Over theologiebeoefening en de opleiding van onze predikanten
Dr. M.J. Arntzen, Bilthoven
26-03-11
In het ND van 14 maart stond een belangwekkend artikel van Dr. Koert van Bekkum waar uiteengezet wordt dat religie in deze tijd wel weer “ïn" is, maar de wetenschappelijke beoefening van de theologie (dat is toch de GODgeleerdheid) weinig begrip ontmoet. Er wordt gewezen op de situatie in plm. 1850 toen men de faculteit van de theologie maar wilde veranderen in godsdienstwetenschap. Maar dan gaat het dus niet meer om het onderzoek naar wat God van Zichzelf heeft bekend gemaakt in "natuur en Schriftuur" maar over de geloofsbeleving van de mens! Terzijde moeten we opmerken dat ook de zgn. Calvinistische wijsbegeerte (Wijsbegeerte der wetsidee) enigszins die kant opging. De theoloog moest zich namelijk bezinnen op de geloofsfunctie van de mens, zij het dat die zich dan wel richt op het transcendente (op wat de geschapen wereld te boven gaat).
Van Bekkum belicht in zijn essay de moeiten en spanningen die zich vooral voordeden bij de afgescheiden gereformeerden. Zij wilden een wetenschappelijke opleiding voor hun predikanten. Immers die moeten toch hun gemeenten bevestigen en sterken in hun geloof? Dan kun je niet terecht bij openbare universiteiten die zich niet binden aan de Heilige Schrift en het gereformeerd belijden. Zo is in 1854 de Theologische School te Kampen gesticht, later Theologische Hogeschool genoemd en nog weer later Theologische Universiteit.
Dr. van Bekkum wijst ook op de christelijke gereformeerde Theologische Universiteit in Apeldoorn, die ook uit de afscheiding van 1834 is voortgekomen. In zijn artikel blijft m.i. wel teveel buiten beeld de stichting van de Vrije Universiteit in 1880 te Amsterdam met een eigen gereformeerde theologische faculteit. Het ging daarbij toch óók om een alternatief te vinden voor jongemannen, van gereformeerd belijden, die anders aan een niet-orthodoxe, of zelfs vrijzinnige universiteit zouden moeten studeren. Dr. A. Kuyper heeft, evenals dr. H. Bavinck, zijn theologische opleiding in Leiden ontvangen, en is een tijd onder de bekoring van de liberale theologie daar geweest. Hij erkende op latere leeftijd dat hij zich schaamde te hebben geapplaudiseerd toen prof. Rauwenhoff had betuigd dat de leer van Christus' lichamelijke opstanding voor de moderne wetenschap niet kan bestaan.
Het betoog van Van Bekkum gaat er vooral over hoe we in deze tijd nog gereformeerde theologie kunnen bedrijven. Hij doet daarbij verschillende suggesties en noemt ook bezwaren daarbij. We moeten eerlijk zeggen, dat ook bij de suggesties van Van Bekkum de nodige vragen zijn te stellen. Zijn die suggesties wel 24-karaat gereformeerd? Dat het wel echt om GODgeleerdheid? We zullen zien.
Iets uit de geschiedenis
Van Bekkum herinnert er aan dat de synode van de Gereformeerde kerken in 1902 besloot dat de opleiding van predikanten voortaan aan de theologische faculteit in Amsterdam zou plaatshebben. Toch bleef de hogeschool in Kampen bestaan. Niet wordt vermeld, dat dezelfde synode in 1902 besloot met het oog op de vrede en de eenheid in de kerken het besluit om de opleiding naar Amsterdam te verplaatsen, niet uit te voeren want dat zou tot een scheuring hebben geleid. De afgescheidenen hechtten namelijk teveel aan hun eigen school, en stonden vaak wantrouwend tegen Kuyper en zijn V.U.. Zij hadden ook grote moeite met zijn verbondsleer en zijn opvatting over een veronderstelde wedergeboorte, ook tegenover zijn genadeleer (de algemene genade en een meer wereldse levensstijl). Van Bekkum duidt dit ook in het kort aan.
Kampen en Apeldoorn samen?
Dr. Van Bekkum vindt in de gegeven omstandigheden dat we als gereformeerde belijders zoveel mogelijk moeten samenwerken bij de (wetenschappelijke) opleiding van onze a.s. predikanten. Daarvoor zou de vrijgemaakt gereformeerde universiteit te Kampen nauwer moeten samenwerken met de christelijke gereformeerde opleiding in Apeldoorn. Ideaal zou zijn een fusie, al ziet hij (terecht) nog allerlei hobbels voor het zover zou kunnen zijn.
Als zo'n voorstel een kwart eeuw geleden zou zijn gedaan, hadden we er hartelijk mee kunnen instemmen. We konden immers hartelijk instemmen met de opvattingen van de proff. J.van Genderen, W. van t Spijker en W.H. Velema. In Kampen hadden we de hoogleraren Van Bruggen, Douma, J. Kamphuis, bekend om hun degelijke gereformeerde opvattingen. Maar hoe is alles sindsdien veranderd! De opvattingen van Van Bekkum zelf over het Schriftgezag, vooral als het gaat over de tijd van Jozua, zijn sterk omstreden. We hoeven dat niet verder aan te tonen. Er is, ook in de stukken van eeninwaarheid, het nodige over gezegd. We noemen ook de namen van prof. S. Paas en prof. De Bruijne. We hebben zorgen over hun gedachten m.b.t. het absolute gezag van de Heilige Schrift. Ernstige bezwaren zijn daartegen ingebracht, die van groot gewicht zijn. Hun publicaties zijn ook herhaaldelijk met goede argumenten bestreden.
Helaas moeten we constateren, dat de opleiding in het huidige Kampen niet betrouwbaar is. In Apeldoorn is dat beter, al zijn ook daar zorgelijke ontwikkelingen.
Dr. Van Bekkum merkt terecht op, dat de uiterste rechtervleugel in de christelijke gereformeerde kerken ernstige bezwaren heeft tegen nauwere samenwerking met de vrijgemaakte opleiding in Kampen. Zeker ook om de nieuwe ontwikkelingen en meer in het algemeen, omdat in de vrijgemaakte traditie en preekmethode - het ‘onderscheidend’ preken het waarschuwen van ongelovigen en schijngelovigen - tekort komt. Dat was altijd al een verschil tussen christelijke gereformeerden en ons, en dat is door de laatste ontwikkelingen er zeker niet beter op geworden. Wellicht zouden verontruste vrijgemaakten het moeten zoeken bij hoogleraren van de Gereformeerde Bond in de PKN of, liever nog, bij de Hersteld Hervormden, die hun predikantenopleiding hebben aan de V.U. in Amsterdam.
Het kan wonderlijk gaan in de geschiedenis. Aan die V.U. heeft ook de bekende H.M. Kuitert jarenlang gedoceerd…
Waar gaat het over in de theologie?
In het begin van onze bijdrage spraken we al over het object, wil men, het veld van onderzoek van de theologische wetenschap. Het gaat dan over God zelf, de Eeuwige, de Ongeziene, Almachtige, die een ontoegankelijk licht bewoont. Kunnen wij, nietige, sterfelijke mensen onze God die onmetelijk ver boven ons verheven is, maken tot een voorwerp van ons onderzoek?
Ja, dat mogen we in alle ootmoed en in onderworpenheid aan de Schriften als onze taak zien. Máár daarbij gaat het dus niet om een God die wij uitdenken, maar zoals Hij zich aan ons heeft geopenbaard. Het gaat dus niet over God zoals Hij in Zichzelf is. Want Hij is nog zoveel groter en machtiger, heerlijker dan wat wij van Hem weten uit de werken zijner handen en uit de Schriften. Toch kunnen we Hem leren kennen uit wat Hijzelf daarover aan ons heeft willen openbaren. Zo weten bijvoorbeeld dat Hij een verterend vuur is, en de zonden straft. Maar ook in zijn zeer grote liefde zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, zodat we voor eeuwig behouden kunnen worden. Dat betuigt de Heilige Geest in de Schriften en Die eigent ons deze zaken toe als we het gelovig, in diepe ootmoed aanvaarden. Aanvaarden als mensen die naar Gods beeld geschapen zijn, dat is op God aangelegd. Daarin zijn we uniek: het geldt van geen enkel ander schepsel, hoe hoog ook ontwikkeld.
Onze God is Soeverein, heerst over alles. Soeverein in zijn verkiezing en barmhartigheid. Over deze God gaat het in de theologie. M.i. valt er helaas een tendens waar te nemen dat dit teveel wordt verwaarloosd. Het is ook niet naar de mens en onze voorkeuren. Het is wel voor de mens.
Natuurlijk krijgt de mens wel aandacht in de theologie, maar als de ontvangende, de luisterende, of als de afkerige. En ook als de zoekende, die vindt en als de biddende die ontvangt.
Echter, gaat het in ons huidige theologie beoefenen niet al te veel over wat wij mensen met onze bedorven smaak, goed en passend vinden voor deze tijd?
Dat zijn enkele vragen, die ik wil stellen.
Overheidssteun onvermijdelijk?
Het opschrift van het betoog van Dr. Van Bekkum luidt: ‘De minister als hefboom in de theologie’. De auteur wil aantonen dat een nauwe samenwerking van het vrijgemaakte Kampen en het christelijke gereformeerde Apeldoorn wel zal móeten, ook al hebben de behoudende christelijke gereformeerden nog zulke ernstige bezwaren. We zijn immers afhankelijk van overheidssteun? En de minister zou dus wel eens als voorwaarde voor die financiële steun nauwere samenwerking of fusie kunnen eisen. En dan houdt het op, vindt Van Bekkum.
Ons bevreemdt dit betoog. Tientallen jaren heeft de Theologische Hogeschool vroeger haar werk gedaan zonder enige steun van de overheid. En zo was het in feite ook bij de theologische faculteit van de Vrije Universiteit. Ik zou willen stellen: Liever in het geheel geen gereformeerde theologie bedrijven dan moeten zwichten voor de eisen van een zogenaamde neutrale overheid waarbij het gezag van de Heilige Schrift in ernstige mate wordt geschonden en er afgeweken moet worden van ons gereformeerd belijden. Waarom zoeken wij niet liever meer steun bij de rechtervleugel van de Gereformeerde Bond en bij de Hersteld Hervormden?
We beleven zorgelijke tijden. En er heerst een geest van onverschilligheid, ongeïnteresseerdheid. Velen denken dat het allemaal maar om spitsvondigheden gaat en dat we maar lastige dwarskijkers zijn. Maar er staan ernstige zaken op het spel.
De Here ontferme zich over al die kerken die de naam gereformeerd willen dragen.