is nog veel werk te verrichten.

 

Maar zou het niet veel beter zijn om tot 'gemeentestichting' over te gaan in plaatsen waar daartoe mogelijkheden zijn. Iemand geeft daarvan een voorbeeld.

Elkaar plaatselijk opzoeken, je kent elkaar daar. Begin maar klein, leg contacten met broeders en zusters in plaatsen om de gemeente heen. En sticht in vertrouwen op de hand van de Heere een gemeente. Dat geeft verbinding en verantwoordelijkheid naar elkaar toe.

 

Br. Slump memoreert dat GKv Capelle aan den IJssel Noord zo ook bezig is met de dichtbij zijnde gemeenten van DGK, GKN en CGK: elkaar zoeken en leren kennen. Daarbij ook mensen in de NgK te betrekken. We moeten ongeduld vermijden. Tegelijk nagaan waarom we niet samen verder zouden gaan. En niet bang zijn om dat gesprek te voeren. Een preekplaats zou een tussensituatie kunnen zijn. En zie dan maar waartoe de Heere dat leidt. 

 

De suggestie wordt gedaan dat de drie GKv kerken alsnog een laatste appel doen op de komende synode van NgK.

 

Br. Slump zegt toe hiervoor het nodig te zullen gaan ondernemen zodat mogelijk zo'n beroep op de agenda van de eerstvolgende NgK regiovergadering zal worden geplaatst.

 

***

De vergadering wordt met dankgebed door ds. Pos besloten.

 

 


 

Een onderonsje.

Meest links prof. Selderhuis, brs. Pel en Slump, op de achtergrond ds Room en ds Pos.