Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Ambtsdragersconferentie 2023 - 3

 

D.J. Bolt

04-11-23

 

De tweede lezing op de ambtsdragersconferentie 2023, getiteld Gids voor jongeren – laveren tussen sturen en vrijlaten, werd gehouden door drs. L. Snoek. Hij is docent praktische theologie (catechetiek) aan christelijke gereformeerde Theologische Universiteit te Apeldoorn (TUA).
We laten zijn referaat hieronder in extenso volgen.

De headers boven de paragrafen zijn van ons.
 


 

Gids voor jongeren – laveren tussen sturen en vrijlaten

Drs. L. Snoek

 

                              ***

Spreuken van Salomo

Een wijze zoon verblijdt zijn vader,

maar een dwaze zoon betekent verdriet voor zijn moeder.

Schatten aan goddeloosheid baten niet,

maar gerechtigheid redt van de dood.

De HEERE laat een rechtvaardige ziel geen hongerlijden,

maar de begeerte van goddelozen stoot Hij weg.

Wie met een bedrieglijke hand werkt, wordt arm,

maar de hand van de vlijtigen maakt rijk.

Wie in de zomer verzamelt, is een verstandige zoon,

wie in de oogsttijd diep slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.

Zegeningen rusten er op het hoofd van de rechtvaardige,

maar geweld overdekt de mond van de goddelozen.

De herinnering aan de rechtvaardige is tot zegen,

maar de naam van goddelozen zal wegteren.

Wie wijs van hart is, neemt de geboden aan,

maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.

Wie in oprechtheid zijn weg gaat, gaat een veilige weg,

maar wie kromme wegen gaat, zal opgemerkt worden.

Wie heimelijk knipoogt, richt leed aan,

en wie dwaas van lippen is, komt ten val.

De mond van de rechtvaardige is een bron van leven,

maar geweld overdekt de mond van de goddelozen.

Haat wekt twisten op,

maar liefde bedekt alle overtredingen.

Op de lippen van verstandigen wordt wijsheid gevonden,

maar op de rug van mensen zonder verstand de stok.

(Spreuken 10:1-13)


                              ***

Verstandig en wijs

Het zal toch zo zijn dat onze jongeren ons ervaren als verstandigen waarin wijsheid wordt gevonden! Immers de tekst appelleert altijd aan een angst die bij ons kan leven, waarschijnlijk ook echt leeft. Dat op de rug van mijn 'gezonde verstand' toch de stok daalt: door de keuzes die ik in de loop van het leven heb gemaakt, door dingen ik heb gezegd en gedaan - ik zeg het nu maar even seculier - waarvoor het leven mij een keer de roede zal geven. Dat ik aanloop tegen de consequenties van mijn eigen keuzen.

Het is een wijsheidswoord van Salomo is bijna drie duizend jaar oud maar heeft nog niets aan wijsheid ingeboekt. Het appelleert aan onze mind en het wijst ons ook vandaag de weg. En dan start ik graag bij het woordje voor ‘verstandige’, een deelwoord van een werkwoordstam die op heel veel manieren in het Oude Testament voorkomt. Ik onderscheid drie lagen van betekenis van het woord verstandig.

 

Waarnemen

De eerste betekenislaag van het werkwoord is waarnemen, en dan in de brede betekenis van het woord: zien, horen, aanvoelen. Via zintuigen komt binnen wat je waarneemt. Verstandig is in de eerste plaats iemand die waarneemt, die kijkt, ziet.

 

Doorzien

De tweede betekenislaag is doorzien, iets waarnemen en er zó doorheen kunnen kijken dat je begrijpt hoe het in het elkaar zit.

 

Raad mee weten

En de derde betekenislaag is er raad mee weten. Dat is bijna een logisch gevolg van tweede betekenislaag. Als je goed hebt waargenomen - het hart van de jongere, de situatie in de gemeente, de situatie in de jongerengroep - dan pas kan het gebeuren dat je zegt: Oh, nou doorzie ik wat er aan de hand is. En mét dat ik het doorzie ook er raad mee weet. Bijvoorbeeld met een misschien lastige catechesegroep, of een afhakende jongere, of een kritische adolescent die onze kerken helemaal ongeloofwaardig is gaan vinden vanwege alle kerkelijke moeiten.

 

Hart

Het tweede gedeelte van de tekst werpt hier nader licht op. Op de lippen van verstandigen wordt wijsheid gevonden maar op de lippen van dwazen dwaasheid. Zij, zonder verstand, vinden de stok op hun rug.
Voor 'mensen zonder verstand' staat in het Hebreeuws:  'man zonder hart'. Ongetwijfeld is dat een Hebreeuwse aanduiding voor wat wij noemen brein of hart, geest en ziel, verstand, en noem maar op. Onder hart valt ook je redelijk denken, het is de plek van waaruit je verlangens, je behoeften, je neigingen, je ambities voortkomen. Daar waar het geloof zetelt. Nu, op de rug van een man zonder verstand, zonder hart, daalt een keer de stok. Dat kan niet anders.

 

Hij staat naast de verstandige die waarneemt, doorziet en er vervolgens raad mee weet,  dus een man, een vrouw met een hart. Dat heeft de lading van het woord 'verstandig'. Iemand die allereerst waarneemt met een hart.

Ons hart is ons belangrijkste zintuig. Daarmee voelen we aan - 'k heb het niet over voelen - maar met ons hart voelen we aan wat er in de ander leeft. Vervolgens hebben we ons verstand nodig om aan waarvan we ons bewust zijn geworden door wat we aanvoelen, woorden te geven. Dat hangt allemaal met elkaar samen. Maar blijkbaar begint het dáár. Volgens de kernen van dit vers begint het in de wijsheid om met jongeren om te gaan bij waarnemen met ons hart.

 

Oefening 1

Ik onderbreek mijn lezing nu voor een paar minuten met het volgende verzoek. Wil ieder van u een jongere of klein groepje jongeren uit de gemeente, of als dat groepje heel klein is, uit de familie, een jongere in gedachten nemen, uw denken richten op het hart van jongere of het groepje. En vervolgens voor uzelf onder woorden brengen: wat neem ik waar in hun hart. Twee minuten stilte om ons hart aan het werk te kunnen zetten. En na die twee minuten elkaar vertellen wat neem je waar, wat leeft in het hart van de jongeren. Ga uw gang.

 

…..

 

Nieuwsgierig peilen

Ik hoop dat u over en weer de ander zo aan denken heeft gezet dat u nieuwsgierig bent geworden.
Een van de grote nadelen van ouder-zijn is gebrek aan nieuwsgierigheid omdat je dan het idee hebt het al wel te weten. En omdat je verantwoordelijkheid draagt, of denkt te dragen, dat je vooral dát wat je zélf hebt verworven moet overdragen aan de volgende generatie. Dat is een valkuil geweest van de eerste jaren van mijn godsdienstdocentschap. Dan zei ik: 'Dit is vooral belangrijk, dit moet je weten, zonder eerst echt nieuwsgierig te zijn, en niet te vragen van 'Wat vind jij?'

Wat ouderen vinden, wat de mening van ouderen is, vinden jongeren volstrekt onbelangrijk. Maar wat er in hen leeft, ook wat in ouderen, wat zij over en weer aan elkaar te vertellen hebben, dát doet er toe. Dat kan worden overgedragen door de leraar, ik kan spreken uit mijn ervaring.

 

Ik ben getrouwd, heb vier kinderen waarvan oudste 26 is en de jongste 18. Juist die toegang tot hun hart bleek bepalend voor hun opvoeding. En dat is ook in de kerk van bijzonder groot belang. Wat dat betreft hoop ik dat jonge theologen, dat veel universitair geschoolden minder denken en meer aanvoelen, met ons hart en in een goede sfeer. Lukt het ons om woorden te geven aan wat we aanvoelen, peilen? Dát is wat veel jongeren nodig hebben: ouderen die onder woorden kunnen breng wat er op het niveau van het hart leeft. Ga hier praktisch mee bezig, train je hierin en pak het op volgend op deze dag.

 

Gezeefde informatie

In de omgang met jongeren zijn twee kenmerken van hen van invloed. Omgang met hen veronderstelt dat je weet hoe ze in elkaar steken, hoe ze leven, denken. Niet om dat over te nemen want jongeren zijn nog in ontwikkeling en kunnen dus bijvoorbeeld ook nooit sturing geven aan de ontwikkeling van de identiteit van een gemeente op lange termijn. Inzicht in hoe jongeren zich ontwikkelen maakt dat ik effectiever met hen kan omgaan en hen kan leiden.

 

Alle jongeren, en inmiddels ook de meeste ouderen, hebben anno 2023 een ingebouwde zeef. Als jongeren alle informatie die ze in de loop van de dag via tientallen verschillende kanalen in hun brein binnenkrijgen bewust zouden moeten verwerken dan worden ze binnen een dag krankzinnig. Want alles verwerken is volkomen onmogelijk.

Hun overlevingsmechanisme is de zeef waardoor alles wat er gebeurt en dat niet voor dát moment relevant is, direct heen zakt. Alléén wat direct relevant voor nú is, blijft er op liggen. Daar houdt zich hun aandacht mee bezig.

Vandaar dat wij allemaal klagen over en boos worden om hun gebrek aan concentratievermogen, over die maar enkele minuten dat ze kunnen luisteren, over die hele korte spanningsboog. Dat was vroeger bij ons wel anders - helemaal niet waar trouwens, maar goed.

 

Levensecht

We moeten ons de vraag stellen: Wat leeft er in het hart van onze jongeren, dat ze het vaak niet lukt langer dan een paar minuten naar ons luisteren?, wat zit er nou onder? Als iets direct relevant lijkt, zó overkomt op de jongere, dan blijft het op de zeef liggen. Nou, laten we eerlijk zijn, dan staan we als kerk 3-0 achter. Want stel nu dat we wij het moesten hebben van een kerk waar alles wat we brengen direct als relevant moet aanvoelen. Maar de kerk is Christus' gemeente met eeuwigheidsbelangen die juist 'het moment van nu' zeker overstijgen!

Ja, je wilt dus op de catechisatie en de jeugdclub iets brengen waarvoor je graag aandacht vraagt. Maar het risico dat het onmiddellijk door de zeef valt is heel erg groot. Ik weet dat veel jongeren zich moeilijk kunnen concentreren. Maar als je weet hoe het zit dan zijn er mogelijkheden om jongeren een half uur ademloos te laten luisteren naar een levensecht verhaal. Dat is waar vele jongeren om vragen. Oefen je daarin, levensecht vertellen, over zaken die er toe doen. Geef praktische voorbeelden van elke dag. Binnen de kortste keren zijn ze daar dankbaar voor.

 

Stoppen

Maar aandacht voor de kerk als instituut, als organisatie? Er zijn weinig of geen jongeren die dat hebben, laat staan dat als relevant aanvoelen. En die er zijn, zijn geneigd om fel dezelfde positie in te nemen als van ouderen waarmee ze zich identificeren. Ze kunnen krachtig meediscussiëren in kerkelijke moeiten. Maar voor het gros geldt dat de eindeloze tijdbesteding aan kerkelijk gedoe onmiddellijk door de zeef valt. Daarmee raak je broeders en zusters, raak je jongeren in kwijt en raak ik ook mezelf kwijt.
Zullen we ermee stoppen? Stoppen met het felle discussiëren? Laten we alleen maar proberen te peilen bij die anderen wat er in het hart leeft. Dáár ben ik nieuwsgierig naar. Niet strijden, niet discussiëren of verdedigen. Want we raken er onze jongeren er mee kwijt.

 

Gelegenheid te baat
Wat dan wel?

Spreuken 10 heeft een prachtig verzen. 'Die in de zomer verzamelt  is verstandig zoon, maar wie in de oogsttijd diep slaapt, is een zoon die beschaamt maakt'. In een agrarische samenleving, roept een boer tegen de jongens en de meiden, tegen vrouw en kinderen dat iedereen nodig is om de oogst op het land binnen te halen. Ja, maar een zoon blijft op z'n bed liggen. Wat schaamt die vader zich daarvoor. 't Is wel zijn zoon maar ook een die ongelofelijk dom is. Het geldt ook in een industriële samenleving. Daar geldt het beeld: smeed het ijzer als het heet is. En zo heeft elke cultuur daar een eigen uitdrukking voor. Het heeft iets te maken met de gelegenheid te baat nemen. Dus als nu informatie kunt krijgen voor je schooltoets moet je er nú zijn, anders te laat. Dat zie je dat in je eigen leven: als er informatie wordt gegeven moet je er zijn.

 

Zo gaat het ook met kerkelijk onderwijs. Dat krijgt diepgang op het moment dat ik de jongeren ontmoet, dan vindt het echte onderwijs, de echte vorming, de vorming die er toe doet, plaats. Niet als ik de zoveelste methode schrijf, of bij de zoveelste docentenvergadering, of als een leerlingvolgsysteem is ontwikkeld. Dat vindt ook niet plaats als op een conferentie met ambtsdragers allemaal mooie waarheden worden overgedragen. Nee, die vindt plaats op het moment dat ik een jongere of een groep jongeren ontmoet, ze in de ogen kijk, contact maak. Dan is er iets van overdracht.

 

Enthousiasme

Het is zaak de gelegenheid te baat neem. Ik zou graag, zie vorige overweging, zelf materiaal ontwikkelen, zelf door de stof heen kruipen. Maar daarin zit niet enthousiasme, terwijl dat een van de belangrijkste factoren is. Enthousiasme van de persoon die het overdraagt. Het is een van de belangrijkste factoren waardoor jongeren, heel vaak onbewust, met hun hart aanvoelen dit is relevant. Dit wordt voor een belangrijk deel gewekt door inhoudelijk enthousiasme.

Ik kan me voorstellen dat er in heel wat gemeenten in de bodem, de ondergrond van het gemeenteleven een vorm van verdriet, van pijn zit, zeker als het gaat om kerkelijke ontwikkelingen. Het is heel moeilijk dat te overstijgen. Erken alsjeblieft eerlijk tegen jongeren dat er een laag van pijn en verdriet in ons zit. Laten wij voorafgaande aan welke onderwerp ook, de pijn, de schuld en het verdriet aan de Here Jezus over geven, gewoon uit handen geven - daar is Hij voor. Zo kunnen we dan met een vrij hart en eerlijk inhoudelijk enthousiasme over de machtige dingen uit de Bijbel en de christelijke geloofsleer naar de catechisatie en hen vertellen: Ik heb iets moois gevonden, joh. Dan héb je het groepje jongeren op dat moment. Dan luisteren ze 5 hele minuten! Dan gaat het niet door de zeef vallen.

 

Gesprek

We zijn in de eerste plaats aangewezen op moment van ontmoeting. Dat is moment om het enthousiasme over te dragen en ons ook te trainen in het weglaten van beschuldigende bewoordingen. Denk aan de verstandige zoon in de oogsttijd. Zo moet de ambtsdrager in de ontmoetingstijd met jongeren het eigenlijke werk doen. Juist op dat moment moet je ambtsdrager geestelijk alert zijn. Dat kost moeite. Leven kan je zo vullen dat je nauwelijks tijd hebt om rustig na te denken. Als er iets op dat overdrukke leven ingrijpt dan is dat op alertheid, waakzaamheid. Daarom oefen je in alertheid zodat we als we jongeren ontmoeten een hart hebben dat kan aanvoelen. Dat nadat we zelf de last hebben gelegd bij de Heere Jezus de innerlijke ruimte hebben om aan te voelen wat er in hen leeft. Om vervolgens ook toegang tot het eigen hart te geven voor wat er in de jongere leeft. Ruimte dus om op een gegeven moment alert te zijn. Dan neemt neiging tot discussiëren, argumenteren en debatteren af, en wordt de ontmoeting een gesprek. En neemt de neiging om te vertellen toe. Ook om de jongeren te laten vertellen. En dat zorg voor een versterking van een soort voedingsbodem voor kerkelijk jeugdwerk in de gemeente dat op een andere manier niet is te bereiken. We praten altijd over om organisatorisch mogelijkheden. Maar die zijn al lang uitgeput. 't Zit niet zo zeer in de organisatie en liturgische mogelijkheden, maar meer op versterking van de laag in de voedingsbodem waaruit we de schat putten. Zodat ook wat niet als relevant wordt ervaren niet gelijk door zeef zakt.

 

Oefening 2

Probeer in twee minuten de volgende zin aan te vullen: 'Als ik dit vertaal naar mijn werk in de gemeente dan …'.

 

Godsbesef en schaamtegevoel

Tweede kenmerk van jongeren heeft te maken ontwikkeling van het Gods besef. Je kunt er een grafiek van tekenen hoe het godsbesef zich ontwikkelt van kind tot aan volwassenheid. Voor 2-7 jarigen zijn God en de Heere Jezus vanzelfsprekend aanwezig in denken en spelen. Zo'n grafiek begint dus hoog waarna hij sterk daalt tot een dieptepunt bij 10 - 14 jarigen, zo diep zelfs dat een jongere soms volkomen ongelovig kan worden. En ergens, zo rond 15, 16 jaar, gaat bij een grote groep jongeren de curve weer omhoog. Als we het hebben over jongeren van 12-18 jaar dan gaat dus precies over de fase waarin er sprake is van afnemend godsbesef.

 

Er is nog een tweede grafiek die er doorheen loopt. Deze tweede curve gaat over de ontwikkeling van schaamtegevoel, schaamtebesef, hoe zich dat ontwikkelt. Dat gevoel begint heel laag, dat is ook heel menselijk, maar gaat stijgen. Zo rond 13, 14 jaar is dat op z'n hoogst in het mensenleven. In deze fase zijn jongeren extreem gevoelig voor dingen waarvoor je je moet schamen. Later daalt de curve weer en komt ergens uit op de volwassen lijn van een gezond evenwichtig schaamtegevoel.

Wanneer het schaamtegevoel van jongeren op z'n hoogst is, zijn ze het sterkst gevoelig voor prikkels. Dat maakt het voor veel jongeren dus lastig zich te binden aan een kerkelijke gemeenschap waar veel over en weer beschuldigd wordt, want schuldgevoel levert schaamte op. Jongeren ervaren dat heel sterk aan en lijden eronder. Vaak gaan zij vluchtgedrag vertonen om schaamte te vermijden. Ik moet eerlijk zeggen dat, als ik kijk naar de kerk van Nederland, ik heel goed begrijp dat veel jonge mensen rond hun 14 tot 18 jaar zich schamen voor hun kerk en zeggen: Sorry als het zo moet, dan hoeft het niet van mij.

 

Individualisatie

Het meest bepalende proces in een mensenleven is individualisatie. Dat is het proces waarin de jongere zich bewust wordt van zijn eigenheid, zich een apart individu vindt t.o.v. alle anderen. Een tweejarig kind is nog zó één met mama dat het nog niet een apart individu is. Maar op een gegeven moment begint individualisatie en dat proces begint in onze tijd op een steeds jongere leeftijd. Het kind denkt: Ik ben een afzonderlijk persoon, ik val niet samen met vader en moeder, niet met de juf van de kleuterschool. Ik ben iemand apart. Normaal gesproken begint dat rond het 12de jaar maar nu eerder doordat ze veel te veel zien en horen via de sociale media.
 

Als het goed is ontwikkelen jongeren zich tot evenwichtige volwassenen die zich aan de ene kant gezond en normaal kunnen verbinden aan de oudere generatie, aan papa en mama, en tegelijkertijd ook een zekere zelfstandigheid en eigenheid, zelfvertrouwen en eigenwaarde hebben en zich daar bewust van zijn.

Jongeren in de kerk zitten precies in de tussenfase, tussen niet meer samenvallen met papa en mama én een gezonde zelfstandige persoonlijkheid. Ze zijn gevoelig voor de onderlinge verhoudingen. Ze zitten tussen de generaties, tussen kind-zijn en volwassenheid. En dan speelt één ding een heel grote rol. Als 12, 13, 14-jarigen ervaren 'ik ben iemand anders dan mijn vader dus ik kan krachtig nee zeggen ik ben iemand met een eigen mening', dan wordt er afstand gecreëerd van papa en mama, van ambtsdragers in de kerk. Eigenlijk van iedereen.

 

Het is wel eens gezegd dat ieder mens ten diepste eenzaam is. Maar ik geloof dat door het evangelie onze diepste eenzaamheid wordt opgeheven door Jezus Christus. Wel leven we als mensen in een gebroken wereld en moeten we door dit proces van eenzaamheid heen. Dat hoort bij het proces van individualisatie.

 

Vanzelfsprekendheid

Een belangrijke consequentie is ook dat niks meer vanzelfsprekend is. Laten we dat eens  toespitsen op het kerkvolk.
Ik ben zelf opgegroeid in Ermelo in een kerkelijke omgeving waarin het volstrekt vanzelfsprekend was, dat niemand 'kind van God' was. Het was vanzelfsprekend dat iedereen onbekeerd was. De toegang tot het heil was zo smal dat ik als kind nooit het gevoel had dat ik er bij kon.

Deze vanzelfsprekendheid - het was niet zo bedoeld - had ook een psychologische werking. Het gevolg was dat ik er in de puberteit innerlijk heel ver afstand van heb genomen. Want die vanzelfsprekendheden kloppen helemaal niet in de kerk. Als de kerk zegt sola gratia, dan is het zeker géén vanzelfsprekendheid dat er natuurlijk maar heel weinig kinderen van God zijn.

 

Ander voorbeeld. Ik sprak een keer een collega op de CHE die was opgegroeid in een gemeente waar jongeren elke zondag hoorden: 'Natuurlijk zijn wij kinderen van God, onze identiteit ligt in Jezus'. Het was zo'n vanzelfsprekend dat ik als puber de gedachte kreeg: Mijn identiteit in Jezus?, het zal voor jullie wel vanzelfsprekend zijn maar voor mij niet.
Jongeren maken ons er scherp van bewust dat er in de kerk geen enkele vanzelfsprekendheid kan heersen. De kerk leeft van het wonder van genade! En voor de  jongeren is niets vanzelfsprekend, ook niet vanzelfsprekend geloven. Zij moeten tot geloof en bekering komen. En als dat niet gebeurt gaan ze verloren, ook al hebben ze honderd keer gehoord dat hun identiteit in Jezus Christus is. Zij kunnen niet leven van vanzelfsprekendheden.

 

Heiland

Nog een opmerking.

Op de lippen van verstandigen wordt wijsheid gevonden, en op rug van mensen zonder verstand de stok, zegt de tekst. Wat een machtige troost in de kerk waar veel mensen zitten die zoeken naar wijsheid, maar die zichzelf regelmatig verwijten: Had ik maar meer hart, en zich afvragen: Ben ik ook geen dwaas?

Wat blijkt in het Nieuwe Testament? Niet de dwaas maar de enige Man met een hart, Díe krijgt met de roede, de gesel op zijn rug. Hij van Wie we belijden: Hij heeft mij doorzien, Hij heeft mij aangenomen, Hij raakt ons, Hij draagt ons. Díe zegt: Geef Mij die stok maar, laat Mij de straf maar dragen. De schuld van 2021, '22, '23 ligt op Zijn schouders. Zo kunnen we onze jongeren dienen want wij hebben een machtige Heiland, een machtige Helper.

 

Dankuwel.