De synodalen achterna 4
opgewekt verder dus maar!
D.J. Bolt
11-05-13
We zagen de vorige keer hoe prof. dr. G. Harinck enthousiast de ontwikkelingen in de richting van de synodalen verwelkomt. Wij vrijgemaakten zijn in de kerkelijke wereld
oliemannetje, kerkelijke proeftuin, prima ballerina geworden en laten daarmee de omringende kerkelijke middelmaat ver onder ons. Bij ons gebeurt het!
Maar wie hoog staat kan diep te vallen. De trotse voorgangerrol is niet voor altijd gewaarborgd. En daarom vraagt Harinck zich toch enigszins bezorgd af of zijn kerken nog steeds die hoge onderscheidingen waarmaken: "Dat moeten de volgende twee verhalen uitwijzen".
Die verhalen zijn van prof. dr. M. te Velde en dr. K. van Bekkum, beiden docenten aan de vrijgemaakte theologisch universiteit. Kunnen en willen deze collegae de hoge vlucht van Harincks visioen meemaken of roepen ze hem en de kerken vanachter de synodalen vandaan?
We willen in deze en de volgende aflevering kennisnemen van hetgeen deze broeders als coreferenten te berde brachten op de presentatie van dr. Dekkers boek De doorgaande revolutie.
Te Veldes toespraak
Onder de titel Reactie op G. Dekker, De doorgaande revolutie sprak prof. dr. M. te Velde de bijeenkomst toe. We laten zijn toespraak hieronder in extenso cursief volgen[1] en nemen weer de vrijheid het verhaal af en toe van (niet-cursief) commentaar en vragen te voorzien[2].
Te Velde
Emoties
Welke lezersreactie is er beoogd met het boek dat vanmiddag hier gepresenteerd is?
Aan de voorpubliciteit en in de wandelgangen was het al te zien: dit boek doet een beroep op de nodige primaire emoties.
- De één roept: Hoera!
- De ander: Foei!
- Een derde: Jammer!
- Of: Natuurlijk! Vanzelfsprekend!
- Of: Verbluffend!
- Of: Zie je wel!
Dat emotionele heeft mee z’n achtergrond in de vrijgemaakte geschiedenis van de jaren 1945-1990. Je zou kunnen zeggen dat de vrijgemaakten door hun optreden min of meer om een boek als dit gevraagd hebben. Tot begin jaren 1990 hebben we de ontwikkelingen in de GKS nauwlettend gevolgd. Regelmatig hebben we een veroordelende vinger uitgestoken naar alles wat we daar zagen verschuiven en veranderen. Let wel, er is heel veel werk van gemaakt om geestelijk en theologisch de ontwikkelingen ‘bij de buren’ te peilen en te duiden. Wij hebben ons daar niet met een Jantje van leiden afgemaakt. Uit onze kring zijn er grondige bijdragen geleverd aan de debatten over Schriftgezag en verzoening bijvoorbeeld. Dat was een noodzakelijk en waardevol opkomen voor de gezonde Bijbelse leer, waar ik me geen moment voor schaam. Daar is het ook mee aan te danken dat veel vrijgemaakten die in de jaren 60-80 hun kerkelijke opvoeding en opleiding hebben gehad, goed thuis zijn in de Schrift en in de leer van de kerk en hartelijk gelovige christenen zijn.
Geheel mee eens. Dat is de kern van de kritiek van vrijgemaakte zijde (geweest) op de ontwikkelingen in de synodale kerken. Het ging om de Schrift en haar gezag, om de gezonde Bijbelse leer. De kern ervan was en is: hoe zie je de Bijbel? Als een verzameling vrome getuigenissen van lang vervlogen tijden waar uiteraard zeer respectvol mee moet worden omgegaan en waar je veel van kunt leren? Óf als het levende Woord van de drie-enige God dat in wet en evangelie alles te zeggen heeft in onze concrete leven hier en nu en dus gehoorzaamd moet worden. Visionaire predikanten en hoogleraren in onze kerken zagen de consequenties van talrijke opvattingen die veld wonnen in de synodale kerken en zij bleven waarschuwen.
Te Velde
Intussen hebben we soms te veel van buitenaf, vanuit een tegen-over-positie gereageerd. En hebben we ons te weinig verdiept in de culturele en kerkelijke realiteit waarin de GKS hun weg moesten bepalen. Voorbeelden: liedboek, positie van de vrouw, landelijke dienstenorganisatie, benutten van menswetenschappen, begrip voor hermeneutische vragen.
Wij konden reageren vanuit de luxe van een kleine, krachtig georganiseerde gemeenschap met een grote mate van isolement en ‘zuiverheid’.
Na het duidelijke heldere begin bekruipt ons nu het gevoel dat wat met de ene hand royaal werd gegeven met de andere schielijk weer wordt teruggenomen. We zijn niet 'christelijk betrokken' geweest kennelijk en hebben geoordeeld over zaken waar we op een afstand van hadden gehoord maar de klepel niet goed wisten te hangen. De voorbeelden die dat zouden moeten illustreren klinken bovendien niet echt geruststellend. Want stuk voor stuk zijn de onderwerpen, hoewel van verschillend gewicht, ook nu nog zeer actueel. Neem het Liedboek voor de kerken, het is toch echt duidelijk gemaakt door verschillende gereformeerden dat er in dit praisebook ook veel ongereformeerde en vrijzinnige liederen in voorkomen[3]? En dat de lijn die met dit Liedboek is ingezet krachtig is voortgezet in het nieuwe Liedboek waar werkelijk alles aan zijn godsdienstige en religieuze trekken moet komen? Of het nu gereformeerden zijn of iets-is-sten.
En de 'vrouw in het ambt'? Werden (en worden) er geen Schriftuurlijke tegenantwoorden gegeven op de algehele openstelling van de ambten in de synodale kerken? Rijdt Te Velde hier aan het begin van zijn toespraak al op het Harinck/Dekker spoor van culturele realiteit met zijn 'begrip voor hermeneutische vragen'? Komt dit voort uit zijn tijdens de synode van Harderwijk getoonde relativisme t.a.v. dit onderwerp?[4]
En is een naar de Schrift genormeerde opstelling afhankelijk van "de luxe" van onze relatief kleine kerkverband? Die eerdere geroemde uitspraken waar Te Velde "zich geen moment voor schaamt" zijn toch niet afhankelijk van de omvang van de kerken?
Vreemd.
Te Velde
En dus hebben we uitspraken gedaan die vooral zwart wit en antithetisch waren en anderen in de consequenties dreven.
Ook over aspecten die niet allemaal evenveel de kern van het gezonde geloof raakten.
Of waarin we theologisch te snelle oplossingen gaven. Soms deden we te weinig recht aan reële vragen van de praktijk waarvoor óók de GKv na verloop van tijd kwamen te staan. Wie niet op tijd de rechte christelijke gematigdheid betracht, loopt het risico van een onbescheidenheid die vroeger of later wordt afgestraft. Als het liedboek een baken in zee wordt en het meedoen aan de Nederlandse Raad van Kerken en zo voort, dan kan het bovendien vervolgens in eigen kring een sjibbolet worden en veel te veel eer krijgen in het bepalen van de identiteit. Dus keren in dit boek voor een deel onze verwijten aan ‘de synodalen’ uit de jaren 1970-1990 op ons eigen hoofd terug. We zullen het maar even verdragen. Met de emoties die daar bij horen.
Zwart wit, antithetisch, in consequentie drijven, theologische 'fast food', toe maar. Hier staat een wel erg deemoedige en schuldbewuste voorman van onze kerken. Is het niet nodig om zulke zurige oprispingen over onze recente kerkgeschiedenis op z'n minst wat meer te onderbouwen?
Te Velde noemt wel een paar voorbeelden maar die nodigen nu niet direct uit tot adhesiebetuiging. Het Liedboek, zie boven. En de Raad van Kerken? Meedoen daaraan hebben we altijd gezien als beoefening van een valse oecumene: geloofseenheid suggereren boven diepe kerkelijke verdeeldheid. Dat is toch niet anders in deze tijd? Wat hebben gereformeerden te zoeken in een Raad waarin uiterst links en vrijzinnig, rooms en iets-isme participeren? Waar zijn we elkaar kwijtgeraakt?
Te Velde
De verschillende emoties zullen ook bepalend zijn voor de ontvangst van het boek m.n. in de vrijgemaakte kerken, denk ik. Mijn verwachting is dat het vooral zal worden gelezen door die mensen die zelf de periode 1970-2010 (of een groot deel daarvan) actief hebben meegemaakt. De feiten in dit boek zijn voor hen niet nieuw. Bijna alle analyses en duidingen hebben ze ooit wel voorbij zien komen of zelf al eens gemaakt. Maar het is voor hen misschien interessant om al die losse stukjes hier bij elkaar te zien en nog eens tegen het licht te houden. Ze zullen het daaruit gewonnen inzicht een plekje geven in hun positiebepaling in het kerkelijk leven van vandaag. Intussen worden koers en beleid in de GKv weinig gestuurd door de vraag welke overeenkomsten er kunnen zijn met de synodaal-gereformeerde kerken van voorheen. Het denken vanuit zo’n anti-identiteit is niet sterk meer. Het gaat nu vooral om de vraag hoe ontwikkelingen, beleid, besluiten, vormgeving in de kerken zich verhouden tot de Schrift, de gereformeerde traditie en de context van vandaag. Er is onder invloed van de grote uitdagingen van de (kort gezegd) postchristendom-situatie en van de informatie-tsunami een groter gereformeerd hermeneutisch besef gegroeid En dat leidt tot bredere doordenking. Dat is overigens ook de lijn waar de auteur voor pleit in het slothoofdstuk, blz. 136: ‘het licht van het Evangelie laten schijnen’.
Een tijdlang is inderdaad de vergelijking met de GKS wel een belangrijke methode van positie bepalen geweest. Maar dat is al minstens twintig jaar voorbij. Hoe we ons verhouden tot bevindelijken en vooral tot evangelischen is intussen veel belangrijker.
Een paar observaties.
Het is positief dat prof. Te Velde de door Dekker geregistreerde zaken niet ontkent. Integendeel, "we hebben al die genoemde feiten al eens zien langsgekomen", constateert hij. Dat betekent dat Dekker zijn werk nauwkeurig heeft gedaan en zijn waarnemingen betrouwbaar zijn, ondanks de gebreken die aan het onderzoek kleven. Daar hebben we dus in elk geval geen verschil van mening over.
Ook lijkt het mooi om ons met Te Velde bezig te houden met "de vraag hoe ontwikkelingen, beleid, besluiten, vormgeving in de kerken zich verhouden tot de Schrift, de gereformeerde traditie en de context van vandaag."
Toch krijg je een unheimisch gevoel. Want wordt ook hier weer niet afbreuk gedaan aan de in eerste instantie fors inzette waardering voor ons gereformeerde verleden? Als ging het toen om ons af te zetten, te anti-identificeren van onze kerkzijn t.o.v. de synodale kerken. De identiteit van onze kerken zou niet zo zeer bepaald zijn door de Schrift en de gereformeerde belijdenis maar door ons te positioneren als antipool van de synodale kerkgemeenschap.
Hoe komt het dat die anti-identiteit tussen synodalen en vrijgemaakten nu, twintig jaar na De stille revolutie nog maar weinig meer zegt? Je moet toch als gereformeerde welhaast een instinctmatige afkeer voelen bij de grondige afbraak van het gereformeerde geloof en leven dat heeft plaatsgevonden in de synodale kerken? Dan is het toch vreemd dat er haast verontschuldigingen worden gericht aan deze gemeenschap?
Wat ook opvalt is dat prof. Te Velde hier weer de drieslag Schrift, gereformeerde traditie en huidige context noemt. Dat klinkt heel gereformeerd. We geloven immers dat de Schrift zeggenschap heeft over het volle leven, dus over de traditie/de kerk en de contekst/de leefwereld. Maar we hebben zijn gedachte eerder zien uitgewerkt in een powerpoint plaatje. Hij heeft deze toegelicht in referaten die hij in den lande heeft gehouden.[5].
Nadert Te Velde hiermee niet de ideeën van Harinck en Dekker waarin de cultuur van onze moderne leefwereld in belangrijke mate de inhoud van het christelijk geloof en leven bepaalt? Niet de Schrift is daarin alles bepalend voor de antwoorden op onze vragen maar deze zijn het resultaat van een wisselwerking tussen drie min of meer gelijkwaardige polen. De Heilige Geest werkt die door het Woord maar tegelijk ook rechtstreeks in de kerk en door cultuur. Is de driehoekplaatje van Te Velde eigenlijk niet een fraaie illustratie van de derde invalshoek van Dekker in navolging van Bonhoeffer?
Echter wij hebben altijd de basis van onze overtuigingen en ons handelen principieel verwoord met 'staan op Schrift en belijdenis'. Sola Scriptura! Dat is toch wat anders en geeft toch uiteindelijk veel meer vaste grond aan ons bestaan dan bovenstaande circeldriehoek?
Prof. Te Velde verwijst in dit verband naar het laatste hoofdstuk van het boek waar Dekker 'het Evangelisch licht' wil laten schijnen. Maar is dát hoofdstuk met de daarin aanbevolen 'derde invalshoek' nu juist niet een rietstaf die de hand doorboort? Zouden we het er niet eerst eens met elkaar over moeten hebben wat de inhoud van Evangelie is voordat we in de armen van Dekker vallen? Want het Evangelie van genade en verzoening is juist in de kerken waar Dekker een exponent van is (was), tot een dode letter geworden, ja het Evangelie van de Gekruisigde werd daar luidruchtig en ongestraft veracht[6].
Natuurlijk moet je op een boekbespreking geen banvloeken rondslingeren en violen van toorn uitgieten. Maar er mag toch wel iets te merken zijn van het grote verdriet en ook verontwaardiging dat in de grote gereformeerde synodale kerkgemeenschap het evangelie van onze Here Jezus Christus zo in de grond en tot in de grond is afgebroken.
We bekommeren ons in deze dagen in allerlei missionaire activiteiten om de van God vervreemde mens. Hier en daar resulteert dat in kleine gemeenschappen van enkele tientallen leden. Tegelijk is daar een (inmiddels in de PKN opgegane) kerkgemeenschap die schuldig staat aan continue stroom van vele tienduizenden kerkverlaters per jaar. Mede omdat er een evangelie gebracht wordt waar je niet van kunt leven en ook niet bij kunt sterven.
Dat moet ten diepste onze houding t.o.v. deze kerken bepalen, lijkt me. Een diep verdriet en bewogenheid met schapen die valse herders hebben. Maar daar is niet veel van te merken in dit gedeelte van Te Veldes toespraak.
Te Velde
Inhoud van het boek
Maar nu over de inhoud van het boek van dr. Dekker. Hem komt veel dank toe voor het verzamelen en gestructureerd presenteren van zo veel materiaal. Hij zet ons daarmee aan het denken en we laten ons graag door hem uitdagen.
Ik stip vier punten aan:
- Inzichten
- ‘Revolutie’
- Methode
- Leer en geloof
1. Inzicht gevend
Het boek levert inzichten op die niet nieuw, maar wel van belang zijn. Twee punten noem ik:
- De invloed van ontwikkelingen in de actuele cultuur is groot, vooral wanneer er nauwelijks meer bolwerkgroepen bestaan. Vroeger spraken we van de cultuur ‘die ons omringt’. Nu zijn we ons ervan bewust dat die cultuur ook óns denken, doen en laten doortrekt. Dat is trouwens iets van alle tijden: geloof en kerk zijn niet boventijdelijk, maar historisch bepaald en weerspiegelen de eigen tijd en cultuur. We leven in een gemengde werkelijkheid, ook in de kerk. In een sterk verlangen naar puurheid hebben we dat wel eens vergeten.
Dit klinkt wel heel erg Bonhoeffer/Dekker/Harinck. Om het in de deftige taal te zeggen waar Harinck zich in zijn toespraak van bediende:
"Een belangrijke stelling in het godsdienstsociologisch werk van Gerard Dekker is dat kerk en religie mede bepaald worden door de culturele context waarin zij bestaan. Mede bepaald: kerk en religie gaan niet in de cultuur op en ze zijn er ook niet toe te reduceren, maar ze kunnen zich er evenmin aan onttrekken en worden er in sterkere mate door gestempeld dan in de kerken en onder gelovigen veelal wordt beseft."
Ontdaan van krullen en kronkels staat hier ongeveer hetzelfde m.i.. Harinck krijgt hier een eerste antwoord en kan voorlopig gerust zijn.
De vraag kan gesteld worden of het werkelijk waar is dat we ons nú pas bewust zijn dat "de cultuur ook ons denken, doen en laten doortrekt". Is dat niet een tikkeltje arrogant? Want hoe intensief hebben vroegere voorgangers ons niet geconfronteerd met de (afvallige) cultuur van hun dagen. Terwijl ze midden in de wereld stonden, niet met een boekje in een hoekje kropen, waren ze bezig met de vragen van de tijd te beantwoorden bij het licht van de Schrift en boden weerstand tegen ongeloof en revolutie in velerlei vormen. Verraadt Te Veldes zinnetje 'dat er nauwelijks meer 'bolwerkgroepen zijn' niet, dat er op een breed front gecapituleerd is voor 'de cultuurwereld' waardoor inderdaad haar invloed onstuitbaar bezig is de geesten te beïnvloeden? We zagen dat ook al in de toespraak van Harinck. Als je de muren slecht moet je niet verwonderd staan over het succes van aanvallende vijandelijke horden.
Te Velde
- Van huis uit hebben we altijd gelet op de verschillen met ‘de synodalen’. Dekker benadrukt de gezamenlijke herkomst van GKS en GKV uit de neocalvinistische traditie. Die wordt gekenmerkt o.a. door de wil om bewust en concreet te geloven en kerk te zijn, in rapport met de eigentijdse samenleving. Geen twee werelden dus. En verder de wil om lastige vragen op te pakken en een levensbeschouwelijke visie te ontwikkelen.
Goed om van zulke waarnemingen te leren.
Zeker, de synodalen hadden onze volle belangstelling. Dat is natuurlijk in het geheel geen wonder. Samen hadden we onder hetzelfde Woord gezeten en het Avondmaal gevierd. De scheur liep dwars door vele families en gezinnen. Het deed pijn, gaf veel verdriet, we weten het uit ervaring. Het verlangen naar een nieuwe eenheid bleef maar werd steeds meer onbereikbaar door de ontwikkelingen in de GKs.
En ook was er "de wil om bewust en concreet te geloven en kerk te zijn, in rapport met de eigentijdse samenleving". Geen twee werelden. Inderdaad, wie herinnert zich niet de brochure van J.P. de Vries van het Nederlands Dagblad getiteld Het leven is één!?
Gereformeerden leven niet in een geestelijke wereld van zondagse kerkdiensten en een doordeweekse andere wereld, als het goed is. Gods Woord is er voor zeven dagen en 24 uur. Leer en leven dienen met elkaar in overeenstemming te zijn. Vergelijk ook de bijna hartstochtelijke inspanning om al onze kinderen gereformeerd, d.w.z. Schriftuurlijk onderwijs te geven, de grote inspanning om in het politieke bedrijf de Schrift en de gereformeerde belijdenis de koers te laten bepalen.
Maar bedoelt prof. Te Velde dat ook met die 'ene wereld'? Is dat de ene wereld van Bonhoeffer waarin er geen principieel verschil meer is met de kerk? Er zijn toch in Bijbelse zin wél twee 'werelden'? De wereld van de draak en die van de vrouw? Die van Gods kerk en die van de valse kerk gesteund door wereldse machten?
Of is 'in rapport met deze tijd' die antithese geheel versleten?
Te Velde
‘Revolutie’
Opvallend is het woord ‘revolutie’ in de titel van het boek. Het lijkt me dat een socioloog in neutrale termen van een evolutie kan spreken. Hij zal het zeker niet als reformatie willen aanduiden wanneer hij de ontwikkelingen in een geloofsgemeenschap beschrijft. Maar waarom dan wel dat woord ‘revolutie’? Is het een zeker eerherstel voor de ‘synodalen’? Is het een steun in de rug voor nieuwe vrijgemaakten en voor bezwaarde groepen in de GKv? Is het een waarschuwing om op de oude paden terug te keren?
Het is een beetje flauw om socioloog Dekker het woord revolutie te ontzeggen. Het betekent immers niets anders dan ommekeer, op z'n kop zetten. Het boek De stille revolutie toonde uitvoerig aan dat daar sprake van was in de GKs. Harinck toonde met verschillende citaten aan dat die typering breed werd onderschreven. Niemand die deze "diepgaande verandering"[7] met minder wilde duiden. Waarom zou je dan kritiek hebben op 'doorgaande revolutie' als je moet constateren dat de ontwikkeling in de GKv in dezelfde richting gaat?
In de korte reactie die volgde op het referaat bagatelliseerde prof. Dekker de titel: het was toch mooi gevonden als variant op de doorgaande reformatie. Ja, zo kun je je er van af maken. Maar het boek toont nu juist aan dat de ontwikkeling van de GKv in de lijn ligt van die van de GKs. Dat maakt de titel veelzeggend.
Dekkers boek bevestigt wat de van de GKv afgescheiden gereformeerden en verontrusten nu al jaren beweren. Maar nu 'hoor je het ook eens van iemand anders'.
Deze conclusie vormt overigens geen enkele aanleiding om er triomfantelijk over te doen. Integendeel, het doet diep verdriet dat deze doorgaande revolutie moest worden geconstateerd. Hoeveel oneer voor de Koning van de kerk, kerkverlating, kerkelijke ellende en verwijdering wordt er niet door veroorzaakt! Als Te Velde enigszins ironisch lijkt te vragen of het boek met zo'n titel een waarschuwing is om op de oude paden terug te keren, dan is ons antwoord volmondig ja en en bidden we daar vurig om.
Te Velde
Hoe dan ook, ik deel de gedachte dat de vrijgemaakte kerken werk moeten maken van een goed doordachte interactie met hun context. Dat ze daar mee bezig zijn is in dit boek ook her en der te vinden. In dat bezig zijn zie je (zoals altijd) sterke en minder sterke bijdragen en ontwikkelingen. Ik heb zelf in de voorbije tien jaar op allerlei plaatsen in het land gesproken over de vraag wat de kernen zijn van de bijbels-gereformeerde overtuiging en hoe we daar vandaag persoonlijk en kerkelijk vorm aan geven. Andere collega’s doen op andere wijze hetzelfde. Daarbij schuwen we de kritiek op wat we aan onderhuidse ontwikkelingen zien niet. We honoreren dat de kerk altijd in ontwikkeling en verandering is. Maar we toetsen die beweging wel zo goed mogelijk aan de Schrift.
Evenzo wordt in de preken die ik hoor een bijbels-gereformeerde weg gewezen voor geloven en leven. In besluiten van synodes, in een nieuwe kerkorde, in besluitvorming over de kerkelijke tucht klinkt de gereformeerde overtuiging duidelijk door. En ik ken veel predikanten en kerkmensen, maar ik kom daar geen omwenteling in tegen, geen afbraak van het gereformeerde geloof zoals het woord ‘revolutie’ dat suggereert. Wel punten waarover je bezorgd kunt zijn. En die ook niet vanzelf weer goed komen. Maar ik vind het woord revolutie hier misplaatst. Een aardige parallel met het boek uit 1992, maar het klopt gewoon niet, of we moeten het begrip revolutie herijken.
Daar komt bij dat ik bij het lezen dikwijls het gevoel kreeg dat dr. Dekker uniformiteit, consolidatie en vaste waarheden als het ‘normale’ beschouwt. Komt de kwalificatie ‘revolutie’ wellicht daar vandaan?
Jammer dat prof. Te Velde hier weer in de gebruikelijke typische 'genuanceerde' ontkenning schiet van wat er in onze kerken aan de hand is. We gaan dat hier nu niet aantonen, dat is op deze site al vele malen gedaan maar vragen: wat is er mis met eenheid ("uniformiteit"), vastheid ("consolidatie") en gereformeerde belijdenis en belijndheid ("vaste waarheden")?
Te Velde
Methode
Intussen is ‘De doorgaande revolutie’ methodisch gezien en in diverse onderdelen een nog al kwetsbaar boek:
-
Beperktheid van het gebruikte materiaal: vooral jaarverslagen in kerkelijke handboeken. Opvallend dat we geen informatie krijgen over de schrijvers daarvan: W.G. de Vries, P. Schelling, J.H. Kuiper. Zij schreven kronieken en voegden er hier en daar hun commentaar aan toe, voor wat de eerste twee betreft in de geest van het blad Nader Bekeken. Dat zegt toch wel iets.
-
Bovendien zijn er de nodige beschouwingen van deskundige auteurs uit de GKV over de kerkelijke ontwikkelingen, die we in het boek van dr. Dekker missen. Er ontbreekt dus een flink stuk van het discours dat bij dit onderwerp relevant is. Beperktheid van de vraagstelling: overeenkomsten, nauwelijks verschillen => eenzijdige selectie, er blijkt mij te weinig nieuwsgierigheid naar punten waarin de hypothese mogelijk niet klopt of genuanceerd moet worden.
- De geest waarin mensen spreken en besluiten nemen, de overtuiging waarmee, de richting waarin de kerken zich bewegen komen niet in beeld. Die zijn ook niet zo maar te onderzoeken natuurlijk. Maar ik merk weinig van besef bij de auteur dat hij zich juist hierom op glad ijs begeeft. Daarin is er een fundamenteel verschil met het boek uit 1992.
In ons eerder commentaar op het onderzoek van Dekker hebben we ook tamelijk ingrijpende kritiek geleverd op het systematische en wetenschappelijke niveau van zijn werk. Maar tegelijk ook de conclusie getrokken, zoals Te Velde dat hiervoor ook deed, dat er weinig valt af te dingen op de zaken die hij waarnam en op de conclusies door hem getrokken.
Als Te Velde vragen heeft over "eenzijdigheid" en "punten waar de hypothese niet klopt of genuanceerd moet worden" had zijn betoog wel aan waarde gewonnen als er enige concretisering had plaatsgevonden. Zo blijven zijn vraagtekens wat in de lucht in hangen en is zeker de stelling "een fundamenteel verschil met het boek uit 1992" nauwelijks onderbouwd.
Te Velde
- Statistiek. Er is een onderzoek gedaan (20102011) door de TU Kampen en het Centrum voor samenlevingsvraagstukken aan de GH Zwolle m.b.t. de getalsmatige ontwikkeling van de GKV. Dat laat zien dat er een krimp gaande is op basis van enerzijds demografische ontwikkelingen, anderzijds een groter aantal vertrekkende kerkleden dan voorheen. Dr. Dekker trekt hier te gemakkelijk parallellen met de GKS. Wanneer je bv. bij vertrek uit de kerk onderscheid maakt tussen ‘naar een andere kerk’ en ‘naar geen kerk’ wordt een opvallend verschil zichtbaar. Driekwart van de ‘kerkverlaters’ in de GKV sluit zich aan bij een andere kerk. En heel dikwijls is dat een kerk uit het orthodoxe segment. Daar kan je bepaald niet de term ‘ontkerkelijking’ (blz. 39) op plakken. In de GKS zien die percentages voor de jaren 1960-2000 er heel anders uit. Zie bijlage.
Ik weet niet waar prof. Te Velde dat geruststellende percentage van 75% vrijgemaakten dat zich aansluit bij een andere vaak orthodoxe kerk, op baseert. Maar laten we eens de actuele cijfers over het ledenverloop van de GKv in ogenschouw nemen. In het Handboek 2013 vinden we de volgende statistische gegevens over de periode 1 oktober 2011 tot 30 september 2012:
Vertrokken van de GKv naar:
NGK | : 186 |
CGK | : 273 |
PKN | : 266 |
Geref. Gemeenten | : 1 |
HHK | : 15 |
Nieuwe Vrijmaking | : 26 |
RK | : 6 |
Overige kerken | : 557 |
Geen kerk | : 467 |
Onbekend | : 545 |
Totaal | : 2342 |
De categorieën 'geen kerk' en 'onbekend' tellen samen alleen al 1012 leden! Dat is, zonder te rekenen met de categorie 'overige kerken', ongeveer 43%. Wellicht heeft prof. Te Velde gelijk als hij stelt dat 'heel dikwijls' het daarbij kerken uit het 'orthodoxe segment' betreft maar ongetwijfeld niet alléén. Daar zijn ook voldoende voorbeelden van. Maar laat eens driekwart van de kerkverlaters in de categorie 'overige kerken' zich hebben aangesloten bij een of ander 'orthodox kerkgenootschap' (en daar ook is gebleven …). En nemen we aan dat het grote aantal dat naar de PKN gaat geheel bij orthodoxe gereformeerde bondskerken komt (hetgeen niet zo is). Dan al geldt in de definitie van Te Velde dat meer dan 60% als kerkverlater moet worden bestempeld. Deze broeders en zusters worden onkerkelijk of sluiten zich niet aan bij een orthodoxe kerkgemeenschap.
Zo gezien is er wél op grote schaal van kerkverlating sprake, en is er geen enkele reden voor geruststellende woorden.
Te Velde
2. Leer en geloof, belijdenis en wandel
Het geloof in de drie-enige God is het hart van het kerk zijn. In hoofdstuk 6 komen leer en belijdenis aan de orde. Dr. Dekker probeert te laten zien hoe in dit centrale terrein de GKV ook weer ‘de synodalen achterna’ gaan: er zijn z.i. opmerkelijke overeenkomsten. Nu bevat dit hoofdstuk zeker waarnemingen die verhelderend kunnen zijn. Bijvoorbeeld: let er op dat het vrijgemaakte volksdeel in hoofdzaak niet conservatief is, maar orthodox wil zijn in rapport met de cultuur. Let op de verschuiving van leer naar gevoel en die van orthodoxe leer naar christelijke ethiek. En zeker, er is meer diversiteit en pluraliteit dan in de jaren 1970-1985. Er komen bij kerkleden ook allerlei opvattingen voor waarmee we in de jaren 70 en 80 niet hoefden te rekenen.
Maar ik moet wel zeggen dat hoofdstuk 6 toch weinig overtuigingskracht heeft. Dekker kan nauwelijks theologische geschillen van belang aanvoeren die te vergelijken zouden zijn met de opvattingen van H.M. Kuitert of C.J. den Heijer. Een verwijzing naar een interview met collega George Harinck levert hier de beweerde parallellie niet. Er zouden toch minstens een paar spraakmakende theologen op hoofdlijnen getypeerd moeten zijn om deugdelijke conclusies te verkrijgen.
Het is opmerkelijk dat prof. Te Velde aan het einde van zijn toespraak toch weer de GKs in de personen van Kuitert en Den Heyer als boe-lieden ten tonele voert. Eerder, zo zagen we, boog hij zich in het stof omdat wij op deze kerken "te veel van buitenaf, vanuit een tegen-over-positie gereageerd hebben. En we hebben ons te weinig verdiept in de culturele en kerkelijke realiteit waarin de GKS hun weg moesten bepalen."
Maar nu het om de kern van de afval van de vrijgemaakte kerken gaat namelijk hoe gaan we met de Schrift om[8], nu zijn we nog lang geen Kuiterts of Den Heyers die het (gereformeerde) geloof helemaal vaarwel hebben gezegd. Zulke "spraakmakende theologen" nemen we nog steeds niet waar, en dus valt het best mee, lijkt de vrijgemaakte hoogleraar te suggereren.
Het valt Te Velde toe te stemmen dat we geen uiterst vrijzinnige figuren als Kuitert, Den Heyer, Rothuizen, Plomp in ons midden hebben. Maar deze leidslieden waren ' in den beginne' ook niet zo uitgesproken ontspoord.
Misschien is het goed om daar een voorbeeld van te geven. In 1968 schreef Kuitert in de reeks Cahiers voor de gemeente het boekje Verstaat gij wat gij leest? Daarin komt hij naar voren als een man die oprecht gereformeerd wil zijn in zijn omgang met de Bijbel. Hij schrijft:
"Er is waarschijnlijk niemand in het gereformeerd protestantisme die eraan denkt (of erger: die de bedoeling zou hebben) de belijdenis van de Heilige Schrift aan te tasten. We schrijven hier nog eens de beginregels van art. 5 der N.G.B. over: 'al deze boeken (= de Heilige Schrift) ontvangen wij voor heilig en canoniek om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen'. Aan deze belijdenis is het gereformeerd protestantisme te herkennen. We kunnen er zelfs tot onze vreugde aan toevoegen dat ook het rooms-katholicisme, waarmee vroeger juist op dit punt de grootste verschillen bestonden, meer en duidelijker dan ooit de belijdenis van de Schrift als enige bron en regel des geloofs herontdekt en doet functioneren.
Wat er zowel in de reformatorische als in de rooms-katholieke christenheid aan de gang is, zullen we - daarop komt het nu aan - niet als een beweging moeten zien die erop uit is de Schrift en haar gezag te ondergraven. Integendeel, het gaat er in deze beweging veeleer om, de Heilige Schrift te eren, haar juist tot haar recht te laten komen door haar opnieuw, en nu vandaag in de wereld van de 20e eeuw, verstaanbaar te maken voor de gemeente èn voor de wereld beide. De reuzenarbeid aan de Schrift sinds negentiende eeuw besteed (een uitdrukking van Abraham Kuyper) is een arbeid die uitdrukkelijk op het verstaan van de Schrift is gericht en wie van deze arbeid alleen maar moeite en ellende ziet of beleeft, laat zich héél zeker door de bijbel slechts de helft van al het licht en het leven aanreiken dat de Schriften met hun heilsboodschap bevatten. En omgekeerd, de mensen die er een klein beetje moeite voor over hebben om door te dringen tot allerlei nieuwe kwesties van verstaan en vertolken, zien deze moeite zó ruimschoots beloond met nieuwe moed, met onverwacht en hoogst bevrijdend - b.v. van mensenvrees bevrijdend - geloof, dat zij onmogelijk hun nieuw verstaan meer kunnen inruilen voor het oude."[9]
Is het niet geweldig? Kuitert onder de profeten die nadrukkelijk de gereformeerde belijdenis op het punt van het gezag van de Schrift verdedigen? In onze kerken horen we ook voortdurend soortgelijke uitingen bij alles wat aan bezwaren naar voren wordt gebracht. Rustig maar, bezweert men, het gaat er alleen maar om onze theologie in rapport met de tijd te brengen, of zoals Kuitert het uitdrukte, verstaanbaar maken in onze wereld.
Maar in hetzélfde boek blijkt Kuitert niet meer Genesis 1 als een betrouwbaar verslag van Gods scheppend handelen te beschouwen maar uit te gaan van "evolutie, cellen en atomen"[10]. En met vele geboden in de Schrift kun je niet uit de voeten, volgens hem. Het vierde gebod is volstrekt achterhaald: "het Sabbathsgebod (door God zelf gegeven!) houden we niet (meer)"[11]. Het uitroepteken is van hem.
Wonderen als de zon- en maanstilstand in Jozua 10?: "Hoewel het er staat, zeggen wij vandaag: iemand die wil beweren dat Jozua 10,12 en 13 ons wil meedelen dat de aarde stilstaat en de zon draait, heeft niet verstaan wat hij leest."[12]
Leg dat nou ook eens aan tegen de situatie in onze kerken. Door velen, theologen, predikanten en kerkleden wordt inmiddels de theïstische evolutietheorie aangehangen waarbij Genesis 1 als weergave van de geschiedenis van Gods scheppen is losgelaten[13]. God is nog wel de schepper maar hij zou een evolutie in gang hebben gezet waardoor na miljarden jaren via natuurlijke selectie, dood en verderf, uiteindelijk de mens, de eerste Adam, is ontstaan. Zo probeert men het begin van de Schrift te verzoenen met theorieën van de wetenschap. Dit soort ideeën wordt vrijelijk gepropageerd.
Gods geboden hebben in belangrijke mate aan gezag ingeboet. In verschillende kerken worden de Tien Geboden niet meer gelezen in de eredienst of een knutsel van eigen interpretaties voorgedragen.[14] Theologen en predikanten verkondigen dat het vierde gebod niet meer van toepassing is in onze samenleving.[15] Hetzelfde geldt t.a.v. het zevende.
De wonderen in de dalen van Gibeon en Ajalon werden cum laude wegverklaard in een dissertatie aan onze universiteit[16].
Het zijn maar een paar voorbeelden maar met vele uit te breiden[17]. Zo begon het in de zestiger jaren. Nee, de finale consequenties zoals Kuitert en consorten die hebben getrokken, zien we nog niet in onze kerken. Maar dat we op weg zijn achter deze synodale dwaalleraars aan, is onmiskenbaar.
Zo is ook de deemoedige houding van Te Velde die we eerder constateerden, beter te begrijpen. Immers die past ons als we nu dezelfde ontwikkelingen in onze kerken zien en daar nú begrip voor hebben en zelfs positief waarderen.
Te Velde
En de invloed van het evangelicale denken en acteren zou moeten zijn meegenomen om een adequaat beeld te krijgen.
Dat toont des te meer een lacune. Waar komt het werkelijke geloof van de voorgangers en van de kerkmensen in beeld? Waar zie ik de werkelijkheid van de wekelijkse kerkgang en de dagelijkse omgang met God?
En meer historisch-sociologisch bekeken geef ik een alternatieve duiding. In de verkleuring van de GKV is er veel meer sprake van de evangelicale variant van moderniteit dan van de rationele variant. Dat is ook moderniteit, maar van een andere snit. Daarin worden pure leerstukken en pure vormen minder belangrijk zonder dat men niet orthodox meer wil zijn, integendeel. Maar een hartelijk persoonlijk geloof en een werkelijk beleefd christen zijn, en dat in de praktijk van een seculiere wereld, komen voorlopig centraal te staan.
Dat is in essentie, in geest en richting een heel andere beweging.
Dat er sprake is van een evangelikalisering is onloochenbaar. En we willen ook niet de goede intenties van veel kerkleden betwisten. Maar tegelijk kost het moeite om het positieve beeld te herkennen dat Te Velde hier denkt te ontwaren. Want wat is een geloof zonder 'pure leerstukken en vormen'? Bedoelt de hoogleraar hier bijvoorbeeld een geloven zonder de belijndheid van de gereformeerde leer als verwoord in de confessies? Iets als 'niet de leer maar de Heer'? Een gemeenschap waarin we het over alles oneens zijn maar wel 'een in Jezus' zouden zijn? Een eenheid die ons wordt aangepraat in de Raad van Kerken, op een 'Nationale Synode'?
En wat stelt dat "werkelijk beleefd christen zijn" in de praktijk voor? Wordt er vandaag in de kerk niet een enorme secularisatie geconstateerd? Denk aan samenleven voor het huwelijk, overspel en echtscheiding, verzuim van kerkdiensten, geldzucht, onverbondenheid en individualisme, enzovoort[18]?
Zou het ook niet kunnen zijn dat de beide bewegingen, die van de evangelikale en de rationele variant van moderniteit, hoe verschillend ook, elkaar ergens weer raken? Namelijk omdat ze groeien op dezelfde bodem van autonomie en zelfbeschikking van de mens? Ik ben de baas over mijn leven, denken en voelen. Ik bepaal wat ik doe en denk. Zodat er geen enkele reden is hier optimistisch over te doen?
Te Velde
Daarin zijn (zoals altijd) zowel reformatie als revolutie aanwezig, zo gemengd is ons leven. We gaan nooit per definitie de goede kant op.
Het is aardig dat Te Velde hier nu zélf het woord 'revolutie' in de mond neemt nadat eerder bij Dekker te hebben afgewezen. Maar prof. Te Velde heeft gelijk, in de kerk is ook de mens geneigd tot alle kwaad, tot revolutie, dat is opstand tegen God. Tenzij hij zich door Gods Woord en zijn Geest laat leiden.
Tegelijk gaat het in Dekkers boek niet om de individuele gelovige en zijn strijd om naar alle geboden te leven maar om de koers van de kerk. En dan is de evangelikale variant van moderniteit misschien nog wel gevaarlijker dan de rationele omdat de eerste in het aantrekkelijke 'format' komt van eigenwilligheid en eigen warme vroomheid.
Te Velde
Afsluiting
Mijn afsluiting kan kort zijn.
Bepalend voor de GKV is niet of we ‘de synodalen achterna’ gaan. Evenmin of we ‘trouw blijven’ aan alles wat we in de jaren 70 en 80 dachten en leerden. Of dat we in evangelische richting alle heil zoeken.
Bepalend is – en dan sluit ik me aan bij de eerder genoemde uitdrukking van dr. Dekker – dat we het licht van het evangelie laten schijnen over alles wat we tegenkomen. En dan de Here Jezus achterna. Heel complex. Maar ook heel simpel.
Opgewekt verder dus maar!
Kampen, 1 maart 2013
Mees te Velde
Het verbaast me dat prof. Te Velde vrijwel geheel voorbij gaat aan de inhoud van het laatste hoofdstuk van Dekkers boek, Waardering, waarin Dekker probeert de GKv de weg te wijzen die ze verder moet gaan. De weg die, zoals we dat eerder hebben proberen aan te geven, een weg achter de ideeën van Bonhoeffer aan en die wellicht uitstekend passen bij de huidige koers van de kerken. Daar had Te Velde toch op z'n minst enige al dan niet kritische aandacht aan moeten geven?
Hoe kan het bijvoorbeeld dat Te Velde geen woord wijdt aan Dekkers snerpende opmerking dat de GKv nooit bij de tijd is geweest en Gods voortgang in de wereld niet heeft gezien? Dat moet je toch door de ziel snijden als medehoofdverantwoordelijke voor een heel deel van de ontwikkelingen en veranderingen in de GKv?
Zeker, het is ons geboden "om het licht van het evangelie te laten schijnen over alles wat we tegenkomen". Het licht van het Woord. Maar het probleem is dat we hopeloos verdeeld raken over de inhoud en het gezag er van. Dat is de grote moeite in de huidige gereformeerde kerken vrijgemaakt.
Opgewekt verder achter de Here Jezus aan?
Ja, maar niet op de weg van de synodalen.
Wordt vervolgd
NOTEN
[1] Met kleine tekstuele correcties.
[2] Voor degenen die eerst kennis willen nemen van de toespraak zonder te worden onderbroken door onze vragen en bedenkingen, verwijzen we naar http://www.adckampen.nl/node/63.
[3] Zie bijvoorbeeld Lied tegen het licht, J.P.C. Vreugdenhil en H. Vreugdenhil-Busstra.
[4] Zo sprak prof. Te Velde als adviseur op de synode van Harderwijk 2011: "We kunnen over deze zaak geen uitspraken doen waar we allemaal achter staan. Er moeten uitspraken komen van: 'zo doen we het met elkaar', 'wat is wijs', 'wat doen we waar en niet overal hetzelfde'. Dat is een gezonde aanpak en kerkrechtelijk juist. Anders krijgen we steeds maar weer dikke documenten en rapporten." En: "… de hamvraag: "is het geoorloofd vrouwen toe te laten tot het ambt van predikant of ouderling of diaken"? Vele boeken zijn daar over te schrijven. Elke drie jaar wel weer een boek van en een studie aan de TU. Maar die boekenkast zal niet leiden tot heldere uitspraken als die helderheid er niet in de kerkenraad en de gemeenten is." (zie Synodeverslag week 23 – Vrouw in het ambt? 1, rubriek Synodeverslagen.)
[5] Zie Vertrouwen gevraagd – In een model (6) in de rubriek TU-Kampen. Andere afleveringen van deze serie kunnen worden gevonden op www.eeninwaarheid.nl.
[6] Een voorbeeld. Prof. C.J. den Heijer publiceerde in 1997 het boek Verzoening waar hij de verzoening door voldoening loochent en veracht. Twee synoden van de GKs (1997 en 2000) bogen zich er over maar veroordeelden de hoogleraar niet.
[7] H. Berkhof: ‘De Gereformeerde Kerken zijn in nauwelijks meer dan een kwart eeuw zo diepgaand veranderd als ik in deze eeuw in de Westeuropese hervormd/gereformeerde kerken nog nergens heb gezien.’
[8] De nieuwe hermeneutiek, de manier van Schriftuitleg.
[9] Kuitert, dr. H.M., Verstaat gij wat gij leest, p11, 12.
[10] a.w. p25.
[11] a.w. p8,9.
[12] a.w. p25,26.
[13] O.a. ds. J.J.T. Doedens in Woord op schrift, prof. dr. J. Douma in Genesis.
[14] Bijvoorbeeld zondag 12/03/13 in GKv ZuidWest: "U zult de Here uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht, met alles wat in u is. Dat is het grote en eerste gebod. Er is nog een tweede, precies van hetzelfde gewicht, het is er aan gelijk, het is het gebod je naaste lief te hebben als jezelf." Zonder referentie naar de Tien Geboden en geknipt in de samenvatting van de Here Jezus.
[15] O.a. ds. W. Wierenga, Geen geboden rustdag meer? Hij verwerpt ook dat Tien Geboden nog voor de nieuwtestamentische kerk zouden gelden.
Ds. A.H. Verbree (GKv Gramsbergen) in het Nederlands Dagblad 27/04/13: "Het Oudtestamentische, absolute karakter van het vierde gebod valt na Pinksteren niet alleen de facto maar ook de jure weg, samen met het rechtens wegvallen van de theocratie als staatmodel".
[16] Dissertatie dr. K. van Bekkum, From Conquest to Coexistence.
[17] Degene die een snel overzicht wil hebben van de grote problemen die spelen in de GKv leze de 'vermaanbrief' van de FRCA, de Australische zusterkerken, rubriek Kerkverband.
[18] Dr. H.J.C.C.J. Wilschut in Afscheiding", p43: "Zoek je naar het eigenlijke front in alle problematieken en strijdpunten, dan kom je mijns inziens uit bij de verwoestende invloed van de secularisatie, waardoor de GKv geleidelijk aan het karakter van gereformeerd kerken dreigen te verliezen – als deze ontwikkeling zich voortzet. In concreto meldt zich deze secularisatie in een mensmiddelpuntig denken en handelen."