Signalen 128
R. Sollie-Sleijster
25-09-21
Verbeteraars van de apostelen
Nader Bekeken – juli/augustus 2021
Ds. Bart van Egmond vergelijkt de huidige omgang met de Schrift (‘nieuwe’ hermeneutiek) met de wijze waarop gnostici dat deden. Hij komt tot de opmerkelijke constatering dat er veel overeenkomsten zijn. Hij noemt er verschillende voorbeelden van.
Achtergrond vormt wat in Adversus Haereses (Tegen de ketterijen) door bisschop Irenaeus wordt geschreven. Deze man leefde in de tweede eeuw na Christus en zag, net als de apostel Paulus, het gevaar van de gnostiek, (gnosis, kennis). Paulus waarschuwt Timotheüs voor de ‘tegenstrijdigheden van wat ten onrechte kennis wordt genoemd en wordt verkondigd door mensen die van het geloof zijn afgedwaald’. Irenaeus zag rond het jaar 150 allerlei gnostische leraren optreden, die zichzelf als christenen zagen en gewoon tot de kerk wilden behoren. Zij aanvaardden de leer van het OT en het NT, maar verdraaiden de uitleg ervan. De Bijbel is volgens gnostici een gemengd boek en om de diepere betekenis te vatten heb je de sleutel nodig van de mondelinge traditie, zoals die door Christus (buiten de Bijbel om) is overgeleverd aan zijn apostelen en daarna aan de gnostische leraren.
De volmaakte kennis was nog niet beschikbaar voor de apostelen. Jezus en de apostelen moesten zich in hun publieke optreden aanpassen aan de mening van hun Joodse hoorders. Zij waren nog niet toe aan dat hogere onderwijs. Vandaar dat Irenaeus de gnostici ‘verbeteraars van de apostelen’ noemt. Hun kennis kwam voort uit hun eigen denken, dat zich eerst van de Schrift had losgemaakt.
Gnostici gebruiken de gezaghebbende woorden van de Schrift om hun eigen systeem gezag te verlenen. De eigen subjectiviteit van de mens is als uitgangspunt genomen en dat leidt natuurlijk tot onderling verschil in de uitleg van de Bijbel. Gnostici brachten gelaagdheid aan in de Schrift op basis van een kennisbron buiten de Bijbel, die aangeeft waar het in de Schrift nu eigenlijk om gaat. Voor hen was de geheime traditie die bron.
De predikant ziet overeenkomst met de verschillende pogingen waarop in onze tijd de Schrift wordt gebruikt bij discussies. Bijvoorbeeld rond de vrouw in het ambt is de vraag: waarom geen zusters in de ambten? Dan wordt o.a. geantwoord: de apostelen hielden nog rekening met de hardheid van de harten en waren daarom terughoudend in hun antwoord. Er zou een bevrijdende lijn in de uitspraken van Jezus en Paulus zitten en die moeten wij er vandaag uithalen en werkelijkheid laten worden. Zo ook bij ethische kwesties als de rechtvaardiging van homoseksuele relaties. En dat leidt tot: de God van het OT is een God die toornig is en de God van het NT is liefde. Liefde als onvoorwaardelijke bevestiging van mensen. Al het andere wat de Bijbel zegt is secundair. Irenaeus zou zeggen:
omdat men de Schepper niet wil aanvaarden, bedenkt men een god boven Hem. En die god wordt vervolgens ‘teruggevonden’ in de Bijbel.
Ds. Van Egmond waarschuwt:
Waar de helderheid van de Schrift wordt losgelaten, ontstaat een nieuwe elite die de ware zin van de Schrift moet ontsluiten. Theologen of opinieleiders bezitten zogenaamd een kennis die nodig is om te weten wat de bijbelschrijvers echt bedoelden, of om te weten wat blijvend geldig is in de tijd waarin wij leven. (-) Daarmee krijgen zij een eigen gezag ten opzichte van de Bijbel en mensen worden van hen afhankelijk. (-) Het ergste is: het geloof raakt gebaseerd op de mening van mensen en steeds minder op het onfeilbare Woord van God.