Column - Roekoe en het vierde gebod
D.J. Bolt08-12-06
In ons huis zit een open haard. Om de rookgassen af te voeren staat op het dak een schoorsteen. Dat is handig want anders moet je wel erg vaak de ramen zemen en het plafond schilderen. Die schoorsteen is ook een geliefde plaats voor houtduiven. Belvédère en toilet.
Roekóe, roekóe, roekóe, oe.
Hij ís er weer, onze houtduif! Op de schoorsteen.
Prachtig is dat. Vanuit zijn hoge zitplaats roept hij melodieus en wat melancholiek naar zijn vrienden (vriendinnen?). En buigt daarbij beleefd en diep. Als je goed luistert echoën zachte antwoorden uit de verte.
Roekóe ? roekóe ? roekóe ? oe.
Het geeft me altijd wat nostalgische gevoelens. Van vroeger, thuis, toen ik 's morgens in de vroegte deze roep al hoorde vanuit de majestieuze kastanjeboom achter ons ouderlijk huis.
Wat zouden ze nou precies roepen naar elkaar? Wakker worden? Goede morgen? Kom je met me spelen? Ik weet het niet. Meestal zingt onze vriend een stuk of vijf verzen. Dan is zijn liedje helaas weer uit.
Ik probeer bij de haard zijn roep zachtjes na te bootsen om hem te verleiden zijn repertoire uit te breiden. Maar onze gevleugelde huisvriend negeert me. Ook als ik op het orgel een stukje speel uit 'de Koekoek en de Nachtegaal' houdt hij zijn snavel stijfdicht. Misschien bevalt de toonsoort, of de organist, hem niet. Of houdt ie niet van Handel.
Maar ik heb er wat op gevonden!
Zondagochtend na de kerk zat hij er weer te koeren. Met een recordertje in de open haard nam ik zijn lied op. En speelde dat vervolgens herhalend af.
Och, wat mooi!
Na aanvankelijke aarzeling begon hij mee te zingen! Een duetje met zichzelf. Hoe langer hoe enthousiaster. Wachtte niet meer op mijn recordertje maar zong asynchroon-chaotisch steeds maar door. In de verte echoden vriendjes mee. Als een meerstemming polyfoon lied.
Een luchtig koor van lof.
Na een halfuurtje kreeg ik medelijden. Het vogelkeeltje begon wat schor te worden. Het valt ook niet mee zo enthousiast te zingen en tegelijk de hele tijd te buigen als een knipmes. Ziet u dat onze menselijke solisten de hele tijd doen? Hoogstens drie keer aan het eind van een uitvoering. Dus zette ik mijn electronische duifje op off.
Toen werd het ook weer stil boven de haard.
-----------------
Wat heeft dat nu met het vierde gebod te maken?
Wel, wij hebben ook een kerkelijk recordertje. Daarop staat het populaire liedje De Twee Meningen. 't Gaat over de zondag en het rusten daarop. Of die zondagse rust nou wel of niet met het vierde gebod te maken heeft.
Het eerste vers zingt Van U zijn alle dingen.
Maar vers twee is een antifoon, een tegenstem: Lof zij keizer Constantijn.
Met natuurlijk een stevige beatritme, Altijd?Al.
De electronica wordt veelvuldig aangezet
in besluiten van synoden,
in deputatenrapporten en -publicaties
bij ratificaties door kerkenraden,
op gezellige koffievisites,
tijdens besprekingen op mannen- en vrouwenverenigingen,
bij behandeling van bezwaren,
op huisbezoeken,
tijdens lezingen[1],
?
Als bijbelse argumenten niet meer zo aansprekelijk zijn, zingen wij deze popsong.
Dat is zó effectief. Daar kun je (op tijd) mee thuiskomen. Want einde (godsdienst)oefening, einde (bijbel)verhaal.
Er is ook nog een derde vers. Maar dat draaien we alleen voor hardnekkig verontrusten. Het vers bezingt de oude beroemde theologenveteraan ds. D. van Dijk, die vers twee ook eens in zijn jonge jaren heeft gezongen, naar het schijnt[2].
Hoe profetisch! Het Ophoff-tijdperk meer dan een halve eeuw vooruit?
Deze duoduif zingt zijn lied op hoge toon. Het zijn niet weinigen die zich de melodie inmiddels eigen hebben gemaakt. Ze zingen het lied uit volle borst. En leren haar weer anderen. Want het is zó eenvoudig.
Roekoe, ?twee, ?altijd ? al!
Zingt het voort.
Wie zet dít recordertje af?[3]
[1] Zie b.v. de lezing van ds. P. Niemeijer in Ten Boer, verschenen in De Reformatie van 4 november 2006, pag. 99.
[2] Laatstelijk, 2 november 2006, als bewijs nog aangehaald door ds. K. de Vries in Dalfsen.
[3] Wijgaan in elk geval de komende weken een poging wagen met composities uit het verre en nabije verleden.