Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Een derde weg of een uitweg?

 

A. Velthuis
02-11-13

 

Ingezonden

 

Een uitweg

 

In het artikel “Een derde weg” tekent de verontruste broeder Kuijper (GKV) de moeiten uit tussen DGK en de GKN. Het zouden volgens hem de schorsingen en afzettingen zijn die een onoverkomelijk struikelblok tussen beide kerken zijn. Omdat ze in de naam van de Here uitgesproken zijn voelen de GKN zich gekrenkt en verlangen zij dat deze worden teruggenomen. Ook DGK voelt zich beschadigd en verlangt schulderkentenis van anderen voordat de vonnissen opgeheven kunnen worden. “Twee wegen die elkaar uitsluiten en een gevoel van machteloosheid oproepen.” Vervolgens vraagt broeder Kuijper zich af of er ook een derde weg is. Dit zou dan inhouden DGK en de GKN gezamenlijke een gebedsbijeenkomst houden om hun verdriet en onmacht aan de Here voor te leggen en Hem om uitkomst te smeken. Beiden kunnen elkaar tenslotte weer de broederhand geven waarmee de vonnissen uit het verleden nog niet zijn opgeheven maar wel zijn neergelegd voor de troon in Wiens naam ze zijn uitgesproken. Daarmee zou het struikelblok op weg naar een herenigde kerk weggenomen zijn. Hiervoor verwijst Kuijper naar de situatie in de afgescheiden kerken na 1834 die ook door onderlinge twisten verdeeld waren geraakt maar elkaar weer zochten in het gebed en gezamenlijk hun schuld en onmacht beleden. Tot zover mijn samenvatting van wat ik zie als de belangrijkste elementen uit het artikel van br. Kuijper.

 

Eigenlijk wijst broeder Kuijpers niet een derde weg aan maar wijst hij op een mogelijke uitweg die DGK en de GKN gezamenlijk kunnen gaan. Ik ben blij met deze aanzet en bijdrage van ‘buitenaf’. In zijn artikel proef ik de moeite van verontruste broeders en zusters in de GKV die zich wel zouden willen vrijmaken maar zich geremd voelen door de onderlinge verdeeldheid onder de “nieuw-vrijgemaakten”. Een moeite die ik heel goed begrijp maar waarvan ik ook geloof dat ze geen legitieme reden zijn om dan maar te blijven. Maar daarmee is niet alles gezegd. Wij (ik spreek hier als nieuw-vrijgemaakte) hebben ons erop te beproeven of wij geen drempels hebben opgeworpen door onze onderlinge verdeeldheid en zo anderen te remmen in hun vrijmoedigheid om zich ook vrij te maken.

 

Mijn inziens is de aanzet die broeder Kuijper gedaan heeft de moeite waard om te overwegen. Ligt in zijn oproep inderdaad een schriftuurlijke uitweg om uit de moeiten te komen? Kuijper wijst op de situatie in de afgescheiden kerken na 1834. Kan die geschiedenis, waar het uiteindelijk na 20 jaar weer kwam tot (gedeeltelijke) hereniging ons iets leren voor vandaag? Ik meen dat die geschiedenis ons inderdaad iets te zeggen heeft mits er bij ons de schriftuurlijke wil is om er werkelijk samen uit te komen. In het verleden hebben zowel voorgangers van de GKN als DGK al uitgesproken te willen werken aan (herstel van) eenheid. Medio september werd dit nog eens herhaald door ds. S. de Marie van DGK Zwolle in het Reformatorisch Dagblad. Hoopvolle signalen, maar hoe kan dit vruchtbaar worden nu het erop lijkt dat het muurvast zit tussen beide verbanden? Neemt een gezamenlijke gebedsbijeenkomst inderdaad het struikelblok weg op weg naar een herenigde kerk?

 

Vereniging DGK met GK Dalfsen

 

Dat het inderdaad mogelijk is elkaar (weer) te vinden hebben we gezien in de vereniging van DGK en de gemeente te Dalfsen (ds. E. Heres). Menselijkerwijs gesproken zat het muurvast tussen beide kerken. Allerlei moeiten kwamen bovendrijven en wat zijn er veel gesprekken geweest. Maar bovenal wat is er veel gebeden in beide kerken, tijdens de gezamenlijke besprekingen en in persoonlijk gebed. Wat heb ik de wil bij beide kerken geproefd om er uit te komen. Maar bovenal om in alles recht te doen aan Schrift en belijdenis. Maar juist toen de samensprekingen gestrand leken gebeurde daar het wonder waar (wellicht) weinigen nog in geloofden. In januari 2013 kwam het toch tot volledige vereniging van beide kerken. Niet mensen maar Christus bracht beide kerken tot elkaar. Deze geschiedenis laat zien dat het inderdaad mogelijk is verdeeldheid opgeheven kan worden.
Maar niet zomaar.

 

Schuld

 

Maar zou dit ook mogelijk zijn tussen de GKN en DGK? Die situatie verschilt namelijk met die van Dalfsen en DGK. De GKN worden immers (deels) gevormd door gemeenten die zich hebben afgescheiden van DGK. In twee gemeenten hebben (geschorste) ambtsdragers leden weggeroepen onder de kerkenraad vandaan. Beiden zeggen te handelen in naam van Christus en verwijten elkaar schuld. Kunnen we dat zomaar opheffen? Ik geloof dit niet. Waar kerkelijke schuld is zal deze beleden moeten worden. Het negeren van de feiten zou minachting inhouden van het ambtelijk werk. Terecht stelde broeder Kuijper immers dat schorsingen in de naam van de Here worden uitgesproken. En ambtsdragers die na hun schorsing de gemeente wegriepen kunnen dat alleen gedaan hebben in de overtuiging dat de ze Here daarmee gediend hebben. Inderdaad twee wegen die elkaar uitsluiten zoals Kuijper al schreef. En daarom geloof ik dat er een uitweg bewandeld dient te worden welke recht doet aan de Schrift. En dat is het erkennen en belijden van schuld aan elkaar. Is dat altijd eenzijdig? Dat hoeft niet, er kan zelfs sprake zijn van een gezamenlijke schuld. Alleen in die weg mogen we de zegen van de Here verwachten zoals de spreukendichter ons heeft voorgehouden:

“Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen.” (Spreuken 28:13, HSV)

 

Maar hoe?

 

Hoe kan hieraan vorm gegeven worden? Als dit de enige weg is dan lukt het toch nooit elkaar te vinden? Ja, ik geloof dat het inderdaad een onmogelijke weg is als we de focus leggen op de schorsingen. Dat zal inderdaad niet vruchtbaar zijn. En ik geloof ook dat we daar juist niet moeten beginnen. Het allereerste begin ligt in verootmoediging en gebed. Het beproeven van onszelf of we inderdaad bereid zijn ons te willen onderwerpen aan het gezag van Schrift en belijdenis. Of we inderdaad onze persoonlijke (gekrenkte!) gevoelens onderschikt willen maken aan de dienst aan de Here. Of we ook van harte geloven en erop vertrouwen dat de ander zich ook wil laten leiden door Schrift en belijdenis. Of er inderdaad voldoende liefde in ons hart ligt elkaar de broederhand te reiken en elkaar schuld te belijden en te vergeven als dat nodig is. Of we de ander ook uitnemender achten dan onszelf.

Beginnen we dan eerst te kijken of de ander dat allemaal heeft óf beginnen wij bij onszelf? En zou dit in gezamenlijk gebed kunnen? Ik denk dat alleen al het samen bidden heilzaam zou werken. (Of dit dan in breed of smal verband moet laat ik hier nu in het midden.)

 

En waar moeten de gesprekken dan wel over gaan? Het is belangrijk dat we elkaar herkennen als broeders en zusters met een gemeenschappelijk verleden die willen staan op dezelfde basis. Beiden willen bouwen op het fundament van Schrift en belijdenis en zullen geen ‘water bij de wijn’ doen om de felbegeerde eenheid te krijgen. Dit is moeilijk maar vooral ook een loffelijk streven. We willen wel één zijn maar alleen in waarheid. Daarom ontkomen we er niet aan te spreken over de zaken die scheiding brachten. Maar laat het dan vooral gaan om de verschillende overtuigingen die achter die zaken liggen. Dan zal blijken of de verschillen inderdaad onoverbrugbaar zijn of dat ze misschien ergens anders hun ontstaan hebben.

 

Persoonlijk vraag ik mij af of de verschillen echt zo groot zijn als soms wordt gesuggereerd. Zijn het wel echte of zijn het slechts vermeende verschillen? En hebben we telkens voldoende getoetst of we de opvatting van de ander wel goed begrepen en geïnterpreteerd hebben? Ik heb met regelmaat gehoord of gelezen dat de één vindt dat de ander standpunten bestrijdt welke niet de zijne zijn. En als er dan toch verschillen boven tafel komen dan is het de vraag of deze berusten op particuliere uitspraken of dat ze geformaliseerd zijn in kerkelijke uitspraken. Een niet onbelangrijk verschil! En stel dat we elkaar inderdaad weer vinden dan geloof ik dat de schorsingen niet meer langer de grond voor scheiding kunnen te zijn. Want als we het eens worden over de zaken welke deze schorsingen inleidden dan zal ook duidelijkheid komen over het wel/niet bestaan van de rechtsgrond van deze tuchtmaatregelen.

 

Langs welke weg?

 

Persoonlijke contacten tussen leden en dominees uit de verschillende kerkverbanden kunnen een bijdrage leveren aan de taak die voor ons ligt. Maar verder zou ik ervoor pleiten dat met name de kerken zelf het initiatief nemen, zoals her en der ook wel is gebeurd. Het opzetten van publieke bijeenkomsten buiten de kerken zelf om kan een ongezonde druk zetten op de kerkelijke vergaderingen. Daarom zou ik er voor willen pleiten dat particuliere initiatieven en persoonlijke contacten er vooral op gericht zijn om te bekijken of dit door de plaatselijke kerkenraden verder ontwikkeld kan worden. Deze kerkenraden kunnen dan vervolgens beslissen langs welke (kerkelijke) weg zij kunnen bouwen aan (herstel van) eenheid.

 

Hulp?

 

Kunnen we dit alleen of hebben we daar hulp bij nodig van bijvoorbeeld verontrusten in de GKV of zelfs buitenlandse kerken zoals Kuijper voorstelt? Dit lijkt me een belangrijke vraag om samen verder over  na te denken. Maar voor nu zou ik willen zeggen tegen alle oprecht verontruste broeders en zusters in de GKV waarnaar mijn hart uitgaat: “Kom over en help ons!”. Niet dat het beslechten van verschillen een doel op zich is maar omdat ik van harte geloof dat Christus oproept tot (kerk)reformatie. En als wij Hem als Koning van de kerk volgen dan zal Hij ons ook wel taken en verantwoordingen geven in het werk wat wacht. Ieder naar eigen mogelijkheden en gaven.

 

Vertrouwen!

 

Broeder Kuijper haalde de geschiedenis van na 1834 aan als voorbeeld hoe het nú ook zou kunnen. Ik geloof dat we daar inderdaad veel aan kunnen hebben. In dit verband wil ik ook wijzen naar hetgeen dr. H. Bouwman in 1914 over de ernstige moeiten in de afgescheiden kerken verhaalde:

 

“Het was de trouw Gods, die de bewustheid wekte, dat men, trots alle verschil in bijzaken, elkander nodig had. Jaren had men naast elkander gestaan. Wantrouwen had de harten van elkander vervreemd. Kleine verschillen waren tot betekenisvolle beginselen opgedreven, en de breuk was zo groot geworden, dat broeders elkander een tijd lang niet meer ontmoetten. Maar de eenheid in Christus, de overtuiging van eenheid in belijdenis trok te sterk dan dat men bij den voortduur gescheiden van elkander kon leven Men zocht en vond elkaar op de synode te Zwolle, 1854.”

 

Zouden we hier iets mee kunnen? Heeft ook in de recente geschiedenis onderling wantrouwen ons uit elkaar gedreven?  Ik zou hier geen beschuldigende vinger willen opheffen maar vind het op zijn minst waard dat we daar onze harten op beproeven. Wat zal ons drijven? Wantrouwen of het besef dat we elkaar nodig hebben? Trekt bij ons de broederband en de eenheid in onze belijdenis? En hebben we de moed elkaar de broederhand te reiken over al onze (persoonlijke) pijn en moeiten heen? Zeker dit zal moeilijk zijn maar daarom stem ik ook in met waarmee broeder Kuijper zijn artikel beëindigd.

 

“Zou bij Hem iets te wonderlijk zijn?”