Kruisverhoor op Zondag(2)
D.J. Bolt15-12-07
Voor het gemak zijn bij elke publicatie in deze serie het nieuwe artikel én het vorige geplaatst zodat eenvoudig de draad weer kan worden opgepakt. Eerst (bovenaan) de nieuwe reactie, daarna de vorige. Voor nog vroegere publicaties moet in de rubriek 'Ethiek' een artikel met een lager volgnummer worden geselecteerd.
Ds. Wierenga aan Bolt (1)
Geachte broeder Bolt,
U hebt mijn mening omtrent het vierde gebod-sabbatdag-zondag correct weergegeven. Wat de kerkenraad van Helpman betreft: Ik zou niet willen zeggen dat die kerkenraad uitdrukkelijk toegestemd heeft mijn overtuiging in de gemeente te leren. Dat is niet correct geformuleerd. De kerkenraad heeft uitgesproken dat de gemeenteleden die bezwaren hadden ingebracht tegen de preek, niet hadden aangetoond dat ik in strijd was gekomen met Schrift en/of belijdenis. Daar moeten we het bij houden.
Vervolgens wil ik graag een item nader verklaren. Wat is de positie van de dekaloog binnen het volk van God van de nieuwe, NTische bedéling? De dekaloog behoort tot het Oude Verbond. Hij is onderdeel van de bepalingen van het bij de Sinaï gesloten verbond. Dit hele verbond is verouderd. Dat staat geschreven in Hebr. 9, 13: ' Op het moment dat Hij spreekt over een nieuw verbond heeft Hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij'. Vandaar dat in de brief aan de Hebreeën Christus genoemd wordt 'bemiddelaar van een nieuwe verbond' (Hb 9, 15; 12, 24 e.a.p.). De dekaloog behoort tot dat oude verbond en is dus, evenals dat hele verbond, verouderd en versleten. Natuurlijk kan God Jahweh een nieuw verbond aangaan met zijn volk. Dat heeft Hij ook gewild (Jer 31, 31-34). Dat nieuwe verbond is een ANDER verbond, zoals in Jer 31, 32 staat. Christus sprak over een nieuw verbond, gesloten door zijn bloed (Lukas 22, 20).
Als we daarover nu eens goed doordenken, is het geoorloofd en nodig de volgende vraag te stellen: wat zijn de door God gegeven beloften en de door God gestelde eisen in het nieuwe verbond? Het spreekt vanzelf dat er wijzigingen zijn opgetreden, immers: waarom zou het verbond waarin wij nu met Jahweh verbonden zijn, anders een nieuw en/of ander verbond genoemd worden?
Ik weet allicht dat we binnen onze kringen veel de uitdrukking hebben gebruikt: de eeuwige en universele wet van God als we het over de dekaloog hadden. Dat was onjuist. De dekaloog is niet als een universele wet gegeven, het was een wet binnen het kader van Jahwehs verbond met Israël. Een tijdelijk verbond. De dekaloog moet men niet universeel noemen (immers: alleen aan Israël gegeven, de volken waren zonder wet, Rm 2, 12-14) en niet eeuwig (immers: behoort tot het Oude Verbond). Wij moeten ons van die terminologie losmaken. De dekaloog behoort tot het Oude Verbond en had een getermineerde geldigheid.
Als God Jahweh het nu zo geregeld heeft, waarom zouden we daar dan ongerust over zijn? Die ongerustheid blijkt vaak onder ons: wie de dekaloog rekent tot het Oude Verbond dat verouderd en versleten is, geeft het leven, de samenleving van Nederland en wellicht ook de samenleving van de kerk van Christus, prijs aan de wetteloosheid, zo zegt men. Maar is er dan iets tegen de bovengenoemde bijbelse uitspraken en gegevens in te brengen?
Verder: als Jahweh het Nieuwe Verbond via Jeremia (Jer 31) aankondigt, zegt Hij er bij dat Hij er voor zal zorgen dat er geen wetteloosheid onder zijn volk ontstaat. Er staat immers bij dat Hij zijn wet in ons binnenste zal schrijven en in ons hart zal leggen (Ezechiël moest daarover ook profeteren: Ez 11, 10v, Ez 36, 27).
Wil dit nu zeggen dat we aan geen wet en gebod meer gebonden zijn? En dus: steel maar, dood maar, breek het huwelijk maar, misbruik Gods naam maar enz? Natuurlijk niet. Heeft onze Heer en Meester de dekaloog niet in verdiepte en versterkte vorm ons voorgehouden in de Bergrede? En heeft Hij niet gezegd dat onze gerechtigheid (=gehoorzaamheid) groter moest zijn dan die van de Farizeeërs en schriftgeleerden (Mt 5-7; Mt 5: 20)? Hij heeft gezegd dat Hij niet is gekomen om 'de Wet of de Profeten' af te schaffen. Bij het woord ' wet' moeten we niet slechts denken aan de dekaloog. Blijkens de toevoeging 'of de Profeten' moeten we deze passage uitleggen als: Ik ben niet gekomen om de inhoud van de geschriften af te schaffen. Messias Jezus spreekt over het hele OT als ' wet en profeten'. Natuurlijk valt daar ook de dekaloog onder. Die kwam Hij niet afschaffen, nee, Hij kwam om die te vervullen, dwz.: Hij kwam om de diepte van de wet, ook van de dekaloog te onthullen. Vandaar dat Hij steeds zegt: tot de ouden werd gezegd...maar Ik zeg tegen jullie. Dan wordt niet-echtbreken tot: geen veelbetekenend knipoogje aan de vrouw van je naaste geven(aanzien om te begeren = oogcontact zoeken om een affaire te beginnen); bij Gods naam zweren wordt: houd het maar bij een eerlijk ja of nee'; niet doodslaan wordt: niet in haat en nijd tegen je broeder leven.
Daarom kan Paulus ook rustig schrijven dat we niet onder de wet zijn. Daar moeten we niet mee knoeien alsof er staat dat we niet onder de vloek van de wet zijn. Ook niet van maken dat we de volbrenging van de wet niet moeten opvatten als een heilsweg. De wet is nooit een heilsweg geweest. Het gaat nu, in het Nieuwe Verbond, om de vruchten van de Geest.
Paulus noemt die vruchten op in Gal 5, 22. Streef daar maar naar, dan ben je gehoorzaam aan Gods wil, en volbreng je ook de dekaloog. De hele wet is vervuld is één uitspraak: 'Heb uw naaste lief als Uzelf' (Gal 5,14). Die naastenliefde moeten we niet uitspelen tegen de dekaloog, nee, wie de naaste liefheeft als zichzelf, wendt zich onmiddellijk tot de dekaloog om daaruit te leren wat naastenliefde in de praktijk betekent. En hij wendt zich dan ook onmiddellijk tot de Bergrede en de andere onderwijzingen van de bijbel betreffende een godzalig leven.
De dekaloog heeft nu een andere status dan hij vroeger had, daar komt het op neer. Als je dat niet wilt zeggen, kun je niet uit de voeten met bijv. Rm 7, 1-3. Daar is beslist geen sprake van de vloek van de wet waarvan we bevrijd zijn (dat is wel zo, maar dat staat niet in Rm 7, 1-3). Daar staat zonneklaar dat zoals een weduwe geworden echtgenote vrij is van de wet die haar aan haar overleden man bond, zo ook wij van de wet ontslagen zijn. Het woord ' wet' betekent hier meer dan alleen de dekaloog, maar omvat wel degelijk ook de dekaloog.
In het kader van deze overtuiging spreek ik ook over het vierde gebod-sabbatdag- zondag.
W. Wierenga, 8 december 2007, Midlaren
Kruisverhoor op Zondag(1)
D.J. Bolt
Afgelopen jaar heeft er in de pers een discussie plaatsgevonden tussen ds. W. Wierenga te Midlaren en mij. Daarbij ging het om de betekenis van het vierde gebod voor leer en leven.
Voor degenen die daarin geïnteresseerd zijn eerst even een kort overzicht van onze gedachtenwisseling met daarbij de vindplaatsen. De artikelen op de website van één in waarheid (aangeduid met EIW) werden geplaatst in de rubriek Ethiek/Archief, alle andere zijn in De Reformatie verschenen.
Door ds. Wierenga:
29-12-06 Wierenga en het vierde Woord (EIW)
20-01-07 Het vierde gebod, de sabbat en de zondag
27-01-07 Compromis ter pacificatie
03-03-07 Gesprek met de engel
12-05-07 Geen goddelijke rustdag meer?
Door D.J. Bolt:
29-12-06 Wierenga en het vierde Woord (EIW)
23-03-07 RUSTdag, rust zacht? (1) (EIW)
30-03-07 RUSTdag, rust zacht? (2) (EIW)
06-03-07 RUSTdag, rust zacht? (3) (EIW)
13-03-07 RUSTdag, rust zacht? (4) (EIW)
12-05-07 Geen goddelijke rustdag meer?
Het is uit deze publicaties duidelijk dat we nog niet uitgesproken zijn. Daarom stelde ds. Wierenga voor dat ik hem aan een "kruisverhoor" (zijn typering) zou onderwerpen. De vragen en de antwoorden mogen worden gepubliceerd.
Ik heb daar positief op gereageerd. Het doet me deugd dat er in elk geval één predikant in onze kerken bereid is en de moed heeft om zijn (eigen) overtuiging op dit punt helder uit te dragen en daarbij er niet voor terugdeinst die publiek te verantwoorden, of om in de sfeer te blijven: te laten 'ondervragen'.
Dat 'kruisverhoor', liever gesprek, gaan we nu in. Daarbij stel ik voor mijzelf niet primair als doel dat we tot een gemeenschappelijke overtuiging komen (hoezeer dat ook verheugend zou zijn) maar dat er helderheid komt over opvattingen die in onze kerken mogen worden geleerd m.b.t het vierde gebod en de rustdag. Niets is zo frustrerend dat de problemen onder ons laten vergrijzen en verglibberen zodat er geen vat meer op kan worden verkregen en we niet weten wat we nu wérkelijk geloven en belijden. Beter helderheid over tegenstellingen dan schijnovereenstemming.
Het lijkt mij verstandig de discussie in fasen te voeren. Eerst wil ik proberen nauwkeurig en kernachtig de opvattingen van ds. Wierenga weer te geven over de rustdag in het licht van het vierde gebod. Daarvoor kan ik putten uit de preek die hij heeft gehouden in maart 1983 en verder uit de artikelen die, zoals boven vermeld, sinds december 2006 over dit onderwerp van ds. Wierenga en mij zijn verschenen. In de verdere discussie zal daar ook regelmatig naar worden verwezen, verwacht ik.
Maar eerst moeten ds. Wierenga's overtuiging helder en correct worden weergegeven.
Vervolgens wil ik proberen verschillen in overtuiging aan te geven en waar de moeiten zitten. Deze tweede fase is natuurlijk niet vooraf duidelijk te structuren. Het hangt van de loop van de discussie af. Maar in principe gaat het niet om de dingen waarover we het eens zijn (hoe fijn ook) maar om zaken waarin we verschillen en proberen nader tot elkaar te komen.
Als laatste lijkt het me goed de gedachtenwisseling met gezamenlijke conclusies af te sluiten.
In principe zou het mooi zijn wekelijks een reactie van de ene of de andere gesprekspartner te kunnen plaatsen. Maar het is natuurlijk geen probleem als er meer tijd nodig is.
Om misverstanden uit te sluiten worden de wederzijdse reacties steeds gekopt met de naam van de schrijver.
Dan nu eerst een weergave van de samengevatte overtuiging van ds. Wierenga m.b.t. de zondag en het vierde gebod.
Bolt aan ds. Wierenga (1)
Uw standpunt m.b.t. de zondag en het vierde gebod hebt u, ds. Wierenga publiek verkondigd in een preek in maart 1983 te Helpman en ook daarvan gepubliceerd in bovengenoemde artikelen. Samengevat kan uw overtuiging als volgt worden weergegeven:
Het vierde gebod is niet afgeschaft. Want de kern ervan is dat wij, als zijn officiële bondgenoot, alle dagen moeten vertrouwen op God en Hem dienen in dankbare liefde en trouw zijn aan zijn bepalingen. Wel is de sabbat, een aparte dag, afgeschaft.
Er bestaat in de nieuwe bedeling geen door God opgelegde rustdag meer. Die rustdag wordt ons niet opgelegd in het vierde gebod noch op een andere wijze. Alle dagen zijn in principe gelijk. De kerk heeft in alle vrijheid de eerste dag van de week gekozen als dag van samenkomst zonder er een rustdag van te maken. Wij hebben ons werk op de zondagen neer te leggen om naar de kerk te gaan, alléén daarom en in feite alleen voor de tijd dat we in de kerk zitten. 'In feite' betekent hier: de besteding van de rest van de dag wordt overgelaten aan de vrijheid van de gemeenteleden. Daarbij vindt u dat we ons maar wat richten moeten naar de praktische regels van Dordt, zonder in geweten daaraan gebonden te zijn. Dat betekent dat als iemand het anders wil doen, hij zich niet schuldig hoeft te voelen.
U acht deze leer gegrond op de Heilige Schrift en naar onze belijdenis.
U bent van mening dat deze overtuiging vrij mag worden geleerd in onze kerken: op de kansels, op de catechisaties en in de huizen.
U bent ervan overtuigd dat deze leer in overeenstemming is met:
- de opvattingen van Johannes Calvijn;
- de leer zoals die in het verleden in de gereformeerde kerken werd uitgedragen in de zes regels van de synode Dordrecht 1618/19 en in de Synopsis Purioris.