Ethiek

Vraag & Antwoord

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Geloof in de Tweede Kamer

 

N. van Dijk

05-05-12

 

Het ND van 30 maart maakte melding van een pas verschenen boek van de remonstrantse theoloog en historicus Eginhard Meijering: 'Hoe God verdween uit de Tweede Kamer, de ondergang van de christelijke politiek'. De titel doet denken aan het bekende boek van Geert Mak: 'Hoe God verdween uit Jorwerd', waarin Mak de leegloop van de kerken en het verdwijnen van het geloof in het Friese dorp beschrijft.

Het ND vermeldt dat de auteur zich met name richt op de grote confessionele partijen die vanaf 1901 tot aan 1994 vrij constant deel uitmaakten van de coalitieregeringen.

 

Meijering behandelt eerst het kabinet-Kuyper (1901 - 1905). Bij het afleggen van de regeringsverklaring spreekt Abraham Kuyper over de christelijke grondslag van zijn kabinet en de ministers worden opgeroepen zich eerbiedig te buigen voor de eerste tafel van de wet van God.

Van liberale en socialistische kant was er ernstige kritiek op deze grondslag. Er wordt gewaarschuwd tegen een staat die theologie wil doceren. Kuypers leerstuk van de antithese, waarbij de tegenstelling in de samenleving ligt tussen gelovigen en ongelovigen, wordt bekritiseerd. Maar Kuyper houdt vast aan de waarde van de christelijke beginselen die 'uitgaan van de wil van God'.

 

Bij het kabinet-Colijn II is er sprake van 'beginselen die berusten op goddelijke openbaring'.  Het kabinet-Colijn IV is weer aanleiding tot een debat over de grondslag ervan. Colijn spreekt over de 'positief christelijke grondslagen' van zijn regering. Maar dit was volgens hem niet dogmatisch bedoeld, hij wilde niet de vrijzinnigen uitsluiten van samenwerking. 

Ook na de Tweede Wereldoorlog worden godsdienstige argumenten en het beroep op de Bijbel nog volop gehoord. Maar in 1955 is bij het kamerdebat over crematie een verandering waar te nemen. De rooms-katholieke Beel vraagt zich af in hoeverre christenen ruimte bieden aan niet-gelovigen. 

De liberaal Oud in het kabinet-De Quay spreekt over een christendom boven geloofsverdeeldheid, een zedenkundig christendom waarin naastenliefde in de praktijk wordt gebracht.

 

In de jaren zestig gaat de ontkerkelijking razend snel. De hechte band van kiezers aan hun partij verdwijnt. Minister-president Cals spreekt in zijn regeringsverklaring over de 'geestelijke waarden van christendom en humanisme' (1965). 

In 1971, bij het aantreden van het kabinet-Biesheuvel, ontbreekt het debat over de grondslag en ook wordt er geen zegenbede meer uitgesproken door de eerste minister. Argumentatie van de grote christelijke partijen is nog slechts zakelijk van aard.

Als halverwege de jaren negentig paars regeert wordt er door het CDA gezwegen over de niet-christelijke grondslag van dat kabinet, terwijl RPF en SGP zeggen te betreuren dat er in de politiek geen steun meer is voor het normerende Woord van God. Volgens Meijering is het CDA uitgekomen bij  het 'ethisch christendom' van de liberalen tot aan de jaren zestig.

 

Uit reacties van de kleinere christelijke partijen op het onderzoek blijkt dat men niet verbaasd is over de uitkomst. In een artikel in het RD, waar het gaat over religie en politiek, merkt Van der Staay (SGP) op dat in de veertien jaar dat hij in de Kamer zit, de houding tegenover gelovigen niet vijandiger is geworden. Wat wel scherper is komen te liggen is dat godsdienst nooit een reden mag zijn voor discriminatie. Ook het grondrecht van godsdienstvrijheid is meer onder vuur komen te liggen. Van de Staay probeert ongelovige kamerleden regelmatig duidelijk te maken dat ook zij uitgaan van onbewijsbare vooronderstellingen.

Terwijl de ChristenUnie terughoudender is geworden met het noemen van Bijbelse argumenten, wil Van der Staay zich niet beperken tot zakelijke redeneringen. In een reactie op het onderzoek van Meijering zegt hij dan ook:

 

"De diepe sporen die de secularisatie in Nederland heeft getrokken, zijn ook op het Binnenhof goed zichtbaar. Als Gods Woord geen richtsnoer is voor goed en kwaad, voor recht en onrecht, is de crisis compleet. Kunnen we er zelf ook niet beter het zwijgen toe doen? Ik zou zeggen: integendeel! Als we omhoog kijken, zien we de levende God die ons Zijn goede geboden geeft. Daarover onze mond houden kúnnen we niet eens. Het zou ook een onwijze knieval zijn - doen alsof er geen God is, getuigt niet van realiteitszin, maar van armetierige nalatigheid. Misschien wel meer dan ooit is vrijmoedig getuigen plicht! Bovendien is het zaak krachtig weerstand te bieden tegen de seculiere neiging om christelijke argumenten buiten de orde te verklaren. Het is en blijft ons goed recht om Bijbelse argumenten aan te voeren. Probleem is dat anderen vaak verzuimen hún principiële vooronderstellingen te benoemen - waarom menen veel seculieren bijvoorbeeld eigenlijk dat pril ongeboren leven geen bescherming verdient? Getuigen en proberen te óvertuigen doe je in hedendaags Nederlands. Dat doe je door naast christelijke argumenten andere argumenten te leggen.

Hoe het verder zal gaan? De geschiedenis laat zich niet zomaar wegvlakken. De toekomst is voor ons verborgen. Er is een Engelse zegswijze, die luidt: 'yesterday is history, tomorrow is mystery, today is a gift!' Iedere dag mogen we ervan getuigen dat Gods Woord standhoudt in eeuwigheid".